Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2012

Geldend van 10-12-2011 t/m 31-12-2012

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2012

De raad van de gemeente Deventer;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4 oktober 2011, nummer 628837, eenheid Bedrijfsvoering

Gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;

BESLUIT

Vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2012.

Artikel 1.

Belastbaar feit.

Onder de naam 'hondenbelasting' wordt een directe belasting geheven terzake van het houden van een hond binnen de gemeente.

Artikel 2.

Belastingplicht.

  • 1.

    Belastingplichtig is de houder van een hond.

  • 2.

    Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

  • 3.

    Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3.

Vrijstellingen.

De belasting wordt niet geheven terzake van honden:

  • a.

    die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden;

  • b.

    die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden;

  • c.

    waarvoor de houder in het bezit is van een geldend diploma dat is afgegeven door de Koninklijke Nederlandse Politiehondenvereniging en de houder zich verbonden heeft zijn hond met een geleider aan wiens bevelen de hond gehoorzaamt, op aanvraag ter beschikking van de politie te stellen;

  • d.

    waarvan de houder in het bezit is van een geldend diploma van het hoofdcomité van het Nederlandse Rode Kruis of van de Nederlandse Vereniging van Rode Kruishonden;

  • e.

    die verblijven in een hondenasiel als bedoeld in artikel 1, onder c, van het Honden – kattenbesluit 1999, welk asiel is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;

  • f.

    die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een bedrijfsinrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van het Honden en – kattenbesluit 1999, welke inrichting is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;

  • g.

    die zijn opgeleid tot en dienen als gehandicaptenhond en in hoofdzaak als zodanig door een gehandicapt persoon worden gehouden.

Artikel 4.

Maatstaf van heffing.

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 5.

Belastingtarief.

  • 1.

    De belasting bedraagt per belastingjaar:

    • a.

      voor een eerste hond € 44,52.

    • b.

      voor iedere hond boven het aantal van één € 44,52.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland,

    € 129,84 per kennel.

  • 3.

    Het tweede lid blijft buiten toepassing indien belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden indien blijkt dat dit bedrag lager is dan het op voet van het tweede lid bepaalde bedrag.

Artikel 6.

Hondenpenningen.

  • 1.

    Voor elke hond, waarvoor aangifte is gedaan wordt aan de houder van de desbetreffende hond kosteloos een penning uitgereikt of toegezonden.

  • 2.

    De penning moet worden ingeleverd bij de beëindiging van het houderschap van de desbetreffende hond.

Artikel 7.

Belastingjaar.

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8.

Wijze van heffing.

De belasting wordt geheven bijwege van aanslag.

Artikel 9.

Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijd ge lang.

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.

  • 4.

    Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen, hondenbelasting of andere heffingen, aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 10.

Termijn van betaling.

  • 1.

    De aanslagen die worden opgelegd in het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 5.000,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste drie en ten hoogste zeven bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten andere aanslagen dan die genoemd in het eerste lid, worden betaald uiterlijk binnen drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11.

Nadere regels door het college van burgemeester en wethou ders.

Het College van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.

Artikel 12.

Kwijtschelding.

  • 1.

    Bij de invordering van deze belasting wordt gedeeltelijke kwijtschelding verleend voor de eerste hond indien de houder van de hond valt onder de in de ministeriële regeling vervatte richtlijnen.

  • 2.

    De aanslag wordt in het in lid 1 genoemde geval teruggebracht tot € 15,00 per jaar.

Artikel 13.

Inwerkingtreding en citeertitel.

  • 1.

    De ‘Verordening hondenbelasting 2011’ van de gemeente Deventer vastgesteld bij raadsbesluit van 10 november 2010, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als de "Verordening hondenbelasting 2012".