Regeling vervallen per 23-07-2020

Verordening bodembescherming Deventer 2006

Geldend van 29-10-2010 t/m 22-07-2020

Intitulé

Verordening bodembescherming Deventer 2006

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • 1.

    Wbb: de Wet bodembescherming zoals die geldt per 1/1/2006;

  • 2.

    melding: een melding als bedoeld in artikel 28 lid 1 Wbb;

  • 3.

    beschikking op ernst en spoedeisendheid: een beschikking ter bepaling van de ernst en spoed van de verontreiniging als bedoeld in artikel 29 lid 1 en 37 lid 1 Wbb;

  • 4.

    saneringsplan: een plan zoals bedoeld in artikel 39 lid 2 Wbb;

  • 5.

    saneringsverslag: een verslag van de sanering als bedoeld in artikel 39 c Wbb, waarin de uitvoering van de sanering of een fase van de sanering wordt omschreven;

  • 6.

    nazorgplan: een plan zoals bedoeld in artikel 39 d Wbb, waarin gebruiksbeperkingen en / of nazorgmaatregelen worden beschreven;

  • 7.

    het college: het college van burgemeester en wethouders

Hoofdstuk 2 Bodemsanering

Artikel 2.1 Procedurele bepalingen

  • 1.

    De indiening van een melding en/of rapport van het nader onderzoek, saneringsplan, sanerings-verslag of nazorgplan (met uitsluiting van BUS- meldingsformulieren) wordt gezien als een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen (aanvraag) in de zin van artikel 1:3 lid 3 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    Op de voorbereiding van een beschikking op aanvraag zoals bedoeld in het vorige lid is de in afdeling 4.1 van de in de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

  • 3.

    Het college kan besluiten dat de in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht neergelegde procedure van toepassing is, indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat aan de toepassing hiervan behoefte bestaat.

Artikel 2.2 Te overleggen gegevens bij de melding

  • 1.

    Voor het indienen van een melding wordt gebruik gemaakt van de standaard meldingsformulieren Wbb van de gemeente Deventer

  • 2.

    Het meldingsformulier wordt in drievoud bij het college ingediend.

Artikel 2.3 Inhoud saneringsplan

  • 1.

    Aanvullend op de eisen gesteld in artikel 39 lid 1 Wbb worden de volgende gegevens vermeld:

    • a)

      het adres, de kadastrale aanduiding en de ligging van het grondgebied waarop de verontreiniging zich bevindt;

    • b)

      een kadastrale kaart, waarop het geval van verontreiniging is aangegeven voor zowel grond als grondwater door middel van de interventiewaardencontour;

    • c)

      de huidige en toekomstige bestemming van het perceel in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

    • d)

      de naam en het adres van de eigenaar dan wel van degene die een beperkt recht heeft op het grondgebied zoals bedoeld onder a en de feitelijk gebruikers hiervan voor zover het een grond-verontreiniging betreft;

    • e)

      de naam en het adres van degene in wiens opdracht de sanering, nazorg of handeling ten gevolge waarvan de verontreiniging wordt verminderd of verplaatst zal plaatsvinden;

    • f)

      indien van toepassing een machtigingsformulier waaruit de bevoegdheid blijkt om namens de opdrachtgever een aanvraag te doen;

    • g)

      het tijdsschema van het verloop van de sanering, waarbij in ieder geval de datum van aanvang van de sanering wordt vermeld;

    • h)

      in het geval van een gefaseerde sanering: de voorgenomen fasering en het verzoek om een besluit te nemen op grond van artikel 38 lid 3 van de wet;

    • i)

      in het geval van een deelsanering: een tekening of beschrijving waaruit blijkt welk deel er gesaneerd zal worden en het verzoek om een besluit te nemen op grond van artikel 40 lid 2 van de wet;

    • j)

      een beschrijving van de veiligheids- en arbeidshygiënische aspecten;

    • k)

      een beschrijving van de te treffen hydrologische voorzieningen met de voorzienbare eindresultaten en effecten daarvan op de omgeving;

    • l)

      een beschrijving van de maatregelen die overlast en/of schade als gevolg van de sanering voor-komen of zoveel mogelijk beperken;

    • m)

      gegevens over de kwaliteit van de te gebruiken aanvulgrond;

    • n)

      een beschrijving van de te hanteren protocollen en richtlijnen voor (uit) keuring en monstername en eventueel de uitvoering;

    • o)

      gegevens over de bestemming van overige verontreinigde stoffen die naast de verontreinigde grond vrijkomen bij de sanering;

    • p)

      indien verontreinigde grond zal worden afgegraven een indicatie van de hoeveelheid af te graven grond

    • q)

      indien verontreinigd grondwater onttrokken wordt een indicatie van de te verwachten hoeveelheid grondwater;

    • r)

      een motivering indien de grond of het grondwater niet geheel gereinigd wordt;

  • 2.

    Onverminderd de eisen gesteld in het eerste lid leidt het ontbreken van enkele of meerdere van bovenstaande gegevens niet automatisch tot niet- ontvankelijkheid als:

    • §

      bij de indiening van het saneringsplan wordt aangegeven welke gegevens ontbreken;

    • §

      daarbij de reden wordt aangegeven waarom die gegevens ontbreken en

    • §

      de gegevens niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het ingediende saneringsplan.

Artikel 2.4 Melding start , diepste punt en einde feitelijke sanering

  • 1.

    Degene die op grond van artikel 39 lid 2 van de wet toestemming heeft verkregen om conform saneringsplan te saneren , stelt tenminste vijf werkdagen voor de feitelijke aanvang van de sanering het college hiervan in kennis via het meldingsformulier start bodemsanering.

  • 2.

    Degene die saneert meldt schriftelijk tenminste 24 uur van tevoren het bereiken van de einddiepte bij een ontgraving.

  • 3.

    Degene die heeft gesaneerd doet uiterlijk 5 werkdagen na beëindiging van de saneringswerk-zaamheden schriftelijk mededeling bij het college van de datum waarop de werkzaamheden zijn beëindigd middels het meldingsformulier einde sanering.

Artikel 2.5 Melding wijzigingen saneringsplan

  • 1.

    Iedere afwijking van het saneringsplan wordt aan het college gemeld.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 39 lid 4 van de wet wordt onder een wijziging van het saneringsplan een wijziging verstaan die gevolgen heeft voor de saneringsdoelstelling of die de belangen van derden schaadt of kan schaden.

  • 3.

    Bij de melding worden de volgende gegevens verstrekt:

    • a)

      naam en adres van de feitelijk saneerder;

    • b)

      de locatie van de sanering;

    • c)

      de datum en het kenmerk van de beschikking waarin ingestemd is met het saneringsplan;

    • d)

      de motivering van een eventuele afwijking van het saneringsplan;

    • e)

      de consequenties van de wijzigingen voor het te behalen saneringsdoel;

    • f)

      de eventuele consequenties voor de nazorg en/of gebruiksbeperkingen.

Hoofdstuk 3 Het saneringsverslag en het nazorgplan

Artikel 3.1 Het saneringsverslag

  • 1.

    Degene die de bodem heeft gesaneerd, dan wel een fase van de sanering heeft uitgevoerd, dient daarvan binnen 13 weken na beëindiging van de saneringswerkzaamheden bij het college een verslag in.

  • 2.

    Het verslag wordt in drievoud ingediend.

  • 3.

    Het verslag wordt vergezeld van een verzoek om in te stemmen met de resultaten van de uitgevoerde sanering. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het meldingsformulier saneringsverslag. Het verslag dient in aanvulling op artikel 39c lid 1 de volgende gegevens te bevatten:

    • A.

      Algemene gegevens

    • a)

      het adres, de kadastrale aanduiding en de ligging van het grondgebied waarop de verontreiniging zich bevond;

    • b)

      naam en adres van de opdrachtgever , directievoerder, aannemer en milieukundig begeleider;

    • c)

      samenvatting van de verontreinigingssituatie, de bodemopbouw en de geohydrologie, gebaseerd op de bijbehorende bodemonderzoeken;

    • d)

      de saneringsdoelstelling en de bijbehorende goedkeuringsbeschikking op het saneringsplan, onder vermelding van de datum en het kenmerk van de beschikking;

    • B.

      Grondsanering

    • a)

      de start en einddatum van de periode waarop het verslag betrekking heeft en waarbinnen de grondsanering uitgevoerd is;

    • b)

      een beschrijving van de voorbereidende werkzaamheden behorende bij de sanering;

    • c)

      een beschrijving van de (eventuele) getroffen maatregelen voor kabels en leidingen;

    • d)

      een overzicht van de hoeveelheid vrijgekomen grond (uitgedrukt in kilogrammen en m³) en de bestemming daarvan, inclusief de wijze van verwerking en afvalstroomnummers;

    • e)

      een overzicht van de hoeveelheden overig vrijgekomen saneringsafval (zoals eventueel vrijkomende verontreinigde klinkers en aangetroffen ondergrondse tanks) en hun bestemmingen;

    • f)

      de afmeting van de ontgravingen;

    • g)

      de inrichting van eventuele gronddepots;

    • h)

      een beschrijving van de tijdens de uitvoering aangetroffen afwijkingen ten opzichte van de in het saneringsplan beschreven situatie;

    • i)

      een beschrijving van het eventueel aangelegde onttrekkingssysteem voor een nog uit te voeren grondwatersanering.

    • C.

      Grondwatersanering/ bodemluchtonttrekking

    • a)

      de start en einddatum van de periode waarop het verslag betrekking heeft en waarbinnen de grondwatersanering uitgevoerd is;

    • b)

      de wijze van injecteren, onttrekken en zuiveren van water en lucht bij in- situ technieken (bijvoorbeeld filterstelling, debieten en vrachten verontreiniging) en/ of andere media;

    • c)

      een beschrijving van de tijdens de uitvoering aangetroffen afwijkingen ten opzichte van de in het saneringsplan beschreven situatie of prognose.

    • D.

      Bemonstering bij grondsanering

    • a)

      een bespreking van analyseresultaten van de controlemonsters en de consequenties daarvan;

    • b)

      een bespreking van analyseresultaten van de depotmonsters, de monsters van de afgevoerde grond en de consequenties daarvan;

    • c)

      een bespreking van de analyseresultaten van de effluentmonsters (bouwputbemaling) in relatie tot de verleende vergunning(en);

    • d)

      de certificaten van kwaliteitsgegevens van de aanvulgrond/ zand en steenachtige bouwmaterialen;

    • e)

      een beschrijving van het gehanteerde protocol of richtlijn op grond waarvan de bemonstering heeft plaatsgevonden en door welke gecertificeerde instantie deze is uitgevoerd.

    • E.

      Bemonstering bij grondwatersanering

    • a)

      een bespreking van de analyseresultaten van de influentmonsters voor het volgen van het verloop van de sanering;

    • b)

      een bespreking van de analyseresultaten van de effluentmonsters in relatie tot de verleende vergunning(en);

    • c)

      een bespreking van de analyseresultaten van de monsters uit peilbuizen;

    • d)

      een beschrijving van het gehanteerde protocol of richtlijn op grond waarvan de bemonstering heeft plaatsgevonden en door welke gecertificeerde instantie deze is uitgevoerd.

    • F.

      Conclusies en aanbevelingen

    • a)

      een uiteenzetting waaruit blijkt of voldaan is aan de doelstellingen van de sanering zoals die zijn geformuleerd in het saneringsplan;

    • b)

      een omschrijving van de redenen van eventuele afwijkingen van de saneringsdoelstelling en de manier waarop daarbij is omgesprongen met de belangen van derden;

    • c)

      een risico evaluatie van de eventuele restverontreiniging;

    • d)

      een overzicht van de vervolgstappen, zoals het nazorgplan.

    • G.

      Bijlagen en tabellen bij het saneringsverslag

    • a)

      een locatiekaart;

    • b)

      een begrenzing van het te saneren perceel m.b.v. een kadastraal uittreksel;

    • c)

      een overzicht van de gehalten aan verontreiniging zoals ze voor de sanering waren;

    • d)

      een ontgravingsplan met de vermelding of er conform saneringsplan ontgraven is;

    • e)

      een kaart met de locatie van bemaling en lonzingspunten tijdens de grondsanering;

    • f)

      een overzicht van de verrichtte grondwateronttrekking (met o.m. de debieten en de totaal onttrokken hoeveelheid grondwater);

    • g)

      de grondbalans

    • h)

      een afvoerbewijs van eventueel vrijgekomen chemische afvalstoffen (zoals sludge), onder vermelding van de afvalstroomnummers en bestemming van de afvalstoffen;

    • i)

      de analyseresultaten van grond- en grondwatermonsters en toetsing;

    • j)

      een overzicht van eventueel opgetreden calamiteiten en de afhandeling daarvan;

    • k)

      een overzicht van de werkelijke kosten van de uitgevoerde sanering.

    • H.

      Tekeningen/kaarten

    • a)

      een ontgravingskaart met daarop:

      • §

        de ontgravingsgebieden (diepten en de locatie van de genomen grondmonsters van de putwand en –bodem);

      • §

        de ontgravingsvoorzieningen (damwanden etc.);

      • §

        de ligging van tijdelijke voorzieningen;

    • b)

      een grondkaart met daarop:

      • §

        de aard en omvang van de restverontreinigingen in grond en grondwater;

      • §

        een kadastrale kaart van de restverontreiniging(en);

      • §

        de plaats van toepassing van herschikt/hergebruikte grond;

      • §

        de plaats van toepassing van grond afkomstig van buiten de locatie;

    • c)

      een grondwateronttrekkingskaart met daarop:

      • §

        de ligging van de voorzieningen (zoals drains en pompen);

      • §

        de locatie van het onttrekkingssysteem en de peilbuizen met filterstelling;

      • §

        de invloed van de onttrekking op de omgeving en mogelijke effecten (isohypsen);

      • §

        de ligging van maatregelen om deze invloed te voorkomen of te beperken;

d) een kaart met kabels en leidingen.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 39c lid 1 Wbb, kan het vermelden in het saneringsverslag van gegevens als bedoeld in het tweede lid van dit artikel achterwege blijven indien:

    • a)

      bij de indiening van het plan wordt aangegeven welke gegevens ontbreken;

    • b)

      daarbij de reden wordt gegeven waarom die gegevens ontbreken; en

    • c)

      die gegevens niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het saneringsverslag.

Artikel 3.2 Het Nazorgplan

  • 1.

    Degene die nazorgsmaatregelen uit gaat voeren, dient daarvan bij het college een nazorgplan in.

  • 2.

    Het plan wordt in drievoud ingediend.

  • 3.

    Het nazorgplan gaat vergezeld van een verzoek om in te stemmen met de resultaten van de nazorgsmaatregelen.

  • 4.

    Het nazorgplan dient in aanvulling op artikel 39d lid 1 Wbb de volgende gegevens te bevatten:

    • a)

      een beschrijving van de wijze waarop de restverontreiniging wordt beheerst (isolerende maat-regelen/kadastrale registratie/monitoring/actieve nazorg);

    • b)

      een omschrijving van de te treffen maatregelen in het kader van de nazorg (hydraulische scheidingen, drains etc.);

    • c)

      een omschrijving van het te treffen onderhoud en de investeringen.

    • d)

      indien de restverontreiniging wordt geïsoleerd hoort er bij de omschrijving bedoeld onder c :

      • §

        de wijze waarop de instandhouding van de isolerende voorzieningen wordt gewaarborgd en gecontroleerd

      • §

        de wijze waarop het betrokken grondgebied in verband met het isoleren van de verontreiniging wordt beheerd

      • §

        de verwachte ontwikkelingen in het ruimtegebruik.

    • e)

      Indien de restverontreiniging wordt geïsoleerd hoort er bij de omschrijving bedoeld onder c:

      • §

        een monitoringsplan met de bemonsteringsfrequentie, actiewaarden, ijkmomenten en verwachtte tijdsduur;

      • §

        een onderbouwing van het monitoringsplan middels een inschatting van de te verwachten mobiliteit/ verspreiding;

      • §

        de plaats en filterstelling van de monitoringspeilbuizen.

    • f)

      de actiewaarden indien verspreiding van de verontreiniging wordt vastgesteld;

    • g)

      een beschrijving van het terugvalscenario;

    • h)

      een begroting van de kosten van de nazorgmaatregelen.

Artikel 3.3 Saneringen en nazorgmaatregelen uitgevoerd door het college

Op saneringen en nazorgmaatregelen uitgevoerd door het college van burgemeester en wethouders zijn de artikelen 2 en 3 van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 4 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Bodembescherming Deventer 2006

  • 2.

    Deze verordening wordt vastgesteld onder intrekking van de Verordening bodembescherming Deventer (raadsbesluit van 27 januari 2003).

  • 3.

    Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van haar bekendmaking.

Artikelsgewijze toelichting

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1. De begripsbepalingen van de Wbb werken door in de bepalingen van deze verordening, warmee uitvoering aan die wet wordt gegeven.

Hoofdstuk 2 Bodemsanering

Artikel 2.1 Procedurele bepalingen

In dit artikel wordt de voorbereidingsprocedure van afdeling 4.1 Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing verklaard op beschikkingen op aanvraag. Het uitgangspunt is dus dat een beschikking op ernst en spoedeisendheid instemming met het saneringsplan, saneringsverslag of nazorgplan behandeld wordt met toepassing van afdeling 4.1 Awb. Op grond van het derde lid kan het college echter besluiten de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van toepassing te verklaren als daaraan behoefte bestaat. Toepassing van afdeling 3.4 ligt voor de hand als er naar verwachting veel belanghebbenden zijn en redelijkerwijze kan worden voorzien dat er een groot aantal zienswijzen naar voren gebracht zullen worden bij het ter inzage leggen van de concept beschikking. Om een ieder gelegenheid te geven zijn of haar zienswijzen naar voren te brengen kan bij zeer langlopende, ingewikkelde of omstreden saneringen of nazorgmaatregelen gekozen worden voor deze uitgebreide procedure. Omgekeerd zal bij een voorzienbaar beperkt aantal belanghebbenden afdeling 4.1 meer voor de hand liggen.

Indien afdeling 3.4 Awb (waarbij een ontwerpbeschikking ter inzage wordt gelegd) wordt gevolgd, dan staat er na afgifte van de definitieve beschikking rechtstreeks beroep open bij de Raad van State. Als afdeling 4.1 wordt toegepast, dan staat er tegen de beschikking bezwaar en beroep bij de Raad van State open.

Artikel 2.2 Te overleggen gegevens bij de melding

Indien afdeling 3.4 wordt toegepast, dienen alle relevante stukken, inclusief meldingsformulieren ter inzage worden gelegd. Daarom is indiening in drievoud nodig.

Artikel 2.3 Inhoud saneringsplan

Een saneringsplan dient zodanig opgesteld te zijn dat het college zich een goed beeld kan vormen van de wijze waarop de sanering zal worden uitgevoerd. Onder meer de aard en omvang van de verontreiniging en de hoedanigheid van de voorgenomen maatregelen dienen duidelijk in het plan omschreven te worden, zodat er getoetst kan worden of op milieuhygiënisch toereikende en aanvaardbare wijze zal en kan worden gesaneerd.

In het saneringsplan moeten naast de eisen genoemd in artikel 39 lid 1 Wbb aan de in artikel 2.3 gestelde eisen worden voldaan. De bevoegdheid om nadere regels te stellen is neergelegd in artikel 39 lid 1 Wbb. De gemeente toetst zowel een saneringsplan ingediend door derden als een saneringsplan voor haar eigen saneringen aan de eisen die neergelegd zijn in de Wbb en artikel 2.3 van de verordening.

In de praktijk blijkt het niet altijd haalbaar of van essentieel belang te zijn om te voldoen aan alle eisen die in artikel 2.3 lid 1 van de verordening aan het saneringsplan worden gesteld. Daarom is in artikel 2.3 lid 2 een afwijkingsmogelijkheid ingebouwd. Deze nadere regels omtrent de ontvankelijkheid van een saneringsplan zijn nadrukkelijk alleen van toepassing op de eisen gesteld in de gemeentelijke verordening en niet op de eisen die aan een saneringsplan gesteld worden in artikel 39 lid 1 van de Wet bodembescherming.

Artikel 2.4 Melding start, diepste punt en einde feitelijke sanering

De melding voor de start van de saneringswerkzaamheden biedt een aanknopingspunt voor een meer effectieve wijze van toezicht houden. De toezichthouder en inspecteur kunnen op deze manier het juiste moment kiezen voor het houden van een controle. Het tweede lid sluit hierbij aan. Als het diepste punt (of punten bij een gefaseerde sanering) wordt gemeld, geeft dit de inspecteur de gelegenheid een monster te nemen t.b.v. een contra expertise, zodat de uiteindelijk opgegeven resultaten kunnen worden gecontroleerd en geverifieerd aan het eigen genomen monster.

Het derde lid is opgenomen om de termijn voor het indienen van het saneringsverslag vast te kunnen stellen. Voor het indienen van de genoemde meldingen dient gebruik te worden gemaakt van standaard meldingsformulieren. De praktijk heeft uitgewezen dat meldingen van de start sanering, het bereiken van het diepste punt en het einde van de sanering vaak telefonisch worden doorgegeven. Ten behoeve van een correcte dossiervorming is in de verordening aangegeven dat het melden schriftelijk dient te gebeuren. De standaardformulieren kunnen verzonden worden met de post, maar kunnen ook gefaxt worden.

Artikel 2.5 Melding wijzigingen saneringsplan

In overeenstemming met het voorgaande artikel dienen wijzigingen op het saneringsplan schriftelijk door middel van een standaardformulier te worden gemeld.

Hoofdstuk 3 Het saneringsverslag en het nazorgplan

Artikel 3.1 Het saneringsverslag

Het saneringsverslag wordt ingediend na afronding van de saneringswerkzaamheden en geeft het college inzicht in de manier waarop de sanering is uitgevoerd. Op basis van het saneringsverslag kan worden beslist of de sanering naar behoren is uitgevoerd, dan wel dat er nog aanvullende saneringsmaatregelen nodig zijn. In artikel 39c Wbb staat waar een saneringsverslag ten minste aan moet voldoen. Op grond van het derde lid kan de gemeente nadere regels stellen m.b.t. de eisen die aan een saneringsverslag gesteld worden. Aan deze bevoegdheid is in onderhavig artikel invulling gegeven. De eisen die in de wet genoemd worden zijn op dit punt nogal summier, daarom is er ten behoeve van de duidelijkheid voor gekozen om zo uitgebreid mogelijk aan te geven waar een saneringsverslag aan dient te voldoen. De ervaring leert dat alle gevraagde gegevens nodig zijn om tot een goede eindbeoordeling van de sanering te komen.

Voor een toelichting bij artikel 3.1 lid 4 wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 2.3 lid 2 van deze verordening.

Artikel 3.2 Het nazorgplan

Sinds 1 januari 2006 is in de Wbb neergelegd dat het nazorgplan instemming behoeft van het bevoegd gezag. Instemming kan ingevolge artikel 39d Wbb lid 3 slechts gegeven worden indien de in het plan opgenomen gebruiksbeperkingen of nazorgmaatregelen voldoende zijn om ervoor te zorgen dat de achtergebleven verontreiniging niet zal leiden tot een vermindering van de kwaliteit van de bodem zoals die beschreven is in het saneringsverslag. Op grond van lid 5 kan het college nadere regels stellen omtrent de gegevens die in het nazorgplan worden opgenomen. Deze regels zijn gesteld in artikel 3.2. De gegevens die worden overlegd dienen er onder meer toe te leiden dat de monitoring en/of isolatie van de restverontreiniging nauwkeurig wordt gerapporteerd en geregistreerd. Indien blijkt dat de restverontreiniging niet in voldoende mate wordt beheerd, dient er een terugvalscenario te worden aangegeven.

Artikel 3.3 Saneringen en nazorgmaatregelen uitgevoerd door het college

In het kader van conformiteit is ervoor gekozen om aan onderzoeken, saneringen en nazorgmaatregelen uitgevoerd door de overheid, dezelfde eisen te stellen als aan particulieren/ derden. De overheid als opdrachtgever dient zich m.a.w. te houden aan de procedurele eisen die in artikel 2 en 3 van deze verordening zijn neergelegd.