Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Deurne houdende regels omtrent de invordering en heffing van parkeerbelastingen Verordening parkeerbelastingen Deurne 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Deurne houdende regels omtrent de invordering en heffing van parkeerbelastingen Verordening parkeerbelastingen Deurne 2018

DE RAAD VAN DE GEMEENTE DEURNE

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 24 oktober 2017 nr. 69c;

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet;

BESLUIT

vast te stellen de:

Verordening parkeerbelastingen Deurne 2018

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren: hetgeen in artikel 1 van het RVV 1990 daaronder wordt verstaan;

  • b.

    motorvoertuig: hetgeen in artikel 1 van het RVV 1990 daaronder wordt verstaan met inbegrip van brommobielen zoals omschreven in datzelfde artikel;

  • c.

    houder: degene op wiens naam het motorrijtuig ten tijde van het parkeren in het kentekenregister, bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994, was ingeschreven;

  • d.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • e.

    centrale computer: computer van het bedrijf of de bedrijven waarmee de gemeente Deurne een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of internet;

  • f.

    Deurnepas: identificatiemiddel waarmee via internet kan worden ingelogd op een centrale computer voor het aan- of melden van een parkeerbeweging;

  • g.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorend bij parkeerapparatuur;

  • h.

    belanghebbendenparkeerplaats: een parkeerplaats die is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • i.

    parkeerabonnement (jaarkaart): een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op een daartoe aangewezen parkeerapparatuurplaats of belanghebbendenparkeerplaats;

  • j.

    gehandicaptenparkeerplaats: een parkeerplaats voorzien van het bord E6 RVV 1990, al dan niet voorzien van een onderbord;

  • k.

    hulpverleningsdiensten: politie, brandweer en ambulancediensten, waaronder begrepen de dierenambulance.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam parkeerbelastingen worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting voor het parkeren van een voertuig op de door burgemeester en wethouders aangewezen plaatsen, tijdstippen en wijzen;

  • b.

    een belasting in verband met een verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onder a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

1° indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

2° indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onder a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onder b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onder b, wordt geheven van de vergunninghouder.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onder a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onder b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onder a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon, de Deurnepas of internet inloggen op de centrale computer.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onder b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onder b, wordt berekend per kalenderjaar met dien verstand dat:

    • a.

      indien een parkeervergunning wordt toegekend op of voor de 15e van de tweede maand van het betreffende kwartaal wordt het volledige kwartaalbedrag in rekening gebracht;

    • b.

      indien een parkeervergunning wordt toegekend na de 15e van de tweede maand van het betreffende kwartaal wordt het kwartaalbedrag niet in rekening gebracht.

  • 4. Restitutie van al betaalde belasting als bedoeld in artikel 2, onder b vindt plaats voor de resterende kwartalen van het jaar, gerekend vanaf het moment dat de parkeervergunning wordt ingeleverd met dien verstande dat:

    • a.

      indien een parkeervergunning wordt ingeleverd op of voor de 15e van de tweede maand van het betreffende kwartaal, vindt volledige restitutie van het kwartaalbedrag plaats;

    • b.

      indien een parkeervergunning wordt ingeleverd na de 15e van de tweede maand van het betreffende kwartaal, vindt geen restitutie van het kwartaalbedrag plaats.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onder a, wordt overeenkomstig de aangifte betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de belasting overeenkomstig de aangifte betaald uiterlijk binnen een maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon of via de Deurnepas inloggen op de centrale computer.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onder b, wordt overeenkomstig de aangifte betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 4. Een naheffingsaanslag moet onmiddellijk worden betaald.

Artikel 8 Aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing als bedoeld in artikel 2, onder a, geschiedt in alle gevallen door burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9 Kosten naheffingsaanslag

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onder a, bedragen € 62,00.

Artikel 10 Vrijstelling van het betalen van parkeerbelastingen

  • 1. Van het betalen van parkeerbelastingen als bedoeld in artikel 2 van deze verordening zijn vrijgesteld de gebruikers van voertuigen van hulpverleningsdiensten.

  • 2. De belasting wordt niet geheven over een voertuig dat rechtmatig geparkeerd staat op een gehandicaptenparkeerplaats.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het Dagelijks Bestuur

Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van parkeerbelastingen.

Artikel 13 Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1.

    Deze verordening treedt na bekendmaking in werking op 1 januari 2018.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

  • 3.

    Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Verordening parkeerbelastingen Deurne 2017 ingetrokken.

  • 4.

    De verordening als bedoeld in het derde lid blijft van toepassing op belastbare feiten die zich voor 1 januari 2018 hebben voorgedaan.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 7 november 2017.

De griffier, R.J.C.M. Rutten

De voorzitter, H.J. Mak

Tarieventabel behorende bij de Verordening parkeerbelastingen Deurne 2018

Nota-toelichting

Toelichting op de Verordening parkeerbelastingen Deurne 2018