Regeling vervallen per 01-07-2012

Handhavingsverordening WWB, IOAW, IOAZ en WIJ

Geldend van 03-02-2011 t/m 30-06-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2010

Intitulé

Handhavingsverordening WWB, IOAW, IOAZ en WIJ

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1.

    Alle begrippen en definities die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wetten, genoemd in lid 2 onder a van deze verordening.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      wet(ten): Wet werk en bijstand (Wwb), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), Wet investeren in jongeren (WIJ);

    • b.

      college: het college van Burgemeester en Wethouders van Den Helder;

    • c.

      de gemeente: de gemeente Den Helder;

    • d.

      belanghebbende: degene van wie het belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

    • e.

      bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel b en d, Wwb, bijstand voor zelfstandigen, verstrekkingen in het kader van gemeentelijk minimabeleid en langdurigheidstoeslag;

    • f.

      re-integratievoorzieningen: voorzieningen, subsidies, vergoedingen voor kosten die zijn verstrekt in het kader van de re-integratie, conform de re-integratieverordening;

    • g.

      handhaving: alle activiteiten van de gemeente die erop gericht zijn dat regels worden nageleefd;

    • h.

      inkomensvoorziening: de inkomensvoorziening als bedoeld artikel 5, eerste lid IOAW en IOAZ en artikel 24 van de WIJ;

    • i.

      werkleeraanbod: het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid, een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen scholing, opleiding of sociale activering evenals ondersteuning bij arbeidsinschakeling.

Hoofdstuk 2 Fraudepreventie

Artikel 2 Opdracht aan het college

1. Het college is verantwoordelijk voor het nemen van preventieve maatregelen gericht op het voorkomen van fraude. Hieronder wordt onder meer verstaan dat het college cliënten en burgers vroegtijdig voorlicht en activiteiten en instrumenten inzet om de dienstverlening te optimaliseren,

waardoor een spontane naleving van regels bevorderd wordt.

2. Het college neemt repressieve maatregelen gericht op het bestrijden van fraude. Hieronder wordt onder meer verstaan dat overtreding en fraude vroegtijdig geconstateerd en afgehandeld wordt, en dat geconstateerde fraude daadwerkelijk gesanctioneerd wordt.

Artikel 3 Voorlichting en communicatie

Het college kan bij beleidsregels invulling geven aan de fraudepreventie. Deze beleidsregels kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

a. de wijze waarop het college belanghebbenden informeert over de rechten en plichten die zijn verbonden aan het ontvangen van bijstand of een inkomensvoorziening, evenals aan ondersteuning bij arbeidsinschakeling of een werkleeraanbod;

b. de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik;

c. de wijze van controle bij de vaststelling van het (verdere) recht;

d. de handelwijze bij inconsequenties bij de vaststelling van het (verdere) recht;

e. het gebruik van risicoprofielen bij de beoordeling van het (verdere) recht.

Artikel 4 Verificatie en valideren van gegevens

1. Het college voert bij de aanvraag en de vaststelling van (verder) recht bestandsvergelijkingen uit waarbij actuele gegevens worden gecontroleerd.

2. Op grond van de in het vorige lid bedoelde controle kan de bijstandsuitkering, inkomensvoorziening, ondersteuning bij arbeidsinschakeling of werkleeraanbod, na verificatie bij de belanghebbende, worden aangepast aan de veranderde omstandigheden.

Artikel 5 Controle

  • 1.

    Het college controleert de rechtmatigheid van de verstrekte bijstandsuitkering of inkomensvoorziening aan de hand van risicoprofielen en themacontrole onderzoeken welke nader vastgelegd worden in beleidsregels.

  • 2.

    Op basis van controle als bedoeld in het vorige lid, neemt het college besluiten met betrekking tot de rechtmatigheid van de uitkering dan wel de inkomensvoorziening en de wederzijds tussen het college en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.

  • 3.

    Het college onderzoekt ontvangen signalen en tips die relevant zijn voor het recht op bijstand of inkomensvoorziening dan wel re-integratievoorzieningen of werkleeraanbod.

Artikel 6 Gevolgen van fraude

  • 1. Indien de belanghebbende onjuiste, onvolledige, of in het geheel geen inlichtingen verstrekt die van belang zijn of kunnen zijn voor de toekenning, de hoogte, de duur of de voortzetting van de bijstand of inkomensvoorziening dan wel de ondersteuning bij arbeidsinschakeling of werkleeraanbod, verlaagt het college de bijstand of de inkomensvoorziening, conform hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening WWB, de Afstemmingsverordening WIJ of de Maatregelenverordening IOAW/IOAZ, onverminderd de mogelijkheid tot terugvordering van de eventueel ten onrechte ontvangen bijstand/ inkomensvoorziening of de in het kader van de re-integratie/het werkleeraanbod gemaakte kosten.

  • 2. Indien een gedraging van belanghebbende, als bedoeld in het vorige lid, leidt tot benadeling van de gemeente, doet het college, onverminderd de mogelijkheid de ten onrechte ontvangen kosten van bijstand/inkomensvoorziening of re-integratie/werkleeraanbod terug te vorderen, aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 7 Hardheidsclausule

Het college kan in individuele bijzondere situaties ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Handhavingsverordening WWB, IOAW, IOAZ en WIJ”

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van vaststelling door de raad en werkt terug tot 1 juli 2010.

De Handhavingsverordening WWB en WIJ (vastgesteld op 14 december 2009) wordt hierbij ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten in de raadsvergadering van 17 januari 2011.
Koen Schuiling, voorzitter
Mr. drs. M. Huisman, griffier

Artikelsgewijze toelichting

Inleiding

In artikel 8-a van de Wwb, artikel 35-1-c IOAW, artikel 35-1-c IOAZ en artikel 12-1-c van de WIJ is de verplichting opgenomen om bij verordening regels te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand ca. evenals van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wetten.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

lid 1

De begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben een gelijkluidende betekenis als de omschrijving in de wetten waarnaar verwezen wordt in het tweede lid onder a.

lid 2

In dit lid worden omschrijvingen gegeven van begrippen die meer dan eens in de verordening voorkomen en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan.

Hoofdstuk 2 Fraudepreventie

Artikel 2

Opdracht aan het college

Handhaving omvat alle activiteiten van de gemeente die erop gericht zijn dat regels worden nageleefd om het misbruik en oneigenlijk gebruik van de bijstand, inkomensvoorziening en de voorzieningen geboden in het kader van de re-integratie zoveel mogelijk wordt voorkomen.

lid 1

Het bestrijden van fraude verlegt zich meer en meer naar het moment waarop de belanghebbende een beroep doet op bijstand. Preventieve maatregelen spelen dan ook veel meer dan voorheen een belangrijke rol binnen handhaving. Door belanghebbenden vroegtijdig te informeren en door daarop de dienstverlening te optimaliseren wordt een spontane naleving van regels bevorderd. Hierbij is wel van belang te benadrukken dat de cliënt door het sturen van een beschikking, individueel, geïnformeerd wordt over de ter zake geldende rechten en plichten.

Na de voorlichting en heldere communicatie over het fraudebeleid van de afdeling Publiekszaken (locatie Bijlweg 2), vindt een goede controle plaats op aanvraag, dan wel bij een onderzoek naar de (verdere) voortzetting van het recht, waardoor voorkomen wordt dat cliënten ten onrechte bijstand/inkomensvoorziening of een re-integratievoorziening ontvangen. De controle op de aanvraag en bij voortzetting, wordt onder andere vorm gegeven door middel van huisbezoeken en het gebruik van het inlichtingenbureau en het Suwi-net, waarin actuele gegevens staan van de belanghebbenden met betrekking tot inkomen uit loon of uitkering.

lid 2

Hoewel getracht wordt meer en beter in te zetten op preventieve maatregelen, blijven repressieve maatregelen binnen het handhavingsbeleid onontbeerlijk. De repressiemiddelen zijn: afstemming van de bijstand, aangifte bij Justitie, lik-op-stuk terugvorderen en de gevolgen voor het re-integratietraject.

Artikel 3 Voorlichting en communicatie

Handhaving gaat over de balans tussen rechten en plichten. Hierbij is het dan ook onontbeerlijk dat belanghebbenden worden voorgelicht over de rechten en plichten met betrekking tot de sociale zekerheid. Voorlichting is een continu proces, van aanvraag tot toekenning tot beëindiging en

terugvordering. Het is de bedoeling dat voorlichting ook wordt verstrekt op digitale wijze. Op de site van de gemeente is daarover ook informatie te lezen (www.denhelder.nl > werk en inkomen > inlichtingenbureau.

Handhaven van de regelgeving impliceert dat deze te handhaven moet zijn. Met andere woorden dienen de regels, de beschikkingen, de verplichtingen en voorwaarden voor iedereen duidelijk en eenduidig te zijn, voor zowel de belanghebbende als de uitvoerder.

Cliënten helpen om zelfstandig in hun levensonderhoud te voorzien is mogelijk de beste preventie van fraude. Hierbij is het van belang dat een aantal disciplines (de afdeling, het UWV WERKplein, re-integratiebedrijven, schuldhulpverlening e.d.) met elkaar samenwerken, zodat cliënten gemotiveerd, begeleid en ondersteund worden in hun stappen richting zelfstandige bestaansvoorziening.

Ter invulling van vorenstaande kan het college nadere beleidsregels vaststellen.

Artikel 4 Verificatie en valideren van gegevens

lid 1

In de desbetreffende wetten is de inlichtingenplicht van de belanghebbende verwoord, welke van toepassing is op alle stadia van bijstandsverlening, verstrekking van inkomensvoorziening en arbeidsinschakeling. Onderdeel hiervan is het overleggen van de (al dan niet gevraagde) gegevens. Bij het onderzoek bij de aanvraag of de (verdere) voortzetting dient beoordeeld te worden in hoeverre de verstrekte inlichtingen juist en volledig zijn. Verificatie van de overgelegde gegevens kan niet alleen plaatsvinden aan de hand van de door de belanghebbende verstrekte bewijsstukken. Om zekerheid te verkrijgen over de volledigheid van de verstrekte gegevens en inlichtingen is verificatie nodig van deze gegevens bij een aantal andere instanties. Bij voortzetting dient nagegaan te worden of de gegevens nog steeds juist zijn (valideren). Bij valideren spelen ook gegevens een rol die andere instanties tussentijds hebben verstrekt.

lid 2

Wanneer uit bestandsvergelijkingen onregelmatigheden blijken in de actuele gegevens kan de bijstand/inkomensvoorziening dan wel de ondersteuning bij arbeidsinschakeling aangepast worden, waarbij eerst een controle bij de belanghebbende dient plaats te vinden.

Artikel 5 Controle

lid 1 en 2

Bedoeld wordt de controle tijdens de periode dat een uitkering/inkomensvoorziening wordt ontvangen en na de beëindiging. In beleidsregels zullen de termijnen worden ingevuld, waarbinnen deze onderzoeken moeten worden verricht, op welke doelgroepen (risicoprofielen) die onderzoeken gericht zijn en onder welke voorwaarden die onderzoeken kunnen plaatsvinden.

lid 3

In het kader van handhaving en eventueel lik-op-stuk-beleid is het zaak alert te reageren op relevante signalen.

Artikel 6 Gevolgen van fraude

lid 1

Dit lid regelt de verlaging van de bijstand, conform de verordening Afstemming WWB en WIJ en Maatregelenverordening IOAW/Z, als betrokkene niet aan de verplichtingen voldoet of ten onrechte bijstand dan wel een re-integratievoorziening heeft ontvangen.

lid 2

In dit lid is geregeld dat aangifte van fraude wordt gedaan bij het Openbaar Ministerie. De voorwaarden voor aangifte worden jaarlijks afgestemd met het Openbaar Ministerie. Indien noodzakelijk zullen de voorwaarden in beleidsregels worden opgenomen.

Artikelen 7 t/m 9

Behoeft geen nadere toelichting