Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Langdurigheidstoeslag 2012

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening Langdurigheidstoeslag 2012

De raad van de gemeente Deventer,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 november 2011, nummer 656215, eenheid Stadthuis.

BESLUIT

Vast te stellen onderstaande Verordening Langdurigheidstoeslag 2012.

In te trekken de (oude) Verordening Langdurigheidstoeslag.

Verordening Langdurigheidstoeslag 2012

De Raad van de gemeente Deventer,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventerd.d. 23 november 2011 gelet op de artikelen 8, eerste lid, onderdeel d en 36 van de Wet werk en bijstand,overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van langdurigheidstoeslag aan personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;

I. Algemene bepalingen

Artikel 1 – Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    WWB: de Wet werk en bijstand

  • b.

    Referteperiode: een periode van 60 maanden voorafgaand aan de peildatum.

  • c.

    Peildatum: de datum waartegen langdurigheidstoeslag wordt aangevraagd.

  • d.

    Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de WWB, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering op grond van de WWB wordt, in afwijking van artikel 32 WWB voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien.

Artikel 2 – Uitvoering

  • 1.

    De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Indien door het college is vastgesteld dat het recht op langdurigheidstoeslag bestaat, wordt deze toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende de aanvraag heeft ingediend.

II. Recht op langdurigheidstoeslag

Artikel 3 – Langdurig, laag inkomen

Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende referteperiode het inkomen niet uitkomt boven 100 procent van de bijstandsnorm.

Artikel 4 – Hoogte van de langdurigheidstoeslag

  • 1.

    De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar:

    • a.

      voor een alleenstaande € 286,00;

    • b.

      voor een alleenstaande ouder € 366,00 en

    • c.

      voor een gezin € 408,00.

    • De genoemde bedragen zijn gebaseerd op de (geïndexeerde) bedragen per 1 januari 2012.

      Daaropvolgend vindt jaarlijks een indexering plaats per 1 januari.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 3.

    De verschillende gezinsleden hebben geen zelfstandig recht op een langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt het gezin immers gezamenlijk toe.

  • 4.

    Indien één van de gezinsleden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de WWB komen de rechthebbende gezinsleden in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hen als (overblijvend) gezin, dan wel als alleen-staande of alleenstaande ouder zou gelden.

III. Slotbepalingen

Artikel 5  Hardheidsclausule

Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 6 – Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Langdurigheidstoeslag 2012.

Artikel 7 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012 en wordt aangegaan voor onbepaalde duur.

De Verordening Langdurigheidstoeslag wordt gelijktijdig ingetrokken.

Toelichting Verordening Langdurigheidstoeslag 2012

Algemeen

Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d WWB dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te

leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling

wordt gegeven aan de begrippen langdurig, laag inkomen, zoals die in artikel 36 lid 1 WWB worden gebruikt.

In deze verordening is gekozen voor invulling die rekening houdt met de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep en de in de huidige regeling en uitvoeringspraktijk gesignaleerde tekortkomingen. Voorts is gekozen voor een invulling die zo veel mogelijk ongewenste armoedeval-effecten voorkomt.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Dit geldt specifiek voor de begrippen ‘alleenstaande’, ‘alleenstaande ouder’, ‘gezin’, ‘kind’ en ‘het ten laste komend kind’ die per 1 januari 2012 nieuw in (artikel 4 van) de WWB worden opgenomen. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening. Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht heeft gegeven om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip ‘langdurig, laag inkomen’, is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 WWB nader te definiëren.

Om te voorkomen dat de (uitkerings)kosten explosief toenemen, wordt ervoor gekozen om de referteperiode op 5 jaar te laten bestaan.

Artikel 2

Het college stelt vast of het recht op langdurigheidstoeslag bestaat. Als dit het geval is, dan wordt deze toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voorzover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende de aanvraag heeft ingediend. Dit is de datum waarop de aanvraag is ingediend. Hiervoor wordt aangesloten bij hetgeen is opgenomen in artikel 44 lid 1 WWB.

Een voorbeeld: Een klant dient op 15 juni 2010 een aanvraag langdurigheidstoeslag in. Als geoordeeld wordt dat de klant recht heeft op langdurigheidstoeslag, wordt deze toegekend vanaf de dag dat het recht is ontstaan. Dit is volgens artikel 44 lid 1 WWB het moment waarop de aanvraag is ingediend, zijnde 15 juni 2010. Daarbij is het niet mogelijk om de langdurigheidstoeslag tegen eerdere datum (dan 15 juni 2010) toe te kennen.

In de beleidsregels Langdurigheidstoeslag gemeente Deventer is vastgelegd dat aanvragen niet met terugwerkende kracht konden worden aangevraagd. Dit principe blijft in en na 2012 gehandhaafd.

Er geldt echter een uitzondering op grond van de wet (oud artikel 36 WWB) voor aanvragen die toezien op de periode vóór 2009. Op grond van oud artikel 36 WWB was het namelijk wel mogelijk om langdurigheidstoeslag met terugwerkende kracht aan te vragen.

Een voorbeeld: Een klant dient op 15 juni 2010 een aanvraag langdurigheidstoeslag voor het jaar 2008 in. Op grond van het in 2008 geldende recht zal worden beoordeeld of de klant recht heeft op langdurigheidstoeslag.

Artikel 3

Het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat niet hoger is dan 100% van de bijstandsnorm. Marginale overschrijdingen van deze 100%-grens dienen genegeerd te worden (zie CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a.). Als een gezin belanghebbende is, geldt het bepaalde in artikel 3 voor alle gezinsleden van 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar. Het bepaalde in artikel 3 geldt niet voor gezinsleden van 18 tot 21 jaar. Uiteraard kan een gezin, waarbinnen een gezinslid 18 jaar is geworden, niet van langdurigheidstoeslag worden uitgesloten omdat dit kind strikt genomen niet aan de toelatingseisen voldoet.

Artikel 4

Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de (indexering van de) bijstandsnormen. Omdat de bijstandsnormen in beginsel 2 maal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidstoeslag maar eenmaal, wordt steeds de vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen per 1 januari van het nieuwe jaar. De bedragen worden elk jaar per januari aangepast met een percentage dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen de gezinsnorm per 1 januari van dat jaar en de gezinsnorm van het per 1 januari daaraan voorafgaande jaar.

In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB gegeven voor situaties waarin bij één van de gezinsleden is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. De WWB voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor het rechthebbende gezinslid, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor het gezin in dergelijke situaties ook niet opportuun is. NB: Dit derde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een gezinslid sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. Indien één van de gezinsleden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, heeft het hele gezin geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt het gezin immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allemaal, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.