Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening van gemeenteraad van de gemeente Deventer houdende regels omtrent de heffing en de invordering van hondenbelasting Verordening hondenbelasting 2019

Geldend van 22-11-2018 t/m 31-12-2019

Intitulé

Verordening van gemeenteraad van de gemeente Deventer houdende regels omtrent de heffing en de invordering van hondenbelasting Verordening hondenbelasting 2019

De raad van de gemeente Deventer,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 25 september 2018, 2018-001335;

Gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;

BESLUIT

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2019

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam 'hondenbelasting' wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van een hond binnen de gemeente.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is de houder van een hond.

  • 2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

  • 3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor honden:

  • a)

    die zijn opgeleid tot en dienen als hulphond voor een persoon met een fysieke en/of geestelijke zorgvraag en in hoofdzaak als zodanig door of ten behoeve van deze persoon worden gehouden;

  • b)

    die verblijven in een aan één locatie gebonden ruimte of ruimtes bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden die zwervend zijn aangetroffen, dan wel waarvan door de eigenaar permanent afstand is gedaan, welke locatie als inrichting is aangemeld overeenkomstig artikel 3.8, eerste lid, van het Besluit houders van dieren (hondenasiel);

  • c)

    die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren;

  • d)

    die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden.

  • e)

    waarvoor de houder in het bezit is van een geldend diploma dat is afgegeven door de Koninklijke Nederlandse Politiehondenvereniging en de houder zich verbonden heeft zijn hond met een geleider aan wiens bevelen de hond gehoorzaamt, op aanvraag ter beschikking van de politie te stellen;

  • f)

    die gekwalificeerd en direct inzetbaar zijn als reddingshond en waarbij de houder van de hond kan aantonen dat hij/zij is aangesloten bij een erkende stichting of vereniging.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 5 Belastingtarief

  • 1. De belasting bedraagt per belastingjaar:

    • a.

      voor een eerste hond € 48,48.

    • b.

      voor iedere hond boven het aantal van één € 48,48.

  • 2. In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland, € 141,36 per kennel.

  • 3. Het tweede lid blijft buiten toepassing indien belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden indien blijkt dat dit bedrag lager is dan het op voet van het tweede lid bepaalde bedrag.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 9 Termijn van betaling

  • 1a. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen die worden opgelegd in het belastingjaar waarop zij betrekking hebben, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 1b. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen die worden opgelegd na het belastingjaar waarop zij betrekking hebben, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid, letter a, geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat en het bedrag daarvan, minder is dan € 5000,-, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de 25e dag van de maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. In afwijking van het tweede lid van dit artikel moeten aanslagen die worden opgelegd na het belastingjaar waarop zij betrekking hebben, worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het College van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.

Artikel 11 Kwijtschelding

  • 1. Bij de invordering van deze belasting wordt gedeeltelijke kwijt­schelding verleend voor de eer­ste hond.

  • 2. De aanslag wordt in het in lid 1 ge­noemde geval  terugge­bracht tot € 16,44 per jaar.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De ‘Verordening hondenbelasting 2017’ van de gemeente Deventer vastgesteld bij raadsbesluit van 8 november 2017, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekend­making.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

  • 4. Deze verordening kan worden aange­haald als de "Verorde­ning honden­belasting 2019".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 7 november 2018

De raad voornoemd,

de griffier,

R. Weernekers

de voorzitter,

R.C. König