Subsidieverordening voor onderhoud en restauratie van monumenten

Geldend van 15-11-1991 t/m heden

Intitulé

Subsidieverordening voor onderhoud en restauratie van monumenten

DE RAAD DER GEMEENTE DEURNE

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 9 augustus 1991, nr. 79;

gelet op artikel 168 van de Gemeentewet;

Besluit:

vast te stellen de volgende

subsidieverordening voor onderhoud en restauratie van monumenten.

Hoofdstuk 1 subsidie voor onderhoud

Algemene bepaling

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen voor onderhoud en restauratie van monumenten subsidie verlenen voor zover daarvoor door de raad bij het jaarlijkse financiële volumebesluit stads- en dorpsvernieuwing, of op ander wijze, specifiek gelden zijn gereserveerd.

  • 2. Subsidiabel zijn niet kosten waarvoor op grond van een andere regeling financiële steun is, of kan worden toegekend. Verder zijn niet subsidiabel kosten die door een verzekering worden gedekt.

  • 3. Als uit het monumentenregister blijkt dat een monument uitsluitend wordt beschermd vanwege één of meer met name genoemde onderdelen of objecten, kan slechts subsidie worden verleend voor die onderdelen of objecten.

Artikel 1.1

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan eigenaren of anderszins zakelijk gerechtigden van beschermde gemeentelijke monumenten, als bedoeld in de “Monumentenverordening gemeente Deurne 1990”, subsidie verlenen in de kosten van onderhoud van een beschermd gemeentelijk monument.

  • 2. Onder onderhoud worden werkzaamheden verstaan aan de buitenkant van het monument ten behoeve van het wind- en waterdicht houden. Voor zover die aan de buitenkant te verrichten werkzaamheden noodzakelijkerwijs en tegelijkertijd werkzaamheden aan de binnenzijde moeten worden verricht, is er sprake van een zodanige samenhang dat deze subsidieregeling voor onderhoud ook van toepassing is op die werkzaamheden – mits onderhoud betreffend – aan de binnenzijde.

  • 3. Subsidie wordt slechts verleend voor beschermde gemeentelijke monumenten die naar het oordeel van burgemeester en wethouders in goede bouwkundige staat verkeren.

Artikel 1.2

  • 1. De subsidie bedraagt 50% van de goedgekeurde onderhoudskosten met een maximum van ƒ 2.500,--. Van deze subsidieregeling kan slechts éénmaal per jaar gebruik worden gemaakt. Aan toekenning kan geen aanspraak worden ontleend op een volgend subsidie.

  • 2. Wanneer alle onderhoudswerkzaamheden in één keer worden uitgevoerd, bedraagt het, dan eenmalige subsidie 50% van de goedgekeurde onderhoudskosten, met een maximum van in totaal ƒ 25.000, --, afhankelijk van de hoogte van de investering door de eigenaar, ter beoordeling van burgemeester en wethouders, verhoogd met een extra bedrag van ƒ 5.000, - -, waardoor het totale bedrag aan onderhoudssubsidie op ƒ 30.000,-- kan komen. In dat geval dient de hierna in artikel 1.3 bedoelde aanvraag gebaseerd te zijn op een bouwkundig inspectierapport van een ter zake deskundige instantie, zoals de monumentenwacht.

Artikel 1.3

  • 1. De subsidie wordt schriftelijk bij burgemeester en wethouders aangevraagd onder overlegging van de voor de beoordeling van de aanvrage benodigde beschrijving en een begroting van de werkzaamheden.

  • 2. De aanvragen worden, binnen drie maanden, behandeld in volgorde van ontvangst. Jaarlijks worden slechts zolang aanvragen gehonoreerd als er financiële middelen beschikbaar zijn.

Artikel 1.4

  • 1. De subsidie kan slechts worden verleend wanneer aan deze subsidieregeling is voldaan, en de onderhoudswerkzaamheden naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk zijn en sober en doelmatig worden uitgevoerd.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen aan de subsidieverlening nadere voorwaarden verbinden.

  • 3. het werk moet worden uitgevoerd binnen drie maanden na de datum van verzending van het besluit waarmee de subsidie werd toegekend. Deze termijn kan door burgemeester en wethouders éénmaal met ten hoogste drie maanden worden verlengd.

Artikel 1.5

  • 1. Binnen drie maanden nadat de onderhoudswerkzaamheden zijn voltooid dient bij burgmeester en wethouders een afrekening te worden ingediend, voorzien van de nodige betalingsbewijzen.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen op basis hiervan de subsidie definitief vast, waarna het bedrag op giro- of bankrekening wordt uitbetaald.

Artikel 1.6

In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders van deze regeling afwijken.

Artikel 1.7

  • 1. Dit hoofdstuk treedt in werking met ingang van 1 oktober 1991.

  • 2. De inwerkingtreding wordt bekendgemaakt.

Hoofdstuk 2: subsidie voor restauratie

Artikel 2.1

  • 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    • a.

      panden met waarde als monument, verder te noemen panden: monumenten en beeldbepalende panden;

    • b.

      monumenten:

      • -

        panden en objecten die zijn opgenomen in het monumentenregister als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988;

      • -

        panden en objecten op de gemeentelijke monumentenlijst als bedoeld in de Monumentenverordening gemeente Deurne 1990;

    • c.

      beeldbepalende panden:

      • -

        panden en objecten die niet als monument zin beschermd, maar die naar het oordeel van burgemeester en wethouders een kenmerkend onderdeel vormen van een stads- of dorpsgezicht;

      • -

        panden en objecten die niet als monument zijn beschermd, maar die naar het oordeel van burgemeester en wethouders een kenmerkend onderdeel vormen van een door hen als waardevol aangemerkt gebied.

  • 2. in dit hoofdstuk wordt onder eigenaar mede verstaan:

    • a.

      degene die het recht van erfpacht heeft;

    • b.

      de houder van een recht van opstal

    • c.

      de toekomstige eigenaar, erfpachter of houder van een recht van opstal.

Artikel 2.2

  • 1. Aan de eigenaar van een pand kan een bijdrage ineens worden toegekend ter tegemoetkoming in de kosten van:

    • a.

      voorzieningen tot opheffing van bouwtechnische gebreken, het normale onderhoud te boven gaand,

    • b.

      overige voorzieningen, het normale onderhoud te boven gaand, die voor de instandhouding van het pand noodzakelijk zijn.

  • 2. De bijdrage ineens bedraagt, ter beoordeling van burgemeester en wethouders maximaal 50% van de kosten van de voorzieningen, doch ten hoogste 50% van ƒ 200.000,--.

  • 3. In bijzondere gevallen, ter beoordeling van burgemeester en wethouders, kan de bijdrage ineens op een hoger bedrag worden vastgesteld.

Artikel 2.3

Onder de in artikel 2.2 bedoelde kosten van voorzieningen worden in elk geval begrepen de geraamde en door of namens burgemeester en wethouders goedgekeurde bedragen van:

  • a.

    de aanneemsom;

  • b.

    de risicoverzekering van loon- en materiaalprijsstijgingen;

  • c.

    het honorarium van de architect en de constructeur, de kosten van het dagelijks toezicht en de bestedingskosten;

  • d.

    de leges voor de bouwvergunning en voor enige andere vergunning die nodig is voor het treffen van de voorzieningen;

  • e.

    de verschuldigde omzetbelasting.

Artikel 2.4

  • 1. De bijdrage- ineens wordt niet toegekend indien de kosten van de voorzieningen niet geacht kunnen worden in redelijke verhouding te staan tot het te verkrijgen resultaat.

  • 2. De bijdrage- ineens wordt slechts toegekend wanneer het pand na het treffen van de voorzieningen uit een oogpunt van monumentenzorg aan redelijke eisen voldoet, dan wel een redelijke bijdrage levert aan het uiterlijk aanzien van het stads- of dorpsgezicht.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen toestaan dat de voorzieningen in ten hoogste vier fasen, docht uiterlijk binnen vier jaar, worden getroffen, mits in de eerste fase tenminste de bouwtechnische gebreken aan het gehele pand of een zelfstandig onderdeel ervan worden opgeheven.

  • 4. Een bijdrage- ineens kan worden toegekend voor het treffen van voorzieningen tot gedeeltelijke opheffing van bouwtechnische gebreken, indien het een beschermd monument betreft en de voorzieningen in het belang van de instandhouding met spoed dienen te worden getroffen.

Artikel 2.5

Bij hun beslissing op aanvragen om een bijdrage- ineens houden burgemeester en wethouders in elk geval rekening met:

  • a.

    de prioriteit die het treffen van de voorzieningen in het kader van de monumentenzorg heeft;

  • b.

    de waarde van het pand als monument of als beeldbepalend pand;

  • c.

    de bouwtechnische en uiterlijke staat van het pand, mede in relatie tot zijn omgeving;

  • d.

    het huidige en toekomstige gebruik van het pand;

  • e.

    de wijze van exploitatie van het pand;

  • f.

    de mate waarin de werkzaamheden, verbonden aan het treffen van de voorzieningen, worden gericht door de eigenaar, anders dan in de uitoefening van zijn bedrijf, al dan niet met behulp van anderen, zonder dat bij de hulp sprake is van uitoefening van een bedrijf.

Artikel 2.6

De bijdrage- ineens wordt toegekend onder voorwaarde dat:

  • a.

    binnen drie maanden na een bij de toekenning te bepalen tijdstip met het treffen van de voorzieningen een aanvang wordt gemaakt;

  • b.

    de voorzieningen zijn getroffen binnen twee jaren na de toekenning;

  • c.

    aan de door burgemeester en wethouders met controle belaste personen op de door die personen te bepalen tijdstippen:

    • -

      toegang wordt verleend tot het gebouwde onroerend goed;

    • -

      inzage wordt verleend in de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebben bescheiden en tekeningen;

    • -

      de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende gegevens worden verstrekt;

    • -

      gelegenheid wordt gegeven tot het controleren van de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende gegevens;

  • d.

    de bescheiden en gegevens worden verstrekt die nodig zijn voor de juiste toepassing van de verordening;

  • e.

    de eigenaar schriftelijk verklaart dat het pand na het treffen van de voorzieningen behoorlijk zal worden onderhouden.

Burgemeester en wethouders kunnen afwijking van de in het eerste lid onder a en b genoemde termijn toestaan en aan de bijdrage- ineens nadere voorwaarden verbinden, bijvoorbeeld omtrent verzekering tegen brand- en stormschade.

Artikel 2.7

  • 1. De aanvraag van een toekenning van een bijdrage- ineens wordt op een door de gemeente beschikbaar te stellen formulier bij burgemeester en wethouders ingediend.

  • 2. Naast het in lid 1 bedoelde aanvraagformulier dient de aanvraag te omvatten:

    • a.

      een gespecificeerde begroting van de kosten;

    • b.

      een werkomschrijving;

    • c.

      tekeningen, aangevende zowel de bestaande als de te maken toestand van het pand;

    • d.

      naam en het adres van de aannemers;

    • e.

      indien de aanvraag mede betreft het vernieuwen of aanpassen van de elektrische installatie, een verklaring afgegeven door het energiebedrijf, waaruit blijkt, dat de installatie is afgekeurd.

  • 3. Burgemeester en wethouders verklaren de eigenaar die een aanvraag indient die niet aan de in de leden 1 en 2 gestelde voorwaarden voldoet, niet-ontvankelijk in zijn verzoek. Tevoren wordt éénmaal gedurende een maand gelegenheid geboden de aanvraag aan te vullen.

Artikel 2.8

Burgemeester en wethouders beslissen binnen drie maanden. Vóór dit besluit mag niet met de werkzaamheden worden begonnen.

Zij kunnen hun beslissing éénmaal voor ten hoogste twee maanden verdagen.

Een afschrift van hun besluit tot verdaging zenden zij aan de aanvrager.

Artikel 2.9

  • 1. Indien blijkt dat een subsidie tengevolge van het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens is vastgesteld op een bedrag dat hoger is dan wanneer het zou zijn vastgesteld op grond van juiste en volledige gegevens, kunnen burgemeester en wethouders de subsidie opnieuw vaststellen.

  • 2. Uitbetaling van een op grond van dit hoofdstuk toegekende bijdrage vindt plaats, nadat:

    • a.

      de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden schriftelijk zijn gereed gemeld onder indiening van de daarop betrekking hebbende gegevens;

    • b.

      de onder a bedoelde werkzaamheden door of namens burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden.

  • 3. Uitbetaling geschiedt uitsluitend op een bij de gereedmelding door de eigenaar op te geven giro- of bankrekening.

Artikel 2.10

In daarvoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders in aanmerking komende gevallen kan op verzoek van de aanvrager, wanneer 50% of meer van de in de aanvraag vermelde werkzaamheden is verricht en akkoord bevonden, een voorschot op de bijdrage-ineens worden verstrekt van maximaal 50% van de toegekende bijdrage.

Artikel 2.11

Dit hoofdstuk treedt in werking met ingang van 1 oktober 1991, met ingang van welke datum hoofdstuk 3: “Monumenten en beeldbepalende panden”, van de “Subsidieverordening stads- en dorpsvernieuwing gemeente Deurne 1985”, vervalt.

Dit wordt bekendgemaakt.

Algemene slotbepaling

Deze regeling kan worden aangehaald als “Subsidieverordening monumenten gemeente Deurne 1991”.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 10 september 1991.