Beleidsregels inkomstenvrijlating Participatiewet gemeente Deventer 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels inkomstenvrijlating Participatiewet gemeente Deventer 2016

Gelet op het bepaalde in:

Artikel 31 Participatiewet.

Overwegende dat:

Bovengenoemde bepaling het college van Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid geven om inkomsten vrijlating te formaliseren.

Besluit:

Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Deventer vast te stellen:

‘Beleidsregels inkomstenvrijlating Participatiewet gemeente Deventer 2016’.

Artikel 1: Inkomstenvrijlating algemeen

  • 1. Het college past, conform artikel 31 lid n, op de toepasselijke bijstandsnorm of grondslag een inkomstenvrijlating toe, indien een uitkeringsgerechtigde legale inkomsten uit arbeid in deeltijd verworven heeft;

  • 2. Voor toepassing van een inkomstenvrijlating dienen de inkomsten uit arbeid in deeltijd als bedoeld in lid 1, tezamen met andere inkomensbestanddelen, niet hoger te zijn dan de toepasselijke bijstandsnorm of grondslag.

  • 3. Als inkomsten uit arbeid in deeltijd worden mede aangemerkt:

    • a.

      doorbetaling van loon door de werkgever tijdens ziekte;

    • b.

      een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg in verband met zwangerschap en bevalling;

    • c.

      een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) in verband met ziekte als gevolg van zwangerschap en bevalling; of

    • d.

      inkomen uit arbeid in eigen bedrijf of zelfstandig beroep als deeltijd zelfstandige.

Artikel 2 Inkomstenvrijlating mantelzorger

  • 1. Indien er sprake is van het verwerven van inkomsten uit een persoonsgebonden budget (pgb) door een mantelzorger als bedoeld in artikel 1.1.1. van de WMO 2015, bestaat er recht op een inkomstenvrijlating als bedoeld en voor zover is bepaald in artikel 31 lid 2 sub k. Participatiewet.

  • 2. Het college past de inkomstenvrijlating toe vanaf de aanvangsdatum van de inkomsten uit arbeid als bedoeld in lid 1 van dit artikel, gedurende de periode dat de zorgtaken in het kader van een pgb worden verricht.

Artikel 3: Inkomstenvrijlating alleenstaande ouder

Indien er sprake is van het verwerven van inkomsten uit arbeid door een alleenstaande die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt ouder die de volledige zorg heeft voor een ten laste komend kind tot 12 jaar, bestaat het recht op een inkomstenvrijlating als bedoeld en voor zover is bepaald in artikel 31 lid 2 sub r Participatiewet.

Artikel 4: Inkomstenvrijlating medisch urenbeperkte persoon

Indien er sprake is van het verwerven inkomsten uit arbeid door een persoon met een medische urenbeperking en voor zover hij algemene bijstand ontvangt, bestaat het recht op een inkomstenvrijlating als bedoeld en voor zover is bepaald in artikel 31 lid 2 sub z Participatiewet.

Artikel 5: Vaststelling recht

  • 1. Het college stelt het recht op een inkomstenvrijlating ambtshalve of, wanneer dit niet mogelijk is, op schriftelijke aanvraag vast.

  • 2. Het college bepaalt, als dit noodzakelijk is, welke gegevens een uitkeringsgerechtigde voor de vaststelling van het recht op een inkomstenvrijlating moet verstrekken, alsmede het de wijze en het tijdstip waarop hij de gegevens moet verstrekken.

Artikel 6: Herziening en intrekking recht inkomstenvrijlating

Het college kan het recht op een inkomstenvrijlating herzien of intrekken:

  • a.

    als het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting als bedoeld artikel 17 Participatiewet heeft geleid tot het een ten onrechte toepassen van een inkomstenvrijlating op de toepasselijke bijstandsnorm of grondslag van een uitkeringsgerechtigde;

  • b.

    als anderszins een inkomstenvrijlating ten onrechte op de toepasselijke bijstandsnorm of grondslag van een uitkeringsgerechtigde toegepast is.

Artikel 8: Herziening, intrekking en terugvordering bijstand of uitkering

Als het college een besluit tot herziening of intrekking als bedoeld in artikel 6 van deze beleidsregels genomen heeft, herziet het college het recht op bijstand/uitkering of trekt deze in overeenkomstig artikel 54 lid 3 Participatiewet of artikel 17 IOAZ in en vordert de ten onrechte of te hoog verstrekte bijstand/uitkering terug.

Artikel 9: Intrekking, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De oude beleidsregels ‘Beleidsregels Inkomstenvrijlating Participatiewet gemeente Deventer 2015’ worden per 31 december 2015 ingetrokken.

  • 2. De nieuwe beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2016.

  • 3. De nieuwe beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels inkomstenvrijlating Participatiewet gemeente Deventer 2016’.

Ondertekening

Het college van burgemeester en wethouders,
Aldus vastgesteld op….. te Deventer.
De burgemeester De gemeentesecretaris
ir. A.P. Heidema drs. A.L.C.S. Lantain

Toelichting

Algemeen

Met deze beleidsregels wil het college aangeven aan welke (wettelijke) inkomstenvrijlatingen uitvoering zal worden gegeven. De voorwaarden die in de wettelijke bepalingen rondom inkomstenvrijlatingen zijn neergelegd, zijn eveneens van toepassing op onderhavige beleidsregels.

 

Artikel 31 lid 1

Tot de middelen worden alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Tot de middelen worden mede gerekend de middelen die ten behoeve van het levensonderhoud van de belanghebbende door een niet in de bijstand begrepen persoon worden ontvangen. In elk geval behoort tot de middelen de ten aanzien van de alleenstaande of het gezin toepasselijke heffingskorting, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel 31 lid 2 Niet tot de middelen van de belanghebbende worden gerekend

 

Sub k

Een kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk van ten hoogste een bij ministeriele regeling vast te stellen bedrag.

 

Sub r  

Inkomsten uit arbeid van een alleenstaande ouder tot 12,5 procent van deze inkomsten, met een maximum van € 121,29 per maand, gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 30 maanden, voor zover hij algemene bijstand ontvangt, ingeval:

  • 1°.

    hij de volledige zorg heeft voor een tot zijn last komend kind tot 12 jaar,

  • 2°.

    de periode van zes aaneengesloten maanden, bedoeld in onderdeel n, is verstreken, en

  • 3°.

    dit volgens het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling;

 

Sub z

Inkomsten uit arbeid van een persoon die medisch urenbeperkt is tot 15% van deze inkomsten uit arbeid met een maximum van € 124,- per maand voor zover hij algemene bijstand ontvangt, tenzij onderdeel n of r van toepassing is.

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Enkel die bepalingen die een nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.

 

Artikel 2: Inkomstenvrijlating mantelzorger

Indien er sprake is van mantelzorg, bestaat er recht op een inkomstenvrijlating zoals genoemd in artikel 31 lid 2 sub k. Voor het begrip mantelzorg wordt verwezen naar artikel 1.1.1. WMO 2015.

 

Artikel 3: Inkomstenvrijlating alleenstaande ouder

Door de Wet hervorming kindregelingen wordt per 1 januari 2015 de aanvulling in de bijstand van 20% van het minimumloon voor alleenstaande ouders afgeschaft. Hierdoor wordt de hoogte van de alleenstaande oudernorm gelijk gesteld met de hoogte van de alleenstaande norm (zie artikelen 20 lid 2 onderdeel a, 21 onderdeel a en 22 onderdeel a Participatiewet). De alleenstaande ouders zonder toeslagpartner krijgen via de Belastingdienst een aparte toeslag uitbetaald. Dit betreft een verhoging van het kindgebonden budget, de zogenaamde alleenstaande ouderkop (ALO-kop).

 

Met de hervormingen wil het kabinet het koopkrachtverschil tussen alleenstaande ouders en paren met kinderen gelijk trekken en het voor alleenstaande ouders lonender maken om aan het werk te gaan. Als gevolg van de wijzigingen op het gebied van de kindregelingen wordt het inkomen van de alleenstaande lager. Om dit verlies te voor een deel compenseren, wil het college de alleenstaande ouder die voldoet aan de criteria genoemd in artikel 31 lid 2 sub r in aanmerking laten komen voor een inkomstenvrijlating. Daarbij laat het college de beoordeling los of de inkomsten uit arbeid bijdragen aan de arbeidsinschakeling.

 

Artikel 4: Inkomstenvrijlating medisch urenbeperkte persoon

In artikel 31 lid 2 sub z is de vrijlating voor medisch urenbeperkt vastgelegd.

De gemeente kan ambtshalve vaststellen of iemand medisch urenbeperkt is. Maar betrokkene kan hiervoor ook schriftelijk een aanvraag doen.

Een aanvraag kan niet vaker dan één keer per twaalf maanden worden gedaan (artikel 6b lid 3 Participatiewet)

Dit instrument kan ook worden ingezet voor IOAW’ers en IOAZ’ers. De inkomstenvrijlating kan niet worden toegepast als er sprake is van een reguliere inkomstenvrijlating van inkomsten uit arbeid.

Onder het begrip ‘medisch urenbeperkt’ wordt verstaan: als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling voor een geringer aantal uren belastbaar zijn dan de normale arbeidsduur (artikel 6b lid 1 Participatiewet).