Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening Langdurigheidstoeslag

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2010

Intitulé

Verordening Langdurigheidstoeslag

I. Algemene bepalingen

Artikel 1 – Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    WWB: de Wet werk en bijstand

  • b.

    WIJ: de Wet investeren in jongeren

  • c.

    Referteperiode: een periode van 60 maanden voorafgaand aan de peildatum.

  • d.

    Peildatum: de datum waartegen langdurigheidstoeslag wordt aangevraagd.

  • e.

    Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de WWB, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering op grond van de WWB of een inkomensvoorziening op grond van de WIJ wordt, in afwijking van artikel 7 WIJ juncto artikel 32 WWB voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien.

Artikel 2 – Uitvoering

  • 1.

    De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Indien door het college is vastgesteld dat het recht op langdurigheidstoeslag bestaat, wordt deze toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voorzover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende de aanvraag heeft ingediend.

II. Recht op langdurigheidstoeslag

Artikel 3 – Langdurig, laag inkomen

Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende referteperiode het inkomen niet uitkomt boven 100 procent van de bijstandsnorm of de WIJ-norm.

Artikel 4 – Hoogte van de langdurigheidstoeslag

  • 1.

    De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar:

    • a.

      voor een alleenstaande € 354,00,

    • b.

      voor een alleenstaande ouder € 453,00 en

      c. voor gehuwden € 504,00.

De genoemde bedragen zijn gebaseerd op de (geïndexeerde) bedragen per 1 januari 2010. Daaropvolgend vindt jaarlijks een indexering plaats per 1 januari.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 3.

    Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de WWB en artikel 2 of artikel 42 lid 1 sub g en h van de WIJ komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

III. Slotbepalingen

Artikel 5 – Hardheidsclausule

Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 6 – Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Langdurigheidstoeslag.

Artikel 7 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2010 en wordt aangegaan voor onbepaalde duur.

Toelichting Verordening Langdurigheidstoeslag

Algemeen

Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d WWB dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig, laag inkomen, zoals die in artikel 36 lid 1 WWB worden gebruikt. In de WIJ is er geen specifiek artikel gewijd aan de langdurigheidstoeslag. Voor personen die onder de WIJ vallen, geldt dat zij een beroep op langdurigheidstoeslag kunnen doen vanaf het moment dat zij 21 jaar zijn.

In deze verordening is gekozen voor invulling die rekening houdt met de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep en de in de huidige regeling en uitvoeringspraktijk gesignaleerde tekortkomingen. Voorts is gekozen voor een invulling die zo veel mogelijk ongewenste armoedeval-effecten voorkomt.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Begrippen die in de WWB en de WIJ voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB en WIJ. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB of WIJ zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening. Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. In artikel 7 van de WIJ wordt naar het bepalende artikel over inkomen van de WWB verwezen. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht heeft gegeven om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip ‘langdurig, laag inkomen’, is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 WWB nader te definiëren. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36 lid 1 WWB (tekst tot 1-1-2009), doch wordt de wettechnische imperfectie weggenomen.

Ten aanzien van het gestelde onder c, zijnde de referteperiode, wordt opgemerkt dat een referteperiode van 5 jaar, zoals artikel 36 WWB (tekst tot 1-1-2009) voorschreef, als te lang wordt ervaren. Nadat belanghebbenden 3 jaar op een minimum inkomen zijn aangewezen, is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Om te voorkomen dat de kosten explosief toenemen, wordt ervoor gekozen om de referteperiode op 5 jaar te laten bestaan.

Artikel 2

Het college stelt vast of het recht op langdurigheidstoeslag bestaat. Als dit het geval is, dan wordt deze toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voorzover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende de aanvraag heeft ingediend. Dit is de datum waarop de aanvraag is ingediend. Hiervoor wordt aangesloten bij hetgeen is opgenomen in artikel 44 lid 1 WWB en artikel 24 lid 2 WIJ.

Een voorbeeld: Een klant dient op 15 juni 2010 een aanvraag langdurigheidstoeslag in. Als geoordeeld wordt dat de klant recht heeft op langdurigheidstoeslag, wordt deze toegekend vanaf de dag dat het recht is ontstaan. Dit is volgens artikel 44 lid 1 WWB en artikel 24 lid 2 WIJ het moment waarop de aanvraag is ingediend, zijnde 15 juni 2010. Daarbij is het niet mogelijk om de langdurigheidstoeslag tegen eerdere datum (dan 15 juni 2010) toe te kennen.

In de beleidsregels uitvoering langdurigheidstoeslag 2009 is vastgelegd dat aanvragen niet met terugwerkende kracht konden worden aangevraagd. Dit principe blijft in en na 2010 gehandhaafd.

Er geldt echter een uitzondering op grond van de wet (oud artikel 36 WWB) voor aanvragen die toezien op de periode vóór 2009. Op grond van oud artikel 36 WWB was het namelijk wel mogelijk om langdurigheidstoeslag met terugwerkende kracht aan te vragen.

Een voorbeeld: Een klant dient op 15 juni 2010 een aanvraag langdurigheidstoeslag voor het jaar 2008 in. Op grond van het in 2008 geldende recht zal worden beoordeeld of de klant recht heeft op langdurig-heidstoeslag.

Artikel 3

Het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat niet hoger is dan 100% van de bijstandsnorm. Marginale overschrijdingen van deze 100%-grens dienen genegeerd te worden (zie CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a.).

Artikel 4

De hoogte van de langdurigheidstoeslag is gebaseerd op de hoogte die gold in 2009, vermeerderd met een indexering van 1,3%. Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de (indexering van de) bijstandsnormen. Omdat de bijstandsnormen in beginsel 2 maal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidstoeslag maar eenmaal, wordt steeds de vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen per 1 januari van het nieuwe jaar.

In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB gegeven voor situaties waarin bij gehuwden één van beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB en artikel 2 en artikel 42 lid 1 sub g en h WIJ. De WWB en WIJ voorzien immers niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties ook niet opportuun is. NB: Dit derde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB en artikel 2 of artikel 42 lid 1 sub g en h WIJ. Indien één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.

de griffier,

drs. A.G.M. Dashorst