Regeling vervallen per 01-01-2013

Beleidsregel proceskosten en wegingsfactoren bij vergoeding in de bezwaarfase 2012 (2)

Geldend van 21-03-2012 t/m 31-12-2012

Intitulé

Beleidsregel proceskosten en wegingsfactoren bij vergoeding in de bezwaarfase 2012

De gemeenteambtenaar bedoeld in artikel 231, tweede lid, aanhef en onderdeel b, Gemeentewet van de gemeente Deventer;

Gelet op artikel 1:3 lid 4 Algemene wet bestuursrecht, artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit proceskosten bestuursrecht;

Besluit :

vast te stellen de volgende beleidsregel:

Beleidsregel proceskosten en wegingsfactoren bij vergoeding in de bezwaarfase 2012;

Artikel 1 Doel van de regeling

Artikel 7:15 Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat de kosten, die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan worden vergoed voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan aan te wijzen onrechtmatigheid. Nadere regels over de kosten waarop de vergoeding uitsluitend betrekking kan hebben zijn neergelegd in het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna Bpb) en bijbehorende bijlage.

In de bijlage bij het Bpb, onderdeel C1, is bepaald dat het gewicht van de zaak tot uiting kan worden gebracht in wegingsfactoren. Het bestuursorgaan gebruikt de bevoegdheid om in beleidsregels vast te leggen op welke wijze de wegingsfactoren worden gehanteerd.

Artikel 2 Algemene uitgangspunten en begripsbepalingen

  • 1.

    Er bestaat een vergoedingsplicht in de gevallen waarin het bestreden besluit wegens onrechtmatigheid wordt herroepen en deze onrechtmatigheid aan het bestuursorgaan is te wijten.

  • 2.

    Onrechtmatigheid moet worden opgevat als "genomen in strijd met het recht". Indien een gebonden beschikking wordt herroepen staat de onrechtmatigheid vast. Als de heroverweging daarentegen plaatsvindt op beleidsinhoudelijke gronden, is er geen sprake van onrechtmatigheid. Alléén vormfouten of motiveringsgebreken leiden evenmin tot een vergoedingsplicht. Vergoedingsplicht kan wel bestaan als het inhoudelijk foutieve besluit een gevolg is van reken- invoer- en schrijffouten etc.

  • 3.

    Vergoed worden uitsluitend kosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het bezwaar.

  • 4.

    Het verzoek om kostenvergoeding aan de heffingsambtenaar moet schriftelijk zijn gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaarschrift heeft beslist.

  • 5.

    Voor de vaststelling van het ontstaan van een recht op te vergoeden kosten die door belanghebbende zijn gemaakt kan een bewijs van gemaakte kosten worden verlangd, bestaande uit een factuur én een bank- giro afschrift of ander betalingsbewijs ter zake van verrichtte werkzaamheden door een derde of een door of namens hem ingeschakelde deskundige.

  • 6.

    De vergoeding wordt in eerste instantie verrekend met openstaande aanslagen, indien er geen bedrag open staat of indien de vergoeding hoger is dan een verschuldigd belastingbedrag , wordt de vergoeding aan belastingschuldige uitbetaald.

  • 7.

    Uitbetaling vindt plaats op een door belanghebbende aangewezen bankrekeningnummer.

  • 8.

    Het gedingbedrag is het verschil tussen het bedrag van de opgelegde aanslag en het bedrag dat belanghebbende aangeeft te moeten betalen, dan wel het bedrag dat te berekenen is op basis van de gedingwaarde.

  • 9.

    De gedingwaarde is het verschil tussen de door de heffingsambtenaar bij beschikking op grond van de wet WOZ vastgestelde waarde en de door belanghebbende voorgestelde waarde.

  • 10.

    Het verminderingspercentage is het percentage waarmee het bedrag van de aanslag of de waarde wordt verminderd in relatie tot het gedingbedrag (bedrag of waarde van de vermindering gedeeld door de gedingwaarde)

Artikel 3 Kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand

Het bedrag van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand wordt vastgesteld aan de hand van de in artikel 4 benoemde proceshandelingen punten toe te kennen.

Deze punten worden vermenigvuldigd met de waarde per punt, vermeld in artikel 5. Het aldus berekende bedrag wordt vermenigvuldigd met een wegingsfactor op basis van artikel 6.

Artikel 4 Punten proceshandelingen

Aan de hierna genoemde door een derde beroepsmatig verrichte proceshandelingen worden de volgende punten toegekend:

  • 1.

    Indienen van een bezwaarschrift (artikel 6:4 van de Algemene wet bestuursrecht): 1 punt;

  • 2.

    Verschijnen op een hoorzitting bezwaarschrift (artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht): 1 punt;

  • 3.

    Bijwonen nadere hoorzitting bezwaarschrift (artikel 7:9 van de Algemene wet bestuursrecht): 0,5 punt.

Artikel 5 Waarde per punt

De waarde per punt bedraagt het tarief dat is opgenomen in onderdeel B2 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Artikel 6 Wegingsfactoren

  • 1.

    Indien in een bezwaarschrift meerdere geschilpunten zijn te onderkennen wordt het gewicht van de zaak tot uitdrukking gebracht in een wegingsfactor. Deze wegingsfactor is samengesteld uit de volgende deelwegingsfactoren: belang, proceskosten, objectafbakening/objectkenmerken, tenaamstelling, taxatietechnische berekeningen, beginselen van behoorlijk bestuur en overige aspecten. De wegingsfactor is de som van de deelwegingsfactoren.

  • 2.

    De deelwegingsfactoren worden als volgt berekend of vastgesteld:

    Gewicht factor

    • a.

      belang (= gedingbedrag)

gewicht

factor

€ 0 tot en met € 450

zeer licht

0,25

€ 451 tot en met € 900

licht

0,50

€ 901 tot en met € 6.750

gemiddeld

1,00

€ 6.751 tot en met € 22.500

zwaar

1,50

boven € 22.500

zeer zwaar

2,00

  • b.

    proceskosten 0,25

  • c.

    objectafbakening en/of objectkenmerken: 0,25

  • d.

    tenaamstelling 0,25

  • e.

    taxatietechnische berekeningen (zonder taxatierapport): 0,25

  • f.

    verwijzing naar een der beginselen van behoorlijk bestuur 0,25

  • g.

    overige aspecten 0,25

    • 3.

      Indien de som van de deelwegingsfactoren niet overeenkomt met een waarde als genoemd in onderdeel C1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht dan wordt de som van de deelfactoren vastgesteld op de naast hogere waarde die genoemd is in voornoemd onderdeel C1, met dien verstande dat de maximale factor 2 bedraagt.

    • 4.

      In geval van samenhangende zaken, als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht, wordt, naast het bepaalde in het tweede lid, de factor 1 gehanteerd bij minder dan vier samenhangende zaken en de factor 1,5 bij vier of meer samenhangende zaken.

Artikel 7 Kosten van een getuige, deskundige of tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht

Het te vergoeden bedrag exclusief BTW bedraagt voor een ten behoeve van de bezwaarfase opgemaakt taxatierapport voor:

Woningen (niet inpandig opgenomen) € 80,-

Woningen (inpandig opgenomen) € 160,-

Courante niet – woningen (niet inpandig opgenomen) € 150,-

Courante niet –woningen (inpandig opgenomen) € 250,-

Incourante niet – woningen Op basis van uren met een bedrag per uur van € 70,-

Artikel 8 Gedeeltelijk in gelijkstelling

  • 1.

    De vermindering van de op basis van artikel 3 tot en met 7 berekende kostenvergoeding bedraagt indien het verminderingspercentage ligt tussen:

    • a.

      1% en 50% : 75 %

  • b.

    51% en 75% : 50 %

  • c.

    76 en 90% : 25 %

  • d.

    91% en 100% : nihil

    • 2.

      Indien geen gedingbedrag of gedingwaarde is genoemd en deze ook niet te berekenen is of af te leiden uit het bezwaarschrift dan wordt het verminderingspercentage gesteld op 75%.

Artikel 9 Specifieke bevoegdheid heffingsambtenaar

De heffingsambtenaar heeft de bevoegdheid om, in afwijking van hetgeen gesteld is in artikel 6 en 8 een lagere of hogere wegingsfactor of verminderingspercentage toe te kennen.

Artikel 10 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking op de in artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven wijze.

  • 2.

    Tegelijkertijd komt de Beleidsregel inzake de toepassing van wegingsfactoren bij toekenning van een vergoeding van in de bezwaarfase 2012, vastgesteld op 29 februari 2012 te vervallen, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 3.

    Het besluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 4.

    De regeling kan worden aangehaald als: “Beleidsregel proceskosten en wegingsfactoren bij vergoeding in de bezwaarfase 2012 (2)”.

Aldus vastgesteld op 12 maart 2012,

De ambtenaar belast met de heffing van de gemeentelijke belastingen,

E.M. Röben

Toelichting:

T.a.v. artikel 1:

In verband met het bepaalde in artikel 7:15 Algemene wet bestuursrecht met betrekking tot de kosten van bezwaar alsmede het gestelde in het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met de vergoeding van kosten van bezwaar is het gewenst beleidsregels vast te stellen ten aanzien van de wegingsfactoren als bedoeld in de bijlage bij het Besluit proceskosten, onderdeel C1.

Blijkens de Nota van Toelichting op het Koninklijk Besluit waarbij de vergoeding van kosten in de bezwaarfase in het Bpb is opgenomen, heeft de heffingsambtenaar de bevoegdheid om in uitvoeringsvoorschriften (= een beleidsregel in de zin van artikel 1:3, vierde lid van de Awb) vast te leggen op welke wijze de wegingsfactoren worden gehanteerd (zie Staatsblad 2002, 113).

De heffingsambtenaar (= de gemeenteambtenaar bedoeld in artikel 231, tweede lid, aanhef en onderdeel b, Gemeentewet) van de gemeente Deventer heeft door het vaststellen van deze regeling gebruik van haar bevoegdheid gemaakt.

T.a.v. artikel 2:

Als uitgangspunt wordt voorop gesteld dat voor vergoeding van proceskosten slechts plaats is indien door de belanghebbende kosten zijn gemaakt: geen kosten, geen vergoeding. In de regel dient er van te worden uitgegaan dat het in rechte verschijnen van een professionele rechtshulpverlener betekent dat deze daarvoor een declaratie zal indienen en dat deze door zijn opdrachtgever wordt betaald. Indien een belanghebbende geheel of gedeeltelijk in het gelijk is gesteld, wordt zijn wederpartij, het bestuursorgaan, in principe in de kosten van het geding veroordeeld. Behoefte aan bewijs dat een op zichzelf professionele gemachtigde voor de verleende rechtsbijstand kosten in rekening heeft gebracht, kan ontstaan bij betwisting door het bestuursorgaan of als er aanwijzingen zijn dat geen kosten in rekening worden gebracht. Het voorgaande geldt ongeacht of de gemachtigde tot de belanghebbende in een persoonlijke relatie staat. Het kan zich overigens wel voordoen dat een dergelijke betwisting verband houdt met de constatering dat de rechtsbijstandverlener in een persoonlijke relatie staat tot de belanghebbende. Van belanghebbende kan bij betwisting bewijs van gemaakte kosten worden verlangd. Het bewijs moet worden geleverd door overlegging van een declaratie én bewijs van betaling, of op andere wijze.

Artikel 2, vijfde lid

Ten aanzien van bureaus of organisaties die aangeven of waarvan is vastgesteld dat ze werken op basis “no cure no pay” worden ter verifiëring van gemaakte kosten door belanghebbende een factuur én een betaling van deze factuur, alsmede een factuur én een betaling van de factuur van een ingeschakelde deskundige gevraagd. Een vergoeding van in de bezwaarfase gemaakte kosten wordt toegekend indien deze kosten aantoonbaar zijn gemaakt. Dit betekent dat de kosten aangetoond moeten worden aan de hand van nota’s én betalingen die daadwerkelijk op deze nota’s hebben plaatsgevonden. De betalingen kunnen worden aangetoond door overlegging van een kwitanties of een bank- of giroafschriften waaruit de betalingen blijken.

Artikel 2, zesde lid:

Aangezien er al een betalingsrelatie met belastingplichtige is wordt bij betaling eerst beoordeeld of nog belastingschulden open staan. Indien dit het geval is wordt het bedrag van de vergoeding verrekend met de openstaande belastingschuld. De teruggave van de te veel geheven belasting en de betaling van bezwaarkosten wordt op het reeds bekende nummer van belanghebbende gedaan.

Artikel 2, zevende lid

De belanghebbende kan als schuldeiser een bankrekeningnummer aanwijzen waarop een betaling plaats moet vinden (artikel 4:89, eerste lid Awb). Uit de Wettekst en de Memorie van Toelichting blijkt dat het om een aangewezen bankrekening ten name van belanghebbende gaat. Indien er geen belastingschuld is of indien het bedrag van de vergoeding hoger is dan de nog openstaande belastingschuld wordt het (restant)bedrag uitbetaald op het door belanghebbende aangegeven banknummer.

Artikel 2, achtste lid

Het gedingbedrag wordt vastgesteld door het bedrag van de aanslag te verminderen met het door belastingplichtige aangegeven bedrag. Voorbeeld: De aanslag bedraagt € 500,- en belastingplichtige is van mening dat hij € 400,- verschuldigd is. Het gedingbedrag bedraagt dan € 100,-.

Artikel 2, negende lid

De gedingwaarde wordt vastgesteld door de vastgestelde WOZ-waarde te verminderen met de waarde die door belanghebbende wordt aangegeven. Voorbeeld: De WOZ- waarde van een object bedraagt € 400.000,-. Belanghebbende is van mening dat de waarde moet worden verlaagd tot

€ 360.000,-, de gedingwaarde is dan € 40.000,-. Het gedingbedrag wordt dan berekend door de gedingwaarde te vermenigvuldigen met het van toepassing zijnde ozb-tarieven.

Artikel 2, tiende lid

Het verminderingspercentage wordt berekend door het bedrag of de waarde van de vermindering te delen door het gedingbedrag of de gedingwaarde. Voorbeeld: De WOZ- waarde van een object bedraagt € 400.000,-. Belanghebbende is van mening dat de waarde moet worden verlaagd tot

€ 360.000,-. De gemeente verlaagd de waarde in haar uitspraak tot € 385.000,-. De gedingwaarde is € 400.000,- min € 360.000 is € 40.000,-. De waarde wordt in de uitspraak door de gemeente met € 15.000,- verminderd. De berekening van het verminderingspercentage dat wordt toegekend is 15.000/ 40.000 = 37,5%.

T.a.v. artikel 6:

In de Beleidsregel proceskosten en wegingsfactoren bij vergoeding in de bezwaarfase 2012 en de bijbehorende toelichting is rekening gehouden met de op dit moment van toepassing zijnde wetgeving en geldende jurisprudentie.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 23 september 2011, nummer 10/04238, LJN BT2293, de kaders aangegeven waaraan bij de toekenning van een vergoeding in de bezwaarfase moet worden voldaan. Deze criteria zijn op dit moment leidend bij de toepassing van wegingsfactoren in het kader van een proceskostenvergoeding. De Hoge Raad overweegt:

“3.3.2. Onderdeel C1 van de Bijlage bij het Bpb onderscheidt voor de bepaling van het gewicht van een zaak vijf categorieën met een bijbehorende wegingsfactor, maar kent aan geen van die categorieën een bijzondere positie toe.

3.3.3. De toelichting op het Bpb van 22 december 1993, Stb. 763 vermeldt op blz. 8-9: "Het gewicht van een zaak wordt uitgedrukt in wegingsfactor C1, die varieert van 0,25 voor een zeer lichte zaak tot 2 voor een zeer zware zaak. Het gewicht van een zaak wordt bepaald door het - al dan niet in geld uit te drukken - belang en de ingewikkeldheid. Het is niet wenselijk om de rechter aan nadere criteria voor de bepaling van het gewicht te binden. (...) Het opnemen van factor C1 berust op de overweging dat enerzijds het met een gemachtigde voeren van bagatelprocedures niet moet worden aangemoedigd, en, anderzijds, dat de vergoeding evenredig dient te zijn met de prestatie van de gemachtigde."

De toelichting op de wijziging van het Bpb van 25 februari 2002, Stb. 113 vermeldt op blz. 6: "Het gewicht van de zaak kan nader tot uiting worden gebracht in de wegingsfactoren. Dit kan variëren van 0,25 voor een zeer lichte zaak tot 2 voor een zeer zware zaak. De uitkomst dient steeds in overeenstemming te zijn met de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener."

3.3.4. Uit het in 3.3.2 en 3.3.3 vermelde volgt dat de beoordelende instantie zelfstandig - op grond van een eigen waardering - dient te beoordelen in welke gewichtscategorie een zaak valt. Hiermee verdraagt zich niet de opvatting van de Rechtbank, die erop neerkomt dat het gewicht van een zaak wordt beoordeeld aan de hand van regels met betrekking tot stelplicht en bewijslast, en dat een zaak bij gebreke van voldoende onderbouwing door de partij die daarbij belang heeft, in de categorie gemiddeld wordt ingedeeld.”

Er is in de onderhavige regeling expliciet voor gekozen om de wegingsfactor niet alleen afhankelijk te maken van het geschilbedrag omdat dit volgens de heersende jurisprudentie van de rechtbank Utrecht en het gerechtshof te Amsterdam geen juiste benadering vormt. In de beleidsregel van de gemeente Deventer wordt de wegingsfactor vastgesteld op basis van veel meer onderdelen dan alleen het geschilbedrag. Doordat van een groot aantal wegingsfactoren gebruik wordt gemaakt wordt langs objectieve weg optimaal rekening gehouden met de door de Hoge Raad geformuleerde criteria.

Indien een procedure meerdere geschilpunten in zich heeft bijvoorbeeld over de afbakening, de waarde van een object , de waarde wordt onderbouwd met een excelberekening en met beroept zich op het gelijkheidsbeginsel dan bedraagt de vergoeding 1,0 (0,25 voor de afbakening, 0,25 voor een gering verschil over het aanslagbedrag, 0,25 voor de berekening van de waarde en 0,25 voor de motivering van het gelijkheidsbeginsel).

Indien de beschikking/ aanslag aan de verkeerde belastingplichtige is opgelegd en deze schakelt een derde in die zich beroepsmatig bezig houdt met het verlenen van rechtsbijstand dan bedraagt de factor 0,25.

Artikel 6, tweede lid:

Alle onderdelen, met uitzondering van onderdeel a, waarop een beroep wordt gedaan of die van toepassing zijn moeten worden gemotiveerd. Het enkele noemen van een van de onderdelen is onvoldoende om een factor toe te kennen. Bijvoorbeeld het noemen van “strijd met beginselen van behoorlijk bestuur” levert geen factor op. Er moet gemotiveerd worden aangegeven welk beginsel van behoorlijk bestuur geschonden wordt geacht en waarom er sprake is van schending van dit beginsel.

Het bezwaarschrift kan worden onderbouwd met taxatietechnische berekeningen van enige omvang, hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan excelbladen etc. Er moet sprake zijn van een inspanning van de indiener van een bezwaarschrift tot een motivering.

Artikel 6, tweede lid, letter g:

Het is niet mogelijk om alle omstandigheden te noemen en daar een factor aan te koppelen, daarom is in dit onderdeel een “rest bepaling” opgenomen. Omstandigheden waar aan kan worden gedacht zijn bijvoorbeeld verwijzing naar eigen transactiecijfer of een onjuist voortgangspercentage bij objecten in aanbouw.

Artikel 6, derde lid:

Indien de som van de deelwegingsfactoren uitkomt op 0,75 wordt de wegingsfactor voor de berekening naar boven afgerond op 1. Hetzelfde geldt indien de som van de deelwegingsfactoren uitkomt op 1,25 of 1,75. De factor wordt dan afgerond op 1,5 respectievelijk 2. De factor kan nooit meer worden dan 2 omdat onderdeel C1 van de bijlage bij het besluit proceskosten daarvoor niet de mogelijkheid biedt.

Artikel 6, vierde lid:

Samenhangende zaken zijn: gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig door één of meer belanghebbenden tegen nagenoeg identieke besluiten op vergelijkbare gronden gemaakte bezwaren of ingestelde beroepen waarin rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht is verleend door één of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn.

De gestelde voorwaarden zijn cumulatief. Van een samenwerkingsverband kan worden gesproken als bijvoorbeeld hetzelfde belastingadvieskantoor het bezwaar indient.

T.a.v. artikel 7:

Het taxatierapport moet speciaal ten behoeve van de lopende bezwaar- of beroepsprocedure zijn opgesteld door een externe partij, die onafhankelijk is van een belanghebbende of zijn gemachtigde. Het voor een taxatierapport te vergoeden bedrag is opgebouwd uit een gemiddeld aantal uren vermenigvuldigd met een ter plaatse geldend marktconform uurtarief voor de taxatietechnische werkzaamheden.

T.a.v. artikel 8

Op basis van artikel 2, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht bestaat de mogelijkheid indien een belanghebbende gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld tot een vermindering van het bedrag van de kostenvergoeding over te gaan. Uitgangspunt is indien een belastingplichtige geheel in het gelijk wordt gesteld er geen vermindering plaatsvindt.

In artikel 8 wordt dit concreet ingevuld. Een vermindering wordt berekend aan de hand van het percentage waarmee het belastingbedrag of de vastgestelde waarde wordt verminderd. Bij een geringe aanpassing van het belastingbedrag of de waarde van een object wordt het bedrag van de vergoeding met een hoger percentage verminderd dan bij een grotere aanpassing van de waarde. Bij een forse aanpassing van het belastingbedrag of de waarde of als de belanghebbende geheel in het gelijk wordt gesteld dan wordt het bedrag van de kostenvergoeding beperkt of in het geheel niet aangepast.

De berekening van de te betalen vergoeding geschiedt als volgt. De kostenvergoeding wordt berekend op basis van de artikelen 3 t/m 7 van deze beleidsregel. Daarna vindt een correctie plaats op basis van artikel 8. Het uit te betalen bedrag wordt verrekend met een eventuele belastingschuld of aan belanghebbende uitbetaald.

Rekenvoorbeeld: De WOZ- waarde van een object bedraagt € 400.000,-. Belanghebbende is in zijn bezwaarschrift van mening dat de waarde moet worden verlaagd tot € 360.000,-. De gemeente verlaagd te waarde in haar uitspraak tot € 385.000,-. Het gedingbedrag is € 400.000,- min € 360.000 is € 40.000,-. De waarde wordt in de uitspraak door de gemeente met € 15.000,- verminderd. De berekening van het percentage dat wordt toegekend is 15.000/ 40.000 = 37,5%. Op basis van artikel 8 bedraagt de vermindering 75%.

Indien het aantal punten voor proceshandelingen 1 is (= indienen bezwaarschrift) en de deelfactoren 2a, 2b, 2c, en 2d van toepassing zijn ( = optellen, de som is 1) dan bedraagt de vergoeding 1 x 1 x

€ 218,-. (= bedrag Bpb) = € 218,-. Indien belanghebbende echter gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld zoals in dit voorbeeld dan bedraagt de vergoeding € 218,- minus 75% van € 218,- (= € 163,50) = € 54,50 Er wordt dan € 54,50 uitbetaald.

Artikel 9

Indien de heffingsambtenaar van mening is dat de toepassing van de beleidsregel tot ongewenste gevolgen leidt heeft hij de bevoegdheid om van de beleidsregel af te wijken.