Besluit van de raad van de gemeente Den Helder houdende regels omtrent het beleidskader voor archeologie

Geldend van 18-04-2019 t/m heden

Intitulé

Besluit van de raad van de gemeente Den Helder houdende regels omtrent het beleidskader voor archeologie

De raad van de gemeente Den Helder;

gelezen het raadsvoorstel nummer RVO19.0023 van het college van burgemeester en wethouders van Den Helder van 8 april 2019;

kennis genomen hebbende van de voorbereidende commissievergadering Stadsontwikkeling en -beheer op 25 maart 2019;

besluit:

Het beleidskader Archeologie 2017 Gemeente Den Helder, als onderdeel van het beleidskader ‘Cultureelerfgoed; oog voor het verleden, visie op de toekomst’, vast te stellen.

Aldus besloten in de raadsvergadering van 8 april 2019.

voorzitter

Koen Schuiling

griffier

mr. drs. M. Huisman

Beleidskader Archeologie 2017

Gemeente Den Helder

Actualisatie archeologiebeleid 2003

Colofon

NMF Erfgoedadviesrapport 03

Dit is een rapport van NMF Erfgoedadvies

Linda Verniers1

In opdracht van: Gemeente Den Helder

Heeft u vragen over archeologie, neemt u dan gerust contact op met de afdeling Ruimte en Economie van de gemeente Den Helder, 14 0223.

De meeste gemeentelijke documenten waarnaar verwezen wordt in dit beleidskader staan op de website www.denhelder.nl. [luchtfoto van Den Helder –aangeleverd door gemeente Den Helder]

© Nationaal Museum Fonds Erfgoedadvies, 2018

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. Het Nationaal Museum Fonds Erfgoedadvies aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

Foto’s en tekeningen: NMF Erfgoedadvies, tenzij anders vermeld

ISSN 2589-1057

NMF Erfgoedadvies Westerplein 4a 1901 NA Castricum

T: 0251-674666

info@nmferfgoedadvies.nl www.nmferfgoedadvies.nl

1. Inleiding: naar vernieuwd archeologiebeleid

1.1. Inleiding

De gemeente Den Helder past het gehele cultuurhistorische beleid aan, aan de huidige inzichten en ambities van de gemeente. Voorliggende nota betreft de actualisatie van het archeologiebeleid uit 2003. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling geweest in dit rapport de uitgebreide beschrijving van de in 2003 uitgevoerde bureaustudie door Hollandia opnieuw te behandelen. Hier worden slechts de correcties en aanvullingen op die studie gegeven, in het kader van de actualisatie. In die zin moet dit rapport beschouwd worden als een kop óp deze eerdere studie.

Bij de actualisatie wil de gemeente Den Helder een waarden- en verwachtingskaart aan het instrumentarium toevoegen. Zo kan de gemeente inzichtelijk maken op welke archeologische verwachtingen en waarden het archeologiebeleid is gebaseerd, waarmee dit ook toetsbaar is. Daarmee wordt beter inzichtelijk gemaakt wat de basis is voor de beleidskaart.

Door nieuwe inzichten gebaseerd op recent uitgevoerd archeologisch onderzoek, wetenschappelijk onderzoek, nieuwe thema’s binnen de archeologie en een veranderende wetgeving, was het moment daar voor een geactualiseerd archeologiebeleid bij de gemeente Den Helder. Met de huidige beleidsnota heeft de gemeente zich verzekerd van een deskundig en actueel archeologiebeleid voor de komende jaren.

1.2. Cultuurhistoriebeleid uit 2003

Tot oktober 2017 was het archeologiebeleid vastgelegd in de Beleidsnota Cultuurhistorische Waarden Den Helder2 uit 2003. In die integrale nota verwoordt de gemeente haar beleid op het gebied van monumenten, archeologie en historische geografie (het cultuurlandschap). Het onderdeel archeologie kwam voort uit de Gemeentelijke nota Archeologie in Den Helder uit juli 2003.

Beide nota’s bevatten een archeologische beleidskaart. Op die kaart stonden zowel de bekende archeologische waarden binnen de gemeentegrenzen als het daaraan gekoppelde beleid. Een archeologische verwachtingskaart ontbrak echter.

De nieuwe nota Cultureel Erfgoed, ‘Oog voor het verleden, visie op de toekomst’, is vastgesteld op 23 oktober 2017. Onderhavig beleidskader Archeologie maakt hier onderdeel van uit.

1.3. Nieuw beleid 2017

Sinds de vaststelling van de Beleidsnota Cultuurhistorische Waarden Den Helder en de bijbehorende beleidskaart in 2003 is door de gemeente het archeologiebeleid uitgevoerd via bestemmingsplannen en vergunningstrajecten. De oude nota kende alleen een gecombineerde archeologische waarden- en beleidskaart die één op één gebruikt kan worden als basis voor bestemmingsplanregels. Op die kaart is zichtbaar welke archeologiegebieden welk archeologieregime hebben. Zo kan bij een vergunningaanvraag bekeken worden of voorafgaand aan de realisatie rekening moet worden gehouden met archeologie. Dit heeft geleid tot een groot aantal archeologische onderzoeken en nieuwe inzichten.

De nieuwe inzichten hebben ook betrekking op het landschap (paleogeografie). Daarnaast wordt, ook vanuit het Rijk, een groter belang gehecht aan de militaire archeologie en de archeologie van waterbodems. Deze onderwerpen zijn dan ook toegevoegd in het nieuwe archeologiebeleid.

Bovendien is gebleken dat er discrepantie bestaat tussen de verschillende cultuurhistorische kaarten (de Beleidskaart van de gemeente en de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie (de zogenaamde ‘kaart DHD-arch’), waardoor de begrenzingen van enkele archeologiegebieden ter discussie staan. Deze discrepantie is bij de nieuwe beleidskaart opgelost, door recente archeologische onderzoeken te gebruiken en naar de historische bronnen en huidige topografie te kijken.

Bij de totstandkoming van de geactualiseerde beleidsnota heeft NMF Erfgoedadvies overleg gevoerd met de ambtenaren van de gemeente Den Helder, afdeling Ruimte en Economie. Hierdoor heeft de gemeente zich ervan verzekerd dat de studie volgens de gestelde kwaliteitseisen is uitgevoerd. Ter beoordeling van de gebruikte informatie, de aangepaste methodiek, en de concepten van de tekst en de fysieke kaartbijlagen heeft een consultatiemoment plaatsgevonden bij de genoemde afdeling.

Nieuwe wetgeving

Ook in de wetgeving is een en ander gewijzigd. Per 1 juli 2016 is de nieuwe Erfgoedwet van kracht geworden. Hierin is onder andere meer aandacht voor waterbodem-gerelateerde archeologie. Ook is voor archeologische bedrijven de opgravingsvergunning vervallen en vervangen door certificering van zowel de bedrijven als de archeologen.

Over een aantal jaar wordt de Omgevingswet van kracht. Deze wet bundelt wetten en regelingen over ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water, waar archeologie ook onder valt. De invoering van de Omgevingswet is beoogd voor 1 januari 2021. In deze wet is de archeologie opgenomen in de fysieke leefomgeving: de vergunningverlening en de integratie in de planvorming.3

In de omgevingsvisie dient de gemeente aan te geven hoe zij met haar cultureel erfgoed om gaat en welke cultuurhistorische waarden belangrijk zijn. De cultuurhistorische waarden die zijn omschreven in deze beleidsnota zijn hiermee gewaarborgd.

Op basis van de omgevingsvisie wordt vervolgens een omgevingsplan en/of omgevingsprogramma opgesteld. Hierbij moet rekening gehouden worden met het behoud van cultureel erfgoed met inbegrip van bekende en aantoonbaar verwachte archeologische waarden.

Het is de vraag in hoeverre er veranderingen zullen zijn binnen het archeologiebeleid.4 Het vrijstellingssysteem met de diepte- en oppervlaktegrenzen blijft bestaan. Wel wordt in één van de ‘algemene maatregelen van bestuur’ (AMvB) die zijn vastgesteld door de Kamers, geschreven dat beter moet worden onderbouwd waarom in een bepaald gebied een archeologische verwachting geldt. Met de actualisatie van het archeologiebeleid van de gemeente Den Helder en de toevoeging van de waarden- en verwachtingskaart, voldoet de gemeente ook hier aan.

Maritieme archeologie

Voor rijkswateren gelden wettelijke regels. Deze zijn ook voor de gemeente Den Helder van toepassing, vanwege de maritieme archeologische waarden in de Noord- en Waddenzee.

De beleidsregels bij ontgrondingen in rijkswateren gelden vanaf 1 oktober 2010. In artikel 2 van deze beleidsregels is opgenomen dat in de Noordzee, Waddenzee en rivieren, kanalen en havens geen vergunning voor ontgronding wordt verleend binnen 100m afstand van een ‘wettelijk beschermd monument van archeologische vondsten, locaties met melding van archeologische vondsten en wrakken’.5 Samenvattend betekent dit dat wanneer een archeologisch object bekend is, hier 100m afstand van gehouden moet worden.

Geraadpleegde bronnen

Archeologische vindplaatsen zijn vaak onzichtbaar, maar door wetenschappelijk onderzoek en veldonderzoek weten we waar de kans groot is dat er archeologische resten in de grond liggen. Met behulp van verschillende bronnen, zoals historische kaarten, bodemkaarten en de resultaten van archeologisch onderzoek in de omgeving of op vergelijkbare plaatsen. Het landelijke Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS) is een belangrijk hulpmiddel hierbij en is het uitgangspunt voor een archeologische verwachtingskaart. Het bevat onder meer een waarnemingenlijst, met alle uitgevoerde archeologische onderzoeken (zie bijlage 2). Waarnemingen zijn vondsten en sporen (meestal grondverkleuringen of structuren) die gemeld zijn door individuen, amateurarcheologen en archeologen/archeologische bedrijven. Ook is intensief contact geweest met de Helderse Historische vereniging.

De beleidsnota uit 2003 vormde de basis voor de huidige, geactualiseerde archeologienota. Het hoofdstuk ‘archeologisch beleid per gebied’6 is integraal als bijlage 6 toegevoegd aan de huidige nota. Aanpassingen hierop staan vermeld in hoofdstuk 2.4.1 en bijlage 3.

De verwachtingskaart kwam tot stand volgens de methodiek van geïnventariseerde archeologische, landschappelijke en historische gegevens, aangevuld met lokale kennis van de Helderse Historische Vereniging en de Stichting Stelling Den Helder. Op basis hiervan werd een archeologische waarde of verwachting toegeschreven aan de diverse landschappelijke eenheden, kernen en locaties binnen de gemeente. Voor de volledigheid komen op deze kaart ook de gebieden die door rijk en provincie als waardevol (AMK-terreinen) zijn aangeduid.

Voor de waarden- en verwachtingskaart zijn de volgende bestanden gebruikt:

  • Archeologische MonumentenKaart (AMK), GIS bestand

    Let op: sinds 2014 wordt de Archeologische Monumentenkaart niet meer bijgehouden door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De huidige AMK kan dan ook beschouwd worden als een statisch bestand.

  • ARCHIS 3 onderzoeksmeldingen

  • 121010_basiskaart gemeente den helder met POD's, jpg bestand*7

  • 121010_basiskaart gemeente den helder met regelbauten met nrs, jpg bestand*8

  • Beleidskaart: Locaties met archeologische waarden in de gemeente Den Helder, Hollandia, jpg bestand*

  • archeologie beleidsnota cultuurhistorische waarden.dwg geleverd door de gemeente

  • 13 NH nu op 1350.jpg*

1.4. Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk, volgen in hoofdstuk 2 de nieuwe inzichten in de Helderse archeologie. De volgende onderwerpen worden hier besproken: landschapsontwikkeling, kenniswinst uit archeologisch onderzoek, waterbodems en militair erfgoed. In hoofdstuk 3 wordt het geactualiseerde archeologiebeleid behandeld: de actualisatie van de archeologische verwachtings- en waardenzones en de uitgangspunten en onderbouwing van het archeologiebeleid.

In de bijlagen zijn de geactualiseerde kaartbijlagen (archeologische waarden- en verwachtingskaart 2017 in bijlage 1a, de archeologische beleidskaart 2017 in bijlage 1b) en enkele tabellen met informatie omtrent archeologische onderzoeken en vindplaatsen opgenomen. De kaarten (schaal 1:10.000) en bijbehorende informatie en databases kunnen worden ingepast in het gemeentelijke GIS-systeem.

Tabel 1.1. Archeologische tijdsbalk

Periode

Datering

Nieuwe Tijd

1500 – heden

Late Middeleeuwen

1050 – 1500 na Chr.

Vroege Middeleeuwen

450 – 1050 na Chr.

Romeinse Tijd

12 voor Chr. – 450 na Chr.

IJzertijd

800 – 12 voor Chr.

Bronstijd

2000 – 800 voor Chr.

Neolithicum

5300 – 2000 voor Chr.

Mesolithicum

8800 – 4900 voor Chr.

Paleolithicum

300000 – 8800 voor Chr.

2. Nieuwe inzichten in de Helderse archeologie

2.1. De archeologiegebieden binnen de gemeente

Zoals in hoofdstuk 1 aangegeven, vormt de huidige beleidsnota een aanvulling op en actualisatie van de bestaande beleidsnota. De archeologiegebieden die in 2003 zijn opgesteld, blijven gehandhaafd en zijn waar nodig uitgebreid (zie bijlage 3 en 6). Ter verduidelijking wordt hier de indeling vermeld:

DH1 Historische kern Huisduinen

DH2 Historisch kern Oud Den Helder

DH3 Stedelijk gebied en wat daar binnen valt (onder andere De Torp, Stelling van Den Helder)

DH4 Landelijk gebied en wat daar binnen valt.

DH5 Noord- en Waddenzee

2.2. Nieuwe gegevens

De actualisatie bestaat uit nieuwe onderzoeksdata (uit archeologische en paleogeografische onderzoeken), correcties op bestaande data, herstel van onvolkomenheden, aanvullende wensen van de gemeente en nieuwe thema’s vanuit het Rijk. Tevens is aandacht voor verstoringen en archeologievriendelijk bouwen. De inhoudelijke verantwoording voor de actualisatie wordt in dit rapport gegeven in hoofdstuk 3.

Er zijn vijf thema’s die tot nieuwe inzichten hebben geleid, en die hieronder worden uiteengezet:

  • 1.

    Landschapsontwikkeling en de gevolgen voor de archeologie

  • 2.

    Archeologische onderzoeken en de kenniswinst die hieruit voort is gekomen

  • 3.

    Verstoringen en archeologievriendelijk bouwen

  • 4.

    Waterbodems

  • 5.

    Militair erfgoed

2.3. Landschapsontwikkeling en menselijke bewoningssporen

De landschappelijke context is van belang voor de nieuw opgestelde verwachtingskaart. Op basis van het landschap en de landschapsontwikkeling, in combinatie met de toetsing van reeds uitgevoerde archeologische onderzoeken binnen de gemeente, kan een gefundeerde uitspraak worden gedaan over de verwachte archeologische resten binnen een gebied.

De landschapsontwikkeling is gebaseerd op de beleidsnota 2003 en de beleidsadvieskaart van Fort Erfprins uit 20079, maar zal aan de hand van paleogeografische kaarten die in 2013 zijn verschenen, worden beschreven (zie afb. 2.1).10 Deze kaarten geven elk een momentopname weer van een geografische situatie en achter elkaar gezien tonen ze de ontwikkeling van het landschap.

Binnen de ontwikkeling van het landschap zal tevens de bewoningsgeschiedenis worden beschreven. Hier vormt eveneens en beleidsnota 2003 de basis voor.

IJstijden – het Pleistocene dekzand

In de voorlaatste ijstijd (Saalien, 180.000-130.000 jaar geleden) was het noordelijke deel van Nederland bedekt met landijs en zijn de Hoge Berg op Texel en de stuwwal van Wieringen gevormd. In een warme periode van 10.000 jaar (Eemien) steeg de temperatuur en stond de zeespiegel hoog. De locatie van Den Helder bevond zich in zee. In de laatste ijstijd (het Weichselien, 120.000-10.000 jaar geleden) bedekte het landijs Nederland niet. Het klimaat was koud en Nederland was een poolwoestijn waar de wind vrij spel had en grote delen van Nederland bedekt werden met een dik pakket zand, het dekzand. Dit zand bevindt zich in Noord-Holland veelal onder metersdikke lagen veen, klei en zand, afgezet tijdens het Holoceen (10.000 jaar geleden tot nu). Alleen op Texel en Wieringen bevindt dit reliëfrijke pleistocene dekzand zich vandaag de dag nog aan het oppervlak. Het reliëf wordt duidelijk aan de hand van de hoogteliggingen: op Texel bevindt het pleistocene dekzand zich op een hoogte van ca. 14m +NAP, in de Koegraspolder ca. 5m beneden maaiveld of –NAP (het maaiveld ligt hier ongeveer op NAP-hoogte). Het zijn de hooggelegen dekzanden waarvan bekend is dat hier in de prehistorie intensief is gewoond.

Binnen de gemeente Den Helder komen de oudste archeologische vondsten ook van een dekzandkop. In 1956 en 1978 werden respectievelijk enkele vuurstenen afslagen en een pijlpunt gevonden in de Koegraspolder, ten noorden en westen van Julianadorp (Mesolithicum, 8000-4000 v.Chr.). Op afbeelding 2.1 (9000 v.Chr.) is zichtbaar dat het huidige Den Helder dan in een reliëfrijk gebied ligt van Pleistoceen zandgebied (met een hoogteverschil van 16m: tussen -16 en 0m NAP).

Het Holoceen – strandwallen en veengebied

In het Holoceen wordt het warmer, smelt het landijs en stijgt de zeespiegel. Langs de kust ontstaat een serie strandwallen gescheiden door zeegaten, die zich langzaam richting het oosten verplaatsen. Ten zuiden van Den Helder ontstaat achter de strandwallen een uitgebreid getijdengebied met wadden en kwelders. Langs de randen van het kweldergebied treedt veenvorming op en is klei afgezet (afb. 2.1, 3850 en 2750 v.Chr.). Het afzettingsmilieu was aan de randen van dit gebied kalm, waardoor erosie van het dekzandoppervlak waarschijnlijk beperkt is geweest. Golfslag kan echter wel voor erosie gezorgd hebben. De veengroei vond plaats in de lager gelegen delen van het landschap, waar dekzandkopjes- en ruggen als eilandjes tussen lagen. Dit duurde tot 2000 v.Chr., toen sloot de strandwalgordel zich. Nadat rond 1500 v.Chr. het zeegat van Bergen ook volledig sloot, kon het rivier- en hemelwater niet meer worden afgevoerd. Hierdoor ontstond een drassig zoetwatergebied waar veengroei optrad en waar uiteindelijk ook de hoger gelegen delen van het dekzandoppervlak door veen werden afgedekt (afb. 2.1, 500 v.Chr.). Rond 500 v.Chr. kwam een einde aan de veengroei, toen door nieuwe zeegaten drainage van het veengebied optrad. In de luwte van de strandwallen werden de hoger gelegen veenkussens geschikt voor bewoning.

Op de paleogeografische kaarten is zichtbaar hoe het kweldergebied zich uitbreidt (2750 v.Chr.) en na sluiting van de strandwalgordel het veen verder opkomt. Uit de voorgaande periode kunnen archeologische resten op de dekzandkoppen en –ruggen worden aangetroffen alsook op drooggevallen kwelders. Deze kunnen verspreid in het gebied aanwezig zijn en kunnen daarom moeilijk voorspeld worden. Recentelijk zijn archeologische sporen aangetroffen uit de Late Bronstijd op kwelderafzettingen bij de terp Het Torp (zie ‘kenniswinst’, hoofdstuk 2.4). Uit de IJzertijd (800-12 v.Chr.) kan bewoning worden aangetroffen op het veen, al dan niet op terpen. Bij het Gemini-ziekenhuis en aan de Jan Verfilleweg zijn archeologische resten uit de IJzertijd gevonden. Bij deze laatste locatie zijn vondsten tot uit de 4e eeuw aangetroffen op een diepte van ruim 3m –NAP. Ook elders in de gemeente zijn vondsten uit de Romeinse tijd aangetroffen, maar vooral uit opgebrachte grond. Sporen van Romeinse bewoning zijn tot dusverre nog niet aangetroffen.

De Middeleeuwen – geïsoleerde eilanden langs de kust en opgeworpen terpen in een kweldergebied

Tot in de Middeleeuwen kon men op het veen wonen. Naast de natuurlijke ontwatering van het veen leidden ontginningen tot oxidatie en inklinking van het veen. Door stormvloeden vanaf de 9e-10e eeuw brak de gesloten kustlijn en braken de strandwallen op diverse plaatsen door (afb. 2.1, 800 n.Chr.). In 1170 ontstond bij de eerste Allerheiligenvloed de Waddenzee en Zuiderzee.

In de 14e eeuw was de westkust gefragmenteerd geraakt en waren nog restanten van de strandwal met duinen aanwezig in de vorm van geïsoleerde eilanden (‘ogen’; afb. 2.1, 1500 n.Chr.). Zo zijn onder andere de eilanden Huisduinen en Callantsoog ontstaan. Hierachter lag een kwelderlandschap. Om in dit gebied te kunnen wonen, wierp men terpen op. Eén terp is onder andere terug gevonden in wat nu de wijk De Schooten is (Het Torp, zie onder). Ook in het westelijke deel van het Balgzand zijn bewoningssporen uit de Vroege tot Late Middeleeuwen geconstateerd en in Julianadorp zijn middeleeuwse vondsten gedaan.

Den Helder bevindt zich dan in een getijdengebied aan de oostkant van het eiland Huisduinen. Vanaf de 15e eeuw zijn zanddijken aangelegd om de eilanden met elkaar te verbinden en achter de duinen werden dijken aangelegd. Deze dijken waren verhoogde wegen de polder in. Toch zorgden stormvloeden voor overstromingen achter de dijken en duinen en in 1570 tijdens de Allerheiligenvloed werden de duinen weggeslagen en werd het westelijke deel van de kop van Noord-Holland bedekt met een dik zandpakket (afb. 2.1, 1500 n.Chr.). Veel land is toen verloren gegaan. Dit is nu nog duidelijk want de oude kernen van Huisduinen en Den Helder liggen ver buiten de huidige zeedijk.

Nieuwe tijd - ingedijkt overstromingsgebied

Door de aanleg van dijken is het ‘ingedijkte overstromingsgebied’ ontstaan, wat op de laatste twee afbeeldingen zichtbaar is (afb. 2.1).

In de 16e eeuw lagen twee dorpen op het eiland van Huisduinen: Huisduinen en Helder. Het scheepvaartverkeer tussen de Noordzee en de havens in de Zuiderzee liep toen voor een belangrijk deel via het Marsdiep. De rede van Texel was eeuwenlang voor zowel de koopvaardij- als de oorlogsvloot een van de belangrijkste verzamelplaatsen. Vaak lagen er vele tientallen, soms wel honderden schepen voor anker. Bij zware stormen vergingen er dan ook regelmatig schepen. De grote dynamiek van het getijdenstelsel zorgde voor een snelle luchtdikte afdekking van de gezonken schepen. Hierdoor zijn de vele tientallen wrakken zeer goed geconserveerd waardoor gegevens over onder andere de schepen, de uitrusting, het leven aan boord en de handel tot in detail bewaard zijn gebleven. De Noordzee en vooral het westelijke deel van de Waddenzee hebben dan ook een unieke (scheeps)-archeologische waarde. De betekenis van dit gebied stijgt uit boven het nationale niveau. Het gaat namelijk om handel over en vanuit de hele wereld waarvan resten bewaard zijn gebleven. De unieke conservering en het grote aantal scheepswrakken maken de Waddenzee het rijkste scheepsarcheologische gebied van Europa, misschien wel van de wereld.

Ter bescherming van deze belangrijke scheepvaartroute en verzamelplaats, werden er eind 16e eeuw op Texel en Huisduinen schansen opgericht. In dezelfde periode, aan het begin van de 17e eeuw, werd de Zanddijk aangelegd tussen Den Helder en Callantsoog, wat de bereikbaarheid van Den Helder verbeterde. Bovendien konden zich langs deze dijk stuifduinen ontwikkelen wat het gevaar voor overstroming verminderde; een eerste stap naar de ontwikkeling van de polder het Koegras.

Zo’n twee eeuwen later, in 1781, werd Den Helder ingericht als oorlogshaven. Op de plaats van het huidige fort Oostoever werd in de jaren 1791-1792 het Nieuwe

Werk aangelegd als kiel- en werkplaats en er werden verdedingswerken gebouwd ter bescherming van de haven. De landzijde werd echter niet verdedigd waardoor de Engelsen en Russen in 1799 de stad gemakkelijk over land konden binnentrekken.

In 1810 werd Nederland ingelijfd bij het napoleontische Frankrijk. Napoleon had grootse plannen met Den Helder. De oorlogshaven moest het ‘Gibraltar van het Noorden’ worden en in de jaren 1811-1813 werden dan ook uitgebreide vestingwerken aangelegd: fort Du Falga, een stuk vestingwal ten zuiden van Willemsoord, fort Lasalle (fort Erfprins), fort Morlan (Kijkduin) en fort L’Ecluse (Dirks Admiraal). Na de voltooiing van het Noord-Hollandsch Kanaal werden hier nog de forten Westoever en Oostoever aan toegevoegd.

Ook gedurende de Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog bleef Den Helder van grote strategische betekenis. De Duitsers legden destijds een verdedigingslinie aan van Noorwegen tot de Spaanse grens. Deze ‘Atlantikwall’ bestaat uit bunkers, geschutsopstellingen, versperringen en mijnenvelden die zijn geconcentreerd langs strategische punten. Den Helder is zo’n strategisch punt. In 1943 wordt het oude centrum van Den Helder vrijwel volledig afgebroken en worden in en rond de stad ruim 300 bunkers gebouwd. Ook de al bestaande forten worden gebruikt. In het westen komen drie extra versterkte bunkers met radarsystemen voor de luchtverdediging. In het zuiden wordt het land beschermd door een brede antitankgracht, waar mijnen langs worden gelegd. De Atlantikwall wordt nooit helemaal voltooid.11

afbeelding binnen de regeling

Afb. 2.1. Paleogeografische kaarten door de tijd heen, op de huidige topografie geplot. Den Helder is centraal gelegen.

afbeelding binnen de regeling

Afb. 2.1. Legenda behorende bij de paleogeografische kaarten.

2.4. Kenniswinst door archeologisch onderzoek: 2002-2017

In de gemeente Den Helder zijn volgens ARCHIS in de periode 2002 tot en met juli 2017 in totaal 34 bureauonderzoeken gedaan. In een aantal gevallen heeft de bevoegde overheid besloten dat gravend vervolgonderzoek nodig was. Er zijn drie archeologische begeleidingen van bodemingrepen uitgevoerd, 17 booronderzoeken, twee proefsleuvenonderzoeken en één opgraving. Ook is in ARCHIS één onderwater-archeologisch onderzoek gemeld, één archeologische inspectie naar aanleiding van een toevalsvondst en één project met luchtfoto’s/remote sensing.

Op basis van deze archeologische onderzoeken zijn negen locaties vrijgegeven en bij zes is vervolgonderzoek geadviseerd.

Tijdens de uitgevoerde onderzoeken zijn diverse archeologische vindplaatsen onderzocht. Zo is bijvoorbeeld op de locatie Rijkswerf Willemsoord een archeologische begeleiding uitgevoerd in ‘de Ketelmakerij’, waar resten van een scheepshelling en scheepsloods zijn aangetroffen. De enige opgraving die recentelijk is uitgevoerd was bij de (reeds bekende) vroegmiddeleeuwse terp Het Torp. Ook konden bekende vindplaatsen beter begrensd worden of het archeologieregime worden aangepast. Al deze nieuwe gegevens zijn geregistreerd in ARCHIS en opgenomen in de nieuwe verwachtingskaart.

2.4.1.Archeologische onderzoeken

Late Bronstijd en Middeleeuwen

Het torp (DH3-1A)

De terp Het Torp is voor een deel in de jaren ’60 onderzocht en vervolgens in 1997 nadat er bij graafwerkzaamheden vondsten waren gedaan (onder andere vijf skeletten). In 2012 heeft De Steekproef een karterend booronderzoek uitgevoerd bij een sporthal die gesloopt zou gaan worden. Daaruit bleek dat intacte lagen van de terp aanwezig waren. In 2016 volgde het vervolgonderzoek: een klein booronderzoek door het Terpenmuseum en een opgraving door ADC ArcheoProjecten.

Er zijn zes fasen op dit deel van de terp te herleiden12. Het oudste niveau wordt gevormd door kwelderafzettingen waar aanwijzingen voor betreding van dieren zijn gevonden. Verrassend is de datering van dit niveau: Late Bronstijd. Tijdens voorgaand onderzoek was een datering in de Vroege Middeleeuwen verondersteld. Ook het volgende kwelderpakket wordt betreden door dieren; dit pakket is rond de 9e of 10e eeuw gedateerd. De eerste aanwijzingen voor menselijke activiteiten bevinden zich in de top van hetzelfde kwelderpakket in de vorm van enkele greppels. Het terrein wordt vervolgens in de 10e -11e eeuw opgehoogd (‘terplagen’), waarna het terrein met plaggenwanden omgeven wordt die opgevuld worden met plaggen en grond (‘podia’). De inrichting van het terrein blijft gehandhaafd, waarbij in latere perioden wel nieuwe greppels worden gegraven.

Het archeologieregime blijft ongewijzigd. Wel blijkt uit het onderzoek dat intacte archeologische resten zich ook in de directe omgeving nog kunnen bevinden, ook al is de eerste meter beneden maaiveld verstoord. Het Torp is een beschermd gemeentelijk monument (rechthoekige vorm op verwachtings- en beleidskaart), en een deel is ook als AMK-terrein aangemerkt (half cirkelvormig op verwachtings- en beleidskaart). De begrenzing zoals deze in de oude beleidskaart stond, is op basis van bovenstaande gegevens uitgebreid. Vanwege de hoge archeologische verwachting is een zone van 200m rondom het Torp gemarkeerd.

Middeleeuwen

Buitendijkse ligging oorspronkelijke dorp Huisduinen – nieuwe code DH5-6

Gebaseerd op de historische kaart uit 1150 (zie afb. 2.2), waarop de ligging van het toenmalige dorp Huisduinen staat aangegeven, is deze locatie in de Noordzee gemarkeerd onder DH5-6.

In principe dient hier rekening behouden te worden met archeologische waarden. Het gebied bevindt zich echter in de stroomgeul van het Marsdiep. Door het uitslijten van deze geul zullen de archeologische resten grotendeels zijn verspoeld en verdwenen. Alleen hele robuuste objecten kunnen bewaard zijn gebleven, zoals scheepswrakken met ballast en stenen dijkrestanten. Daarom is de verwachting middelhoog.

Als archeologiecriteria geldt dat bij werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 1000m2 en dieper dan 0,35m beneden zeebodem rekening gehouden moet worden met archeologische waarden.

Daarnaast gelden de wettelijke beleidsregels bij ontgrondingen: er dient een afstand van 100m te worden gehouden van de ‘wettelijk beschermde monumenten van archeologische vondsten, locaties met melding van archeologische vondsten en wrakken.’

Waddenzee – nieuwe code DH5-7

In de Waddenzee zijn enkele locaties bekend waar schepen zijn aangetroffen. Tevens zijn op Het Balgzand sporen aangetroffen uit de Vroege en Late Middeleeuwen. Gebaseerd op de historische kaart uit 1150, waarop het land van Het Balgzand staat aangegeven (zie afb. 2.2), is deze zone nu gemarkeerd onder DH5-7.

Als archeologiecriteria geldt dat bij werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 1000m2 en dieper dan 0,35m beneden zeebodem rekening gehouden moet worden met archeologische waarden.

Daarnaast gelden de wettelijke beleidsregels bij ontgrondingen: er dient een afstand van 100m te worden gehouden van de ‘wettelijk beschermde monumenten van archeologische vondsten, locaties met melding van archeologische vondsten en wrakken.’

afbeelding binnen de regeling

Afb. 2.2. Het huidige Noord-Holland geprojecteerd op de landschappelijke ondergrond van 1350.13

Nieuwe tijd – 18e-19e eeuw

De Nieuwe Haven – nieuwe code DH3-17

Een aanvullende beleidskaart voor het plangebied Nieuwe Haven is in 2013 gepubliceerd.14 Op basis van dit bureauonderzoek geldt voor een groot deel van het plangebied van de Nieuwe Haven een hoge archeologische verwachting. Deze beleidskaart is toegevoegd aan de nieuwe beleidskaart en de archeologische verwachting is toegevoegd op de waarden- en verwachtingskaart.

Als archeologiecriteria geldt voor met name het oostelijk deel van het gebied dat bij werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 200m2 en dieper dan 4m –mv rekening gehouden moet worden met archeologische waarden. Vanaf deze diepte kunnen archeologische resten van middeleeuwse kwelders worden aangetroffen, en op diepere niveaus resten van de prehistorie tot en met de Romeinse tijd.15 Het westelijk deel van het gebied is archeologievrij en behoeft geen archeologiecriteria.

Nieuwe tijd – 19e eeuw

DH3-2A Omwalling van de Nieuwstad

Op de archeologische beleidskaart is de begrenzing anders weergegeven dan bij het AMK-terrein van de Rijksdienst. Bij recent archeologisch onderzoek blijkt de omwalling aan de westzijde van het gebied DH3- 2A niet dicht onder de stadsbebouwing te zijn aangetroffen. Op deze locatie wijzigt het archeologieregime naar de archeologiewaarde van ‘het stedelijk gebied’ (DH3).

DH3-5A De Linie

De verbindingswal tussen de forten Erfprins, Dirks Admiraal en Westoever en onderdeel van de Stelling van Den Helder.

Tussen de forten Erfprins en Dirks Admiraal zijn tijdens werkzaamheden structuren aangetroffen, die van stellingposten en verblijven waren. Tevens is bekend dat in de jaren ’70 van de 20e eeuw de verbindingswal met ca. 50cm grond is opgehoogd.16 Het archeologieregime blijft ongewijzigd.

DH3-8A Rijkswerfterrein

Uit recent archeologisch onderzoek is gebleken dat aan de westzijde van de Rijkswerf op 2m –mv 19e- eeuwse bebouwing aanwezig is. Enkele recente archeologische onderzoeken geven aan dat ten zuiden van de Rijkswerf, geen hoge waarde archeologie wordt verwacht. Daarom wijzigt op deze locaties het archeologieregime. Aan de westzijde zijn bodemingrepen toegestaan tot een diepte van 2m-mv, aan de zuidzijde zijn bodemingrepen toegestaan tot een diepte van 3m –mv. De omvang van het terrein van de Rijkswerf met een hoge archeologische waarde wordt daarmee kleiner.

Nieuwe tijd – 20e eeuw

DH4-8A Atlantikwall

In de beleidsnota van 2003 staat bij de codering DH4-8A ‘zuidelijk van de schoolvaart’. Dit wordt gewijzigd in Atlantikwall. Op deze locatie bevindt zich de antitankgracht, maar verspreid door de gemeente bevinden zich meerdere bunkers en onderdelen die tot deze Atlantikwall hebben behoord. De nu bekende onderdelen hebben een subnummer gekregen binnen de code DH4-8A.

De antitankgracht is tevens bij recent onderzoek aangetoond.17

Archeologieregime: Op al deze locaties geldt een dubbelbestemming archeologie.

Het archeologiecriterium wordt aangepast, vanwege het belang van het militaire erfgoed. Bij werkzaamheden met een oppervlakte boven de 50 m2 en dieper dan 35 cm moet rekening behouden worden met de aanwezigheid van archeologische waarden.

Een aanvulling betreft de metaaldetectie: er geldt een verbod op metaaldetectie zonder vergunning.

Aanpassingen/Aanvullingen

DH3 en DH4

Op basis van de recente archeologische onderzoeken die zijn uitgevoerd in de zones ‘DH3 - Overige stedelijk gebied’ en ‘DH4 – Het landelijk gebied’, kunnen hier de archeologieregimes en –criteria gehandhaafd blijven.

De zones DH3-15A en DH4-9A bevinden zich in het landelijke gebied, waarvoor het archeologiecriterium geldt dat bij plangebieden groter dan 500 m2 of meer en 4m –mv of dieper, archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Deze zones worden opgeheven als aparte locatie18, omdat zij onder het criterium van het landelijk gebied voldoende gewaarborgd zijn, maar als aparte zone wel onduidelijkheid veroorzaken.

Detectieverbod

Vanwege het toegenomen belang van het militaire erfgoed wordt een detectieverbod opgenomen voor alle militaire vindplaatsen behorende bij de Stelling van Den Helder en de Atlantikwall. Metaaldetectie kan kenniswinst opleveren, maar er kan ook kennis verdwijnen. Door een gecontroleerd detectiebeleid kunnen vondsten worden geregistreerd en blijft de kennis beschikbaar voor onderzoek. Alleen metaaldetectoramateurs met een vergunning mogen metaaldetectie uitvoeren, met een meldingsplicht.

Vrijgave

DH3-10A ‘Oostelijk van de Jan Verfailleweg

Tijdens booronderzoek is geen archeologische laag in of op de top van het veen aangetroffen.19 Deze locatie kan worden vrijgesteld van archeologisch onderzoek.

Ten zuiden van het gebied De Nollen (DH3-11A) zijn tijdens archeologisch booronderzoek geen aanwijzingen aangetroffen voor bewoning: de archeologisch interessante lagen waren ongeschikt voor bewoning, aangetast door erosie en/of door menselijk handelen.20 Dit gebied is vrijgegeven voor ontwikkeling.

2.4.2.Inzicht in bodemverstoringen en archeologievriendelijk bouwen

De bovengrond (bouwvoor) in Den Helder is vrijwel overal verstoord door ontginning, agrarisch gebruik, ontgronding, herverkaveling en egalisatie en ongeveer 35 cm. Daarom geldt een vrijstellingsgrens tot 0,35cm –mv.

De Universiteit Wageningen heeft onderzoek gedaan naar grootschalige verstoringen in Nederland (zie afb. 2.3a).21 Voor een groot deel van het grondgebied van de gemeente Den Helder zijn ‘vergravingen’ genoteerd, waarbij op afb. 2.3b de te zien is dat het veelal om landbouwgrond gaat. Deze zones bevinden zich echter vooral in het landelijke en deels het stedelijk gebied, waar archeologische resten pas op respectievelijk 4m en 3m diepte worden verwacht. Naar verwachting zijn deze dieper gelegen archeologische resten niet of nauwelijks aangetast. Per locatie zal moeten worden bekeken of verstoring van toepassing is en in welke mate.

afbeelding binnen de regeling

22

afbeelding binnen de regeling

Afb. 2.3b. Uitsnede van de verstoringskaart van de RCE, met daarop zichtbaar de landbouwgronden (lichtgeel) en natuurlijke gebieden (donkergroen).23

Archeologievriendelijk bouwen

Behoud in situ is het uitgangspunt in het archeologisch beleid. Dit bekent niet altijd dat een locatie niet in ontwikkeling genomen kan worden. Door planaanpassingen kunnen archeologische vindplaatsen worden ontzien, bijvoorbeeld door archeologievriendelijk te bouwen. In onderstaand kader staan enkele richtlijnen voor archeologievriendelijk bouwen.24 Uitgangspunt blijft echter maatwerk: per plangebied moet onderzocht worden wat de mogelijkheden zijn.

  • Als er een alternatief is, wordt de bodem niet dieper dan 35 cm onder het maaiveld verstoord. Dus geen (parkeer)kelders, ondergrondse kruipruimtes, ondergrondse afvalinzameling, liftputten en/of zwembaden etc.

  • Houdt een bufferzone van tenminste 30 cm aan boven het verwachte of aangetoonde archeologische niveau.

  • Nieuwe kabels en leidingen worden in bestaande kabel- en leidingentracés gelegd, hoewel ook dan rekening gehouden moet worden dat archeologische lagen aangetast kunnen worden en archeologisch onderzoek noodzakelijk kan zijn.

  • Bestaande bebouwing wordt gesloopt tot het maaiveld. Oude funderingen worden niet verwijderd, ook niet voor het heien. Door funderingen heen heien is wel toegestaan.

  • Archeologievriendelijk bouwen met funderingspalen

  • Ieder plangebied vraagt om maatwerk en het palenplan en bijbehorende balkenlaag zal per plangebied moeten worden onderzocht of archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

  • In totaal wordt niet meer dan 2% van het totale oppervlak van het bebouwde deel van het bouwplan verstoord. Voor heipalen wordt hierbij de volgende berekening gehanteerd: de verstoring per heipaal is twee keer de oppervlakte van de paal zelf.

  • De afstand tussen twee rijen heipalen is minimaal vier meter, gemeten tussen de palen.

  • Er worden niet meer heipalen geslagen dan uit constructief oogpunt minimaal is vereist. Daar waar andere mogelijkheden zijn (bouwen op staal of andere fundering) worden die mogelijkheden toegepast. Indien er geen andere mogelijkheden zijn, moet worden onderbouwd waarom uitsluitend heipalen kunnen worden toegepast.

  • Er zijn geen onderheide poeren (clusters van palen).

  • Heipalen worden geslagen, tenzij vanwege aantoonbare omgevingsfactoren geschroefde heipalen noodzakelijk zijn.

  • Aanvrager laat door een daartoe gecertificeerd bedrijf ter plaatse van of vlak naast de heipalen een boring tot 4 meter diepte zetten. Deze boring dient om het bodemarchief in kaart te brengen. De boring geldt ook als 0- meting voor de toestand van het bodemarchief, voordat er gebouwd gaat worden.

  • Liever grondvervangende dan grondverdringende palen.

  • Als de heipalen in de toekomst worden verwijderd, kan ervoor gekozen worden de bodem om de heipalen eerst archeologisch te onderzoeken en dan zorgvuldig te verwijderen.

  • Onderzoek welke omvang en diepte de balkenlaag heeft. Deze heeft soms een groter verstoringsoppervlak dan de heipalen.

2.5. Waterbodems – Maritieme archeologie

Net als archeologische resten in de grond, kunnen archeologische resten zich onder water bevinden, ‘in de waterbodem’. Hier is de gemeente voor verantwoordelijk, via het bestemmingsplan, omgevingsplan of een beheersverordening. De gemeente blijft verantwoordelijk voor het archeologisch erfgoed, ook wanneer bijvoorbeeld een waterschap of hoogheemraadschap verantwoordelijk is voor de waterkwaliteit en waterveiligheid. Met zowel de Noordzee als de Waddenzee binnen de gemeente, vormt de maritieme archeologie of waterbodem gerelateerde archeologie een belangrijke rol binnen de gemeente Den Helder.

Archeologie van waterbodems

Bij waterbodems gaat het niet alleen om archeologie ‘onder water’, zoals scheepswrakken, kade- of havenconstructies, sluizen en bruggen of vondstconcentraties. Ook watergerelateerde locaties op het land kunnen onder ‘waterbodems’ vallen. Te denken valt aan (oude/begraven) waterwegen, havens, dijken, oude vaartuigen en verloren ladingen of ‘verdronken landschappen of dorpen’. Voor Den Helder spelen uiteraard ook de Waddenzee en de Noordzee een grote rol.

Bij bodemingrepen die onder waterbodems kunnen vallen, valt te denken aan het verdiepen van een vaargeul, onderhoud en aanleg van oevers, beschoeiingen, damwanden of steigers, schelp- of zandwinning, de aanleg van windmolens of van mosselzaadinvanginstallaties, etc. Bij vergunningaanvragen kan dan al rekening worden gehouden met mogelijke archeologische resten in waterbodems.25

Waddenzee (DH5-8) en Noordzee (DH5-9; nieuwe codes)

In de Waddenzee en de Noordzee liggen vele scheepswrakken, waarvan de exacte locatie vaak niet precies bekend is. Deze zijn ook binnen de gemeentegrenzen van Den Helder aanwezig (zie ook hoofdstuk 2.3).

Naast scheepswrakken is het bekend dat 22 vliegtuigen verongelukt zijn in de Tweede Wereldoorlog, waarvan enkele in de Waddenzee terecht zijn gekomen.26 Ten noorden van de Nieuwe Haven staat in Archis één locatie vermeld, van een wrak van een Duitse torpedojager.27

Vanwege de archeologische verwachting op scheepswrakken en vliegtuigwrakken hebben de Waddenzee en de Noordzee ook een nieuwe code gekregen, naast de zones van het oorspronkelijke Huisduinen en het Balgzand. Voor het beleid worden hier twee mogelijkheden gehanteerd:

  • wanneer een object bekend is, dient 100m afstand bewaard te blijven.

  • wanneer niets bekend is in een gebied, bestaat een algemene verwachting op archeologische resten in de waterbodem. Om een specifieke verwachting te kunnen opstellen, is survey onderzoek nodig (bijvoorbeeld door middel van een ‘side scan sonar en magnetometer’). Als beleid wordt hier gehanteerd: bij bodemingrepen groter dan 1000m2 en een diepte van 0,35m beneden zeebodem is archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Archeologisch proces

Het archeologisch proces voor waterbodems verschilt niet van dat van landbodems. Onderstaande afbeelding toont dat dezelfde stappen zijn te nemen, in het kader van een vergunningaanvraag.

afbeelding binnen de regeling

Afb. 2.4. De te nemen stappen in het archeologisch proces bij waterbodems. Zie bijlage 5 voor de gehele AMZ-cyclus.

2.6. Militair Erfgoed

De laatste jaren is de aandacht voor het militaire erfgoed toegenomen. In de archeologienota uit 2003 was reeds aandacht voor de Stelling van Den Helder, maar nu zijn ook resten uit de Tweede Wereldoorlog, met name van de Atlantikwall, opgenomen in het vernieuwde beleid.

SCHANSEN

In de 16e eeuw werden, tegelijk met de schansen van Texel, Wieringen en Vlieland, bij Huisduinen en het Nieuwe Diep schansen opgeworpen tegen de naderende Spaanse Armada (1588), ter bescherming van de scheepvaartroute en de verzamelplaats van schepen.

Deze zijn nu verdwenen; ligging via onderzoek oud kaartmateriaal mogelijk nog te bepalen. Indien de plekken terug te vinden zijn is dit archeologisch kansrijk.

KUSTBATTERIJEN

Aan het einde 18e eeuw- begin 19e eeuw waren kustbatterijen aangelegd. Dit was al voor Napoleon, die ze echter gebruikte en verbouwde. De vele kustbatterijen die bij Den Helder lagen, zijn deels in zee verdwenen, deels overstoven door duinzand.

Resten ervan kunnen nog in de duinen en het huidige dijklichaam van de zeedijk aanwezig zijn.

ARCHEOLOGIE IN DE STELLING VAN DEN HELDER

De Stelling van Den Helder bestaat uit kustbatterijen, forten, retranchementen en schansen. De Stelling wordt gestart door Napoleon in 1811 en onder Wilhelm I doorgezet. Zij maakten echter ook gebruik van reeds bestaande bouwwerken, waardoor ook oudere archeologische waarden tot de Stelling kunnen behoren. Dit betreft bijvoorbeeld de Schans op Texel (16e eeuw) en verdwenen onderdelen (zoals Fort Dufalga), maar ook de nog bestaande vestingwerken zijn vol van archeologische waarden. Bij dit laatste kan gedacht worden aan de opbouw van het aardlichaam van courtines en bastions, maar ook aan buiten gebruik geraakte afval- en waterputten en aan sporen van verdwenen gebouwen.

Verder zijn er indertijd tal van plannen gemaakt voor de Stelling, die lang niet allemaal (ongewijzigd) zijn gerealiseerd. Vooral bij de verdwenen onderdelen zoals Fort Dufalga is het de vraag wat er precies van werd gerealiseerd en welke vorm dat had. Archeologie kan er dan ook voor zorgen dat nieuwe kennis wordt verkregen over de bouwkundige vorm van de onderdelen van de Stelling. Combinatie van archeologisch en bouwhistorisch onderzoek is daarbij vanzelfsprekend.

Een geheel ander aspect betreft het dagelijks leven in de Stelling, waarbij verschillen tussen officieren en manschappen, maar ook verschillen in leefcultuur tussen marine en landmacht kunnen worden bestudeerd. Voor dit laatste aspect bieden de bodemsporen in Fort Erfprins mogelijkheden.

Bij het gebruik en hergebruik van de vestingwerken en bijbehorende onderdelen zal het soms nodig zijn om de bodem te roeren. De kans dat daarbij belangrijke archeologische waarden verloren gaan is reëel. Om dit te vermijden kan de wijze van realisatie worden aangepast en als dat niet mogelijk is, dienen de archeologische waarden te worden vastgelegd voorafgaand aan de verstoring, op basis van de AMZ- cyclus.

Ten slotte, maar niet in het minst, biedt archeologie mogelijkheden voor de verdere toeristische ontwikkeling van de Stelling. Zo kunnen verdwenen onderdelen worden gelokaliseerd en in een bepaalde vorm weer zichtbaar worden gemaakt in het landschap. Ook bij de reconstructie van Stellingonderdelen komt archeologisch onderzoek van pas om de oorspronkelijke situatie te bepalen.

Een overzicht van de onderdelen van de Stelling van Den Helder wordt vermeld in bijlage 4.

ATLANTIKWALL

Zoals boven beschreven wordt Den Helder in de Tweede Wereldoorlog één van de strategische locaties binnen de Atlantikwall en worden bunkers gebouwd, bestaande forten gebruikt en een antitankgracht aangelegd met mijnen er langs.

De tankgracht was reeds opgenomen in de beleidsnota uit 2003 (DH4-8A) als een brede zone bij Julianadorp. In werkelijkheid had de gracht een zigzagpatroon door het landschap heen en stond op iedere hoek een bunker. De gracht is grotendeels gedempt en (een deel van) de bunkers zijn naar verwachting 1,5-2m –mv ter plekke afgezonken. Slechts op één locatie aan de oostzijde is een deel van de gracht nog zichtbaar in het landschap (DH4-8A-4). Ook is hier nog een bunker aanwezig.

Archeologisch onderzoek ten westen van deze locatie toonde eveneens de aanwezigheid van de antitankgracht.28

De andere delen van de Atlantikwall waren echter nog niet opgenomen in de beleidskaart. Omdat, net als bij de Stelling, geldt dat zich onder de bunkers en bouwwerken van de Atlantikwall nog archeologische resten in de bodem kunnen bevinden, worden deze onderdelen hier nu ook vermeld. Twee onderdelen, de Mammut radarpost en de Knickebein radar, bevinden zich geheel onder de grond, hier zijn geen onderdelen meer boven het maaiveld aanwezig. Drie monumenten hebben de status van Rijksmonument.29

Bij geen van de onderdelen van de Atlantikwall heeft onderzoek in de bodem plaatsgevonden. Diepteligging van de fundamenten of gerelateerde sporen is dan ook onbekend. Juist voor deze periode spelen metaalvondsten een belangrijke rol. Een verbod op metaaldetectie zonder vergunning is van belang, om de informatieve kennis die (metaal-)vondsten kunnen opleveren, te behouden.

De nu bekende onderdelen van de Atlantikwall binnen de gemeente, en toegevoegd aan de waarden- en verwachtingskaart en beleidskaart, zijn:

DH4-8A-1 Flagruko / Kroontjesbunker met verschillende onderkomens

DH4-8A-2 Seezielbatterie Zanddijk

DH4-8A-3 Höcker Hindernis

DH4-8A-4 Deel van de antitankgracht met bunker

DH4-8A-5 verschillende bunkers en onderkomens

DH4-8A-6 kleine bunker

DH4-8A-7 Commandobunker (privéterrein De Nollen)

DH4-8A-8 Marine Flakbatterie Dirksz Admiraal

DH4-8A-9 Marine communicatiepunt

DH4-8A-10 Marine Flakbatterie Vangdam*: telefoonbunker/verbindingspost

onderdeel van het commandocentrum van waaruit het gehele Verteidigungsbereich moest worden verdedigd.

DH4-8A-11 Ziekenboeg de Kooy*

DH4-8A-12 Mammut en twee Flakbunkers: radarpost

DH4-8A-13 Knickebein: een radar

DH4-8A-14 Marine Zeugamt: administratiekantoor*

*=Rijksmonument

3. Actualisatie van het archeologiebeleid

3.1. Huidig beleid volgens provincie, rijk en gemeente

Overheden mogen vindplaatsen tot archeologisch monument verklaren, zodat deze beschermd zijn. De bescherming van archeologische monumenten aangewezen door Rijk, Provincie of de gemeente is geregeld in respectievelijk de Erfgoedwet, de provinciale en de gemeentelijke monumenten- verordening.

Er zijn geen archeologische Rijksmonumenten binnen de gemeente Den Helder. Wel zijn veel gebouwen van Rijkswerf Willemsoord Rijksmonument, maar de ondergrondse (archeologische) delen zijn niet door middel van een monumentstatus beschermd. In het huidige archeologische beleid hebben deze terreinen wel een archeologische waarde.

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed beheert sinds 1994 een landsdekkende Archeologische Monumentenkaart (AMK). De AMK geeft een overzicht van alle bekende behoudswaardige archeologische terreinen. De gemeente heeft twee terreinen van hoge waarde volgens de AMK: Huisduinen en de historische kern met grachtengordel van Den Helder. Daarnaast zijn delen van de Stelling van Den Helder aangewezen als AMK-terrein van archeologische waarde: Forten Erfprins en Dirks Admiraal, Forten Westoever en Oostoever, en de tussengelegen Linie (verbindingswal). Ook de locatie van de ‘Omwalling van de Nieuwstad’ en Fort Kijkduin zijn van archeologische waarde. De AMK- terreinen waren reeds overgenomen op de gemeentelijke archeologische beleidskaart en behouden ook nu deze status.

De Provincie heeft tien archeologische aandachtsgebieden aangewezen in Noord-Holland. Eén daarvan betreft de Waddenzee. Binnen dit gebied ziet de provincie toe dat het besluit en het archeologische onderzoek conform wetgeving wordt uitgevoerd, de motivering waarom een bodemingreep noodzakelijk is (met daarbij het aantonen van een noodzakelijk maatschappelijk belang) en de onderbouwing voor compenserend maatregelen.

In de Leidraad beschrijft de provincie ook waardevolle structuren die relevant zijn voor de archeologie, zoals de Stelling van Den Helder, de Atlantikwall en aardkundige waarden. De duinen zijn door de Provincie aangewezen en beschermd als aardkundig monument. Die bescherming is gunstig voor de vele archeologische waarden die in dit aardkundige gebied liggen.

Binnen de gemeente ligt één gemeentelijk archeologisch monument op het land: Het Torp. Tevens kunnen enkele scheepswrakken en archeologische resten in de Noordzee en Waddenzee worden aangewezen als gemeentelijke monumenten: het wrak van Hollandia in de Noordzee (DH5-1A), het Marsdiep (DH5-2A), het Malzwin (DH5-3A), de Texelstroom (DH5-4A) en het Balgzand in de Waddenzee (DH5-5A). Dit besluit is echter nog niet genomen.

Zoals boven aangegeven gaat het om archeologische resten van internationale waarde. De schepen vertegenwoordigen internationale handel en handelsroutes, met een unieke conservering en informatiewaarde. Het advies is deze wrakken te beschermen door ze tot gemeentelijk monument te benoemen.

3.1.2. De nieuwe waarden- en verwachtingskaart

Binnen het Helderse archeologische erfgoed is een onderscheid te maken tussen gebieden waarvan bekend is dat zij archeologische waarden bevatten en waarvan de kwaliteit en het belang is vastgesteld. In Den Helder zijn gebieden aanwezig met een hoge archeologische waarde en gebieden met een archeologische waarde.

Er zijn echter ook gebieden waar archeologische sporen of vondsten verwacht kunnen worden. Over de kwaliteit van deze vindplaatsen kan nog geen uitspraak worden gedaan, die moeten blijken uit archeologisch onderzoek.

De verwachtingen30 zijn opgedeeld in:

  • -

    zones met een hoge archeologische verwachting. Hier wordt de hoogste dichtheid aan archeologische vindplaatsen verwacht;

  • -

    zones met een archeologische verwachting. Hier worden archeologische vindplaatsen verwacht, maar in een lagere dichtheid dan in de zones met een hoge archeologische verwachting;

Daarnaast zijn er gebieden die hetzij in voldoende mate archeologisch zijn onderzocht danwel dusdanig verstoord dat er geen archeologische sporen meer verwacht kunnen worden. Deze gebieden zijn ‘archeologie vrij ‘genoemd.

Opgemerkt dient te worden dat deze kaart niet een statische eenheid vormt. Elk archeologisch onderzoek zorgt voor nieuwe kennis. Bij het hanteren van de beleidskaart dienen ook nieuwe inzichten meegewogen te worden bij de vergunningverlening. Naarmate er door onderzoek meer gegevens over archeologische gebieden bekend worden, kunnen er locaties bijkomen of juist afvallen. Het is daarom raadzaam de resultaten van het archeologisch onderzoek in de gemeente bij te houden en de kaart na vijf jaar –of eerder als dat nodig is- te herzien.

Het gemeentebestuur geeft door middel van regimes aan welk niveau van archeologiebeleid in een bepaald gebied als 'redelijk' kan worden beschouwd. Dit beleid is juridisch verankerd in bestemmingsplannen en de Erfgoedverordening. De regimes bestaan uit een oppervlaktegrens met een diepte-eis. De regimes zijn gebaseerd op onderzoek naar de bekende archeologische waarden, de ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied, de bodemopbouw en eventueel recente bodemverstoringen. Gezamenlijk leiden deze gegevens tot een verwachting met betrekking tot het aantreffen van archeologische sporen in de bodem. Deze verwachting is op basis van ervaring omgezet in regimes met de bijbehorende criteria. Indien een bouwplan kleiner is dan de voor het gebied aangegeven criteria, speelt archeologie geen formele rol bij het planproces. Een professioneel uitgevoerd onderzoek is hier dan niet nodig. Wel kan in goed overleg worden bekeken of vrijwilligers kunnen worden ingezet voor het doen van waarnemingen; hierbij is het uitgangspunt informatieborging zonder het bouwproces te vertragen (zie ook §3.6). De Rijksdienst heeft hier een brochure over opgesteld.31

De oppervlakte- en diepte-eisen zijn gebaseerd op onderzoekservaringen van met name gemeentearcheologen in Noord-Holland. De diepte wordt gemeten vanaf het maaiveld en niet ten opzichte van NAP. Dat wil zeggen dat de dieptebepaling als het ware mee glooit met de grondlijn. Nuancering van de diepte-eis naar deelgebieden is ondoenlijk en bovendien niet reëel. Het risico dat er op minder diepte archeologie wordt aangetroffen is ingecalculeerd.

De huidige Erfgoedwet vereist dat bij projecten van 100 m2 en groter, rekening moet worden gehouden met archeologie. In onze gemeente liggen vindplaatsen die van groot belang zijn zoals scheepswrakken of een kleine omvang hebben zoals bunkers. Zulke vindplaatsen zouden erg aangetast kunnen worden of ongezien vernietigd kunnen worden als de beoogde ontwikkeling kleiner is dan 100 m2. Daarom kiest de gemeente een ondergrens van 50 m2 voor dergelijke vindplaatsen.

De gemeente Den Helder legt de term ‘project’ uit als: ‘de oppervlakte van het bouwwerk of van de geroerde grond door werken waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, want dat is werkbaar en helder.’ Zo wordt niet alleen bij bouwprojecten rekening gehouden met archeologie maar ook bij het baggeren van wateren, het aanplanten van bomen, het aanleggen van kabels en leidingen etcetera.

Er zijn ook gebieden in de gemeente waar de kans op archeologische resten in de bodem klein is, hier is een minder streng regime op zijn plaats. Gebieden waar geen archeologische resten (meer) worden verwacht, worden op de beleidskaart aangeduid als archeologievrij. Deze gebieden hebben op bestemmingsplankaarten geen dubbelbestemming Archeologie. Voor het overige gebied van het bestemmingsplan wordt de archeologische beleidskaart als onderlegger voor de plankaart gebruikt.

3.2. Actualisatie archeologische verwachtings- en waardezones

In hoofdstuk 2 zijn de onderzoeken en locaties gepresenteerd die een wijziging in de archeologische verwachting of waarde tot gevolg hebben gehad.

De archeologische onderzoeken hebben voor meer nauwkeurigheid binnen de beleidskaart gezorgd. Grenzen zijn aangepast, zodat nu één duidelijk beleid kan worden gevoerd. De wijzigingen kunnen hebben geleid tot een op- of juist een afwaardering van de archeologische waarde.

Een duidelijke toevoeging zijn de locaties van de Atlantikwall, hier geldt een opwaardering van de archeologische waarde en een bescherming van het archeologisch erfgoed met betrekking tot de archeologische resten én tot metaalvondsten (detectorverbod).

Een afwaardering van de vindplaats geldt bij de volgende locaties: ‘oostelijke van de Jan Verfailleweg’, dit gebied geldt nu als archeologievrij. Voor ‘West Julianadorp’ en de ‘Koegraspolder’ geldt dat deze kleine zones vervallen en dat ze opgaan in de grote gebieden ‘overige stedelijk gebied’ en ‘landelijk gebied’.

Het gebied Julianadorp Oost bevindt zich ter hoogte van de antitankgracht van de Atlantikwall. Resten van de antitankgracht zijn bij booronderzoek aangetroffen, hier is het archeologiecriterium van de Atlantikwall van kracht (DH4-8A4). Voor het overige deel van plangebied Julianadorp Oost geldt dat het archeologievrij is. Op de beleidsadvieskaart geldt echter het zwaardere criterium van de Atlantikwall. Bij toekomstige graafwerkzaamheden kan echter gericht op de Antitankgracht onderzoek worden gedaan; voor de andere perioden geldt de archeologievrije status.

3.2.1Hoge Archeologische Waarde

Van de terreinen met een Hoge Archeologische Waarde, tevens AMK-terreinen, is bekend dat archeologische resten aanwezig zijn, door informatie uit historische bronnen en/of omdat er eerder archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden op (een deel van) het terrein.

Locatie

Diepteligging

Periode

Historische kern Huisduinen

(DH1A)

0,35m –mv tot enkele meters

diep

Nieuwe tijd – vanaf 16e eeuw

Historische kern Oud Den Helder

(DH2-1A)

0,35m –mv tot enkele meters

diep

Nieuwe tijd – vanaf 16e eeuw

Grachtengordel Oud Den Helder

(DH2-2A)

0,35m –mv tot enkele meters

diep

Nieuwe tijd – vanaf 16e eeuw

Het Torp (DH3-1A)

Vanaf 1m -mv

Late Bronstijd – Late

Middeleeuwen

Schepen in de Waddenzee en

Noordzee (DH5-1A t/m 4A)

Onbekend

Middeleeuwen – Nieuwe tijd

Het Balgzand (DH5-5A)

Onbekend

Vroege en Late Middeleeuwen

Als beleidsmaatregel geldt dat bodemingrepen in deze gebieden zijn toegestaan. Hiervoor gelden wel strikte regels en het staat de gemeente vrij om beschermingsmaatregelen te treffen die (verdere) aantasting van het archeologische terrein tegengaan.

Bodemingrepen kleiner dan 50 m2 en niet dieper dan 0,35 m –mv zijn vrijgesteld van onderzoek.

Toegestane maximale omvang bodemingreep: oppervlakte kleiner dan 50 m2; diepte maximaal 0,35 m – mv of zeebodem.

Uitzondering 1: Hoewel bij Het Torp tijdens de opgraving in 2016 is aangetoond dat de archeologische resten zich vanaf 1m –mv bevonden, geldt hier als maximale

toegestane omvang bodemingreep: oppervlakte kleiner dan 50 m2; diepte maximaal 0,35 m –mv. Dit is gebaseerd op de status van gemeentelijk monument en het feit dat in 2016 slechts een deel van de terp is opgegraven en voor het overige deel de archeologische resten zich dichter onder het maaiveld kunnen bevinden.

3.2.2Archeologische Waarde

Ook voor deze gebieden geldt dat bekend is dat hier archeologische waarden aanwezig zijn, aangetoond door historische bronnen of reeds uitgevoerde archeologische onderzoeken.

Er is een tweedeling in het beleid voor de gebieden met archeologische waarden. Voor de gebieden van het Militaire Erfgoed geldt een strenger beleid dan voor de andere gebieden. Voor gebieden met Militair Erfgoed geldt verder dat er geen metaaldetectie is toegestaan tenzij hiervoor door het college van B&W vergunning is verleend.

Locatie

Diepteligging

Periode

Stelling van Den Helder (DH3-3A

t/m 8A en DH4-3A)

Vanaf 0,35m –mv*

Nieuwe tijd – 19e eeuw (Militair

Erfgoed)

Atlantik wall (DH4-8A)

Vanaf 0,35m –mv*

Nieuwe tijd – 20e eeuw (Militair

Erfgoed)

Omwalling van Nieuwstad (DH3- 2A)

(ZW-hoek uitgezonderd)

Vanaf 0,35m –mv*

Nieuwe tijd – 19e eeuw (Militair Erfgoed)

Middelzand (DH3-13A)

Vanaf 0,35m –mv*

Middeleeuwen

Deze zone valt binnen de zone

van de Atlantikwall

De Nollen (DH3-11A)

Vanaf 0,35m -mv

Nieuwe tijd – vanaf 17e eeuw

Gevangenisterrein Nieuweweg

(DH3-16A)

Vanaf 1m –mv

Middeleeuwen

De Garst (DH4-5A)

Vanaf 0,5m –mv

18e eeuw

De Kooy (DH4-6A)

Vanaf 0,5m –mv

18e eeuw

Zanddijk (DH4-4A)

Vanaf 0,5m –mv

Vanaf 17e eeuw

Westelijk deel DH3-8A

Vanaf 2,0m –mv

19e eeuw

Gemini-ziekenhuis (DH3-9A)

Vanaf 3,0m –mv

IJzertijd

*Metaaldetectie uitsluitend toegestaan met vergunning

Toegestane maximale omvang bodemingreep Militair Erfgoed: oppervlakte kleiner dan 50 m2; diepte maximaal 0,35 m –mv.

Toegestane maximale omvang bodemingreep overige gebieden met archeologische waarden: oppervlakte kleiner dan 500 m2; diepte maximaal 0,5 m –mv.

Uitzondering 1: Westelijk deel DH3-8A: Toegestane maximale omvang bodemingreep: oppervlakte kleiner dan 500 m2; diepte maximaal 2,0 m –mv.

Uitzondering 2: Gemini-ziekenhuis: Toegestane maximale omvang bodemingreep: oppervlakte kleiner dan 50 m2; diepte maximaal 3,0 m –mv.

3.2.3Hoge Archeologische Verwachting

Gebieden met een hoge archeologische verwachting zijn gebaseerd op historische gegevens, maar de exacte locatie van de archeologische resten is niet bekend.

Locatie

Diepteligging

Periode

Zone om het Torp (DH3-1A)

Vanaf 0,35m –mv

Late Bronstijd – Late

Middeleeuwen

Nieuwe Haven (nieuwe locatie DH3-17)

0 NAP = ca. 5m -mv 0 – 4m –NAP

3 – 5m –NAP

5 – 7m –NAP

Middeleeuwen

Bronstijd t/m Romeinse tijd

Meso- en Neolithicum

Duingebied (DH4-1A)

Vanaf maaiveld

Nieuwe tijd (Militair Erfgoed)

Historische kern Julianadorp

(DH3-14A)

Vanaf 0,35m –mv

Nieuwe tijd – vanaf 19e eeuw

De beleidsregel voor deze gebieden is: ingrepen met een omvang kleiner dan 500 m2 zijn toegestaan, waarbij een maximale diepte van de bodemingreep geldt van 0,35 m –mv.

Toegestane maximale omvang bodemingreep: oppervlakte kleiner dan 500 m2; diepte maximaal 0,35 m

–mv.

Uitzondering 1: Zone om Het Torp: Toegestane maximale omvang bodemingreep: oppervlakte kleiner dan 50m2; diepte maximaal 0,35m –mv.

Uitzondering 2: terrein Nieuwe Haven: Toegestane maximale omvang bodemingreep: oppervlakte kleiner dan 200 m2; diepte maximaal 4 m –mv.

3.2.4.Archeologische Verwachting

Gebieden met een archeologische verwachting zijn gebaseerd op historische gegevens en archeologische vondsten. Het betreffen echter grote terreinen, waarbij de exacte locatie van de archeologische resten/vindplaatsen niet bekend is.

Locatie

Diepteligging

Periode

Stedelijk gebied

Vanaf 3m –mv

Prehistorie

Landelijk gebied

Vanaf 4m –mv

Prehistorie

Buitendijkse ligging oorspronkelijke dorp Huisduinen (Noordzee - nieuwe locatie DH5-

6)

Onbekend

Middeleeuwen

Waddenzee – zone Balgzand

(nieuwe locatie DH5-7)

Onbekend

Middeleeuwen

Waddenzee (DH5-8) en

Noordzee (DH5-9)

Onbekend

Middeleeuwen – Nieuwe tijd

Toegestane maximale omvang bodemingreep stedelijk gebied: oppervlakte kleiner dan 500 m2; diepte maximaal 3 m –mv.

Toegestane maximale omvang bodemingreep landelijk gebied: oppervlakte kleiner dan 500 m2; diepte maximaal 4 m –mv.

Toegestane maximale omvang bodemingreep Waddenzee en Noordzee (DH5-6 t/m9): oppervlakte kleiner dan 1000 m2; diepte 0,35m onder de zeebodem.

3.2.5.Archeologie vrij

Enkele gebieden zijn op basis van archeologisch onderzoek vrijgegeven en daarmee ‘archeologie vrij’. Hier hoeft geen archeologisch onderzoek plaats te vinden bij bodemingrepen.

Toegestane maximale omvang bodemingreep: oppervlakte onbeperkt; diepte onbeperkt.

Voor de goede orde: ook in deze gebieden geldt de meldingsplicht bij archeologische toevalsvondsten conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet.

3.2.6.Schematische samenvatting

Samenvattend zijn de volgende beleidscategorieën van kracht:

Beleidscategorie

Maximaal toegestane

oppervlakte plangebied voor bodemingreep

Maximaal toegestane

ontgravingsdiepte

Hoge Archeologische Waarde

50 m2

0, 35 m –mv

Archeologische Waarde -

Militair Erfgoed

50 m2

0, 35 m –mv

Archeologische Waarde

500 m2

0 ,50 m –mv / 2, 00m

-mv

Hoge Archeologische Verwachting

50 m2

500 m2 / 200 m2

0,35m –mv

4, 00 m –mv

Archeologische Verwachting

500 m2 / 200 m2

1000 m2 (waterbodem)

3, 00 m –mv / 4, 00 m –mv /

0, 35 m –zeebodem

Archeologie vrij

Geen beperking

Geen beperking

3.3. Uitgangspunten van het beleid

De algemene uitgangspunten voor het archeologische beleid van de gemeente Den Helder zijn:

  • 1.

    De gemeente Den Helder streeft naar behoud in situ, oftewel op de plaats van aantreffen van archeologische resten. Dit sluit aan op het Europese, Rijks- en Provinciale archeologiebeleid.

  • 2.

    De oppervlakte en diepte van de beoogde ingreep bepaalt of rekening moet worden gehouden met archeologie. Wie de vrijstellingsdrempel overschrijdt, dient archeologisch onderzoek te laten uitvoeren. Dit onderzoek geschiedt conform de stapsgewijze aanpak die is vastgelegd in de AMZ (Archeologische Monumentenzorg)-cyclus (zie bijlage 5), en de eisen en bepalingen die zowel de Erfgoedwet, als het archeologische beleid van rijk, provincie en de gemeente Den Helder hieraan stellen. Een onderdeel hiervan vormt de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en de Leidraden volgens welke archeologisch onderzoek moet plaatsvinden.

  • 3.

    Voor de bepaling van de vrijstellingsdrempel voor onderzoek, wordt de volgende definitie van maaiveld gehanteerd: “Het maaiveld is het grensvlak tussen de ondergrond en de lucht. Dit niveau varieert in diepte en kan in Nederland boven of onder N.A.P. liggen. Uitgangspunt voor de hoogte van het maaiveld is de bepaling ervan zoals opgenomen in het Actueel Hoogtebestand Nederland versie 3”.

  • 4.

    Indien in één plangebied meerdere verwachtingswaarden voorkomen, dan geldt de hoogste waarde (en dus de kleinste ondergrens). Slechts als de hoogste waarde een zeer beperkt deel uitmaakt van het plangebied (< 10 %), kan de gemeente een afgewogen besluit nemen om de oppervlakteondergrens te hanteren die het grootste deel uitmaakt van het plangebied; dit is echter afhankelijk van het archeologische belang en zal per geval worden bekeken.

  • 5.

    Indien geen onderzoek moet worden uitgevoerd omdat de voorgenomen ontwikkeling beneden de onderzoeksgrens gebleven wordt, blijft de dubbelbestemming Waarde-Archeologie (WR-A) van het bestemmingsplan onverminderd van kracht.

  • 6.

    Indien op basis van de oppervlakte van de bodemverstorende ingrepen archeologisch vooronderzoek noodzakelijk is, vindt dit plaats in het gehele plangebied.

  • 7.

    Ook ingrepen die binnen de vrijstellingsdiepte blijven, maar een geleidelijk negatief effect kunnen hebben op de archeologie in de bodem zijn onderzoeksplichtig. Te denken valt aan rietgroei na de aanleg van natuurvriendelijke oevers of verstuiving bij het verschralen van zandgronden.

  • 8.

    Indien archeologisch onderzoek noodzakelijk is, wordt het type onderzoek bepaald door de gemeente. De gemeente is terughoudend met booronderzoek, omdat archeologische vindplaatsen en cultuurlagen daarmee zelden worden herkend.

  • 9.

    Indien kan worden aangetoond dat de bodem tot onder het archeologische niveau is verstoord, kan de gemeente vrijstelling verlenen van de verplichting tot uitvoering van archeologisch vooronderzoek.

  • 10.

    Nieuwe bestemmingsplannen moeten voorzien worden van archeologische regimes. In de planregels wordt voorgeschreven welke verplichtingen de vergunningaanvrager heeft op het gebied van de archeologische monumentenzorg. Hier dient tevens de definitie van ‘maaiveld‘ zoals hierboven is verwoord te worden opgenomen in de begrippenomschrijving.

  • 11.

    De gemeente wil met onderhavig beleid tevens de mogelijkheid creëren om gemeentelijke archeologische monumenten en/of aandachtsgebieden aan te wijzen. De gemeente verankert de bescherming van de archeologische waarden via haar bestemmingsplannen en via de erfgoedverordening.

  • 12.

    De gemeente vindt het informeren van het publiek over archeologiebeleid belangrijk, om het publiek te doordringen van de waarde van het archeologische erfgoed en zo draagvlak te creëren voor het archeologiebeleid.

  • 13.

    De gemeente wil amateurarcheologen graag de mogelijkheid bieden deel te nemen aan archeologisch onderzoek. Eventueel kan dit als voorwaarde worden opgenomen in het vergunningstraject, bij voorbeeld in het Programma van Eisen voor een opgraving.

  • 14.

    Metaaldetectie: In de Erfgoedwet is metaaldetectie binnen randvoorwaarden toegestaan. Gemeente Den Helder kiest ervoor om in ieder geval de gebieden met Militair Erfgoed hiervan uit te zonderen; hier mag geen metaaldetectie plaatsvinden tenzij hiervoor vergunning is verleend door het college van B&W.

3.4 Uitvoering van het archeologiebeleid

De gemeente heeft geen eigen archeoloog in dienst. De gemeente Den Helder waarborgt de kwaliteit van het eigen archeologische onderzoek door gecertificeerde bedrijven in te huren en te werken volgens de AMZ-cyclus. Bij vergunningsaanvragen dienen voorafgaand aan het archeologische onderzoek de ingediende Programma’s van Eisen (PvE’s) en Plannen van Aanpak door een senior-KNA-archeoloog te worden getoetst, conform de verplichtingen op basis van de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Dit geldt ook voor de archeologische onderzoeksrapporten.

Ook (externe) bedrijven dienen archeologisch gecertificeerde bedrijven en personen in te schakelen voor de uitvoering van archeologisch onderzoek.

3.5 Archeologische toevalsvondsten

Iedereen die een vondst vindt waarvan hij of zij aanneemt dat het om een archeologische vondst gaat, dient dit volgens artikel 5.10 van de Erfgoedwet (digitaal) te melden bij de Rijksdienst voor het Cultureel

Erfgoed of bij het provinciaal depot van de Provincie Noord-Holland. Dit kan door middel van een vondstmeldingsformulier32 of door de vondst zelf te melden in ARCHIS. Die meldingen zijn belangrijk omdat ze wat kunnen zeggen over een eventueel aanwezige vindplaats in de bodem. Als ergens bijvoorbeeld een concentratie potscherven uit de Romeinse tijd wordt gevonden, is de kans aanzienlijk dat er in die tijd gewoond is en dat er meer overblijfselen van in de bodem liggen.

3.6 Rol van de amateur-archeologen binnen het Helderse archeologiebeleid

Sinds de nieuwe archeologiebepalingen in de Erfgoedwet is de rol van amateurarcheologen aanzienlijk veranderd. De belangrijkste rol is echter in stand gehouden en dat zijn de “extra ogen en oren” van de professionele archeologen. Zij hebben een waarschuwende functie bij toevalsvondsten, ze kunnen het archeologisch onderzoek ondersteunen of zelf onderzoek doen in een vrijgegeven gebied.

Er zijn wel enkele voorwaarden en verplichtingen verbonden:

  • De vereniging moet het behoud en beoefenen van archeologie als statutair doel hebben.

  • Er moet bij het afgeven van de omgevingsvergunning vastgesteld zijn dat er vanuit de overheid geen archeologisch onderzoek verplicht is.

  • De vereniging mag niet in opdracht van derden handelen.

  • Het onderzoeksterrein mag geen provinciaal of rijksarcheologisch monument zijn.

  • De eigenaar moet toestemming verlenen voor het onderzoek.

Den Helder heeft geen actieve archeologische vereniging. Historisch Helderse Vereniging houdt zich bezig met het onderzoeken en promoten van het Helderse verleden, maar doet niet actief (mee) aan veldwerk. Voor de gemeente is het van belang dat er goed contact is met amateur-archeologen. Deze zijn in de regio verenigd in de AWN, afdeling 9.

AWN afdeling 9 is opgericht in 2011. De AWN kan op vrijwillige basis en onder verantwoordelijkheid van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed worden ingezet voor het verrichten van waarnemingen, (metaaldetectie)-onderzoek en zelf onderzoek doen in vrijgegeven gebieden. Van alle activiteiten wordt een verslag geschreven. De Erfgoedinspectie houdt toezicht op de activiteiten van de verenigingen.

3.7 Metaaldetectie

Detectieverbod

Vanwege het toegenomen belang van het militaire erfgoed wordt een detectieverbod opgenomen voor alle militaire vindplaatsen behorende bij de Stelling van Den Helder en de Atlantikwall. Metaaldetectie kan kenniswinst opleveren, maar er kan ook kennis verdwijnen. Door een gecontroleerd detectiebeleid kunnen vondsten worden geregistreerd en blijft de kennis beschikbaar voor onderzoek. Alleen metaaldetectoramateurs met een vergunning mogen metaaldetectie uitvoeren, met een meldingsplicht.

In de Erfgoedwet is opgenomen dat als een metaaldetectoramateur een vondst uit de grond haalt, dit wordt gezien als een opgraving. In de Erfgoedwet is voor dit type opgraving een uitzondering geformuleerd omdat metaaldetector-amateurs doorgaans een waardevolle bijdrage leveren aan de ontwikkeling en borging van de archeologische kennis. Maar ook hiervoor zijn voorwaarden en beperkingen verbonden:

  • De diepte van de bodemverstoring die gepaard gaat met het detecteren en bergen van het object is maximaal 0,30 m –mv;

  • Metaaldetectie is niet toegestaan op een archeologisch gemeentelijk, provinciaal of rijksmonument, of een terrein waar een archeologische opgraving wordt verricht.

  • Vondsten die in bovenstaande geval met metaaldetectie gevonden worden moeten zo spoedig mogelijk bij de Minister gemeld worden (via de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed). Bovendien is de gerechtigde tot de vondst verplicht om deze vondst circa zes maanden ter beschikking te houden voor wetenschappelijk onderzoek.

De gemeenteraad kan overigens besluiten om voor het eigen grondgebied, of een deel daarvan, deze uitzonderingspositie voor metaaldetectie-amateurs niet van toepassing te verklaren. Dat betekent dan dat er in die gevallen niet met een metaaldetector gegraven mag worden.

Het advies is dat binnen de gemeente Den Helder metaaldetectie uitsluitend toe is gestaan aan metaaldetector-amateurs met een vergunning verleend door het college van B&W.

4 Conclusie/nawoord

Met dit beleidskader en beleidsadvieskaart, aangevuld met een nieuwe archeologische waarden- en verwachtingskaart, heeft gemeente Den Helder de nieuwe wet- en regelgeving vertaald naar handzaam en praktisch beleid. De keuzes zijn helder, de toepassing van het beleid inzichtelijk. Met dit beleidskaderis gemeente Den Helder toegerust voor de opgaven die de Omgevingswet aan de gemeente stelt.

Literatuur

  • °

    Boer, de, A. & S. Nederpelt, 2007: Zorgcentrum Huis ter Duin, Den Helder. Een Bureaonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een waarderend booronderzoek, Amersfoort (ADC Rapport 1066).

  • °

    Caspers, S., W. Knol & H. Kars, 2011: Richtlijnen voor maatwerk. Onderzoeksrapport project Archeologievriendelijk bouwen & fysiek behoud, iov Convent van Gemeentelijk Archeologen.

  • °

    Houkes, M.C., 2014: Erfgoed, waterbodems en het bestemmingsplan, Amersfoort, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

  • °

    Leuvering, J.H.F. 2007: Inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen (karterende fase), Plangebied Julianadorp Oost, Hoorn, (Synthegra Archeologie Rapport P0502440).

  • °

    Lil, van, R., 2007: Fort Erfprins in Den Helder, Archeologische Beleidsadvieskaart, Amersfoort (ADC Rapport 867).

  • °

    Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2016: Handreiking Paalfundering in een archeologievriendelijk bouwplan, Amersfoort.

  • °

    Roessingh, W.,2018: Den Helder-Statenhoff 51. Een archeologische opgraving op de middeleeuwse terp ‘Het Torp’, g, Amersfoort (ADC Rapport 4059).

  • °

    Salomons, K.T., 2014: Bureauonderzoek Stelling van Den Helder, lokaties B, C2 en D, Den Helder, gemeente Den Helder, Zaandijk (Hollandia reeks nr. 494).

  • °

    Smit, P., 1972: ‘Middeleeuwse bewoningssporen op het Balgzand’, in: Westerheem 21. pp. 3-18.

  • °

    Stulp, B., 2009: Verdwenen dorpen in Nederland. Deel 2, West- en Zuid-Nederland, Alkmaar.

  • °

    Timmerman, R., 2007: Plangebied De Nollen Zuid, gemeente Den Helder; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek, Weesp (RAAP Notitie 2121).

  • °

    Vaars, J.P.L. en G.P. Alders 2003: Gemeentelijke nota archeologie in Den Helder. Hollandia reeks 10.

  • °

    Verweij, J., 2014: Het Nieuwe Haven complex met Berghavan te Den Helder. Een Bureauonderzoek, Amersfoort (ADC Rapport 3318).

  • °

    Vaars, J.P.L. & G.P. Alders, 2003: Nota archeologie in Den Helder, Zaandijk (Hollandia reeks nr. 10).

  • °

    Vos, P. & S. de Vries 2013: 2e generatie palaeogeografische kaarten van Nederland (versie 2.0).

  • °

    Deltares, Utrecht. In september 2017 gedownload van www.archeologieinnederland.nl.

Geraadpleegde websites

ARCHIS III

https://archeologieinnederland.nl/verstoringsbronnenkaart

https://archeologieinnederland.nl/omgaan-met-archeologie/vondsten-melden

https://cultureelerfgoed.nl/dossiers/omgevingswet/cultureel-erfgoed-in-de-omgevingswet

http://denhelder.nl

http://onh.nl/nl-NL/verhaal/9414/wo-ii-bunker-atlantikwall

http://wetten.overheid.nl/BWBR0028498/2010-10-01

Bijlage 1a – Archeologische Waarden- en Verwachtingskaart 2017

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 1b – Archeologische Beleidskaart 2017

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 - Catalogus met alle in ARCHIS geregistreerde archeologische onderzoeken in de gemeente

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3 - Wijzigingen beleidskaart, gelijktrekken beleidskaart en cultuurhistorische waardenkaart

niet gebaseerd op archeologisch onderzoek

DH2-1A en 2ADe historische kern en grachtengordel Oud Den Helder

Op de nieuwe beleidskaart wordt de begrenzing van het huidige stratenpatroon gevolgd.

DH3-6A Fort Westoever

De begrenzing van het AMK-terrein wordt aangehouden. Deze volgt de huidige begrenzing van het land bij Westoever.

DH3-7A Fort Oostoever / Het Nieuwe Werk

De begrenzing van het AMK-terrein wordt aangehouden. Deze begrenzing komt beter overeen met de locatie van Het Nieuwe Werk (Kielplaats) op onderstaande afbeelding.

afbeelding binnen de regeling

Afb. B3. De situatie in 1792 van het Nieuwe Diep met vangdam en pas geopende kielplaats.33

DH3-12AVechtstraat

De begrenzing van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart is aangehouden. Deze klopt met de beschrijving in de beleidsnota.

DH4-2AFort Dufalga

De begrenzing van het AMK-terrein wordt aangehouden.

Bijlage 4 - Stelling van Den Helder, onderdelen van de Stelling

Fort Dufalga (DH4-2A) (begin 19e eeuw): Kort na de bouw weer verwoest en verdwenen. Vlak ten zuiden van Den Helder gelegen. De locatie is hoogst waarschijnlijk teruggevonden. Mogelijk deels door kustafslag aangetast. Onduidelijk is in welke precieze vorm en in hoeverre het fort was afgebouwd voordat men het liet springen.

Retranchement rond Oud Den Helder (begin 19e eeuw): De (lichte) versterkingen rond het vissersdorp Den Helder bevonden zich min of meer in het tracé van de huidige Prins Willem Alexandersingel.

Vanwege de aanwezige bebouwing is het de vraag in hoeverre er nog relevante sporen aanwezig zijn.

Getenailleerde omwalling van Willemsoord (begin 19e eeuw): Slechts gedeeltelijk gerealiseerd en kort daarna weer verdwenen, waarna de Visbuurt hier overheen werd gebouwd.

Fort Kijkduin (DH4-3A) (begin 19e eeuw): Gedeeltelijk nog bestaand; deel contrescarpmuur, bastions en droge buitengracht later verdwenen.

Fort Erfprins (DH3-3-3A) (begin 19e eeuw): Grotendeels nog bestaande omwallingen; verdwenen zijn ravelijnwallen, zeefront, poterne bij de liniewal, poterne bij de westelijke courtine, oude kazerne en andere elementen. Ook enkele begravingen in de ravelijnen en de opbouw van de wallen zijn van belang, evenals het onderscheid tussen noordelijk deel (zeemacht) en zuidelijk deel (landmacht) van het fort.

Fort Dirksz. Admiraal (DH3-4A) (begin 19e eeuw): Eerst lag hier een kleine werk van de Engelsen, daarna werd hier een fort aangelegd. De omwallingen zijn deels afgegraven en deels sterk gewijzigd. Twee bomvrije poternes die toegang gaven tot de grachtoevers tegenover de ravelijnen zijn verdwenen, evenals de fundering van een onvoltooid gebleven kazerne. Veel nieuwe bebouwing aanwezig.

Fort Westoever (DH3-6A) (begin 19e eeuw): De omwallingen zijn grotendeels afgegraven en deels overbouwd in recente tijd.

Fort Oostoever (DH3-7A)(eind 18e eeuw/ begin 19e eeuw): Begonnen als dok aan het Nieuwe Diep (Het Nieuwe Werk), later getransformeerd in vestingwerk. Westelijke helft van de omwalling is nog aanwezig, oostelijk helft is overbouwd. In de ondergrond zal de vulling van het dok nog aanwezig zijn.

Pantserfort op de Harssens (eind 19e eeuw): Vanwege de sloop en aantasting van een groot deel van dit fort, kunnen archeologische methoden van onderzoek waarschijnlijk bijdragen aan het vergroten van de kennis van dit vestingwerk.

Linie/gedekte gemeenschapsweg (begin 19e eeuw): Liniewal met drie remises waarvan de meest oostelijke omstreeks 1970 werd overbouwd door een huisvuilafvoerinstallatie. Meest oostelijke deel van de wal weg gegraven ten behoeve van de Industriehaven.

Overige werken (eind 18e/ begin 19e eeuw): Redoute bij tolhek, Lunette op de Vijfsprong, Lunette aan de Huisduinse weg, Engelse linie ten oosten van Kijkduin. Al deze werken zijn vrij spoedig weer verdwenen, maar kunnen archeologisch kansrijk zijn.

Bijlage 5 Cyclus Archeologische Monumenten Zorg

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 6 – Archeologisch beleid per gebied 200334

5. Archeologisch beleid per gebied

5.1 De archeologiegebieden en het bijbehorend beleid

Het grondgebied van de gemeente Den Helder kan archeologisch gezien in vijf beleidsgebieden worden verdeeld. Dit zijn: de historische kern Huisduinen, de historische kern Oud Den Helder en de grachtengordel, het overige stedelijk gebied, het landelijk gebied en het tot de gemeente behorende deel van de Noordzee en Waddenzee.

De archeologische beleidskaart voor Den Helder moet gezien worden als een archeologische attentiekaart. Met andere woorden: aangegeven wordt op welke plaatsen archeologische sporen verwacht kunnen worden. Over de kwaliteit en betekenis van deze vindplaatsen worden geen uitspraken gedaan. Het is dus geen waarderingskaart. Dat kan het ook niet zijn. Daarvoor is meer onderzoek noodzakelijk. Met behulp van de kaart kunnen archeologische belangen in een vroeg stadium bij de besluitvorming worden betrokken. Gestreefd is zoveel mogelijk grotere eenheden met ook een historische betekenis op te nemen, bijvoorbeeld de verdedigingswerken uit de Franse en Duitse tijd. Soms zijn ook kleinere eenheden zoals individuele boerderijtjes aangewezen. Hierbij is zoveel mogelijk gepoogd de oudere exemplaren, vaak met een duidelijke historische betekenis voor Den Helder en een nog herkenbare naam, aan te wijzen.

Opgemerkt dient te worden dat deze kaart niet compleet is. Naarmate er door onderzoek meer gegevens over archeologische gebieden bekend worden kunnen er locaties bijkomen of juist afvallen.

Bij het vervaardigen van de kaart is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart Nederland. In sommige gevallen, zoals bij de forten, is de omvang van het archeologische terrein meestal wel duidelijk. Vaak is dit echter niet het geval. De aangegeven locaties zijn dan voorzien van een stippellijn en moeten gezien worden als indicatief. De archeologiecriteria zijn gebaseerd op de verwachte dichtheid aan en conservering van archeologische sporen en kunnen dus per locatie variëren.

5.1.1DH1A:De historische kern Huisduinen

Beschrijving

De historische kern Huisduinen (NKT136A op de Cultuurhistorische Waardenkaart) bevat zowel boven als onder de grond waardevolle bouwhistorische en archeologische overblijfselen. Deze bevatten waardevolle informatie over de vroegste geschiedenis en ontwikkeling van deze dorpskern.

Behalve op de plaatsen waar in de 20e eeuw de bodem diepgaand is verstoord kunnen hier vrijwel overal archeologische waarden worden verwacht vanaf de 16e eeuw. Deze kunnen zich al op een diepte van enkele decimeters bevinden. Door de eeuwenlange ophoging met afval kunnen de diepste sporen zich tot enkele meters onder het maaiveld bevinden.

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door de archeologische waarden door middel van een dubbelbestemming (met archeologie als tweede bestemming) op te nemen in het bestemmingsplan.

Archeologiecriteria

Bij werken met een oppervlakte boven de 50 vierkante meter en dieper dan 35 centimeter onder het maaiveld dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van archeologische waarden.

Binnen de historische kern van Huisduinen zijn bij de planvorming zowel prospectieve als aanvullende archeologische onderzoeken overbodig omdat archeologische waarden vrijwel overal aanwezig zijn. Wel kan steeds worden nagegaan of 20e eeuwse bebouwing de ondergrond binnen het plangebied reeds diepgaand heeft verstoord.

Bij sloop van bestaande bebouwing dient te worden getoetst of er bouwhistorische of, in de ondergrond, archeologische waarden aanwezig zijn. Is dit het geval dan

dienen deze waarden gedocumenteerd te worden door een archeoloog respectievelijk bouwhistoricus, opdat informatie over de ontwikkelingsgeschiedenis van het dorp niet verloren gaat.

5.1.2DH2:de historische kern Oud Den Helder en de grachtengordel

DH2-1A De historische kern Oud Den Helder

Beschrijving

De historische kern Oud Den Helder (NKT133A op de Cultuurhistorische Waardenkaart) vormt de historische basis van waaruit de stad is ontstaan. De in de ondergrond aanwezige archeologische waarden kunnen informatie geven over de vroegste geschiedenis en ontwikkeling van de stad. Behalve op de plaatsen waar in de 20e eeuw de bodem diepgaand is verstoord kunnen archeologische waarden in het gehele gebied verwacht worden.

In de jaren vijftig is dit gehele gebied getransformeerd waarbij mogelijk een deel van de ondieper liggende archeologische waarden beschadigd of mogelijk verdwenen zijn. Dergelijke aantastingen van het bodemarchief zijn over het algemeen zeer lokaal. Dit dient echter per locatie te worden vastgesteld.

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door de archeologische waarden door middel van een dubbelbestemming (met archeologie als tweede bestemming) op te nemen in het bestemmingsplan.

Archeologiecriteria

Bij werken met een oppervlakte boven de 50 vierkante meter en dieper dan 35 centimeter

onder het maaiveld dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van archeologische waarden. Bij sloop van bestaande bebouwing dient te worden getoetst of er bouwhistorische of, in de ondergrond, archeologische waarden aanwezig zijn. Is dit het geval dan dienen deze waarden gedocumenteerd te worden door een archeoloog respectievelijk bouwhistoricus, opdat informatie over de ontwikkelingsgeschiedenis van de stad niet verloren gaat.

DH2-2A De grachtengordel

Beschrijving

De grachtengordel sluit aan op de historische kern Oud Den Helder. Duidelijk zichtbaar is nog steeds de oriëntatie op de (voormalige) Rijkswerf. De in de ondergrond aanwezige archeologische waarden kunnen informatie geven over de 18e en 19e eeuwse geschiedenis en ontwikkeling van de stad. Behalve op de plaatsen waar in de 20e eeuw de bodem diepgaand is verstoord kunnen archeologische waarden in het gehele gebied verwacht worden.

In de jaren vijftig is een deel van dit gebied getransformeerd waarbij mogelijk de ondieper liggende archeologische waarden beschadigd of verdwenen zijn. Dergelijke aantastingen van het bodemarchief zijn over het algemeen zeer lokaal. Dit dient echter per locatie te worden vastgesteld.

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door de archeologische waarden door middel van een dubbelbestemming (met archeologie als tweede bestemming) op te nemen in het bestemmingsplan.

Archeologiecriteria

Bij werken met een oppervlakte boven de 50 vierkante meter en dieper dan 35 centimeter

onder het maaiveld dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van archeologische waarden. Bij sloop van bestaande bebouwing dient te worden getoetst of er bouwhistorische of, in de ondergrond, archeologische waarden aanwezig zijn. Is dit het geval dan dienen deze waarden gedocumenteerd te worden door een archeoloog respectievelijk bouwhistoricus, opdat informatie over de ontwikkelingsgeschiedenis van de stad niet verloren gaat.

5.1.3DH3:het overig stedelijk gebied

Beschrijving

Hiertoe wordt gerekend de bebouwde kom van Den Helder, dus het gebied tot

aan de Doggersvaart en de bebouwde kom van Julianadorp (uitgezonderd de reeds behandelde historische kernen). Vooral in de 20e eeuw zijn op dit voormalige landelijk gebied woonwijken of bedrijfsterreinen aangelegd.

Verschillende archeologische vindplaatsen zijn daarbij verloren gegaan. Toch is er nog steeds kans op de aanwezigheid van archeologische waarden die bij uitbreiding, vervanging of vernieuwing van bebouwing verloren kunnen gaan.

Bekende archeologische waarden

DH3-1A: De Torp (kaart 2)

Beschrijving

Het betreft hier een restant van de grote terp Het Torp in de Schooten. De bewoning op de terp begon in de Vroege Middeleeuwen en liep door tot in de Late Middeleeuwen.

Terpen uit deze periode van een dergelijke omvang zijn zeer zeldzaam. De op het terprestant van De Torp aangetroffen vondsten en sporen, waaronder verschillende huisstructuren, wijzen op een hoge archeologische informatiewaarde.

Archeologieregime

Gezien het belang van dit terrein voor de bewoningsgeschiedenis van het gebied en de zeldzaamheid van terpen uit de Vroege Middeleeuwen, niet alleen in de kop van Noord- Holland maar in geheel Nederland, wordt het terrein zoals aangegeven onder nummer NKT140A op de Cultuurhistorische Waardenkaart, aangewezen als gemeentelijk archeologisch monument. Hiervoor dient de gemeentelijke monumentenverordening te worden aangepast.

Archeologiecriteria

Voor de lokatie van de terp Het Torp als gebied van hoge archeologische waarde wordt gestreefd naar behoud. Voorafgaand aan elke vorm van verstoring van de bodem dient bij de gemeente een monumentenvergunning te worden aangevraagd.

DH3-2A: omwalling van de Nieuwstad

Beschrijving

In de Visbuurt bevinden zich onder de 19e eeuwse, ondiep gefundeerde stadsbebouwing, resten van een door de Fransen aangelegde gebastionneerde omwalling (NKT135A op de Cultuurhistorische Waardenkaart).

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door de archeologische waarden door middel van een dubbelbestemming (met archeologie als tweede bestemming) op te nemen in het bestemmingsplan.

Archeologiecriteria

Bij grondroerende werkzaamheden dieper dan 35 centimeter en met een oppervlakte groter dan 50 vierkante meter dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van archeologische waarden.

DH3-3-3A : fort Erfprins

Beschrijving

Fort Erfprins is archeologisch van waarde. Daarnaast heeft het fort ook historisch- geografische waarden. Bij restauratie van (delen van) de verdedigingswerken dient rekening gehouden te worden met in de grond aanwezige archeologische waarden. Deze kunnen onder andere bestaan uit sporen van oudere fasen van de wallichamen, funderingen van bebouwingen, menselijke begravingen, oude grachtvullingen, waterputten, loopgravenstelsels, afvalkuilen etc.

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door de archeologische waarden door middel van een dubbelbestemming (met archeologie als tweede bestemming) op te nemen in het bestemmingsplan.

afbeelding binnen de regeling

Kaart 2: Detail van kaart 1 met de ligging van het gemeentelijk archeologisch monument De Torp (in blauw) in de wijk De Schoten.

Archeologiecriteria

Bij grondroerende werkzaamheden dieper dan 35 centimeter en met een oppervlakte groter dan 50 vierkante meter moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van archeologische waarden.

DH3-4A : fort Dirksz. Admiraal

Beschrijving

Naast archeologische waarden vertegenwoordigt het fort ook historisch-geografische waarden.

Bij restauratie van (delen van) de verdedigingswerken dient ook rekening gehouden te worden met in de grond aanwezige archeologische waarden. Deze kunnen onder andere bestaan uit sporen van oudere fasen van de wallichamen en bebouwingen, oude grachtvullingen, waterputten, loopgravenstelsels, afvalkuilen etc. (NKT134A op de Cultuurhistorische Waardenkaart).

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door de archeologische waarden door middel van een dubbelbestemming (met archeologie als tweede bestemming) op te nemen in het bestemmingsplan.

Archeologiecriteria

Bij grondroerende werkzaamheden dieper dan 35 centimeter en met een oppervlakte groter dan 50 vierkante meter dient ook rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van archeologische waarden.

DH3-5A: De Linie

Beschrijving

Als verbindingswal tussen de forten Erfprins, Dirks Admiraal en Westoever heeft ook De Linie archeologische waarde. Archeologisch interessant is vooral de opbouw van het wallichaam en de vulling van de liniegracht. Daarnaast kunnen er diverse sporen aanwezig zijn zoals resten van houtbouw, schuttersputjes etc. In het oostelijk deel van de Linie bevindt zich onder de huisvuilafvoerinstallatie waarschijnlijk nog het restant van een remise uit omstreeks 1820. (NKT134A op de Cultuurhistorische Waardenkaart) Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door de archeologische waarden door middel van een dubbelbestemming (met archeologie als tweede bestemming) op te nemen in het bestemmingsplan.

Archeologiecriteria

Bij grondroerende werkzaamheden dieper dan 35 centimeter en met een oppervlakte groter dan 50 vierkante meter dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van archeologische waarden.

DH3-6A: fort Westoever

Beschrijving

Evenals de overige forten heeft ook dit archeologische waarden.

Grote delen van het fort zijn verdwenen onder de jachthaven en het marinapark. Toch kunnen in de ondergrond nog resten van bijvoorbeeld grachten aanwezig zijn. (NKT 139A op de Cultuurhistorische Waardenkaart).

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door de archeologische waarden door middel van een dubbelbestemming (met archeologie als tweede bestemming) op te nemen in het bestemmingsplan.

Archeologiecriteria

Bij grondroerende werkzaamheden dieper dan 35 centimeter en met een oppervlakte groter dan 50 vierkante meter dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van archeologische waarden.

DH3-7A: fort Oostoever

Beschrijving

Net als de andere forten heeft ook dit archeologische waarde. Bij restauratie van (delen van) de verdedigingswerken dient hiermee rekening gehouden te worden. De archeologische waarden kunnen onder andere bestaan uit sporen van oudere fasen van de wallichamen en bebouwingen, oude grachtvullingen, waterputten, loopgravenstelsels, afvalkuilen etc. Daarnaast kunnen sporen verwacht worden van Het Nieuwe Werk, de in de jaren 1791-1792 aangelegde kiel- en werkplaats. (NKT138A op

de Cultuurhistorische Waardenkaart).

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door de archeologische waarden door middel van een dubbelbestemming (met archeologie als tweede bestemming) op te nemen in het bestemmingsplan.

Archeologiecriteria

Voor de genoemde lokaties dient bij grondroerende werkzaamheden dieper dan 35 centimeter en met een oppervlakte groter dan 50 vierkante meter rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van archeologische waarden.

DH3-8A: Rijkswerfterrein

Beschrijving

Op het terrein van de voormalige Rijkswerf Willemsoord is een groot aantal gebouwen aangewezen als Rijksmonument. In de ondergrond zijn archeologische sporen aanwezig van oudere fasen van de militaire bebouwing zoals verdedigingswerken grachten en funderingen van gebouwen.

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door de archeologische waarden door middel van een dubbelbestemming (met archeologie als tweede bestemming) op te nemen in het bestemmingsplan.

Archeologiecriteria

Bij grondroerende werkzaamheden dieper dan 35 centimeter en met een oppervlakte groter dan 50 vierkante meter dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van archeologische waarden. Bij sloop van bebouwing dienen

de cultuurhistorische waarden gedocumenteerd te worden door een archeoloog respectievelijk bouwhistoricus, opdat informatie over de ontwikkelingsgeschiedenis van de stad niet verloren gaat.

DH3-9A: Gemini-Ziekenhuis

Beschrijving

Bij de bouw van het Gemini-Ziekenhuis is een deel van een terp uit de IJzertijd aangetroffen.

Deze terp bevindt zich onder een pakket zand van ca. 3 meter dikte. Het is niet bekend in hoeverre dit pakket de terp heeft beschermd tijdens de bouw van het ziekenhuis

of in hoeverre de terp buiten de locatie van het ziekenhuis ligt. De bouw van de liftschacht (de aanleiding tot de ontdekking) heeft in ieder geval een deel van de terp vernietigd.Onbekend is of en in hoeverre de terp zich uitstrekt tot buiten het ziekenhuis en hoeveel nog van de terp over is.

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door de archeologische waarden door middel van een dubbelbestemming (met archeologie als tweede bestemming) op te nemen in het bestemmingsplan.

Archeologiecriteria

Bij werkzaamheden met een oppervlakte boven de 50 vierkante meter en dieper dan 3 meter moet rekening gehouden worden met archeologische waarden.

DH3-10A: oostelijk van de Jan Verfailleweg

Beschrijving

Bij de aanleg van zinkputten oostelijk van de Jan Verfailleweg werden op een diepte

van ongeveer drie meter bewoningssporen uit de IJzertijd aangetroffen. Aard en omvang van de bewoning is onduidelijk. Mogelijk betreft het een terp. Nader onderzoek is hier vereist.

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door de archeologische waarden door middel van een dubbelbestemming (met archeologie als tweede bestemming) op te nemen in het bestemmingsplan.

Archeologiecriteria

Bij werkzaamheden met een oppervlakte boven de 50 vierkante meter en dieper dan 3 meter moet rekening gehouden worden met archeologische waarden.

DH3-11A: De Nollen

Beschrijving

Het 17e eeuwse huis De Schooten was gelegen temidden van een grote groep binnenduinen of nollen. De lokatie hiervan heet nu dan ook nog steeds De Nollen. Het gebouw is in 1956 totaal afgebrand waarna er een nieuw gebouw geplaatst is. In de ondergrond kunnen echter nog steeds sporen van de fundering van het hoofdgebouw en de bijgebouwen worden verwacht.

Daarnaast zijn er verdedigingswerken uit de Tweede Wereldoorlog aanwezig.

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door de archeologische waarden door middel van een dubbelbestemming (met archeologie als tweede bestemming) op te nemen in het bestemmingsplan.

Archeologiecriteria

Bij werkzaamheden met een oppervlakte boven de 500 vierkante meter en dieper dan 35 centimeter moet rekening gehouden worden met archeologische waarden.

DH3-12A: Vechtstraat

Beschrijving

De hoeve Vrede en Vrijheid werd gebouwd tussen 1516 en 1525 op een locatie oostelijk van de huidige Jan Verfailleweg, ongeveer tegen de Vechtstraat aan. In 1962 is het bij stadsuitbreidingen afgebroken. In de ondergrond kunnen nog steeds

archeologische sporen worden verwacht. Naast funderingsresten van het hoofdgebouw en de bijgebouwen kunnen deze onder andere bestaan uit waterputten en beerputten. Dergelijke putten bevatten vaak een schat aan informatie over de materiële cultuur.

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door de archeologische waarden door middel van een dubbelbestemming (met archeologie als tweede bestemming) op te nemen in het bestemmingsplan.

Archeologiecriteria

Bij werkzaamheden met een oppervlakte boven de 500 vierkante meter en dieper dan 35 centimeter moet rekening gehouden worden met archeologische waarden.

DH3-13A: Middelzand

Beschrijving

Bij de aanleg van de wijk Middelzand zijn naast nederzettingssporen uit de 10e – 12e eeuw ook menselijke botten aangetroffen. Mogelijk afkomstig van het bij de nederzetting behorende grafveld. Een dergelijke combinatie van zowel de nederzetting als het bijbehorende grafveld geeft een meerwaarde aan deze vindplaats.

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door de archeologische waarden door middel van een dubbelbestemming (met archeologie als tweede bestemming) op te nemen in het bestemmingsplan.

Archeologiecriteria

Bij werkzaamheden met een oppervlakte boven de 500 vierkante meter en dieper dan 35 centimeter moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van archeologische waarden.

DH3-14A:historische kern van Julianadorp

Beschrijving

De historische kern van Julianadorp bevindt zich voornamelijk oostelijk van de kruising Schoolweg-Lange Vliet en dateert merendeels uit het begin van de 20e eeuw. Rond het midden van de 19e eeuw was om deze kruising reeds een klein buurtschap aanwezig. Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door de archeologische waarden door middel van een dubbelbestemming (met archeologie als tweede bestemming) op te nemen in het bestemmingsplan.

Archeologiecriteria

Bij werkzaamheden met een oppervlakte boven de 500 vierkante meter en dieper dan 35 centimeter moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van archeologische waarden. Daarnaast moet bij de sloop van bestaande bebouwing vooraf een bouwhistoricus of archeoloog worden ingeschakeld zodat de cultuurhistorische waarden gedocumenteerd kunnen worden, opdat informatie over de ontwikkelingsgeschiedenis van de stad niet verloren gaat.

DH3-15A: West Julianadorp

Beschrijving

In 1978 werd bij het graven van waterpartijen in het westelijke deel van Julianadorp een vuurstenen pijlpunt uit het Mesolithicum op de storthopen gevonden. De aanwezigheid van de pijlpunt maakt het waarschijnlijk dat ter plekke een nederzetting uit die tijd aanwezig is.

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door de archeologische waarden door middel van een dubbelbestemming (met archeologie als tweede bestemming) op te nemen in het bestemmingsplan.

Archeologiecriteria

Bij werkzaamheden met een oppervlakte van 50 vierkante meter of meer en een diepte groter dan 4 meter dient eerst archeologisch onderzoek te worden verricht.

DH3-16A: gevangenisterrein aan de Nieuweweg

Beschrijving

Bij de bouw van de gevangenis aan de Nieuwe Weg zijn in 1999 twee scherven Karolingisch aardewerk uit de 10e eeuw gevonden. De betekenis van deze vondst is niet duidelijk. Het kan zijn dat ter plaatse een nederzetting uit die periode aanwezig is maar het aardewerk kan ook van elders afkomstig zijn.

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door de archeologische waarden door middel van een dubbelbestemming (met archeologie als tweede bestemming) op te nemen in het bestemmingsplan.

Archeologiecriteria

Bij werkzaamheden met een oppervlakte boven de 500 vierkante meter en dieper dan 35 centimeter moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van archeologische waarden.

Onbekende archeologische waarden

Ter hoogte van DH2, de historische kern Oud Den Helder, bevindt zich op een diepte van circa vier meter een dekzandkop. Op de locaties DH3-9A en DH3-10A zijn op een diepte van circa drie meter prehistorische nederzettingen aangetroffen.

Terreinen binnen het gemeentelijk grondgebied ten noorden van de Doggersvaart die niet onder bovenstaande locaties vallen, zijn daarom wel archeologieplichtig, maar slechts in twee gevallen, namelijk:

  • indien het plangebied groter is dan 5000 vierkante meter en de grondroerende werkzaamheden dieper reiken dan 1 meter,

  • of indien de werkzaamheden een groter oppervlak omvatten dan 50 vierkante meter en daarnaast een diepte bezitten van meer dan 3 meter.

Dit laatste zal in de praktijk alleen het geval zijn bij zeer diep gefundeerde gebouwen zoals flats of bij de aanleg van bijvoorbeeld ondergrondse parkeerplaatsen. En dan nog is de kans gering dat deze precies op de lokatie van een prehistorische nederzetting worden aangelegd. De zeldzaamheid en (waarschijnlijke) kwaliteit van dergelijke nederzettingen zijn echter van dien aard dat elk risico van verstoring uitgesloten dient te worden. Na het prospectief onderzoek kan een archeologievrij-verklaring worden gegeven, een vervolgonderzoek worden gedaan of besloten worden af te zien van de bodemverstorende activiteit.

5.1.4 DH4: het landelijk gebied

Beschrijving

Hieronder wordt verstaan het niet tot de bebouwde kom behorende deel van de gemeente. Een groot deel hiervan is in gebruik als bollenland. Ook het duingebied wordt hiertoe gerekend.

Bekende archeologische waarden

DH4-1A: het duingebied

Beschrijving

Het tot de gemeente behorende duingebied kent een sterke concentratie verdedigingswerken van zowel Nederlandse als Duitse makelij, onderdelen van de Atlantikwall. In een aantal gevallen zijn de bij de bunkers horende loopgraven nog aanwezig. Een deel van deze bunkers staat op de provinciale monumentenlijst.

Archeologieregime

Voor de verdedigingswerken of resten daarvan in het duingebied, inclusief fort Dufalga en fort Kijkduin, wordt behoud nagestreefd. Onderscheid kan gemaakt worden tussen de bebouwde en onbebouwde delen van het duingebied. De bebouwde delen, de verdedigingswerken, worden in principe behouden. Het gehele duingebied, ook het ook het onbebouwde deel, wordt door middel van een dubbelbestemming (met archeologie als tweede bestemming) opgenomen in het bestemmingsplan.

Archeologiecriteria

Bij sloop of restauratie van verdedigingswerken dient rekening gehouden te worden met de archeologische waarden. In het onbebouwde deel wordt bij werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 500 vierkante meter en een diepte van 50 centimeter of meer eerst archeologisch onderzoek uitgevoerd.

DH4-2A : fort Dufalga

Beschrijving

Binnen het aangegeven terrein zijn waarschijnlijk nog resten aanwezig van een gebastionneerd fort. De omwalling is nog deels te zien. Mogelijk is ook nog een deel van de kanonnen aanwezig. (NKT154A op de Cultuurhistorische Waardenkaart).

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door de archeologische waarden door middel van een dubbelbestemming (met archeologie als tweede bestemming) op te nemen in het bestemmingsplan.

Archeologiecriteria

Bij werkzaamheden boven de 50 vierkante meter en dieper dan 35 centimeter dient rekening gehouden te worden met archeologische waarden.

DH4-3A: fort Kijkduin

Beschrijving

Fort Kijkduin heeft naast bouwkundige en historisch-geografische ook archeologische waarden. Het gaat echter niet alleen om het fort op zich. In het aangrenzende duingebied kunnen behalve bunkers diverse andere archeologische sporen worden aangetroffen zoals loopgraven, beerputten en tijdelijke kampementen. (NKT137A op de Cultuurhistorische Waardenkaart).

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door de archeologische waarden door middel van een dubbelbestemming (met archeologie als tweede bestemming) op te nemen in het bestemmingsplan.

Archeologiecriteria

Bij werkzaamheden boven de 50 vierkante meter en dieper dan 35 centimeter dient rekening gehouden te worden met archeologische waarden. Tevens dient bij

restauratiewerkzaamheden een archeoloog of bouwhistoricus te worden geraadpleegd zodat de cultuurhistorische waarden gedocumenteerd kunnen worden.

DH4-4A: De Zanddijk

Beschrijving

De zanddijk werd in 1610 aangelegd tussen Callantsoog en Huisduinen. Doel was het strand te handhaven en door opstuiving een nieuwe, beschermende, duinenrij te doen ontstaan. Archeologisch is vooral de opbouw van het dijklichaam interessant.

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door de archeologische waarden door middel van een dubbelbestemming (met archeologie als tweede bestemming) op te nemen in het bestemmingsplan.

Archeologiecriteria

Bij werkzaamheden boven de 500 vierkante meter en dieper dan 50 centimeter dient rekening gehouden te worden met archeologische waarden.

DH4-5A: De Garst

Beschrijving

De Garst was de naam van een hoeve uit het begin van de 18e eeuw, gelegen op

het groepje duinen wat nu nog steeds die naam draagt. Naast de overblijfselen van de hoeve en bijgebouwen kunnen er ook beer- en waterputten verwacht worden. Daarnaast is er op het terrein in de oorlog een bunkercomplex gebouwd.

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door de archeologische waarden door middel van een dubbelbestemming (met archeologie als tweede bestemming) op te nemen in het bestemmingsplan.

Archeologiecriteria

Bij werkzaamheden boven de 500 vierkante meter en dieper dan 50 centimeter dient rekening gehouden te worden met archeologische waarden. Bij sloop van bunkers dient vooraf contact opgenomen te worden met een archeoloog of bouwhistoricus om zodoende de cultuurhistorische waarden te kunnen documenteren.

DH4-6A: De Kooy

Beschrijving

Op het terrein van vliegveld De Kooy bevond zich tot de aanleg van het vliegveld een duingebied zoals De Nollen en De Garst. In het begin van de 18e eeuw is op dit terrein een hoeve, De Kwelderbeek, met een eendekooi aangelegd. De naam De Kooy is hier dan ook van afgeleid. Het huis en de eendekooi hebben tenminste tot 1858 bestaan. In de oorlog is op het terrein een groot aantal bunkers neergezet.

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door de archeologische waarden door middel van een dubbelbestemming (met archeologie als tweede bestemming) op te nemen in het bestemmingsplan.

Archeologiecriteria

Bij werkzaamheden boven de 500 vierkante meter en dieper dan 50 centimeter dient rekening gehouden te worden met archeologische waarden. Bij sloop van bunkers dient vooraf contact opgenomen te worden met een archeoloog of bouwhistoricus om zodoende de cultuurhistorische waarden te kunnen documenteren.

DH4-7A: De Kleine Keten

Beschrijving

De Kleine Keet(en) is gebouwd in het begin van de 18e eeuw. Ten tijde van de Engels- Russische invasie in 1799 wordt het huis herhaaldelijk in de oorlogsberichten genoemd. Het huis is in 1841 geheel verbouwd. Op het bij het huis horende terrein zijn ook een dobbe en een oude weg aanwezig.

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door de archeologische waarden door middel van een dubbelbestemming (met archeologie als tweede bestemming) op te nemen in het bestemmingsplan.

Archeologiecriteria

Bij werkzaamheden boven de 500 vierkante meter en dieper dan 50 centimeter dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van archeologische waarden.

DH4-8A: zuidelijk van de Schoolvaart (kaart 1)

Beschrijving

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd er zuidelijk van de Schoolvaart, als onderdeel van de Atlantikwall, een stelling aangelegd die de zuidflank van de Stelling van Den Helder moest beschermen. De stelling bestond naast bunkers, uit een zware zandwal, een brede gracht (het zogenaamde tankkanaal) en mijnenvelden. Delen van het wallichaam zijn nog zichtbaar, evenals de bekende draketanden in de duinen.

Naast de nog zichtbare elementen van deze verdedigingslinie kunnen diverse andere archeologische informatie bevatten. Gedacht kan worden aan grachtbodems, loopgraven, schuttersputjes, afvalkuilen etc.

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door de archeologische waarden door middel van een dubbelbestemming (met archeologie als tweede bestemming) op te nemen in het bestemmingsplan.

Archeologiecriteria

Bij werkzaamheden boven de 500 vierkante meter en dieper dan 50 centimeter dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van archeologische waarden.

In het geval van zichtbare elementen dient ruim voorafgaand aan sloopwerkzaamheden contact te worden opgenomen met een archeoloog of bouwhistoricus opdat de cultuurhistorische waarden gedocumenteerd kunnen worden .

DH4-9A: Koegraspolder

Beschrijving

In 1956 werd hier in een bouwput op een diepte van circa 4,5 meter onder het maaiveld een aantal vuurstenen afslagen gevonden (afbeelding 1). Deze dateren vermoedelijk in het Mesolithicum, al is een wat oudere datering (Laat Paleolithicum) ook mogelijk. De aanwezigheid van afslagen duidt er op dat ter plekke een nederzetting uit deze periode aanwezig is. Afslagen zijn het afval van vuursteenbewerking. In de vroegere Prehistorie, voor de IJzertijd, werden veel werktuigen van vuursteen gemaakt zoals boren, messen en pijlpunten.

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door de archeologische waarden door middel van een dubbelbestemming (met archeologie als tweede bestemming) op te nemen in het bestemmingsplan.

Archeologiecriteria

Bij werkzaamheden met een oppervlakte van 50 vierkante meter of meer en een diepte groter dan 4 meter moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van archeologische waarden.

Onbekende archeologische waarden

Voor het overige landelijke gebied zijn (op dit moment) geen concrete archeologische waarden bekend.

In het landelijke gebied vanaf ongeveer de Doggersvaart tot aan de Callantsogervaart ligt het dekzand op een diepte van ongeveer 5 meter. Twee maal zijn op het dekzand vondsten gedaan uit het Mesolithicum.

Terreinen binnen het gemeentelijk grondgebied ten zuiden van de Doggersvaart die niet onder bovenstaande locaties vallen, zijn daarom wel archeologieplichtig, maar slechts in twee gevallen, namelijk:

  • indien het plangebied groter is dan 5000 vierkante meter en de grondroerende werkzaamheden dieper reiken dan 50 cm,

  • of indien de werkzaamheden een groter oppervlak omvatten dan 50 vierkante meter en daarnaast een diepte bezitten van meer dan 4 meter.

Binnen het landelijk gebied bevindt zich een groot aantal bunkers uit de Tweede Wereldoorlog (en enkele oudere). Een aantal daarvan, bij Huisduinen, oostelijk van fort Kijkduin, heeft een status als provinciaal monument. Voor de overige geldt dat ruim voordat eventueel tot sloop wordt besloten contact opgenomen dient te worden met een senior-archeoloog of bouwhistoricus om de cultuurhistorische waarden te kunnen documenteren.

Dit geldt eveneens voor de overige verdedigingswerken uit de Franse of Duitse tijd binnen het gemeentelijk gebied.

5.1.5DH5:de Noordzee en de Waddenzee

Beschrijving

De Noordzee en vooral het westelijke deel van de Waddenzee hebben een unieke (scheeps)archeologische en cultuurhistorische waarde. Door de snelle luchtdichte afdekking van de vele tientallen scheepswrakken zijn deze uitermate goed geconserveerd waardoor gegevens over onder andere scheepsbouw, uitrusting, handel etc. tot in detail bewaard zijn gebleven.

Bekende archeologische waarden

DH5-1A: het wrak van de Hollandia

Beschrijving

Dit wrak (NKT229A op de Cultuurhistorische Waardenkaart) is het restant van het op 26 maart 1698 in het Schulpengat vergane linieschip Hollandia. Het schip werd in 1683 gebouwd in Amsterdam en had een bemanning van 360 à 375 koppen. Samen met

de Leyden maakte het het Spaanse fregat Sante Christo buit dat ruim twee miljoen gulden aan zilver in Spaanse matten vervoerde. Begin 1698 brak aan boord de pest uit waarna de sterk uitgedunde bemanning de controle over het schip verloor en het aan de grond liep.

Archeologieregime

Wrakken van linieschepen zijn zeldzaam en vertegenwoordigen belangrijke cultuurhistorische waarden. Overwogen wordt daarom deze locatie aan te wijzen als gemeentelijk archeologisch monument.

Archeologiecriteria

Voorafgaand aan elke vorm van verstoring van het wrak dient bij de gemeente een monumentenvergunning te worden aangevraagd.

DH5-2A: het Marsdiep

Beschrijving

Deze lokatie in het Marsdiep (NKT224A op de Cultuurhistorische Waardenkaart) bevat een grote concentratie aan scheepswrakken uit de periode van de Late Middeleeuwen tot de Nieuwe Tijd.

Archeologieregime

Deze locatie bevat diverse scheepswrakken met belangrijke cultuurhistorische waarden. Op grond daarvan wordt overwogen dit gebied aan te wijzen als gemeentelijk archeologisch monument.

Archeologiecriteria

Voorafgaand aan elke vorm van verstoring van de bodem of wrakken ter plaatse dient bij de gemeente een monumentenvergunning te worden aangevraagd.

DH5-3A: het Malzwin

Beschrijving

Evenals de vorige lokatie gaat het hier om een zone met een concentratie aan scheepswrakken (NKT219A) op de Cultuurhistorische Waardenkaart).

Archeologieregime

Deze locatie bevat diverse scheepswrakken met belangrijke cultuurhistorische waarden. Op grond daarvan wordt overwogen dit gebied aan te wijzen als gemeentelijk archeologisch monument.

Archeologiecriteria

Voorafgaand aan elke vorm van verstoring van de bodem of wrakken ter plaatse dient bij de gemeente een monumentenvergunning te worden aangevraagd.

DH5-4A: Texelstroom

Beschrijving

Deze zone met vele tientallen scheepswrakken (NKT222A op de Cultuurhistorische Waardenkaart) valt grotendeels binnen de gemeentegrenzen van Texel, het meest westelijke puntje valt onder Den Helder. Het gaat hier om een uitloper van de rede van Texel. De scheepswrakken zijn cultuurhistorisch waardevol omdat zij zeer veel informatie kunnen geven over onder andere de constructie van de schepen, de handel en de werk- en leefomstandigheden aan boord.

Archeologieregime

Deze locatie bevat diverse scheepswrakken met belangrijke archeologische waarden. Op grond daarvan wordt overwogen dit gebied aan te wijzen als gemeentelijk archeologisch monument.

Archeologiecriteria

Voor deze lokatie als gebied van hoge archeologische waarde wordt gestreefd naar behoud.

Voorafgaand aan elke vorm van verstoring van de bodem of wrakken ter plaatse dient bij de gemeente een monumentenvergunning te worden aangevraagd.

DH5-5A: het Balgzand

Beschrijving

Op het Balgzand (NKT155A op de Cultuurhistorische Waardenkaart) zijn sporen aangetroffen uit de Vroege en Late middeleeuwen. Het betreft huisplattegronden, een mogelijke kerk en sporen van vervening. Verwacht wordt dat in de ondergrond nog veel meer goed geconserveerde resten van deze bewoning bewaard zijn gebleven.

In wetenschappelijk opzicht leveren deze resten een belangrijke bijdrage aan de bewoningsgeschiedenis van het gebied.

Archeologieregime

Overwogen wordt het op het Balgzand gelegen terrein aan te wijzen als gemeentelijk archeologisch monument. De aanwezige resten zijn bijzonder van aard en zeer goed geconserveerd en zelfs op een landelijk niveau van belang.

Archeologiecriteria

Voorafgaand aan elke vorm van verstoring van de bodem dient bij de gemeente een monumentenvergunning te worden aangevraagd.

Onbekende archeologische waarden

Naast de boven beschreven zones is van van veel andere scheepswrakken binnen het tot de gemeente behorende deel van de Noordzee en Waddenzee de exacte ligging (nog) niet bekend. De archeologische resten hiervan lopen echter wel grote risico’s door werkzaamheden als zandwinning, buitendijks graafwerk etc. Aanbevolen wordt daarom voor het gehele tot de gemeente behorende deel van de Noordzee en Waddenzee voorafgaand aan bodemverstorende werkzaamheden contact op te nemen met het Nederlands Instituut voor Scheepsarcheologie.


Noot
1

Met medewerking van Ceciel Nyst en Monica Dütting.

Noot
2

http://www.denhelder.nl/inwoner/product/monumenten-in-den-helder :’Nota cultuurhistorische waarden deel 1 en 2’.

Noot
3

https://cultureelerfgoed.nl/dossiers/omgevingswet/cultureel-erfgoed-in-de-omgevingswet

Noot
4

Voor de actuele stand van zaken, zie: https://cultureelerfgoed.nl/dossiers/omgevingswet

Noot
5

http://wetten.overheid.nl/BWBR0028498/2010-10-01

Noot
6

Vaars & Alders 2003.

Noot
7

*Deze bestanden zijn gegeorefereerd.

Noot
8

Basiskaart via de gemeente Den Helder, bewerking door P. Saal, NMF Erfgoedadvies

Noot
9

Van Lil 2007.

Noot
10

Vos, P. & S. de Vries 2013.

Noot
11

http://onh.nl/nl-NL/verhaal/9414/wo-ii-bunker-atlantikwall

Noot
12

Roessingh 2018.

Noot
13

Met dank aan K. Minneboo voor het aanleveren van deze afbeelding.

Noot
14

Verweij 2014.

Noot
15

Gebaseerd op het onderzoek van Verweij 2014.

Noot
16

Salomons 2014.

Noot
17

Leuvering 2007.

Noot
18

Deze zones zijn daarom niet meer op de verwachtings- en beleidskaart aanwezig.

Noot
19

De Boer en Nederpelt 2007.

Noot
20

Timmerman 2007

Noot
21

Maas et al 2016.

Noot
22

De kaart is te raadplegen via de website van de RCE: https://rce.webgispublisher.nl/Viewer.aspx?map=Verstoringsbronnenkaart#

Noot
23

De kaart is te raadplegen via de website van de RCE: https://archeologieinnederland.nl/verstoringsbronnenkaart.

Noot
24

Gebaseerd op Caspers, Knol & Kars 2011; RCE handreiking 2016.

Noot
25

Houkes 2014.

Noot
26

Verweij 2013, 29.

Noot
27

Zaakidentificatienummer 3237565100.

Noot
28

Leuvering 2007.

Noot
29

Marine Flakbatterie Vangdam, Ziekenboeg de Kooy en Marine Zeugamt.

Noot
30

Onder archeologische verwachting wordt verstaan: ‘de kans op het voorkomen van archeologische resten in de bodem’. De mate van archeologische verwachting zegt iets over de dichtheid waarin archeologische terreinen (vindplaatsen) binnen een bepaalde landschappelijke eenheid of bepaald terrein voorkomen of worden verwacht. In het algemeen kan gesteld worden dat: hoe groter de (verwachte) dichtheid aan archeologische resten, hoe hoger de (verwachte) archeologische waarde van een bepaald gebied.Hierbij moet worden opgemerkt, dat de verwachte dichtheid aan archeologische resten (binnen de landschappelijke eenheden) niet verward moet worden met de waarde van individuele archeologische vindplaatsen die binnen deze eenheden voorkomen. Een archeologische vindplaats in een gebied met een hoge verwachte dichtheid aan archeologische resten is niet per definitie waardevoller dan een vindplaats in een gebied met een lage verwachte dichtheid aan archeologische resten. De waarde van individuele vindplaatsen is namelijk afhankelijk van de criteria gaafheid, zeldzaamheid en de externe (landschappelijke) context en niet van de ligging binnen een bepaalde verwachtingszone. Groenewoudt (1994).

Noot
31

https://cultureelerfgoed.nl/publicaties/vrijwilligers-in-de-archeologie-en-de-erfgoedwet

Noot
32

https://archeologieinnederland.nl/omgaan-met-archeologie/vondsten-melden en https://archeologieinnederland.nl/vondstmeldingsformulier

Noot
33

Schendelaar 2012, in Verweij 2014.

Noot
34

Integraal overgenomen uit Vaars & Alders 2003.