Regeling vervallen per 01-01-2016

Verordening eenmalig rioolaansluitingsrecht 2015

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2015

Intitulé

Verordening eenmalig rioolaansluitingsrecht 2015

De raad van de gemeente Deventer,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4 november 2014, nummer 2014-1195.

BESLUIT

vast te stellen de Verordening eenmalig rioolaansluitingsrecht 2015

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    a. Gemeentelijkriool     

    het gedeelte van de riolering dat bij de gemeente in eigendom en / ofbeheer is voor inzameling en transport van afvalwater, met inbegrip van de daartoe behorende rioolgemalen en persleidingen alsmede werken en installaties van overeenkomstige aard, inclusief de perceelaansluit- leidingen; alsmede het voor de openbare dienst bestemde gemeente- water;

    b.  Aansluitpunt

    het punt waar het particulier riool op de perceelsaansluitleiding wordtaangesloten (inclusief ontstoppingsstuk);

    c.  Perceelaansluitleiding 

    riolering en de voorzieningen in eigendom en beheer bij de gemeente,gelegen tussen het gemeentelijk riool en het aansluitpunt;

    d.  Particulier riool

    de binnen de kadastrale eigendomsgrenzen van het aan te sluitenperceel gelegen binnen-, buiten- en terreinrioolleidingen tot aan het aansluitpunt;

    e.  Aansluiten op vrijvervalriool

    alle werkzaamheden en werken ten behoeve van het tot stand brengenvan de verbinding tussen een aansluitpunt en het gemeentelijk riool, waarbij het afvalwater via vrijvervalriolering wordt afgevoerd.;

    f.  Aansluiten op drukriool

    alle werkzaamheden en werken ten behoeve van het tot stand brengenvan de verbinding tussen een aansluitpunt en het gemeentelijk riool waarbij het afvalwater via een drukriool wordt afgevoerd

    g.Vrijverval riool

    het gemeentelijk riool voor het transport van huishoudelijk- en/ofbedrijfsafvalwater en/of hemelwater waarbij het water via vrijverval wordt afgevoerd;

    h. Drukriool

    het gemeentelijk riool voor het transport van huishoudelijk- en/of bedrijfsafvalwater (uitgezonderd hemelwater) waarbij het transport door het riool plaatsvindt door middel van met pompinstallaties veroorzaakte druk;

    i.  Perceel

    1. een gebouwde roerende of onroerende zaak – of een gedeelte daarvan - die blijkens indeling en inrichting bestemd is om als zelf- standig afzonderlijk geheel t.b.v. een particuliere huishouding als woning te worden gebruikt;

    2. een gebouwde roerende of onroerende zaak – of een gedeelte daarvan – die blijkens indeling en inrichting bestemd is om als zelf- standig afzonderlijk geheel t.b.v een niet woning te worden gebruikt.;

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam rioolaansluitingsrecht wordt een recht geheven ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag voor het tot stand brengen van een directe of indirecte aansluiting van een perceel op de gemeentelijke riolering.

Artikel 3 Belastingplicht

Het recht wordt geheven van de aanvrager van de dienst dan wel van degene ten behoeve van wie de dienst wordt verleend.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en tarief

W oning

Tarief

4.1

Het recht bedoeld in artikel 2, bedraagt per

perceel, als bedoeld in artikel 1 onderdeel i ten eerste voor een aansluiting op het vrijverval riool met een diameter van 125 mm:

€ 676,-

4.2

Het recht bedoeld in artikel 2, bedraagt per perceel, als bedoeld in artikel 1 onderdeel i ten eerste voor een aansluiting op het vrijverval riool met een diameter groter dan 125 mm:

Het bedrag op basis van de werkelijke aansluitingskosten zoals deze blijken uit een begroting, met een minimum bedrag van

€ 676,-, die terzake door de in het artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeente-wet bedoelde gemeenteambtenaar is opgesteld.

4.3

Het recht bedoeld in artikel 2, bedraagt per perceel, als bedoeld in artikel 1 onderdeel i ten eerste voor een aansluiting via een vrijverval-

riool op een bestaand drukriool:

Het bedrag op basis van de werkelijke aansluitingskosten zoals deze blijken uit een begroting, met een minimum bedrag van

€ 2.089,00, die terzake door de in het artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar is opgesteld.

4.4

Het recht bedoeld in artikel 2, bedraagt per perceel, als bedoeld in artikel 1 onderdeel i ten eerste voor een aansluiting via een nieuw te realiseren drukriool of uitbreiding van een bestaand stelsel van drukriolering:

Het bedrag op basis van de werkelijke aansluitingskosten zoals deze blijken uit een begroting, met een minimum bedrag van

€ 5.222,00, die terzake door de in het artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar is opgesteld.

4.5

Het recht bedoeld in artikel 2, als bedoeld in artikel 1 onderdeel i ten eerste bedraagt wanneer een aanvraag betrekking heeft op het aansluiten van 2 of meer, verticaal en / of horizontaal in één

gebouw aan elkaar grenzende percelen, per aansluiting op het vrijverval riool:

Het bedrag op basis van de werkelijke aansluitingskosten zoals deze blijken uit een begroting, met een minimum bedrag van

€ 676,-, die terzake door de in het artikel

231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeente-wet bedoelde gemeenteambtenaar is opgesteld

4.6

Het recht bedoeld in artikel 2, als bedoeld in artikel 1 onderdeel i ten eerste, bedraagt wanneer een aanvraag betrekking heeft op het aansluiten van 2 of meer, verticaal en / of horizontaal in één gebouw aan elkaar grenzende percelen per aansluiting via een vrijverval riool op het een bestaand drukriool:

Het bedrag op basis van de werkelijke aansluitingskosten zoals deze blijken uit een begroting, met een minimum bedrag van

€ 2.089,00, die terzake door de in het artikel

231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar is opgesteld.

4.7

Het recht bedoeld in artikel 2, als bedoeld in artikel 1 onderdeel i ten eerste, bedraagt wanneer een aanvraag betrekking heeft op het aansluiten van 2 of meer, verticaal en / of horizontaal in één gebouw aan elkaar grenzende

percelen per aansluiting via een nieuw te realiseren drukriool of uitbreiding van een bestaand stelsel van drukriolering:

Het bedrag op basis van de werkelijke aansluitingskosten zoals deze blijken uit een begroting, met een minimum bedrag van

€ 5.222,00, die terzake door de in het artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde

gemeenteambtenaar is opgesteld.

Ni e t - W oning

4.8

Het recht bedoeld in artikel 2, bedraagt per perceel, als bedoeld in artikel 1 onderdeel i ten tweede, voor een aansluiting op het vrijverval riool met een diameter van 125 mm:

Het bedrag op basis van de werkelijke aansluitingskosten zoals deze blijken uit een begroting, met een minimum bedrag van

€ 676,-, die terzake door de in het artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeente-wet bedoelde gemeenteambtenaar is opgesteld

4.9

Het recht bedoeld in artikel 2, bedraagt per

perceel, als bedoeld in artikel 1 onderdeel i ten

Het bedrag op basis van de werkelijke

aansluitingskosten zoals deze blijken uit een

tweede, voor een aansluiting op het vrijverval riool met een diameter groter dan 125 mm:

begroting, met een minimum bedrag van

€ 676,-, die terzake door de in het artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeente-wet bedoelde gemeenteambtenaar is opgesteld

4.10

Het recht bedoeld in artikel 2, bedraagt per perceel, als bedoeld in artikel 1 onderdeel i ten tweede, voor een aansluiting via een vrijverval- riool op een bestaand drukriool:

Het bedrag op basis van de werkelijke aansluitingskosten zoals deze blijken uit een begroting, met een minimum bedrag van

€ 2.089,00, die terzake door de in het artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar

is opgesteld.

4.11

Het recht bedoeld in artikel 2, bedraagt per perceel, als bedoeld in artikel 1 onderdeel i ten tweede, voor een aansluiting via nieuw te realiseren drukriool of uitbreiding van een bestaand stelsel van drukriolering:

Het bedrag op basis van de werkelijke aansluitingskosten zoals deze blijken uit een begroting, met een minimum bedrag van

€ 5.222,00 die terzake door de in het artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar is opgesteld

4.12

Het in behandeling nemen van de aanvraag geschiedt voor de in artikel 4.2 tot en met 4.11 genoemde tarieven op de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting van de aansluitingskosten aan de aanvrager ter kennis is gebracht

4.13

Indien de aanvraag wordt ingetrokken vóór het moment als bedoeld in artikel 4.12 van dit artikel, wordt er geen recht in rekening gebracht

Artikel 5 Wijze van heffing

Het recht wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

Het recht is verschuldigd bij het in behandeling nemen van de aanvraag.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de invorderingswet moeten de aanslagen worden betaald in één termijn welke vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die als dagtekening op het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

Artikel 8 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 7 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in artikel 4.3, 4.4 omgezet in een jaarlijkse belasting gedurende 5 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend (heffingsambtenaar).

  • 2. Het belastingjaar vangt aan op 1 januari en eindigt op 31 december.

  • 3. De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van 5 jaren en een rentevoet van 5%.

  • 4. De belasting over de nog niet verstreken belastingjaren kan elk jaar worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 5%.

  • 5.

    • a.

      Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.

    • b.

      In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

  • 6. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt, voor de verdeling van de resterende belastingschuld, de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4 voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet verstreken belastingjaren.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van het recht wordt geen kwijtschelding verleend als bedoeld in artikel 26 van de Invor- deringswet 1990.

Artikel 10 Nadere regels door het College van Burgemeester en Wethouders

Het College van Burgemeester en Wethouders kan nadere regels geven voor de heffing en invordering van het rioolaansluitingsrecht.

Artikel 11 Nakomen van verplichtingen

De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47,50 en 51 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stbl. 1959,301) en de artikelen 58 en 60 van de Invorderingswet 1990, dan wel bedoeld of van toepassing verklaard in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 246a van de Gemeentewet, gelden mede jegens de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren van de gemeentelijke belastingen.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1

    De ‘Verordening eenmalig rioolaansluitingsrecht 2014’, vastgesteld op 13 november 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 3

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

  • 4

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening eenmalig rioolaansluitingsrecht 2015’.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 november 2014 De raad voornoemd,

de griffier,                     de voorzitter,

drs. S.J. Peet                 ir. A.P. Heidema

Bijlage 1 Toelichting op de verordening

Algemene toelichting

Een verordening rioolaansluitingsrecht is een belastingverordening. Zoals alle belastingen moeten gemeentelijke belastingen een wettelijke basis hebben. Het rioolaansluitingsrecht is gebaseerd op artikel 229 van de Gemeentewet. In artikel 229, eerste lid aanhef en onderdeel b van de Gemeentewet staat:

1. Rechten kunnen worden geheven ter zake van:

b. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;

De voorwaarden waaraan de gemeentelijke belastingverordening moet voldoen, staan in hoofdstuk XV van de Gemeentewet. In artikel 217 staat dat de verordening onder meer de volgende elementen moet bevatten:

  • -

    Wie moet de belasting betalen (de belastingplichtige)?

  • -

    Waarvoor moet de belasting worden betaald (het belastbaar feit)?

  • -

    Waarover moet de belasting worden betaald (de heffingsmaatstaf)?

  • -

    Het tarief van de belasting.

Voor een heffing gebaseerd op artikel 229 van de Gemeentewet geldt nog een extra voorwaarde. De geraamde heffingopbrengsten mogen niet hoger zijn dan de geraamde kosten van de diensten. De rechten van artikel 229 Gemeentewet zijn dus alleen bedoeld om de kosten van de betreffende dienstverlening te verhalen.

Toelichting per artikel

Aanhef en opschrift

De aanhef van een raadsbesluit verwijst naar de Gemeentewet. Hier staat het artikel waarop degemeentelijke belasting is gebaseerd.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de duidelijkheid is in het eerste artikel een omschrijving opgenomen van de in de belastingverordening voorkomende begrippen.

Voor de bepaling of een perceel een woning of niet-woning is wordt verwezen naar het bepaalde hieromtrent in de Wet WOZ. De Wet WOZ schrijft voor dat als woning wordt aangemerkt een object dat in hoofdzaak tot woning dient. Onder hoofdzaak wordt verstaan meer dan 70% van het object moet als woongedeelte in gebruik zijn. De waarde in het economische verkeer van de objecten bepaalt de verhouding tussen woning en ander gebruik.

Artikel 2 Belastbaar feit

Het belastbaar feit is de omschrijving van de activiteit waarvoor de belasting in rekening wordt gebracht. In dit geval dus het in behandeling nemen van een aanvraag tot het tot stand brengen van een directe of indirecte aansluiting op de gemeentelijke riolering.

Artikel 3 Belastingplicht

Degene die de belasting moet betalen, is degene die de gemeente vraagt de riolering aan te leggen. In dit geval dus de aanvrager van de dienst. Over het algemeen is dat de eigenaar van het eigendom, maar het kan ook iemand anders zijn. Daarom staat in de omschrijving dat degene voor wie de gemeente de dienst verleent, belastingplichtig is. Als de aannemer de aanvraag bijvoorbeeld voor de particulier indient, kan de particulier zo toch de belastingplichtige zijn.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en tarief

Op grond van artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet kan een gemeente belastingen heffen naar heffingsmaatstaven die zij in de belastingverordening bepaalt. Het bedrag mag niet afhankelijk zijn van inkomen, winst of vermogen. De gemeente mag haar belastingen namelijk niet naar draagkracht heffen. Alleen het rijk mag inkomensbeleid voeren.

Het begrip ‘bedrag’ in artikel 219, tweede lid, duidt erop dat naast de heffingsmaatstaf het tarief of de vrijstellingen niet afhankelijk mogen zijn van inkomen, winst of vermogen. Behalve de beperkingen in artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet zijn gemeenten vrij om heffingsmaatstaven op te nemen in hun verordening rioolaansluitingsrecht. Maar de algemene rechtsbeginselen beperken deze vrijheid wel. Bij het rioolaansluitingsrecht speelt vooral mee dat er geen sprake is van een zuivere belastingheffing, maar van kostenverhaal van gemeentelijke dienstverlening.

Er wordt een nadere aanduiding gegeven voor het aanvragen van een aansluiting van meerdere verticaal of horizontal in één gebouw gevestigde, aan elkaar grenzende percelen. Het bedrag wordt bepaald naar het aantal aansluitingen op het gemeentelijk riool.

Als voorbeeld:

  • 1.

    Voor een flatgebouw wordt één hoofdaansluiting gerealiseerd voor 20 woningen. Het bedrag wordt naar de werkelijke kosten bepaald. Het bedrag is 1 x het tarief genoemd in artikel 4.5.

  • 2.

    De aanvraag voor een serie van 10 twee onder 1 kapwoningen wordt berekend naar 10 aansluitingen.Het bedrag is 10 x het tarief genoemd in artikel 4.1.

  • 3.

    De berekening voor een complex van 20 duplex woningen waarbij 5 aansluitingen gerealiseerd worden. Het bedrag is 5 x het tarief genoemd in artikel 4.5.

Artikel 5 Wijze van heffing

Dit artikel bepaalt dat de gemeente een aanslag verstuurt. De gemeente neemt dus het initiatief voor de belastingheffing door een aanslagbiljet te sturen.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

Dit artikel bepaalt dat de gemeente direct na indiending van de aanvraag met het kostenverhaal begint.

Artikel 7 Termijnen van betaling

De belasting moet voldaan worden binnen 1 maand na de dagtekening van de aanslag. Dit geldt voor elke belastingplichtige.

Artikel 8 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

In dit artikel is bepaald dat het bedrag van de belasting geheven volgens artikel 4.3 en 4.4 omgezet kan worden naar een jaarlijkse heffing van maximaal 5 jaar. Deze bepalingen zijn opgenomen om de drempel voor het aansluiten te verlagen. Daarnaast is het tevens bedoeld om de lasten voor belastingplichtige te spreiden over maximaal 5 jaar.

Artikel 9 Kwijtschelding

Besloten is om geen kwijtschelding te verlenen voor deze belasting. De reden hiervoor is dat dit niet redelijk is. Het gaat tenslotte om het verhaal van kosten voor een dienstverlening op verzoek. Bovendien leidt deze belasting meestal tot waardevermeerdering van het eigendom van de aanvrager.

Artikel 10 Nadere regels door het College van Burgemeester en Wethouders

Dit artikel bepaalt dat het College van Burgemeester en Wethouders uitvoeringtechnische zaken kan regelen.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

Naast een tijdstip van inwerkingtreding moet een belastingverordening bepalen vanaf wanneer de heffing toepast wordt (de ingangsdatum van de heffing). Deze tijdstippen kunnen samenvallen. Het tijdstip van inwerkingtreding is afhankelijk van de datum waarop de gemeente de belastingverordening bekendmaakt. Zonder bekendmaking is de verordening niet bindend (artikel 139 Gemeentewet). De datum van

inwerkingtreding ligt ná die van de bekendmaking. De citeertitel vergemakkelijkt de verwijzing naar de verordening.