Beleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder, houdende regels over bijstandsverlening aan zelfstandigen (Beleidsregels Bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz 2004) gemeente Den Helder)

Geldend van 13-03-2021 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2020

Intitulé

Beleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder, houdende regels over bijstandsverlening aan zelfstandigen (Beleidsregels Bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz 2004) gemeente Den Helder)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder;

gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Participatiewet en het Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen 2004;

b e s l u i t :

Vast te stellen de Beleidsregels Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) gemeente Den Helder

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt, die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Algemene wet bestuursrecht, de Participatiewet het Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen 2004.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      Pw: Participatiewet;

    • c.

      Bbz 2004: Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004;

    • d.

      WSNP: Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;

    • e.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder;

    • f.

      bijstand: de als renteloze geldlening verstrekte algemene bijstand en bijzondere bijstand op grond van de Pw en het Bbz 2004 die al dan niet geheel of gedeeltelijk kan worden omgezet in een bedrag “om niet” en de geldlening die al door het college in bijstand “om niet” is omgezet;

    • g.

      bedrijfskapitaal: bijstand overeenkomstig het gestelde in artikel 14, eerste lid Bbz 2004;

    • h.

      externe partij: een door het college aangewezen adviesbureau gespecialiseerd in het uitvoeren van onderzoeken naar de levensvatbaarheid van een bedrijf in het kader van het Bbz 2004 en/of een organisatie gespecialiseerd in het begeleiden van belanghebbenden die een eigen bedrijf willen starten of daar onlangs mee zijn gestart.

    • i.

      ondernemingsplan: een plan waarin beschreven wordt hoe de ondernemer zijn bedrijf wilt opstarten, wat de bedrijfsdoelstellingen zijn en hoe en wanneer deze doelstellingen kunnen worden bereikt. Het plan bestaat doorgaans uit een samenvatting van het idee, informatie over de ondernemer en onderneming, een marketingplan en een financieringsplan.

    • j.

      entreetoets: een toets voor het beoordelen van een kandidaat op geschiktheid voor het ondernemerschap waarbij onder andere wordt gekeken naar zelfstandigheid, initiatief, risicobereidheid en flexibiliteit.

Artikel 2 Wettelijke bevoegdheden Bbz 2004

  • 1. Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot het doen van onderzoeken, als bedoeld in artikel 53a, zesde lid Pw.

  • 2. Het college maakt gebruik van de bevoegdheden tot het verlenen van bijstand als bedoeld in artikel 2 Bbz 2004.

  • 3. Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot het verlenen van bijstand aan een zelfstandige ter gedeeltelijke of volledige betaling van een bedrijfsschuld als bedoeld in artikel 17 Bbz 2004.

Hoofdstuk 2 Voorbereidingsperiode beginnende zelfstandigen

Artikel 3 Doelgroep voorbereidingsperiode

  • 1. De beginnende zelfstandige komt in aanmerking voor een voorbereidingsperiode wanneer voldaan wordt aan de volgende criteria:

    • a.

      belanghebbende is voldoende vakbekwaam en heeft de persoonlijke vaardigheden om zelfstandig ondernemer te kunnen zijn; en

    • b.

      naar het oordeel van het college geeft de arbeidsmarktsituatie aanleiding dat het bedrijf of zelfstandig beroep met inachtneming van het gestelde in artikel 8, vijfde lid levensvatbaar is.

  • 2. Indien uit de entreetoets blijkt dat de vakbekwaamheid en/of persoonlijke vaardigheden nog onvoldoende is, beoordeelt het college of belanghebbende na het begeleidings- en opleidingstraject van maximaal 1 jaar naar verwachting wel voldoet aan de onder a in voorgaand lid genoemde criteria.

Artikel 4 Uitsluiting van voorbereidingsperiode

De beginnende zelfstandige komt niet voor een voorbereidingsperiode in aanmerking indien:

  • a.

    op basis van onderzoek door het college blijkt dat een traject gericht op loondienst binnen een periode gelijk aan de maximale voorbereidingsperiode kan leiden tot uitstroom uit de Participatiewet.

  • b.

    er sprake is van te hoge schulden of inmiddels al sprake is van surseance van betaling, WSNP dan wel faillissement, waardoor het starten van een eigen onderneming of zelfstandig beroep een goede bedrijfsexploitatie belemmert;

  • c.

    redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het te starten bedrijf of beroep niet aan de wettelijke eisen zal kunnen voldoen;

  • d.

    uit het onderzoek van de externe partij blijkt dat er belemmeringen in de persoon aanwezig zijn die het zelfstandig ondernemerschap uitsluiten;

  • e.

    een aanvraag al eerder is afgewezen en er geen sprake is van veranderde omstandigheden;

  • f.

    een Verklaring Omtrent Gedrag benodigd is voor de uitoefening van het bedrijf of zelfstandig beroep en deze wegens antecedenten niet kan worden afgegeven;

  • g.

    de aard van het te starten bedrijf of zelfstandig beroep naar het oordeel van het college geen basis biedt voor enige levensvatbaarheid zoals omschreven in artikel 8, derde lid.

Artikel 5 Begeleiding van beginnende zelfstandigen

  • 1. Aan een belanghebbende, als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder b of derde lid Bbz 2004, wordt, met inachtneming van het gestelde in artikel 3 en 4 van deze beleidsregels, begeleiding aangeboden door een door het college aangewezen externe partij.

  • 2. De bijstand in de kosten van de begeleiding tijdens de voorbereidingsperiode bedraagt ten hoogste € 2.470,00 (peiljaar 2020).

  • 3. De bijstand in de kosten voor begeleiding na de opstart van het bedrijf bedraagt ten hoogste € 1.485,00 (peiljaar 2020).

  • 4. De bedragen in het tweede en derde lid worden jaarlijks geïndexeerd met 2%.

  • 5. De begeleiding als bedoeld in voorgaand lid duurt maximaal 12 maanden vanaf datum toekenning uitkering en bestaat uit advies over promotie, voeren van administratie en het verder ontwikkelen van ondernemersvaardigheden.

Artikel 6 Voorbereidingskrediet

  • 1. Bijstand voor de met de voorbereiding samenhangende noodzakelijke kosten als bedoeld in artikel 29 Bbz 2004 bedraagt ten hoogste € 2.700,00.

  • 2. De kosten als bedoeld in voorgaand lid zijn kosten voor een computer en toebehoren en kosten voor marktonderzoek en de voor dit onderzoek te maken reiskosten.

Hoofdstuk 3 Aanvraag, toekenning en levensvatbaarheidsonderzoeken

Artikel 7 Verlaagd urencriterium

Gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen die volgens de Wet Inkomstenbelasting 2001 fiscaal aan het verlaagde urencriterium voldoen, worden als zelfstandigen in de zin van de Bbz 2004 aangemerkt.

Artikel 8 Aanvraag, periodieke toekenning en levensvatbaarheidsonderzoeken

  • 1. Een beginnende zelfstandige levert een ondernemingsplan in en een gevestigde zelfstandige levert een plan van aanpak of doorstartplan in.

  • 2. Bij elke aanvraag wordt de levensvatbaarheid van het bedrijf of zelfstandig beroep, zoals deze is op het moment van het nemen van een besluit, door het college beoordeeld op basis van de informatie die door de zelfstandige is geleverd.

  • 3. Een bedrijf of zelfstandig beroep wordt levensvatbaar geacht als aan de volgende criteria is voldaan:

    • a.

      het inkomen uit het bedrijf of beroep samen met eventueel overig vast inkomen, naar verwachting toereikend is voor de kosten van levensonderhoud en voor de voortzetting van het bedrijf; en

    • b.

      het voldoende uit zijn inkomen overhouden door de zelfstandige om aan zijn aflossingsverplichtingen te voldoen, waaronder de aflossing op de lening op grond van de Bbz 2004, noodzakelijke (vervangings-) investeringen en reserveringen voor (onverwachte) kosten of situaties; en

    • c.

      het in voldoende mate over ondernemerskwaliteiten beschikken door de zelfstandige.

  • 4. Onder voldoende mate als bedoeld in voorgaand lid onder c wordt onder meer verstaan:

    • a.

      een uitgavenpatroon voor privé onttrekkingen dat in overeenstemming is met het bedrijfsresultaat;

    • b.

      een vertoond gedragspatroon dat de zelfstandige inspringt op marktontwikkelingen.

  • 5. Het college schakelt een externe partij in voor het doen van onderzoeken naar levensonderhoud als er sprake is van een aanvraag van een bedrijfskapitaal, waarbij het bedrag meer bedraagt dan het maximale kredietbedrag voor een starter alsmede in de gevallen, die naar het oordeel van het college een uitgebreid onderzoek vergen.

  • 6. Aan beginnende zelfstandigen wordt bijstand voor levensonderhoud in de vorm van een renteloze geldlening toegekend voor de duur van:

    • a.

      zes maanden als er geen sprake is van begeleiding bij de start;

    • b.

      twaalf maanden als er sprake is van begeleiding bij de start.

  • 7. Aan gevestigde zelfstandigen wordt bijstand in de vorm van een renteloze geldlening toegekend voor de duur van maximaal 12 maanden indien dit, op basis van de gestelde prognoses, naar het oordeel van het college noodzakelijk is.

Artikel 9 Verlaging bijstand voor levensonderhoud

  • 1. Een aanvraag tot verlenging van de in artikel 8, achtste en negende lid genoemde termijnen vindt schriftelijk plaats.

  • 2. Verlenging van de in artikel 8, zesde en zevende lid genoemde termijnen vindt plaats onder voorwaarde:

    • a.

      dat er naar verwachting nog sprake is van een levensvatbaar bedrijf (artikel 1 sub c Bbz 2004), tenzij het een beëindigende zelfstandige betreft (artikel 2, eerste lid onder d Bbz 2004); en

    • b.

      als belanghebbende nog aan alle wettelijke criteria voldoet om als zelfstandig ondernemer aangemerkt te kunnen worden; en

    • c.

      de bedrijfsactiviteiten rechtmatig kunnen worden uitgevoerd.

  • 3. De duur van de verlenging bedraagt voor:

    • a.

      een starter ten hoogste 36 maanden onder aftrek van de periode waarover al bijstand is verstrekt;

    • b.

      een gevestigde zelfstandige ten hoogste 12 maanden onder aftrek van de periode waarover al bijstand is verstrekt;

  • 4. De periode genoemd in voorgaand lid onder b kan met maximaal 24 maanden worden verlengd indien de oorzaak van de behoefte aan bijstand is gelegen in externe omstandigheden van tijdelijke aard.

Artikel 10 Opschortende voorwaarden

  • 1. Bbz-uitkering voor levensonderhoud en bedrijfskapitaal kunnen worden toegekend onder opschortende voorwaarden, waarbij de uitbetaling wordt opgeschort tot het moment dat de zelfstandige aan de voorwaarden heeft voldaan.

  • 2. Onder de voorwaarden als bedoeld in voorgaande lid verstaat het college onder meer:

    • a.

      het verkrijgen van een voorliggende voorziening als deelfinanciering waaronder een familielening of bancaire faciliteit;

    • b.

      het beschikken over een (optie op een) geschikt bedrijfspand met een bepaalde omvang en maximum huurprijs per jaar;

    • c.

      het tot stand komen van een akkoord met schuldeisers.

  • 3. De rechtsgrond van de beschikking vervalt zodra de termijn van de opschorting is verstreken en de belanghebbende niet aan de voorwaarden heeft voldaan.

  • 4. Voordat de termijn uit voorgaand lid is verlopen, kan de (aankomend) zelfstandige een schriftelijk verzoek indienen om verlenging van die termijn.

Hoofdstuk 4 Heronderzoeken

Artikel 11 Periodiek heronderzoek levensvatbaarheid

Het college stelt een heronderzoek in naar de levensvatbaarheid van het bedrijf als:

  • a.

    de zelfstandige een verlengingsaanvraag indient;

  • b.

    een tussentijdse controle op de inkomsten uit bedrijf een afwijkend beeld geeft van de omzet;

  • c.

    een tussentijdse controle op de inkomsten uit bedrijf een afwijkend beeld geeft van de omzet en resultaatontwikkeling dan bij toekenning van de bijstand ingeschat was;

  • d.

    de zelfstandige zijn aflossingsverplichtingen niet voldoende meer nakomt;

  • e.

    de zelfstandige uitstel van betaling aanvraagt voor de terugbetaling van een bedrijfskapitaal > 3 maanden;

  • f.

    een toekenningsbesluit onder opschortende voorwaarden is afgegeven en er niet volledig aan deze voorwaarden is voldaan.

Artikel 12 Heronderzoeksplan / (Her) Onderzoek

  • 1. Na toekenning van het bedrijfskapitaal onderzoekt het college elke twaalf maanden of belanghebbende nog aan de gestelde voorwaarden voldoet.

  • 2. Bij gevestigde zelfstandigen, waaraan zowel bijstand voor levensonderhoud als een bedrijfskapitaal is verstrekt, wordt in het eerste en tweede jaar na verstrekking onderzocht of belanghebbende in aanmerking komt voor een rentereductie op grond van artikel 21 Bbz 2004.

  • 3. Het college stelt na toekenning van levensonderhoud uiterlijk binnen 12 maanden na afloop van het boekjaar de inkomsten van de belanghebbende definitief vast. Bij toekenning aan een oudere zelfstandigen zal worden bekeken of nog aan de inkomenseis van artikel 25 Bbz 2004 wordt voldaan.

  • 4. Het college kan ingeval daartoe aanleiding bestaat in de omstandigheden van de belanghebbende of zijn bedrijf de termijn(en) van heronderzoek bekorten, waaronder omstandigheden gelegen in:

    • a.

      situaties zoals benoemd in artikel 11;

    • b.

      de gezondheid van belanghebbende of diens gezinsleden;

    • c.

      de markt(werking) een negatieve invloed heeft op de bedrijfsinkomsten;

    • d.

      de zelfstandige ondersteuning nodig heeft bij het inspringen op marktontwikkelingen.

Hoofdstuk 5 Beëindiging bedrijf

Artikel 13 Beëindiging bedrijf of beroep

  • 1. Het college stelt bij beëindiging van het bedrijf, en ingeval er nog een rentedragende lening openstaat, uiterlijk binnen 6 maanden een beëindigingsonderzoek in.

  • 2. Bij verwijtbare beëindiging van het bedrijf blijven de bestaande aflossingsafspraken en het rentepercentage gelijk.

  • 3. Het college beschouwt een beëindiging in ieder geval als verwijtbaar wanneer er sprake is van:

    • a.

      bestuurdersaansprakelijkheid als gevolg van onbehoorlijk bestuur of onrechtmatig handelen;

    • b.

      het doen van privé opnamen uit het bedrijf, welke niet in verhouding staan tot de inkomsten van bedrijf en een bestemming hebben anders dan naar het oordeel van het college gangbare, noodzakelijke kosten van levensonderhoud;

    • c.

      een beëindiging zonder dat bijzondere omstandigheden de beëindiging rechtvaardigen;

    • d.

      verkoop van het bedrijf aan een derde zonder voorafgaande toestemming van het college,

    • e.

      een beëindiging als gevolg van een (tijdelijke) sluiting van het bedrijf op grond van de Wet Bibob of artikel 13b van de Opiumwet.

  • 4. Bij niet verwijtbare beëindiging van het bedrijf wordt de rentedragende lening renteloos per datum beëindiging bedrijf overeenkomstig het bepaalde in artikel 43, tweede lid Bbz 2004, tenzij er zekerheden overeenkomstig artikel 39, derde lid Bbz 2004 zijn gesteld die nog niet zijn uitgewonnen.

Hoofdstuk 6 Aflossing bedrijfskapitaal

Artikel 14 Reikwijdte

Het gestelde in artikel 15, vierde tot en met zesde lid is alleen van toepassing op aanvragen ingevolge de Bbz 2004 met een datum na 1 januari 2020.

Artikel 15 Rente- en aflossingsverplichtingen bedrijfskapitaal

  • 1. De aflossing van verstrekte bedrijfskapitaal wordt op basis van zowel de aflossingscapaciteit van de zelfstandige als de looptijd van de geldlening vastgesteld.

  • 2. De aflossingen worden verricht overeenkomstig het bepaalde in de leenovereenkomst.

  • 3. Bij het uitblijven van een aflossing wordt na een tweede aanmaning contact opgenomen met de zelfstandige en wordt de verwijtbaarheid van de achterstand in de aflossingen bepaald.

  • 4. Bij een situatie van niet-verwijtbaarheid wordt beoordeeld of:

    • a.

      de achterstand kan worden ingelopen en de aflossingsverplichting kan worden voortgezet;

    • b.

      uitstel van betaling kan worden verleend.

  • 5. Indien de beoordeling uit voorgaand lid niet leidt tot het gestelde in a, b of c wordt het bedrijfskapitaal alsnog ineens opeisbaar.

  • 6. Bij een verwijtbare achterstand in de aflossingsverplichting wordt na een tweede aanmaning het bedrijfskapitaal direct ineens opeisbaar.

Hoofdstuk 7 Inning bedrijfskapitaal

Artikel 16 Reikwijdte

Het gestelde in dit hoofdstuk is alleen van toepassing op aanvragen ingevolge de Bbz 2004 met een datum na 1 januari 2020.

Artikel 17 Kwijtschelding, afkoop en schuldhulpverlening

  • 1. Het bedrijfskapitaal komt niet voor kwijtschelding en afkoop in aanmerking.

  • 2. Het college verleent voor een bedrijfskapitaal medewerking aan een schuldhulpverleningstraject door een erkende schuldhulpbemiddelaar aangesloten bij de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet.

Artikel 18 Terugvordering van bedrijfskapitaal

  • 1. Het bedrijfskapitaal wordt teruggevorderd indien:

    • a.

      de belanghebbende nadat de lening ineens opeisbaar is gesteld, zoals omschreven in artikel 14, vijfde of zesde lid van deze beleidsregels of artikel 39, tweede lid Bbz 2004, wederom zijn betalingsverplichting niet nakomt;

    • b.

      er sprake is van een verwijtbare bedrijfsbeëindiging, zoals omschreven in artikel 12, derde lid;

    • c.

      er sprake is van een wijziging van het bedrijf zonder voorafgaande toestemming van het college voor deze wijziging.

  • 2. Onder wijziging als bedoeld in voorgaand lid onder c wordt verstaan:

    • a.

      verhuizing van het bedrijf;

    • b.

      verhuizing van belanghebbende;

    • c.

      verandering van de onderneming(svorm);

    • d.

      wijziging of vermindering bedrijfsactiviteiten.

Hoofdstuk 8 (In)Directe kosten

Artikel 19 Woonkostentoeslag

  • 1. Voor zover een zelfstandige is aangewezen op een uitkering voor levensonderhoud, wordt bij de vaststelling van de uitkering rekening gehouden met kosten in verband met een door belanghebbende zelf bewoonde koopwoning, of bij een huurwoning met bedrag dat boven de huurgrens ligt, indien de hoogte van de woonkosten daartoe aanleiding geeft.

  • 2. De in het eerste lid genoemde bijzondere bijstand voor woonkosten wordt toegekend voor de duur van de uitkering voor levensonderhoud met een maximum van 12 maanden. Na 12 maanden wordt beoordeeld of verlenging noodzakelijk is.

Artikel 20 Arbeidsongeschiktheidsverzekering

  • 1. Bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de premie van de arbeidsongeschiktheidsverzekering, indien:

    • a.

      de belanghebbende met toepassing van het Bbz 2004 bijstand ontvangt; en

    • b.

      de belanghebbende als zelfstandige een arbeidsongeschiktheidsverzekering aanhoudt; en

    • c.

      door toekenning van bijstand acceptatieproblemen of het ontstaan van aanmerkelijk ongunstigere voorwaarden na beëindiging van de bijstand worden voorkomen.

  • 2. De in het eerste lid genoemd bijzondere bijstand bedraagt ten hoogste € 300,00 per maand (2020) met een jaarlijkse indexering.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 21 Overgangsbepalingen

Deze beleidsregels hebben betrekking op alle aanvragen ingevolge Bbz 2004 tenzij anders aangegeven. Aanvragen die vóór 1 januari 2020 zijn ingediend worden afgehandeld volgens het Bbz 2004, welke van kracht was tot 1 januari 2020.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2020.

Artikel 23 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels Bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz 2004) gemeente Den Helder.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 2 maart 2021

Burgemeester

Jeroen Nobel

Secretaris

Robert Reus