Regeling vervallen per 07-02-2015

Beleidsregels wegingsfactoren proceskosten bezwaarschriftprocedures

Geldend van 01-01-2007 t/m 06-02-2015

Intitulé

Beleidsregels wegingsfactoren proceskosten bezwaarschriftprocedures

Beleidsregels wegingsfactoren kosten bestuurlijke voorprocedure

Het college van burgemeester en wethouders der gemeente Deventer, overwegende dat het in verband met het bepaalde in artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht met betrekking tot de kosten van bezwaar en administratief beroep alsmede het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met de vergoeding van kosten van bezwaar en administratief beroep gewenst is beleidsregels vast te stellen ten aanzien van de wegingsfactoren als bedoeld in de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna : Bpb), onderdeel C1, stelt de volgende regeling vast:

Art. 1. Doel van de regeling

Art. 7:15 Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan worden vergoed voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Nadere regels over de kosten waarop de vergoeding uitsluitend betrekking kan hebben zijn neergelegd in het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna:Bbp) en bijbehorende bijlage.

In de bijlage bij het Bpb, onderdeel C1, is bepaald dat het gewicht van de zaak tot uiting kan worden gebracht in wegingsfactoren. Het bestuursorgaan heeft de bevoegdheid om in beleidsregels vast te leggen op welke wijze de wegingsfactoren worden gehanteerd.

Deze regeling bepaalt welke zaken als licht worden gekwalificeerd en derhalve op grond van de Bijlage bij het Bpb, onderdeel C1, met de wegingsfactor van 0,5 worden gekwalificeerd.

Art. 2. Categorieën zaken die met een wegingsfactor van 0,5 worden gewaardeerd.

In bezwaar betreffende de besluiten van het betreffende bestuursorgaan worden voor de toepassing van de wegingsfactoren genoemd in onderdeel C.1. van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht de volgende categorieën zaken met een wegingsfactor van 0,5 gewaardeerd:

  • a.

    zaken waarin bezwaar is gemaakt tegen besluiten op grond van artikel 35, derde lid WWB (categoriale bijzondere bijstand), uitgewerkt in de Bijdrageregeling voor deelname activiteiten en vervanging van duurzame gebruiksgoederen voor personen van 65 jaar en ouder met een laag inkomen;

  • b.

    zaken waarin bezwaar is gemaakt tegen de weigering vooraf of achteraf om met behoud van uitkering gedurende langere termijn dan de maximaal toegestane buiten Nederland te verblijven (art. 13 lid 1 sub d WWB);

  • c.

    zaken waarin bezwaar is gemaakt tegen de weigering een langdurigheidstoeslag als bedoeld in artikel 36 WWB toe te kennen;

  • d.

    zaken waarin bezwaar is gemaakt tegen de weigering gegevens te verstrekken uit de gemeentelijke basisregistratie persoonsgegevens ( art. 98 en 100 Wet gemeentelijke basisregistratie persoonsgegevens);

  • e.

    zaken waarin bezwaar is gemaakt tegen de weigering van de leerplichtambtenaar om vrijstelling te verlenen van de verplichting tot geregeld schoolbezoek voor een periode van meer dan tien dagen (art. 14 Leerplichtwet 1969);

  • f.

    zaken waarin bezwaar is gemaakt tegen het buiten behandeling laten van een aanvraag (art. 4:5 Algemene wet bestuursrecht)

  • g.

    Zaken waarin bezwaar wordt gemaakt en de gemeente bij het nemen van het bestreden besluit is afgeweken van een ingewonnen deskundigenadvies;

Art. 3 Categorie zaken die met een wegingsfactor van 0,25 worden gewaardeerd.

Voor zaken waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit geldt een wegingsfactor van 0,25

Art.4.. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2007

Art.5. Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als Beleidsregels wegingsfactoren proceskosten bezwaarschriftprocedures 2006.

Toelichting

Deze uitvoeringsregels met betrekking tot de wegingsfactoren kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand in bezwaarschriftprocedures zijn aan te merken als beleidsregels als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb). Deze beleidsregels zijn opgesteld naar aanleiding van de wijziging van de Awb waardoor het mogelijk is geworden een vergoeding te krijgen voor de kosten die de belanghebbende maakt in verband met de behandeling van zijn bezwaar- of administratief beroepschrift. Om voor een vergoeding in aanmerking te komen moet sprake zijn van beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Door de wijziging van de Awb was ook wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht (verder: Bpb) noodzakelijk. Het Bpb bepaalt voor welke kosten vergoeding mogelijk is. In de bijlage bij het Bbp is bepaald op welke procedures het betrekking heeft en hoeveel punten een proceshandeling oplevert. Met betrekking tot het bezwaar en administratief beroep worden drie handelingen onderscheiden:

  • -

    het indienen van het bezwaar/ beroepschrift ( 1 punt);

  • -

    het verschijnen ter hoorzitting ( 1 punt);

  • -

    het verschijnen op een nadere hoorzitting (0,5 punt).

In onderdeel C1 van de bijlage bij het Bpb wordt het mogelijk gewicht van een zaak bepaald. Het gewicht van een zaak kan uiteenlopen van 0,25 (zeer licht) tot 2 (zeer zwaar).

Het gewicht van een zaak kan nader tot uitdrukking worden gebracht in de wegingsfactoren. De uitkomst dient volgens de Nota van Toelichting bij het Bpb steeds in overeenstemming te zijn met de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van een zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener. Het bestuursorgaan heeft de bevoegdheid om in beleidsregels vast te leggen op welke wijze de wegingsfactoren worden gehanteerd.

In art. 2 van de onderhavige regeling zijn een aantal categorieën van zaken genoemd die als licht worden gekwalificeerd en als wegingsfactor 0,5 krijgen. In deze zaken is sprake van sterk ingekaderde of gebonden besluiten die vrijwel altijd feitelijke vaststellingen (bijvoorbeeld de hoogte van het inkomen of de duur van een vakantieperiode of verblijf buitenslands) betreffen of een discussie of stukken al dan niet tijdig en voldoende zijn overgelegd. Ervaring in de bezwarencommissies heeft geleerd dat in de in art. 2 genoemde categorieën vrijwel nooit (zware) juridische of feitelijke argumenten worden gewisseld of juridische grieven worden geuit. Om deze redenen wordt de kwalificatie “lichte zaak” met wegingsfactor 0,5 gerechtvaardigd.

In zaken waarin wordt afgeweken van een ingewonnen deskundigenadvies (bijvoorbeeld een medisch advies) zal de rechtshulpverlener simpelweg kunnen volstaan met het verwijzen naar het advies waarvan is afgeweken. Ook hiervoor wordt de wegingsfactor van 0.5 passend geacht.

Bij zeer hoge uitzondering zijn gevallen denkbaar waarin bezwaar wordt ingesteld in een zaak als bedoeld in art. 2 en dat er toch sprake blijkt te zijn van een dusdanige bewerkelijkheid en gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtshulpverlener dat niet volstaan kan worden met een wegingsfactor van 0,5 maar dat een hogere wegingsfactor dient te worden gehanteerd. Een dergelijke beslissing dient uitdrukkelijk te worden gemotiveerd.

Een bezwaar met betrekking tot een zaak die niet tot een van de categorieën van art. 2 behoort en niet is genoemd, zal in beginsel als gemiddeld met een wegingsfactor van 1 gekwalificeerd worden. Dit laat uiteraard onverlet de bevoegdheid van het bestuursorgaan om op grond van het Bpb een hogere of lagere wegingsfactor toe te kennen al naar gelang de zaak zwaarder of lichter is dan een gemiddelde zaak.

In artikel 3 tenslotte is bepaald dat bezwaarschriften die zijn gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden gewaardeerd met een wegingsfactor van 0,25. Alhoewel niet uitdrukkelijk in de wet is bepaald dat er in dergelijke gevallen een vergoedingsplicht bestaat, wijst recente jurisprudentie erop dat bestuursrechters ervan uitgaan dat ook in deze zaken een redelijke uitleg van art. 7:15 Awb met zich brengt dat het alsnog nemen van een primair besluit gelijkgesteld moet worden met het herroepen van het niet-tijdig nemen van de primaire beslissing.

Het vaststellen van de overschrijding van de beslistermijn vergt geen diepgravend juridisch onderzoek en rechtvaardigt in voorkomende gevallen een wegingsfactor van 0,25.