Regeling vervallen per 01-01-2015

Beleidsregels inzake waarschuwing en verminderde verwijtbaarheid

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Beleidsregels inzake waarschuwing en verminderde verwijtbaarheid

Gelet op het bepaalde in:

Artikel 18a, vierde en zevende lid van de WWB, artikel 20a, vierde en zevende lid van respectievelijk de IOAW en IOAZ en artikel 2 en 2a van het Boetebesluit socialezekerheidswetten; en

Overwegende dat:

bovengenoemde bepalingen het college van Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid geven om indien sprake is van nulfraude - onder bepaalde voorwaarden - met een waarschuwing te volstaan en indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid de hoogte van de boete te matigen

BESLUIT:

het College van Burgermeester en Wethouders van de gemeente Deventer vast te stellen:

Beleidsregels inzake waarschuwing en verminderde verwijtbaarheid

Artikel 1 BEGRIPSBEPALING

benadelingsbedrag:

het benadelingsbedrag zoals gedefinieerd in artikel 18a, tweede lid van de WWB en artikel 20a, tweede lid van respectievelijk de IOAW en IOAZ;

boete:

de bestuurlijke boete, als genoemd in artikel 18a, eerste lid van de WWB en artikel 20a, eerste lid van respectievelijk de IOAW en IOAZ;

college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente…;

inlichtingenplicht:

de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 eerste lid van de WWB en artikel 13, eerste lid van respectievelijk de IOAW en IOAZ alsmede de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

IOAW:

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

IOAZ:

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

WWB:

Wet werk en bijstand;

Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze beleidsregel gebruikt in dezelfde betekenis als in de WWB, IOAW en IOAZ.

Artikel 2 Waarschuwing bij geen benadelingsbedrag

  • 1. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen door belanghebbende van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag, ziet het college af van het opleggen van een boete en volstaat het met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing of een boete is opgelegd.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt wel een boete opgelegd indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht zoals in deze leden bedoeld ziet op het opzettelijk verstrekken van onjuiste inlichtingen.

Artikel 3 Verlaging boete bij verminderde verwijtbaarheid

  • 1. Het college verlaagt de boete met 50% indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid als bedoeld in artikel 2a, tweede lid, onder a en b van het Boetebesluit socialezekerheidswetten.

  • 2. Indien er sprake is van verminderde verwijtbaarheid als bedoeld in artikel 2a, tweede lid, onder c van het Boetebesluit socialezekerheidswetten, stelt het college de boete vast aan de hand van de hoogte van het benadelingsbedrag en de duur van de overtreding.

    • a.

      Indien het benadelingsbedrag lager dan € 5.000 is en de overtreding gemeld wordt voordat deze meer dan een jaar heeft voortgeduurd, verlaagt het college de boete met 75%.

    • b.

      Indien het benadelingsbedrag lager dan € 5.000 is maar de overtreding gemeld wordt nadat deze meer dan een jaar heeft voortgeduurd, verlaagt het college de boete met 50%.

    • c.

      Indien het benadelingsbedrag gelijk aan of hoger dan € 5.000 is en de overtreding gemeld wordt voordat deze meer dan een jaar heeft voortgeduurd, verlaagt het college de boete met 50%.

    • d.

      Indien het benadelingsbedrag gelijk aan of hoger dan € 5.000 is en de overtreding gemeld wordt nadat deze meer dan een jaar heeft voortgeduurd, verlaagt het college de boete met 25%.

Artikel 4 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2013.

  • 2. De beleidsregels worden aangehaald als: “Beleidsregels inzake waarschuwing en verminderde verwijtbaarheid”.

Toelichting Beleidsregels waarschuwing en verminderde verwijtbaarheid

Algemene toelichting

Op 1 januari 2013 is de ‘Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving’ in werking getreden. Voor de WWB c.a. introduceert deze wet de bestuurlijke boete bij een schending van de inlichtingenplicht.

In situaties waarbij het schenden van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag heeft het college de bevoegdheid om geen boete op te leggen maar te volstaan met het geven van een waarschuwing. Met deze beleidsregels wordt nader invulling gegeven aan deze bevoegdheid.

Daarnaast bevatten deze beleidsregels ook regelgeving voor situaties waarin met betrekking tot het schenden van de inlichtingenplicht aan de zijde van de belanghebbende sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Dit laat onverlet dat indien de gedraging de belanghebbende in het geheel niet is aan te rekenen, géén boete kan worden opgelegd (artikel 5:41 Algemene wet bestuursrecht). Gaat het om een verminderde verwijtbaarheid dan kan het college de boete matigen d.w.z. lager vaststellen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel is een aantal gehanteerde begrippen nader uitgewerkt. De definiëring spreekt voor zich.

Artikel 2 Waarschuwing bij geen benadelingsbedrag

Lid 1.

Op grond van artikel 18a, vierde lid van de WWB, artikel 20a, vierde lid van de IOAW en artikel 20a, vierde lid van de IOAZ is het college bevoegd om bij een eerste overtreding van de inlichtingenplicht waarbij geen sprake is van een benadelingsbedrag af te zien van het opleggen van een bestuurlijke boete en te volstaan met een waarschuwing.

In lid 1 wordt duidelijk gemaakt dat het college in die gevallen van deze bevoegdheid consequent gebruik maakt.

Indien binnen twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is gegeven wederom sprake is van een schending van de inlichtingenplicht zonder benadelingsbedrag is het college wettelijk gehouden tot het opleggen van een boete (artikel 18a, vierde lid WWB). Hoewel artikel 18a, vierde lid WWB dit niet expliciet aangeeft, is het in overeenstemming met een congruente uitvoering, indien eveneens van een waarschuwing wordt afgezien indien betrokkene binnen de genoemde 2 jaren termijn een boete heeft gehad. In de beleidsregels is dan ook expliciet bepaald dat ook in die situatie van het afgeven van een waarschuwing wordt afgezien. Bij nulfraude bedraagt de eventuele boete €150,-.

Lid 2.

Houdt de schending van de inlichtingenplicht bedoeld in het eerste lid in dat belanghebbende opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt, maar is er bijvoorbeeld vanwege tijdige ontdekking geen sprake van een benadelingsbedrag dan volgt geen waarschuwing maar legt het college direct een boete op van € 150,-. Daarmee komt tot uitdrukking dat deze vorm van schending van de inlichtingenplicht zwaarder wordt aangerekend.

Artikel 3 Verlaging boete bij verminderde verwijtbaarheid

Bij de bepaling van de hoogte van de bestuurlijke boete wordt de mate waarin de gedraging aan de betrokkene kan worden verweten beoordeeld naar de omstandigheden waarin betrokkene verkeerde op het moment dat hij de inlichtingenplicht had moeten nakomen.

Gelet op hetgeen vermeld wordt in artikel 2a van het Boetebesluit socialezekerheidswetten leiden bij de beoordeling van de mate waarin de gedraging aan de betrokkene kan worden verweten in ieder geval de volgende criteria tot verminderde verwijtbaarheid:

  • a.

    de betrokkene verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren en die hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan de inlichtingenplicht te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de inlichtingen niet tijdig of volledig zijn verstrekt;

  • b.

    de betrokkene verkeerde in een zodanige geestelijke toestand dat hem de overtreding niet volledig valt aan te rekenen, of;

  • c.

    de betrokkene heeft wel inlichtingen verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij de betrokkene deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenplicht.

N.B. Bij voornoemde criteria gaat het niet om een limitatieve opsomming. Dat volgt uit de woorden “in ieder geval” in artikel 2a, tweede lid van het Boetesluit socialezekerheidswetten. E.e.a. betekent dat het college bij bepaling van de hoogte van de boete in concrete situaties nog rekening kan houden met andere omstandigheden die kunnen leiden tot een verminderde verwijtbaarheid.

Deze overige omstandigheden worden hier niet benoemd. Het is namelijk de bedoeling dat de verminderde verwijtbaarheid allereerst wordt vastgesteld aan de hand van de drie onder a, b en c vermelde criteria. Mocht in een enkel geval blijken dat toch sprake is van bijzondere omstandigheden die niet precies binnen die criteria vallen maar die in hun gezamenlijkheid toch verminderde verwijtbaarheid rechtvaardigen dan kan in het enkele geval worden beslist dat de boete wordt gematigd. Ook dan geldt in principe een verlaging van 50% van de boete.

Lid 1.

In het kader van uniformiteit en rechtsgelijkheid wordt in het eerste lid van dit artikel geregeld dat indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid als bedoeld in artikel 2a, tweede lid, onder a en b van het Boetebesluit socialezekerheidswetten, de boete dan met 50% wordt gematigd. Een verdere differentiatie is in deze puur om praktische redenen onwenselijk, nu voor deze factoren gradaties in verminderde verwijtbaarheid objectief niet, dan wel zeer moeilijk zijn aan te brengen.

Lid 2.

Wanneer voldaan is aan de voorwaarden van artikel 2a, tweede lid 2 onder c van het Boetebesluit socialezekerheidswetten, is eveneens sprake van verminderde verwijtbaarheid. Het gaat hier om het alsnog spontaan melden of alsnog juist melden door de belanghebbende. De belanghebbende voldoet hiermee weliswaar te laat maar wel uit eigen beweging aan zijn informatieplicht. Om de mate van verwijtbaarheid in die gevallen, waarin er in de regel geen andere omstandigheden zijn die hierop van invloed kunnen zijn, te bepalen, vormen het benadelingsbedrag en de duur van de overtreding de enige twee criteria. De tijdsduur en daarmee het benadelingsbedrag liggen binnen de invloedssfeer van belanghebbende en kunnen dus afgebakend worden om de mate van verwijtbaarheid te bepalen.

Hoe lager het bedrag en hoe korter de duur van de overtreding, hoe lager de mate van verwijtbaarheid. Tabelmatig ziet dit er als volgt uit:

Benadelingsbedrag

duur overtreding

verlaging boete in %

< € 5.000

+

≤1 jaar

75

< € 5.000

+

>1 jaar

50

≥ € 5.000

+

≤1 jaar

50

≥ € 5.000

+

>1 jaar

25

Artikel 4 Inwerkingtreding en citeertitel

Spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.

Burgemeester en Wethouders van Deventer

De secretaris               De burgemeester

drs. A.L.C.S. Lantain    ir. A.P. Heidema