Verordening op de rekenkamercommissie van de gemeente Deventer

Geldend van 17-12-2010 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 11-03-2010

Intitulé

Verordening op de rekenkamercommissie van de gemeente Deventer

De raad van de gemeente Deventer;

gelezen het voorstel van het presidium van 22 januari 2004, voorstelnummer 2004.02641;

gelet op de artikelen 81o en 84 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de

Verordening op de rekenkamercommissie van de gemeente Deventer.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    raad: de raad van de gemeente Deventer;

  • b.

    wet: Gemeentewet;

  • c.

    voorzitter: voorzitter van de rekenkamercommissie;

  • d.

    college: college van burgemeester en wethouders van Deventer ;

  • e.

    commissie: de rekenkamercommissie van de gemeente Deventer.

Artikel 2 Rekenkamercommissie

Er is een door de raad ingestelde commissie, belast met de uitoefening van de rekenkamerfunctie als bedoeld in artikel 81oa van de Gemeentewet.

Artikel 3 Taak rekenkamercommissie.

  • 1. De commissie onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van de uitvoering van het door de raad, B&W en bestuurscommissies gevoerde beleid, en adviseert de raad hierover.

  • 2. Ook instellingen en bedrijven waarvan de activiteiten geheel of in belangrijke mate door de gemeente worden bekostigd, kunnen tot onderwerp van studie benoemd worden.

Artikel 4 Samenstelling, benoeming en zittingsduur

  • 1. De commissie bestaat uit een externe voorzitter, twee externe leden en minimaal drie raadsleden of lijstopvolgers (maximaal één lid per fractie);

  • 2. De voorzitter wordt door de Raad benoemd. Niet benoembaar tot voorzitter van de Commissie is:

    • a.

      een lid van het College;

    • b.

      een lid van de Raad;

    • c.

      een bestuurder of persoon in dienst van een instelling, zoals bedoeld in artikel 12, vijfde lid.

  • 3. De Raad benoemt het aantal leden als bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Ten aanzien van de externe leden is artikel 81g van de Gemeentewet (aflegging eed) van overeenkomstige toepassing.

  • 5. De leden van de Commissie die tevens raadslid of lijstopvolger zijn, worden voor een periode gelijk aan de zittingsduur van de Raad aangewezen. De voorzitter en externe leden worden voor een periode van zes jaar benoemd.

  • 6. De voorzitter wordt bij afwezigheid vervangen door een door de Commissie uit haar midden aan te wijzen lid.

Artikel 5 Ontslag en schorsing

  • 1. De Raad ontslaat de voorzitter en leden of stelt hen op non-activiteit.

  • 2. Het lidmaatschap van een raadslid of lijstopvolger eindigt:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      bij het beëindigen van de zittingsduur van de Raad;

    • c.

      indien de Raad van oordeel is dat het lid niet langer geschikt is zijn functie in de Commissie te vervullen;

  • 3. Het lidmaatschap van de voorzitter respectievelijk de externe leden eindigt:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      na de benoemingsperiode van zes jaar;

    • c.

      bij de aanvaarding van een functie die onverenigbaar is met het lidmaatschap van de Commissie;

    • d.

      wanneer het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • e.

      indien het lid bij onherroepelijk geworden rechtelijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld.

  • 4. De voorzitter en de externe leden van de Commissie kunnen door de Raad worden ontslagen wanneer zij door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt zijn hun functie te vervullen.

Artikel 6 Vergoeding voor werkzaamheden van de leden van de rekenkamercommissie

  • 1. De voorzitter, de externe leden en de leden die tevens raadscommissielid doch geen raadslid zijn ontvangen een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie.

  • 2. De vergoeding genoemd in het eerste lid komt ten laste van het budget van de commissie.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde vergoeding bedraagt:

    • a.

      Voor de voorzitter: een vast bedrag ter grootte van € 415,-- per maand

    • b.

      Voor de externe leden: een vast bedrag ter grootte van € 265,-- per maand

    • c.

      Voor de lijstopvolger(s): per bijeenkomst van de rekenkamercommissie, het bedrag vermeld in de bij het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden behorende tabel IV, zoals dat bedrag ieder jaar door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is of wordt vastgesteld voor gemeenteklasse 4.

Artikel 7 Taken en bevoegdheden voorzitter

  • 1. De voorzitter draagt zorg voor het tijdig en periodiek bijeenroepen van de commissie.

  • 2. De voorzitter bereidt besluiten van de commissie voor en voert deze uit.

  • 3. De voorzitter leidt vergaderingen van de commissie.

  • 4. De voorzitter regelt de orde tijdens een vergadering.

  • 5. De voorzitter draagt zorg voor het bewaken van de uitgangspunten en werkwijze en het bevorderen van een zorgvuldige besluitvorming.

  • 6. De voorzitter is verantwoordelijk voor een adequate en tijdige informatievoorziening naar de leden en naar externen.

  • 7. De voorzitter vertegenwoordigt de commissie naar buiten toe en is woordvoerder namens de commissie.

Artikel 8 Ambtelijk secretaris.

  • 1. De commissie wordt bij de uitoefening van haar taken terzijde gestaan door een ambtelijk secretaris.

  • 2. De secretaris maakt deel uit van de raadsgriffie en wordt voor onbepaalde tijd benoemd door de raad in overleg met de commissie.

  • 3. De secretaris legt rechtstreeks verantwoording af aan de commissie over de wijze waarop de ondersteunende taken worden verricht.

  • 4. De secretaris voert het secretariaat van de Rekenkamercommissie en beheert het budget van de Commissie.

Artikel 9 Reglement van orde

De commissie stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Zij zendt het reglement na vaststelling onverwijld ter kennisneming aan de raad.

Artikel 10 Onderzoeksprogramma, probleemstelling en onderzoeksopzet

  • 1. De Commissie stelt jaarlijks, mede aan de hand van de aangedragen onderwerpen op een groslijst, een voorlopig onderzoeksprogramma vast. De Commissie bepaalt zelf de onderwerpen die zij onderzoekt.

  • 2. De Commissie overlegt periodiek met de Raad over mogelijke politiek relevante onderwerpen voor onderzoek.

  • 3. De Commissie kan besluiten om gedurende het jaar af te wijken van het voorlopige onderzoeksprogramma.

  • 4. De Raad kan de Commissie, voorafgaand aan de opstelling van het onderzoeksprogramma, gemotiveerd verzoeken een onderwerp in het onderzoeksprogramma op te nemen. Indien de Commissie niet aan het verzoek van de Raad voldoet, motiveert zij dat naar behoren.

  • 5. De voorzitter doet mededeling van een voorgenomen onderzoek aan Raad, B&W, ambtelijke organisatie en andere betrokkenen, alsmede aan de lokale media.

  • 6. De Commissie kan besluiten tot een verkennend onderzoek (quick scan), alvorens definitief te besluiten tot een bepaald onderzoek.

  • 7. Van een voorgenomen verkennend onderzoek hoeft geen mededeling te worden gedaan aan Raad, B&W, ambtelijke organisatie of andere betrokkenen.

  • 8. De Commissie formuleert de probleemstelling en stelt de onderzoeksopzet vast.

  • 9. De in het vorige lid bedoelde onderzoeksopzet wordt door de Commissie ter kennisneming aan de Raad, het College en de ambtelijke organisatie verstuurd.

Artikel 11 Werkwijze

  • 1. De commissie is belast met en verantwoordelijk voor de uitvoering, begeleiding en sturing van het onderzoek volgens de door haar vastgestelde onderzoeksopzet.

  • 2. De commissie beoordeelt of het wenselijk is de raad tussentijds te informeren.

  • 3. Voor de uitvoering van het onderzoek kan de commissie, met inachtneming van het beschikbare budget, externe personen of bureaus inschakelen.

  • 4. Bij de uitvoering van haar onderzoek draagt de commissie zorg voor de toepassing van het beginsel van hoor en wederhoor over de feitelijke bevindingen ten aanzien van de organisatieonderdelen, instellingen en de daarbij werkzame personen die onderwerp van onderzoek zijn.

Artikel 12 Bevoegdheid tot het inwinnen van inlichtingen

  • 1.

    De commissie is bevoegd bij alle leden van het gemeentebestuur en bij alle ambtenaren de mondelinge en schriftelijke inlichtingen in te winnen die zij nodig acht voor de uitvoering van de onderzoeken. De leden van het gemeentebestuur en de ambtenaren van de gemeente zijn verplicht de gevraagde inlichtingen binnen de door de commissie gestelde termijn te verstrekken.

  • 2.

    De commissie is bevoegd alle documenten die berusten bij het college te onderzoeken, voor zover zij dat ter vervulling van haar taak nodig acht.

  • 3.

    Indien de zorg voor een administratie aan een derde is uitbesteed, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de administratie van de betrokken derde dan wel van degene die de administratie in opdracht van die derde voert.

  • 4.

    Het college verstrekt aan de commissie de planning en de resultaten van onder zijn verantwoordelijkheid uitgevoerde doelmatigheid-, doeltreffendheid- en rechtmatigheid-onderzoeken.

  • 5.

    De commissie is bevoegd, indien en voor zover de gemeente uit anderen hoofde over deze bevoegdheid beschikt, ten aanzien van de volgende instellingen onderzoek te doen instellen bij:

    • a.

      openbare lichamen en gemeenschappelijke organen ingesteld krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen, waaraan de gemeente deelneemt, over de jaren dat de gemeente deelneemt in de regeling;

    • b.

      naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarvan de gemeente meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houdt, over de jaren dat de gemeente meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houdt;

    • c.

      andere privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan de gemeente of een derde voor rekening en risico van de gemeente rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie heeft verstrekt ten bedrage van tenminste 50% van de baten van deze instelling, over de jaren waarop deze subsidie, lening of garantie betrekking heeft; 

    • De commissie is bevoegd mondeling en schriftelijk informatie in te winnen bij de onder a, b en c genoemde organisaties. Bij het uitoefenen van haar taak kan de commissie gebruik maken van de resultaten van door anderen verrichte controles, onverminderd haar bevoegdheid tot eigen onderzoek.

  • 6.

    De accountant als bedoeld in artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet verstrekt desgevraagd aan de commissie controleprogramma’s en licht haar volledig in omtrent de resultaten daarvan door overlegging van rapporten of op andere door de commissie aan te geven wijze.

Artikel 13 Vergaderingen rekenkamercommissie

  • 1. De commissie vergadert zoveel als zij nodig acht, ter bespreking van procedu¬rele en inhoudelijke aspecten van het onderzoek.

  • 2. De commissie vergadert in beslotenheid.

  • 3. De commissie kan openbare informatieve vergaderingen beleggen.

  • 4. Door of namens de voorzitter worden de leden schriftelijk ter vergadering opgeroepen. De oproeping wordt aan de leden en de plaatsvervangend leden toegezonden, onder vermelding van de tijdens de vergadering te behandelen agenda en zo mogelijk onder bijvoeging van de bij de agenda behorende stukken.

  • 5. De commissie is bevoegd collegeleden, raadsleden, ambtenaren, externe deskundigen en bestuurders en medewerkers van instellingen als bedoeld in artikel 12, vijfde lid, uit te nodigen tot het bijwonen van een vergadering.

  • 6. Een vergadering wordt niet gehouden indien niet, behalve de voorzitter, tenminste de helft van het aantal leden aanwezig is.

  • 7. Een stemming is alleen geldig indien meer dan de helft van het aantal aanwezige leden daaraan heeft deelgenomen.

  • 8. De commissie neemt besluiten bij meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

Artikel 14 Rapportages

  • 1. De commissie legt de resultaten van haar onderzoek vast in een conceptonderzoeksrapport.

  • 2. Elk rapport van de commissie, betrekking hebbend op een onderzoek, bevat een verantwoording over de wijze waarop de commissie dat onderzoek heeft verricht en waarop zij van haar bevoegdheden gebruik heeft gemaakt.

  • 3. De commissie stelt de betrokkenen in de gelegenheid om binnen een door haar te stellen termijn, die tenminste twee weken bedraagt, hun zienswijze op de bevindingen uit het onderzoek aan de commissie kenbaar te maken. Betrokkenen zijn degenen wier taakuitvoering (mede) voorwerp van onderzoek is of is geweest. De commissie bepaalt verder wie verder als betrokkenen worden aangemerkt.

  • 4. Na vaststelling door de commissie worden het onderzoeksrapport en de nota met conclusies en aanbevelingen en de zienswijze van betrokkenen op het rapport zo spoedig mogelijk, onder toezending van een afschrift aan het college en betrokkenen, aan de raad aangeboden.

  • 5. De rapporten van de commissie zijn openbaar. Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur kan de commissie rapporten die aan de raad worden voorgelegd of gedeelten daarvan als geheim aanmerken.

Artikel 15 Jaarverslag

De commissie stelt elk jaar vóór 1 april een verslag op van haar werkzaamheden en van de uitvoering van het onderzoekprogramma.

Artikel 16 Budget

  • 1. De commissie is bevoegd binnen een aan haar bij de begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

  • 2. Ten laste van het in het voorgaande lid bedoelde budget worden de kosten gebracht van:

    • a.

      de vergoedingen aan de voorzitter , de externe leden en de leden die lijstopvolger zijn;

    • b.

      de uren van de ambtelijk secretaris;

    • c.

      ingehuurde onderzoekers;

    • d.

      externe deskundigen die eventueel door de commissie zijn ingeschakeld;

    • e.

      eventuele overige uitgaven die de commissie nodig acht voor de uitoefening van haar taak.

  • 3. De commissie is voor de besteding van het budget uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de raad.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 april 2004 en vervangt de Verordening op de Rekenkamer van de gemeente Deventer’, gewijzigd vastgesteld op 27 september 1999.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening op de rekenkamercommissie van de gemeente Deventer’.

Toelichting op de Verordening op de Rekenkamercommissie Deventer

Algemeen

In de nieuwe Gemeentewet die op 7 maart 2002 in werking is getreden, wordt gemeenten de mogelijkheid geboden een rekenkamer in te stellen (artikel 81a), met uitsluitend externe leden. Raads- en collegeleden kunnen van de rekenkamer derhalve geen deel uitmaken.

Wordt geen rekenkamer ingesteld, dan moet de raad bij verordening regels stellen voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie (artikel 81o). De rekenkamerfunctie mag wel door éµn of meer raadsleden worden uitgeoefend. Een en ander moet uiterlijk op 1 januari 2006 zijn geëffectueerd.

In Deventer heeft de raad niet gekozen voor een lokale rekenkamer maar voor een rekenkamerfunctie, ingevuld als een rekenkamercommissie met zowel een vertegenwoordiging uit de raad als een externe vertegenwoordiging. Deze verordening stelt overeenkomstig artikel 81o van de Gemeentewet regels voor de uitoefening van deze rekenkamerfunctie door de commissie.

Volgens de Gemeentewet (artikel 182) moet bij de uitoefening van de rekenkamerfunctie het door de lokale overheid gevoerde beleid worden onderzocht op:

  • ·

    doelmatigheid/efficiëntie (is het goedkoop genoeg en snel genoeg gebeurd?),

  • ·

    doeltreffendheid/effectiviteit (zijn de in het vooruitzicht gestelde effecten bereikt?) en

  • ·

    rechtmatigheid (zijn de cijfers correct en overeenkomstig de geldende regels?).

Een controle van de jaarrekening, inclusief de daaraan verbonden rechtmatigheidstoets, behoort evenwel niet tot de taak van de rekenkamer (artikel 182 Gemeentewet). Artikel 213 van de Gemeentewet legt deze specifieke taak bij de accountant. De accountant heeft in de nieuwe wet geen wettelijke rol in de doelmatigheidscontrole.

Onderzoek naar de doelmatigheid/doeltreffendheid is niet alleen voorbehouden aan de raad, c.q. de rekenkamerfunctie. In artikel 213a van de Gemeentewet krijgen B&W de plicht periodiek onderzoek te verrichten naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het door hen zelf gevoerde bestuur; de raad moet hiervoor bij verordening regels stellen hetgeen inmiddels ook is gebeurd. De rekenkamercommissie kan gebruik maken van de evaluaties van B&W; daarom voorziet artikel 213a, lid 3 in een informatieplicht van het college aan de rekenkamercommissie, en kan de rekenkamercommissie indien zij dit nodig acht een tweede oordeel geven.

Het onderzoek van de rekenkamer hoeft zich niet alleen uit te strekken over het door B&W gevoerde beleid, maar kan zich tevens richten op het uitgevoerde beleid van de overige bestuursorganen (raad en bestuurscommissies) en van bedrijven waarvan de aandelen grotendeels in handen van de gemeente zijn en van instellingen die grotendeels door de gemeente worden gesubsidieerd. De wettelijke bevoegdheden van een rekenkamer ex artikel 81a zijn in dit verband wel veel ruimer dan bij uitoefening van de rekenkamerfunctie ex artikel 81o.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel bevat enkele definities om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven.

Artikel 2 Rekenkamercommissie

Wanneer gemeenten geen rekenkamer instellen, stellen zij op grond van artikel 81o van de wet regels vast voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie. In deze verordening is gekozen voor een rekenkamercommissie met raadsleden en externen.

Artikel 3 Taak rekenkamercommissie

Onder de in het tweede lid genoemde instellingen en bedrijven vallen:

  • ·

    openbare lichamen en gemeenschappelijke organen ingesteld krachtens de Wet Gemeenschappelijke Regelingen waaraan de gemeente deelneemt;

  • ·

    naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarvan de gemeente meer dan 50 procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt;

  • ·

    andere privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan de gemeente of een derde voor rekening en risico van de gemeente rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie heeft verstrekt ten bedrage van tenminste 50 procent van de baten van deze instelling, over de jaren waarop deze subsidie, lening of garantie betrekking heeft.

Artikel 4 Samenstelling, benoeming en zittingsduur

De raad bepaalt uit hoeveel leden de commissie zal bestaan en hoe de commissie zal zijn samengesteld. Anders dan bij de rekenkamer kunnen naast externen ook raadsleden en leden van raadscommissies deel uitmaken van de commissie.

De commissie bestaat uit een externe voorzitter (te benoemen door de raad), en minimaal 3 leden (te benoemen door de raad uit de kring van raads- en commissieleden). Door de raad wordt tenminste 1 plaatsvervangend lid benoemd. Naar behoefte kan de commissie worden uitgebreid met door de raad te benoemen externe leden.

Om de continuïteit en de onafhankelijkheid te waarborgen wordt de voorzitter voor een periode van 6 jaar benoemd. Voordeel hiervan is tevens dat over benoeming en herbenoeming (in het normale geval) steeds door twee verschillend samengestelde raden wordt beslist. De zittingsperiode van de overige (plaatsvervangende) leden is gekoppeld aan de zittingsperiode van de raad.

Artikel 5 Ontslag en schorsing

Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid (of soms verplichting) hen op non-activiteit te stellen in bepaalde situaties.

Artikel 6 Vergoeding voor werkzaamheden van de externe leden van de rekenkamercommissie

In dit artikel is de vergoeding die de voorzitter, de externe leden en de leden die tevens raadscommissielid, doch geen raadslid zijn, voor hun werkzaamheden ontvangen, vastgelegd.

Artikel 7 Taken en bevoegdheden voorzitter

In dit artikel zijn de taken en bevoegdheden van de voorzitter vastgelegd.

Artikel 8 Ambtelijk secretaris

De commissie wordt bijgestaan door een ambtelijk secretaris die wordt benoemd door de raad. In het derde lid is voorzien in een rechtstreekse verantwoordingsrelatie van de secretaris ten opzichte van de commissie.

Artikel 9 Reglement van orde

Artikel 81i van de Gemeentewet wordt van overeenkomstige toepassing verklaard op de commissie.

De raad mag er vanuit gaan dat de commissie direct na haar start in een document haar werkwijze vastlegt. In dat document (reglement van orde) moeten c.q. kunnen zaken worden geregeld zoals:

  • ·

    onderwerpkeuze;

  • ·

    opstellen onderwerpsopzet en -vragen;

  • ·

    onderzoeksvoorstel met tijdsplanning, begroting en inschatting van benodigde capaciteit;

  • ·

    de procedure die wordt gevolgd bij onderzoeken;

  • ·

    hoe om te gaan met verzoeken van derden om onderzoek te verrichten.

  • ·

    aankondiging;

  • ·

    onderzoeksfase;

  • ·

    wederhoor;

  • ·

    conceptrapport en definitief rapport;

  • ·

    nazorg (bijvoorbeeld toetsen of toezeggingen zijn nagekomen);

  • ·

    de vergoeding;

  • ·

    verhouding secretaris-voorzitter.

Artikel 10 Onderzoeksprogramma, probleemstelling en onderzoeksopzet

De commissie dient onafhankelijk te zijn en om deze onafhankelijkheid te bevorderen is het van belang dat zij zelfstandig de onderzoeksonderwerpen kan kiezen.

De raad kan het onderzoek door de commissie enige richting geven door onderwerpen aan te dragen die mogelijk onderzocht zouden kunnen worden, bijvoorbeeld onderwerpen van groot financieel of maatschappelijk belang. Ook kan de raad de commissie - op grond van artikel 182, tweede lid, van de Gemeentewet - gemotiveerd verzoeken een bepaald onderwerp te onderzoeken. De commissie is echter niet verplicht dat verzoek van de raad in te willigen.

Doordat de mogelijkheid van het door de raad indienen van een verzoek uitdrukkelijk in de wet is genoemd, wordt er aan zo’n verzoek een bepaald gewicht toegekend. Indien de commissie niet voldoet aan een goed gemotiveerd verzoek van de raad zal zij daar goede gronden voor moeten aanvoeren.

De commissie stelt onder eigen verantwoordelijkheid de probleemstelling en de onderzoeksopzet vast. Raad en college ontvangen een exemplaar van de vastgestelde onderzoeksopzet.

Artikel 11 Werkwijze

Uit oogpunt van zorgvuldigheid is het van groot belang dat de onderzochte partij de kans krijgt om te reageren op het (nog niet gepubliceerde) ontwerop-onderzoeksrapport. Er vindt dan wederhoor plaats waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan betrokkenen worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden uit te halen en te corrigeren. Indien van toepassing wordt de verantwoordelijke wethouder of het college de gelegenheid geboden om te reageren op de conceptaanbevelingen die de rekenkamer verbindt aan de (gecorrigeerde) bevindingen. Tot slot brengt de commissie een definitief rapport naar buiten met bevindingen, conclusies en eventueel aanbevelingen.

Artikel 12 Bevoegdheid tot het inwinnen van inlichtingen

Om te waarborgen dat de commissie bij de uitvoering van haar onderzoek over voldoende en relevante gegevens kan beschikken is voorzien in de bevoegdheid om inlichtingen in te winnen van alle leden van het gemeentebestuur en van alle ambtenaren.

Artikel 13 Vergaderingen rekenkamercommissie

De vergaderingen van de commissie zijn in principe niet-openbaar. Verder wordt in dit artikel onder andere het aantal vergaderingen, de wijze van oproeping, het vergaderquorum en de stemming geregeld.

Artikel 14 Rapportages

Uit oogpunt van zorgvuldigheid is het van groot belang dat de onderzochte partij de kans krijgt om te reageren op het (nog niet gepubliceerde) ontwerp-onderzoeksrapport. Er vindt dan wederhoor plaats waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan de betreffende ambtenaren en werknemers van vennootschappen en instellingen worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden eruit te halen en te corrigeren. Indien van toepassing wordt de verantwoordelijk wethouder of het college de gelegenheid geboden om te reageren op de conceptaanbevelingen. Tot slot brengt de commissie een definitief rapport naar buiten met bevindingen, conclusies en eventueel aanbevelingen.

De rapporten van de commissie zijn in beginsel openbaar, maar op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur kunnen rapporten of gedeelten daarvan als geheim worden aangemerkt.

Artikel 15 Jaarverslag

De commissie dient jaarlijks vóór 1 april een jaarverslag op te stellen.

Artikel 16 Budget

De commissie is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Ten laste van het budget worden de in het tweede lid genoemde kosten gebracht.

Artikel 17 Inwerkingtreding

De onderliggende verordening bevat geen algemeen verbindende voorschriften. De verordening kan derhalve op een door de raad te bepalen datum, in dit geval met ingang van 1 april 2004, in werking treden.

Artikel 18 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.