Instructie leerplichtambtenaar en RMC-functionaris gemeente Deventer 2009 / Regio Stedendriehoek 2009

Geldend van 01-05-2010 t/m heden

Intitulé

Instructie leerplichtambtenaar en RMC-functionaris gemeente Deventer 2009 / Regio Stedendriehoek 2009

Het college van de gemeente Deventer,

Gelet op:

-artikel 16, lid 4, van de Leerplichtwet 1969 en de Wet van 6 december 2001 tot

wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en

beroepsonderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de invoering van

de verplichting voor het bevoegd gezag tot het melden van voortijdige

schoolverlaters die niet meer leerplichtig zijn, alsmede van de verantwoordelijkheid

van de gemeente voor het bestrijden van voortijdig schoolverlaten;

Overwegende:

dat het wenselijk is om de samenhang tussen het toezicht op de naleving van de

leerplicht en de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten in de

instructie vast te leggen alsmede om de bestaande instructie voor de

leerplichtleerplichtambtenaar aan nieuwe regelgeving en nieuwe inzichten aan te passen;

Besluiten:

de instructie voor de leerplichtambtenaar en RMC-functionaris vast te stellen als volgt:

Instructie voor de leerplichtambtenaar als bedoeld artikel 16, lid 4, van de Leerplichtwet 1969 alsmede voor de RMC-functionaris

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze instructie wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Leerplichtwet 1969;

  • b.

    de RMC-wetgeving: de regeling van de regionale meld- en coördinatiefunctie

voortijdig schoolverlaten volgens de Wet van 6 december

2001 (Stb. 2001, 636);

  • c.

    college: burgemeesters en wethouders van de gemeente;

  • d.

    leerplichtambtenaar: de ambtenaar, door het college benoemd in de functie van

leerplichtambtenaar, die de eed of belofte als bedoeld in

artikel 16 van de wet heeft afgelegd;

e.administratief

medewerker: de ambtenaar die belast is met de ondersteuning van de

leerplichtambtenaar en RMC-functionaris, onder andere door

het verrichten van de leerlingenadministratie en controle;

f.RMC-functionaris: de ambtenaar die belast is met de werkzaamheden die

voortvloeien uit de RMC-wetgeving;

g.directeur: hoofd in de zin van artikel 1 onder d van de wet, dat wil

zeggen degene die met de leiding van de school of de

instelling is belast: dan wel degene die in opdracht van het

bevoegd gezag de opgave van voortijdig schoolverlaten doet

als bedoeld in artikel 28 Wet voortgezet onderwijs (VO),

artikel 47a Wet op de Expertisecentra (WEC) en artikel 8.1.8.

Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB);

  • h.

    ouders/verzorgers: de in artikel 2, eerste lid, van de wet bedoelde personen;

  • i.

    de jongere: een persoon in de leeftijd tussen 5 en 18 jaar die leerplichtig

of kwalificatieplichtig is; of,

een persoon in de leeftijd tussen 18 en 23 jaar die een

startkwalificatie dient te halen;

j.Regio RMC Regio Stedendriehoek.

Artikel 2. Preventie

1.Door middel van voorlichting op onder andere het internet, in schoolgidsen, brochures

en beantwoording van telefonische vragen wordt proactief en in een zo vroeg

mogelijk stadium informatie verschaft aan leerlingen, ouders en betrokken

instellingen.

2.Om vroege inschrijving op school te stimuleren wordt periodiek een uitdraai gemaakt

van de 4-jarigen die, 3 maanden voordat zij 5 jaar worden, nog geen

schoolinschrijving hebben. De ouders van deze groep ontvangen een brief om hen te

stimuleren hun kind in te schrijven.

3.Er wordt een overzicht gemaakt van de jongeren die het VMBO verlaten (geslaagd)

en bij het ROC wordt actief gecontroleerd of deze jongeren zich al hebben

aangemeld/ingeschreven voor een opleiding. Indien nodig en gewenst bemiddelt de

leerplichtambtenaar of RMC-functionaris naar een vervolgopleiding.

4.Jaarlijks vindt afstemming plaats met het onderwijsveld. Het management van de

scholen (BO, VO en ROC) in het werkgebied wordt minimaal een maal per jaar

geïnformeerd over de werkzaamheden van de leerplichtambtenaar. Er wordt gewezen

op de aandachtspunten en het verzuimprotocol voor de scholen en een toelichting

gegeven op de prioriteiten van de leerplichtambtenaar, gewijzigde wetgeving etc. De

school is op de hoogte van wanneer er gemeld dient te worden aan de

leerplichtambtenaar.

5.Er is georganiseerde (preventieve) afstemming met relevante ketenpartners

waaronder het onderwijsveld en zorginstanties (Zorg- en adviesteams (ZAT),

Centrum voor jeugd en gezin (CJG)). Ketenpartners bespreken jongeren met een

complexe problematiek.

Er wordt afgestemd welke acties vereist zijn en wie, welke taken op zich neemt.

Ontwikkelingen rondom ondernomen acties worden teruggekoppeld.

Artikel 3. Leerlingenadministratie en controle absoluut verzuim

(artikel 19 Leerplichtwet; artikel 3 Leerplichtregeling)

1.Er is een leerlingenadministratie, die wordt bijgehouden door de leerplichtambtenaar

en de administratief medewerker.

2.In de leerlingenadministratie worden de persoonsgegevens opgenomen van alle in de

gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) opgenomen personen in

de leeftijd van 4 tot en met 22 jaar.

3.De mutaties in de basisadministratie persoonsgegevens met betrekking tot de in lid 2

bedoelde personen worden wekelijks in de leerlingenadministratie verwerkt.

4.De administratief medewerker controleert of de mutaties van de verschillende

scholen met betrekking tot in- en afschrijvingen van jongeren binnengekomen zijn.

De leerplichtambtenaar onderneemt actie naar directeuren van scholen en

instellingen die in gebreke gebleven zijn.

5.Blijkt uit het contact met de directeur dat deze verwijtbaar in gebreke blijft, dan

roept de leerplichtambtenaar de directeur op voor een gesprek en zendt hij het

proces-verbaal van zijn bevindingen aan de Officier van Justitie.

6.De leerplichtambtenaar kan aan het college een voorstel doen tot het opleggen van

een last onder dwangsom jegens de directeur, indien hij van mening is dat deze

maatregel kan bijdragen tot het opheffen van de overtreding dan wel het voorkomen

van herhaling daarvan.

7.De administratief medewerker controleert aan het begin van het schooljaar voor het

voortgezet onderwijs/middelbaar beroepsonderwijs en daarna maandelijks of alle

leerplichtigen en kwalificatieplichtigen overeenkomstig de bepalingen van de wet als

leerling op een school of onderwijsinstelling zijn ingeschreven. Met betrekking tot het

primair onderwijs geldt dat deze controle plaatsvindt binnen zes weken na aanvang

van de lessen van de school en daarna maandelijks. Bij een vermoeden van absoluut

verzuim wordt een brief verstuurd. In de brief is aangegeven dat binnen 14

werkdagen gereageerd dient te worden. Als wordt teruggemeld dat er wel sprake is

van een schoolinschrijving dan wordt dit gecontroleerd. Wanneer er geen reactie is

gekomen op een tweede brief en de verdenking van absoluut verzuim blijft bestaan

volgt een actie zoals omschreven in artikel 7 van deze instructie (absoluut verzuim).

8.Tegenover een bericht van afschrijving van de ene school staat voor jongeren tot 18

jaar zonder startkwalificatie een bericht van inschrijving van een andere school. Als

deze registratie niet sluitend is, volgt in eerste instantie contact met de school die de

afschrijving (zonder kennisgeving van bestemming) gemeld heeft. Wanneer deze

geen duidelijkheid kan geven wordt schriftelijk contact gezocht met de ouders van de

jongere.

9.Bij verhuizing buiten de regio worden de schoolhistorische gegevens gezonden naar

de nieuwe woongemeente.

10.De administratief medewerker stuurt de niet leerplichtige voortijdig schoolverlater

een brief met het verzoek de vervolgopleiding en/of eventueel werk te melden en

doet tevens het aanbod om contact op te nemen met een RMC-functionaris.

Artikel 4. Leerlingendossier

1.De leerplichtambtenaar legt slechts een leerlingendossier aan over een jongere

indien de leerplichtambtenaar mondelinge, telefonische, e-mail- of schriftelijke

contacten heeft met de jongere of derden over diens:

  • a.

    vervangende leerplicht;

  • b.

    vrijstelling van inschrijving;

  • c.

    vrijstelling van schoolbezoek;

  • d.

    (vermoeden van) absoluut verzuim;

  • e.

    (vermoeden van) relatief verzuim;

  • f.

    (vermoeden van) voortijdig schoolverlaten;

  • g.

    situatie die leidt tot bespreking in een (preventief) georganiseerd overleg (ZAT);

  • h.

    gedrag dat leidt tot melding van maatregelen zoals schorsing;

  • i.

    signalen die uiteindelijk kunnen leiden tot een van bovenstaande situaties.

  • 2.

    In het leerling-dossier neemt de leerplichtambtenaar de volgende gegevens op:

  • a.

    burgerservicenummer, onderwijsnummer of administratienummer;

  • b.

    voornamen en achternaam;

  • c.

    geslacht;

  • d.

    geboortedatum en -plaats;

  • e.

    nationaliteit;

  • f.

    naam, voornamen, voorletters, titulatuur, geslacht, adres, postcode, woonplaats, telefoonnummer en soortgelijke gegevens van de ouders, voogden of verzorgers;

  • g.

    school (scholen) van inschrijving, met gevolgde klassen en/of onderwijssoort;

  • h.

    kennisgeving(en) van beroep op vrijstelling van inschrijfplicht;

  • i.

    kennisgeving(en) van (vermoedelijk) schoolverzuim;

  • j.

    aanvragen en behandeling van aanvragen voor vrijstelling van schoolbezoek;

  • k.

    afschrift van correspondentie met betrekking tot de jongere;

  • l.

    verslagen van gesprekken met, dan wel over de jongere;

  • m.

    aantekeningen en notities met betrekking tot de jongere;

  • n.

    afschrift van proces-verbaal van de jongere;

  • o.

    eventueel behaalde diploma.s;

  • p.

    persoonlijke omstandigheden die voor het halen van een startkwalificatie meegewogen moeten worden.

3.De leerplichtambtenaar verstrekt slechts gegevens uit het leerlingendossier aan

derden binnen de grenzen die daaraan worden gesteld door de Wet bescherming

persoonsgegevens (Wbp) en het Vrijstellingsbesluit Wbp, in het bijzonder artikel

20 van het Vrijstellingsbesluit.

Artikel 5. Verlof wegens andere gewichtige omstandigheden

(artikel 14, derde lid, tweede volzin Leerplichtwet)

1.De leerplichtambtenaar bevestigt de ontvangst van een aanvraag terstond aan de

ouders en vermeldt in de ontvangstbevestiging de termijn waarbinnen de

leerplichtambtenaar een besluit zal nemen. Een afschrift van de brief aan de ouders

wordt aan de betreffende directeur van de school gezonden. Indien de periode

tussen de ontvangst van de aanvraag en de aanvang van het gevraagde verlof korter

is dan de termijn die redelijkerwijs nodig is om tot een besluit te komen, deelt de

leerplichtambtenaar dit bij de ontvangstbevestiging aan de ouders mee en wijst hij

de ouders op de mogelijkheid dat de ouders de wet overtreden indien de aanvraag

niet of niet geheel wordt gehonoreerd.

2.De leerplichtambtenaar geeft de ouders een termijn van ten minste een week

en ten hoogste drie weken om een onvolledig ingediende aanvraag aan te

vullen. De leerplichtambtenaar kan hiervoor een formulier vaststellen.

3.De leerplichtambtenaar hoort de directeur over de aanvraag en draagt er zorg

voor dat het oordeel van de directeur over de aanvraag schriftelijk wordt

vastgelegd.

4.De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat de zienswijze van de ouders bij

een voorgenomen beslissing die geheel of gedeeltelijk van de aanvraag afwijkt,

schriftelijk wordt vastgelegd.

5.De leerplichtambtenaar kan de jongere en/of de ouders in de gelegenheid

stellen zijn zienswijze kenbaar te maken.

6.De leerplichtambtenaar kan bepalen op welke plaats aan de directeur, de ouders

of de jongere de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen aan hem kenbaar

te maken.

7.De leerplichtambtenaar legt de behandeling van de aanvraag zorgvuldig vast in het

leerlingendossier.

8.Bij de beoordeling van een aanvraag van meer dan tien dagen, controleert de

leerplichtambtenaar of er sprake is van een medische of sociale indicatie.

De leerplichtambtenaar neemt een beslissing en deelt deze schriftelijk mee aan de

ouders. Een afschrift van de brief aan de ouders wordt aan de betreffende directeur

van de school of instelling gezonden.

9.De leerplichtambtenaar kan aan een directeur op diens verzoek advies geven over de

behandeling en beoordeling van een aanvraag verlof te verlenen wegens andere

gewichtige omstandigheden voor een periode van tien schooldagen of minder.

Indien de leerplichtambtenaar een dergelijk advies geeft, deelt de directeur aan de

leerplichtambtenaar de beslissing op de aanvraag mee.

10.De leerplichtambtenaar kan aan de directeuren van de betrokken scholen en/of

instelling(en) gevraagd of ongevraagd een advies geven over het te voeren

beleid met betrekking tot aanvragen voor verlof wegens andere gewichtige

omstandigheden voor tien schooldagen of minder, met het oog op het

bevorderen van de rechtsgelijkheid.

Artikel 6. Relatief verzuim van leerplichtige en kwalificatieplichtige

jongeren

(artikelen 2, lid 1, 4a, 21 en 22 Leerplichtwet)

1.De kennisgevingen van vermoedelijk (ongeoorloofd) schoolverzuim worden via de

IB-groep ontvangen door de administratief medewerkers. Er wordt een

leerlingendossier aangemaakt, of de kennisgeving wordt toegevoegd in het reeds

aanwezige leerlingendossier.

2.Binnen een week meldt de administratief medewerker via de IB-groep, welke acties

er naar aanleiding van de kennisgeving worden ondernomen. Indien de kennisgeving

niet door de directeur is gedaan, neemt de leerplichtambtenaar binnen vijf

werkdagen contact op met de betrokken directeur.

3.De leerplichtambtenaar zoekt na ontvangst van een kennisgeving onverwijld contact

met de ouders, stelt hen in de gelegenheid om nadere uitleg over het gemelde

verzuim te geven en informeert hen over de procedures en eventuele consequenties.

Indien het verzuim een jongere van 12 jaar of ouder betreft, zoekt de

leerplichtambtenaar ook contact met de jongere zelf.

4.Indien er daadwerkelijk sprake is van ongeoorloofd verzuim heeft de

leerplichtambtenaar een gesprek met de ouders/leerling. De leerplichtambtenaar

maakt een verslag van het gesprek. De leerplichtambtenaar verstrekt aan de ouders

en/of de jongere op hun verzoek een kopie van het gespreksverslag. Van de

gemaakte gespreksverslagen maakt de leerplichtambtenaar een notitie

in het leerlingendossier.

5.De leerplichtambtenaar onderhoudt zo vaak als nodig contact met de ouders/jongere

en betrokken organisaties om de verzuimsituatie zo spoedig mogelijk te beëindigen.

6.De leerplichtambtenaar draagt zorg voor terugkoppeling in het Zorg Advies Team

(ZAT) van de school van zijn handelswijze, vorderingen in het onderzoek naar het

vermeende verzuim of afspraken met de jongere, voor zover bekend zijn bij hem en

alleen wanneer de jongere al in het ZAT besproken is.

  • 7.

    De leerplichtambtenaar legt een huisbezoek af wanneer deze dat nodig acht.

  • 8.

    De leerplichtambtenaar kan een bemiddelende rol vervullen ten behoeve van de

jongere en de ouders bij het zoeken naar een andere school of een zo goed mogelijk

passende leerroute.

9.De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat een kennisgeving van verzuim

binnen een zo kort mogelijke periode wordt afgehandeld. De hoogste prioriteit ligt bij

het beëindigen van de verzuimsituatie.

Ter afronding van de afhandeling zendt de leerplichtambtenaar in ieder geval een

schriftelijk bericht aan degene die de kennisgeving heeft gedaan, de ouders en,

wanneer het een jongere van 12 jaar of ouder betreft, ook aan de jongere zelf.

De leerplichtambtenaar doet mededeling van de afhandeling aan anderen die bij de

verzuimsituatie zijn betrokken. De leerplichtambtenaar sluit de melding af bij het

verzuimloket van de IB-groep.

10.Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het derde lid dat er geen sprake is van

vrijstelling, en blijkt dat er sprake kan zijn van verwijtbaar handelen of nalaten van

de ouders en/of de jongere die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, dan maakt de

leerplichtambtenaar die tevens bevoegd is als buitengewoon opsporingsambtenaar

proces-verbaal op van zijn bevindingen en zendt dit naar de officier van justitie.

Indien hij voornemens is proces-verbaal op te maken, roept de leerplichtambtenaar

de ouders en de jongere van 12 jaar of ouder op voor een gesprek, waarbij hij de

betrokkenen uitdrukkelijk kenbaar maakt dat hij voornemens is een proces-verbaal

op te maken.

11.De leerplichtambtenaar is bevoegd het laten opmaken van proces-verbaal

achterwege te laten en de ouders en/of de jongere een schriftelijke waarschuwing te

geven indien sprake is van:

-verwijtbaar handelen of nalaten, doch geen kennelijke opzet tot het plegen van

een overtreding; en,

  • -

    een eerste overtreding bij zorgverzuim; en,

  • -

    verzuim van lichte aard, namelijk korter dan drie dagen of 1/8 deel van de les of

praktijktijd gemeten over vier weken.

12.Zodra de leerplichtambtenaar kennis neemt van schoolverzuim waarvan niet door

een directeur is kennis gegeven, stelt de Leerplichtambtenaar een onderzoek in naar

de reden waarom de directeur het verzuim niet heeft gemeld. Blijkt de directeur

onwillig of nalatig in het nakomen van deze verplichting, dan kan de

leerplichtambtenaar proces-verbaal op maken.

13.De leerplichtambtenaar kan aan het college een voorstel doen tot het opleggen van

een last onder dwangsom indien hij van mening is, gezien de achtergrond en de aard

van de verzuimsituatie, dat deze maatregel kan leiden tot het opheffen van het

verzuim dan wel het voorkomen van herhaling daarvan.

14.De leerplichtambtenaar kan aan de directeur gevraagd of ongevraagd een advies

geven over het te voeren beleid met betrekking tot het registreren van verzuim en

het doen van kennisgevingen van verzuim, met het oog op het bevorderen van een

effectief verzuimbestrijdingbeleid en de rechtsgelijkheid. De leerplichtambtenaar kan

directeuren verzoeken om eerder een kennisgeving van verzuim in te dienen dan de

wet voorschrijft indien dat doelmatig is met het oog op de verzuimbestrijding.

15.De leerplichtambtenaar kan aan de directeuren gevraagd of ongevraagd een

advies geven over het te voeren beleid met betrekking tot het registreren van

verzuim en het doen van kennisgevingen van verzuim, met het oog op het

bevorderen van een effectief verzuimbestrijdingbeleid en de rechtsgelijkheid.

De leerplichtambtenaar kan directeuren uitnodigen om eerder een kennisgeving

van verzuim in te dienen dan de wet voorschrijft indien dat doelmatig is met het

oog op de verzuimbestrijding.

Artikel 7.

Absoluut verzuim van leerplichtigen en kwalificatieplichtige jongeren

(artikelen 2, lid 1, 3, 4a en 4b Leerplichtwet)

1.Indien blijkt dat een leerplichtige en kwalificatieplichtige jongere niet als leerling is

ingeschreven zonder dat daarvoor een grond voor vrijstelling aanwezig is,

onderzoekt de leerplichtambtenaar onverwijld, doch ten hoogste binnen vijf

werkdagen, of wegens een administratieve onvolkomenheid een bericht van

inschrijving ontbreekt.

2.Indien niet is gebleken dat sprake is van een administratieve onvolkomenheid, zoekt

de leerplichtambtenaar onverwijld, doch ten hoogste binnen vijf werkdagen, contact

met de ouders en stelt hen in de gelegenheid om nadere uitleg over het achterwege

blijven van een inschrijving te geven. Ouders worden uitgenodigd om op gesprek te

komen. Indien het een jongere betreft die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, zoekt

de leerplichtambtenaar tevens contact met de jongere.

3.Indien de ouders is aangeraden in het gesprek om de jongere in te schrijven dan wel

een andere actie op te volgen, wordt binnen tien werkdagen gecontroleerd of hier

inderdaad gehoor aan is gegeven. Als het advies is opgevolgd wordt dit verwerkt in

het dossier. Is het advies niet opgevolgd dan volgt in principe een proces-verbaal.

4.Indien de jongere vóór het intreden van de situatie van absoluut verzuim wel op een

school of instelling ingeschreven is geweest, neemt de leerplichtambtenaar contact

op met de directeur van die school of instelling en vraagt diens zienswijze over het

opgetreden absolute verzuim.

Artikel 8. Kennisgeving in- en afschrijvingen, (dreigend) voortijdig schoolverlaten van leerplichtigen (met inbegrip van verwijdering)

(artikel 18, eerste lid, Leerplichtwet, artikelen 28 en 118h WVO, artikel 47a 162b WEC of artikel 8.1.8 en

8.3.2. WEB)

1.De kennisgevingen van een (voorgenomen) beslissing tot verwijdering van een

leerling, de kennisgeving van afschrijving en de melding van voortijdig

schoolverlaten worden ontvangen door de administratief medewerker. Er wordt een

leerlingendossier aangemaakt, of de kennisgeving wordt toegevoegd in het reeds

aanwezige leerlingendossier.

  • 2.

    Artikel 6, leden 3 tot en met 12, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Zodra de leerplichtambtenaar of RMC-functionaris kennisneemt van verwijdering of

van voortijdig schoolverlaten van een jongere die niet overeenkomstig de wettelijke

bepalingen is gemeld, stelt de leerplichtambtenaar of RMC-functionaris een

onderzoek in naar de oorzaak hiervan. Als de directeur onwillig of nalatig is in het

nakomen van deze verplichting, dan roept de leerplichtambtenaar de directeur op

voor een gesprek en zendt hij proces-verbaal (van bevindingen) aan de officier van

justitie (bij overtreding van artikel 18 Leerplichtwet) dan wel een bericht van zijn

bevindingen aan de inspecteur van de desbetreffende school of instelling (bij het niet

nakomen van de verplichtingen krachtens artikel 28 WVO, artikel 47a WEC of artikel

8.1.8 WEB).

4.De leerplichtambtenaar of RMC-functionaris kan aan een directeur op diens verzoek

advies geven over de aanpak van het voorkomen van verwijdering of voortijdig

schoolverlaten van een bij de school ingeschreven jongere. Indien de

leerplichtambtenaar een dergelijk advies geeft, deelt de directeur aan de

leerplichtambtenaar mee op welke wijze hij met het advies omgaat.

5.De leerplichtambtenaar of RMC-functionaris kan aan de directeuren gevraagd of

ongevraagd een advies geven over het te voeren beleid met betrekking tot het

voorkomen van voortijdig schoolverlaten, met het oog op het bevorderen van een

effectief startkwalificatie-beleid en de rechtsgelijkheid. De leerplichtambtenaar kan

directeuren uitnodigen om eerder een melding van voortijdig schoolverlaten te doen

dan de wet voorschrijft, indien dat doelmatig is met het oog op de belangen van de

schoolloopbaan van jongeren.

Artikel 9. Vervangende leerplicht

(artikelen 3a en 3b Leerplichtwet)

1.De leerplichtambtenaar besluit namens het college over aanvragen tot het toestaan

van vervangende leerplicht, als bedoeld in de artikelen 3a en 3b van de wet.

2.Blijkt aan de leerplichtambtenaar dat een jongere vermoedelijk in de

omstandigheden verkeert als bedoeld in artikel 3a dan wel 3b van de wet, dan

draagt de leerplichtambtenaar er zorg voor dat de noodzakelijke gesprekken met

betrekking tot het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de

praktijktijd (artikel 3a) dan wel arbeid van lichte aard (artikel 3b) binnen 10

werkdagen worden gevoerd.

3.De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat de afspraken die in de gesprekken

worden gemaakt schriftelijk worden vastgelegd. Hij draagt er zorg voor dat de

vastgelegde afspraken in het leerlingendossier worden opgenomen en hij draagt er

zorg voor dat degenen die betrokken zijn bij het ontwerpen van het aangepaste

onderwijs- en begeleidingsprogramma en de inrichting van de praktijktijd dan wel de

arbeid van lichte aard binnen vijf werkdagen over de gemaakte afspraken worden

geïnformeerd.

4.De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat het programma op voor hen

begrijpelijke wijze aan de ouders en de jongere wordt uitgelegd en hij draagt er zorg

voor dat de ouders het verzoek tot het toestaan van vervangende leerplicht

ondertekenen en indienen.

5.De leerplichtambtenaar informeert de Arbeidsinspectie over de toestemming voor

vervangende leerplicht die op grond van artikel 3b van de wet is verleend.

Artikel 10. Vrijstelling van leerplicht wegens het volgen van ander onderwijs

(artikel 4a en 15 Leerplichtwet)

1.De leerplichtambtenaar besluit namens het college op een aanvraag tot

toepassing van de vrijstelling als bedoeld in artikel 15 van de wet.

2.Bij de beoordeling of de jongere op andere wijze voldoende onderwijs

geniet, slaat de leerplichtambtenaar acht op:

-de vraag of het onderwijs bijdraagt aan het behalen van een

startkwalificatie; en,

-de vraag of de hoeveelheid tijd die met het onderwijs is gemoeid in

redelijke verhouding staat tot de omvang van het onderwijs.

Artikel 11. Vrijstelling van de inschrijvingsplicht

(artikel 5 aanhef en onder a, b en c, alsmede de artikelen 6, 7, 8 en 9 Leerplichtwet)

1.De leerplichtambtenaar neemt de kennisgeving als bedoeld in artikel 6 van de wet

in ontvangst. Hij zendt de ouders een ontvangstbevestiging waarin hij meedeelt op

welke termijn de ouders een bericht zullen ontvangen over de ontvankelijkheid van

het beroep op vrijstelling.

2.Indien het vermoeden bestaat dat ouders een beroep willen doen op de grond

bedoeld in artikel 5 onder a van de wet, probeert de leerplichtambtenaar te

bewerkstelligen dat de aangewezen deskundige binnen 20 werkdagen de jongere

onderzoekt en een schriftelijke verklaring over de geschiktheid van de jongere geeft.

3.Indien de kennisgeving betrekking heeft op de grond bedoeld in artikel 5 onder a van

de wet, dan is de termijn voor een bericht aan de ouders binnen 10 werkdagen na

ontvangst van de verklaring van de deskundige.

4.Indien de ouders een beroep willen doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder b

van de wet, dan is de termijn voor een bericht aan de ouders ten hoogste 20

werkdagen. Als gegronde redenen aanwezig zijn voor een langere termijn, dan deelt

de leerplichtambtenaar deze termijn binnen 20 werkdagen aan de ouders mee.

5.Indien de ouders een beroep doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder b van de

wet, dan onderzoekt de leerplichtambtenaar de bij de kennisgeving overgelegde

bescheiden. Hij nodigt de ouders uit voor een mondelinge toelichting op het beroep.

Hij onderzoekt of de bedenkingen daadwerkelijk de richting van het onderwijs

betreffen. Hij gaat na of de jongere eerder op een school of instelling ingeschreven is

geweest.

6.In het bericht aan de ouders, bedoeld in het eerste lid, deelt de leerplichtambtenaar

aan de ouders mee of de ontvangen kennisgeving voldoet aan de eisen van de wet.

Hij deelt tevens de gevolgen mee die verbonden zijn aan het al dan niet voldoen aan

de eisen van de wet.

7.Indien de kennisgeving niet aan de eisen van de wet voldoet, geeft de

leerplichtambtenaar de ouders een redelijke termijn, die doorgaans niet langer is

dan 20 werkdagen om de jongere alsnog in te schrijven op een school of instelling.

8.Indien de kennisgeving wel aan de eisen van de wet voldoet, deelt de

leerplichtambtenaar aan de ouders mee voor welke periode de vrijstelling geldt en

voor welke datum zij een kennisgeving moeten indienen indien zij opnieuw een

beroep op een vrijstellingsgrond willen doen.

9.Indien de kennisgeving betrekking heeft op de grond bedoeld in artikel 5 onder c van

de wet, en de omstandigheden zijn van dien aard dat (nog) geen verklaring van de

directeur van de buiten Nederland gelegen school of inrichting van onderwijs kan

worden overgelegd, dan deelt de leerplichtambtenaar aan de ouders mee op welke

wijze, en op welk moment, door hen zal moeten worden aangetoond dat de jongere

in het buitenland onderwijs heeft genoten.

10.De leerplichtambtenaar informeert de Arbeidsinspectie over de vrijstelling van de

inschrijvingsplicht als deze betrekking heeft op jongeren die 16 jaar of ouder zijn.

Artikel 12. Bepalen of een onderwijsvoorziening een school is in de zin van de Leerplichtwet

(artikel 1a, 1 lid 2, 1A1 en 22, lid 4 Leerplichtwet)

1.Indien ouders aangeven dat zij voldoen aan hun verplichtingen krachtens de

Leerplichtwet doordat hun kind gebruik maakt van een niet uit de openbare kas

bekostigde of aangewezen onderwijsvoorziening, dan neemt de leerplichtambtenaar

contact op met de onderwijsinspectie met het verzoek een onderzoek in te stellen en

binnen een in het verzoek aangegeven termijn een advies uit te brengen over de

vraag of de onderwijsvoorziening kan worden beschouwd als een school in de zin van

de Leerplichtwet.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar volgt het advies van de onderwijsinspectie.

  • 3.

    Indien een school niet voldoet aan de criteria van de wet en niet langer een school in

de zin van de wet is, stelt de leerplichtambtenaar de ouders van de leerlingen van de

onderwijsvoorziening binnen 7 dagen schriftelijk op de hoogte van het feit dat de

onderwijsvoorziening niet langer een school is als bedoeld in de wet, of verzekert hij

er zich van dat de onderwijsvoorziening de ouders daarvan schriftelijk op de hoogte

heeft gesteld.

Artikel 13. Aanwijzing deskundige

(artikel 7 Leerplichtwet)

Er worden ad hoc afspraken gemaakt met een arts, pedagoog of psycholoog die een

verklaring over de geschiktheid tot toelating tot een school of instelling geeft.

Artikel 14. Melding aan de Raad voor de Kinderbescherming

(artikel 22, lid 5 Leerplichtwet)

Indien de leerplichtambtenaar een proces-verbaal in verband met relatief verzuim aan de

Officier van Justitie zendt, zendt hij tevens een afschrift van het proces-verbaal naar de

Raad voor de Kinderbescherming.

Artikel 15. Melding aan het Bureau Jeugdzorg

Indien de leerplichtambtenaar bij een onderzoek komt tot het vermoeden van

verwaarlozing van de belangen van een jongere/kind, kan hij een rapport van zijn

bevindingen naar het Bureau Jeugdzorg sturen met het verzoek om een onderzoek te

doen. Hij deelt zijn beslissing om een rapport aan het Bureau Jeugdzorg te zenden

schriftelijk mee aan de betrokken ouders. Hij neemt het rapport op in het leerling-

dossier.

Artikel 16. Melding aan de inspectiedienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

(artikel 23 Leerplichtwet, artikel 5 Leerplichtregeling 1995)

De leerplichtambtenaar draagt zorg voor een goede informatieverstrekking aan het

districtshoofd van de Arbeidsinspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en

Werkgelegenheid met betrekking tot:

a.Jongeren voor wie vervangende leerplicht is goedgekeurd op grond van artikel 3b

van de wet;

b.Jongeren voor wie vrijstelling van de inschrijfplicht bestaat op grond van artikel 5,

onder a of b van de wet, en die 16 jaar of ouder zijn;

c.Jongeren ten aanzien van wie hij bemerkt dat deze in strijd met de voorschriften

arbeid verrichten.

Artikel 16a Melding aan de Sociale Verzekeringsbank

(artikel 7 Algemene Kinderbijslagwet)

  • 1.

    De medewerker leerplicht/RMC kan een melding doen bij de Sociale Verzekeringsbank indien er sprake is van ongeoorloofd verzuim bij een jongere van 16 of 17 jaar zonder startkwalificatie. Onder ongeoorloofd verzuim wordt verstaan; verzuim van 16 uur in een periode 4 weken of meer, of niet ingeschreven staan op een school, tenzij er sprake is van een vrijstelling.

  • 2.

    De medewerker leerplicht/RMC kan besluiten om over te gaan tot een melding indien er sprake is van verwijtbaarheid van de ouders en/of jongere, ouders en/of jongere niet willen meewerken aan afspraken om het verzuim te stoppen en/of er sprake is van recidive.

  • 3.

    Alvorens de medewerker leerplicht/RMC een melding doet bij de SVB, roept hij ouders en jongere behoorlijk op om hen van de voorgenomen melding op de hoogte te brengen. Tevens worden er afspraken gemaakt binnen welke termijn onder welke voorwaarden de ouders en jongere de melding kunnen voorkomen.

  • 4.

    De medewerker leerplicht/RMC zet de volgende afspraken op papier, welke naar ouders en jongere verstuurd worden:

    • -

      het geconstateerde verzuim (minimaal 16 uur per 4 weken);

    • -

      de ondernomen acties om dit verzuim te stoppen, welke niet hebben geleid tot het resultaat (acties van de medewerker leerplicht/RMC, gesprek, waarschuwing, melding ZAT enz.);

    • -

      datum waarop de melding naar de SVB is verstuurd;

    • -

      datum waarop de kinderbijslag stop gezet zal worden

    • -

      voorwaarden waar ouders en/of jongere aan moeten voldoen om de melding ongedaan te maken;

    • -

      evaluatiedatum (als de melding aan de SVB is gedaan, kunnen ouders en/of jongere alsnog voldoen aan de voorwaarden de melding aan de SVB ongedaan maken. Hiervoor wordt een uiterste datum genoemd. Op deze wijze hebben ouders en jongere alsnog de kans de melding ongedaan te maken).

Artikel 17. Jaarverslag leerplicht en effectrapportage RMC

(artikel 25 Leerplichtwet; artikel 118h, zevende lid, WVO, artikel 162b, zevende lid, WEC, artikel 8.3.2, zevende lid, WEB)

1.De leerplichtambtenaar of de beleidsambtenaar doet jaarlijks een voorstel aan het

college voor het jaarlijks voor 1 oktober uit te brengen verslag aan de gemeenteraad

over het in het afgesloten schooljaar in de gemeente gevoerde leerplichtbeleid inzake

de handhaving van de leerplicht en de kwalificatieplicht en de resultaten daarvan.

2.De RMC-functionaris of de beleidsambtenaar doet jaarlijks een voorstel aan het

college voor het jaarlijks voor 1 december uit te brengen verslag aan de

gemeenteraad over de effectrapportage met betrekking tot de RMC-taken.

3.De leerplichtambtenaar voert tijdig het overleg met de instanties en organisaties

wier handelen (mede) in het voorstel voor het jaarlijkse verslag aan de orde wordt

gesteld. Met betrekking tot de RMC-taken stemt de RMC-functionaris zijn bijdrage

aan de verslaglegging af met de andere gemeenten in de RMC-regio.

4.De leerplichtambtenaar en de RMC-functionaris dragen er zorg voor dat

de gegevens voor het jaarlijks aan de minister uit te brengen verslag inzake de

omvang en behandeling van het schoolverzuim en de effectrapportage van de

bestrijding voortijdig schoolverlaten tijdig beschikbaar zijn.

Artikel 18. Samenwerking in de regio inzake leerplicht en RMC

(artikel 16, lid 4 onder c Leerplichtwet)

1.De leerplichtambtenaar/RMC-functionaris voert ten minste driemaal per jaar overleg

met de (leerplicht-)ambtenaren en/of RMC-functionarissen van de andere gemeenten

in de regio over de uitvoering van de taken krachtens de wet en de RMC-wetgeving.

De leerplichtambtenaar neemt zo nodig het initiatief tot het bijeenroepen van het

bedoelde overleg. Hij neemt een samenvatting van wat in het overleg is besproken

op in zijn voorstel voor het jaarlijkse verslag over het gevoerde beleid.

2.De leerplichtambtenaar/RMC-functionaris draagt bij aan een optimaal toezicht op de

naleving van de wet en de RMC-wetgeving door in het regionale overleg voorstellen

in te brengen over onderwerpen waarvoor regionale afspraken bijdragen aan een

doelmatige bestrijding van schoolverzuim en/of voortijdig schoolverlaten.

Tot deze onderwerpen behoren in ieder geval:

-afspraken over het onderhouden van contacten met scholen en

onderwijsinstellingen in de regio;

-afspraken over de beleidsregels met betrekking tot de scholen en

onderwijsinstellingen in de regio;

-afspraken over de adviezen met betrekking tot het beleid die

leerplichtambtenaren uit de regio geven aan de scholen in de regio;

-afspraken over de organisatie en inhoud van de contacten met de regionaal

werkende instellingen op het gebied van algemeen maatschappelijk werk,

jeugdgezondheidszorg, jeugdzorg, geestelijke gezondheidszorg en

gehandicaptenzorg en de aansluiting tussen onderwijs en arbeid;

-afspraken over de organisatie en inhoud van het overleg met het Openbaar

Ministerie.

  • 3.

    De leerplichtambtenaar doet in het regionale overleg zo nodig voorstellen over:

    • -

      de toepassing van artikel 14 van de wet (vrijstellingsgronden);

    • -

      de richtlijnen op regionaal niveau inzake het verlenen van verlof op grond

van artikel 11 aanhef en onder f en g van de wet (extra vakantieverlof

respectievelijk andere gewichtige omstandigheden);

-de wijze waarop contact wordt onderhouden met de officier van justitie in

het kader van de toepassing van artikel 22 van de wet (onderzoek door

de leerplichtambtenaar).

4.De leerplichtambtenaar of RMC-functionaris werkt samen met instellingen zo vaak

dat nuttig of wenselijk wordt geacht met het oog op een zo goed mogelijk

verlopende schoolloopbaan van de jongere.

5.De leerplichtambtenaar pleegt overleg met de leerplichtambtenaar van de

woongemeente van een jongere indien hij in zijn contacten met scholen, instellingen

of instanties bemerkt dat sprake kan zijn van een overtreding van de wet of een

bedreiging van de schoolloopbaan van de jongere die niet is ingeschreven in de

basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Deventer.

Artikel 19. Samenwerking met diensten en instellingen

(artikel 16, lid 4 onder d Leerplichtwet; artikel 118h, derde lid, WVO, artikel 162b, derde lid, WEC, artikel 8.3.2, derde lid, WEB)

De leerplichtambtenaar of de RMC-functionaris werkt samen met een of meer van de

instellingen, opgenomen in bijlage 1, zo vaak hij dat nuttig en wenselijk acht. Om

inzichtelijk te krijgen of jongeren daadwerkelijk aankomen bij een organisatie en verder

worden bemiddeld, vervult de leerplichtambtenaar of de RMC-functionaris

(trajectbegeleider) een regierol. De leerplichtambtenaar of de RMC-functionaris

(trajectbegeleider) controleert of doorverwezen jongeren daadwerkelijk in bemiddeling

zijn genomen. Er wordt vastgelegd welke jongeren, waarheen zijn doorverwezen.

Artikel 20. Beleidsontwikkeling

1.De leerplichtambtenaar of RMC-functionaris draagt er zorg voor dat de ervaringen

met de uitvoering van de leerplicht-en RMC-taken binnen het werkgebied van de

regio RMC, kwantitatief en kwalitatief, op een systematische wijze worden verzameld

en overlegt met de leerplichtambtenaren, beleidsambtenaren of RMC-

functionarissen (trajectbegeleiders) van de verschillende gemeenten over voorstellen

voor aanpassingen van het beleid.

2.De leerplichtambtenaar en de RMC-functionaris blijven goed op de hoogte van de

regionale, provinciale en landelijke ontwikkelingen die voor de uitvoering van de

leerplicht-en RMC-taken van belang zijn en zorgt voor de verwerking van die

ontwikkelingen in voorstellen voor aanpassingen van het gemeentelijke dan wel

regionale beleid.

3.Enkele malen per jaar vindt ambtelijk overleg plaats met de gezamenlijke

gemeenten.

4.Meerdere malen per jaar vindt er op uitvoerend niveau overleg plaats om af te

stemmen over aanpak en werkwijze.

Artikel 21. Slotbepalingen

1.Het vaststellen van deze instructie wordt bekendgemaakt aan de scholen en

instellingen waar leerlingen uit (naam gemeente) staan ingeschreven en aan de in

bijlage 1 genoemde instellingen, door toezending van dit besluit.

2.Deze instructie treedt in werking 14 dagen na de dag van bekendmaking. Zaken die

op het tijdstip van inwerkingtreding bij de leerplichtambtenaar of RMC-functionaris in

behandeling zijn, worden zo veel mogelijk in overeenstemming met deze instructie

behandeld, tenzij de belangen van de jongere daardoor geschaad worden.

3.De instructie wordt aangehaald als: "Instructie voor de leerplichtambtenaar en RMC-

functionaris gemeente Deventer 2009/Regio Stedendriehoek 2009".

4.Met het vaststellen van de instructie komt de “Instructie voor de

leerplichtambtenaar en RMC-functionaris gemeente Deventer” van 4 juli 2006 te

vervallen.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van Burgemeester en wethouders

d.d. 12 mei 2009.

Gepubliceerd op : 24 juni 2009

Inwerkingtreding: 9 juli 2009

Bijlage 1. Diensten en instellingen waarmee wordt samengewerkt

De leerplichtambtenaar of RMC-functionaris voert zo vaak als hij dit voor het uitoefenen

van zijn taak nodig acht overleg met:

· Scholen voor primair onderwijs

· Scholen voor voortgezet onderwijs

· Scholen voor speciaal onderwijs

· Instellingen voor beroepsonderwijs (ROC, AOC)

· Regionale Expertise Centra (so-vso)

· Arrondissement

· Rechtbank

· Bureau Halt

· Politie

· Raad voor de Kinderbescherming

· Advies- en Meldpunt Kindermishandeling

· Reclassering

· Regiogemeenten

· Provincie

· Ministerie OC&W

· Ministerie van Justitie

· Ministerie van Binnenlandse Zaken

· Ingrado (branchevereniging voor Leerplicht- en RMC)

· Onderwijsinspectie

· Instellingen voor jeugdhulpverlening (BJZ, SMW)

· Instellingen voor jeugdgezondheidszorg (GGD)

· Instellingen voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ)

· Lokale zorginstanties

· Arbeidsinspectie

· Sociale verzekeringsbank

· Centrum voor werk en inkomen

· Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen/werkbedrijf

De leerplichtambtenaar en/of de RMC-functionaris raadpleegt zo nodig de sociale kaart

van de gemeente.

Toelichting instructie leerplichtambtenaar/RMC-functionaris

1.Toelichting op de instructie

Volgens artikel 16, lid 4 van de Leerplichtwet 1969 is aan het college opgedragen een

instructie vast te stellen voor de leerplichtambtenaar. Hierin wordt vermeld hoe de

wettelijke taken die de gemeente zijn opgelegd, moeten worden uitgevoerd. Ook dient

aangegeven te worden hoe overleg wordt gepleegd met de leerplichtambtenaren in de

omliggende gemeenten. Tevens wordt hieronder aangegeven met welke instanties bij de

uitvoering van de taken moet worden samengewerkt. Dit heeft tot doel om ervoor te

zorgen dat de leerplicht het karakter heeft van maatschappelijke zorg.

De instructie voor de leerplichtambtenaar en de RMC-functionaris is opgesteld om de

gewenste werkwijze met betrekking tot het toezicht op de naleving van de leerplicht en

het beleid tot voorkoming van voortijdig schoolverlaten zo duidelijk mogelijk, en

toegesneden op de situatie in de regio Stedendriehoek, vast te leggen.

In de instructie zijn weinig tot geen bepalingen opgenomen die in de wetgeving zijn

opgenomen. De instructie moet dan ook in nauwe samenhang met de wetgeving gelezen

worden. Met wetgeving wordt hier niet alleen op de Leerplichtwet en de onderwijswetten

gedoeld, maar ook op de andere relevante wetgeving, zoals de Algemene wet

bestuursrecht (Awb), het Wetboek van Strafrecht en de Wet bescherming

persoonsregistratie (Wbp).

In de instructie wordt de aanduiding „leerplichtambtenaar. gebruikt in de zin van artikel

16, lid 1 van de Leerplichtwet: de als zodanig aangewezen functionaris die de eed of de

belofte heeft afgelegd.

De instructie gaat er van uit dat de leerplichtambtenaar over de bevoegdheid als BOA

beschikt, zodat voor strafrechtelijke handhaving de medewerking van de politie niet

noodzakelijk is.

1.1 Taakverdeling

In het totale takenpakket van leerplicht en RMC-functie zijn werkzaamheden van

uiteenlopend niveau en verschillende complexiteit te onderkennen. De werkzaamheden

kunnen worden verdeeld over de functies: leerplichtambtenaren, administratief

medewerker of RMC-functionaris.

1.2 Mandaatverlening

Mandaat betekent letterlijk volmacht. Burgemeester en wethouders kunnen rechtstreeks

de leerplichtambtenaar mandateren. De gemandateerde leerplichtambtenaar neemt dus

geen beslissing. Anders zou hij dit doen als vertegenwoordiger en dan is er sprake van

delegeren.

De leerplichtambtenaar is in deze instructie gemandateerd voor de artikelen:

  • -

    3a Leerplichtwet, vervangende leerplicht;

  • -

    3b Leerplichtwet, vervangende leerplicht laatste schooljaar, en

  • -

    15 Leerplichtwet, vrijstelling voor het volgen van ander onderwijs.

    • 1.

      3 Toezichthouder

Artikel 16 Leerplichtwet, eerste lid, bepaalt: “Het toezicht op de naleving van deze wet is

opgedragen aan burgemeester en wethouders. Zij wijzen daartoe een of meerdere

ambtenaren aan.” Het tweede lid van artikel 16 bepaalt dat deze leerplichtambtenaren de

eed of belofte moeten afleggen voordat zij hun ambt aanvaarden. In de leerplichtregeling

1995 is daartoe in artikel 9 de tekst van de ambtseed opgenomen.

De aanwijzing van leerplichtambtenaren in artikel 16, eerste lid, Leerplichtwet betekent

dat de leerplichtambtenaar toezichthouder is zoals bedoeld in artikel 5:11 van de

Algemene wet bestuursrecht (Awb): een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift

belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig

wettelijk voorschrift.

De bepalingen van de Awb met betrekking tot de toezichthouder, en dus ook de

leerplichtambtenaar, zijn, kort samengevat, de volgende:

-artikel 5:12: legitimatie tonen (volgens een door de minister van Justitie

aangewezen model 12);

  • -

    artikel 5:13: redelijk gebruikmaken van bevoegdheden;

  • -

    artikel 5:14: mogelijkheid tot beperking van bevoegdheden bij wet of bij besluit

van het bestuursorgaan;

-artikel 5:15: bevoegdheid tot betreden van elke plaats met uitzondering van een

woning zonder toestemming van de bewoner, zonodig met behulp van de sterke

arm, en vergezeld van personen die de toezichthouder aanwijst;

  • -

    artikel 5:16: bevoegdheid tot het vorderen van inlichtingen;

  • -

    artikel 5:17: bevoegdheid tot het inzien van zakelijke gegevens en tot het maken

van kopie daarvan (ter plekke of na medeneming voor korte tijd);

-artikel 5:20: een ieder is verplicht aan een toezichthouder alle medewerking te

verlenen die de toezichthouder redelijkerwijs kan vorderen.

1.4 Termijnen

In diverse artikelen van de instructie zijn termijnen opgenomen, met het oog op een

goede voortgang van de werkzaamheden. Deze termijnen zijn soms in de wet te vinden.

Als dat het geval is, is dat in de artikelgewijze toelichting aangegeven. De niet in de wet

opgenomen termijnen zijn in de tekst van de instructie opgenomen en gelden als termijn

van orde.

1.5 Last onder dwangsom

In een aantal artikelen in de instructie (artikel 3, lid 6 en artikel 6, lid 14 van de

instructie) is de bevoegdheid voor de leerplichtambtenaar opgenomen om voorstellen

aan het college te doen voor het toepassen van last onder dwangsom.

Dit bestuursrechtelijke handhavinginstrument is op het vlak van de leerplichttaken nog

niet veel toegepast. Uit jurisprudentie is wel gebleken dat de bevoegdheid daartoe

bestaat. Artikel 125 Gemeentewet geeft aan het college de bevoegdheid om

bestuursdwang toe te passen, omdat zij krachtens de Leerplichtwet met de handhaving

van die wet zijn belast. Artikel 5:32 Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft dan aan

het college ook de bevoegdheid om een last onder dwangsom op te leggen.

Deze sancties kunnen onder bepaalde omstandigheden effectiever zijn dan de „klassieke.

strafrechtelijke sancties (het opmaken van proces-verbaal), vooral wanneer voor

voortzetting van de overtreding, dan wel herhaling daarvan, gevreesd moet worden.

Het onderscheid tussen strafrechtelijk optreden en bestuursrechtelijk optreden kan zo

getypeerd worden:

  • -

    in het strafrecht wordt de overtreding als zodanig bestraft;

  • -

    in het bestuursrecht worden maatregelen genomen om de niet toegestane situatie

ongedaan te maken of om te zorgen dat de overtreding niet voortduurt of

herhaald wordt.

In beginsel kunnen het strafrechtelijke en het bestuursrechtelijke optreden naast elkaar

bestaan. Daarover bestaat in de juridische literatuur wel overeenstemming. De

overtreding van de verplichting tot inschrijving en/of regelmatig schoolbezoek, die

krachtens de Leerplichtwet bestaat, is een zogenaamde duurovertreding: elke dag dat de

betrokkenen (ouder, leerling) in verzuim blijven, duurt de overtreding voort.

Daarom is het opleggen van een last onder dwangsom, die volgens artikel 5:32, tweede

lid Awb ertoe strekt de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel

herhaling van overtreding te voorkomen, bij absoluut of relatief verzuim (bij voorbeeld

ernstig luxe verzuim) in principe wel een passend instrument.

De dwangsom kan tot een hoog bedrag oplopen. Wanneer de overtreders echter niet

ruim bij kas zitten, zal dit instrument niet helpen: waar niets is, is niets te halen.

Verder is het goed erop te wijzen dat in artikel 5:32, vierde lid, onder meer staat

aangegeven dat het als dwangsom vastgestelde bedrag in redelijke verhouding staat tot

de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de

dwangsomoplegging.

Toepassing van de bestuursrechtelijke instrumenten is een taak van het bestuursorgaan,

de gemeente. Een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom is een besluit

waarop de rechtsbescherming van de Awb van toepassing is. In de instructie is afgezien

van het verlenen van mandaat voor deze bevoegdheid. Gezien de relatieve onbekendheid

van het toepassen van deze instrumenten in de leerplichtpraktijk, en gezien het karakter

ervan, ligt het voorlopig voor de hand om uit te gaan van een collegebesluit in

voorkomende gevallen.

2. Artikelgewijze toelichting

2.1 Toelichting artikel 1

Artikel 1, begripsbepalingen: Hier zijn enkele begrippen omschreven die niet in de

Leerplichtwet zijn opgenomen, zoals: administratief medewerker, RMC-functionaris en

jongere.

In de aangehaalde artikelen wanneer er sprake is van een voortijdig schoolverlater,

artikel 28 WVO, artikel 47a WEC en artikel 8.1.8 WEB is het volgende bepaald:

“Het bevoegd gezag doet onverwijld opgave aan burgemeester en wethouders van de gemeente waar de

betrokkene woon- of verblijfplaats heeft van de gegevens van degene

a.op wie de Leerplichtwet 1969 niet meer van toepassing is en die de leeftijd van 23 jaar nog niet heeft

bereikt;

b.die niet in het bezit is van een diploma vwo of havo als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk artikel 8 [WVO]

dan wel een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van

de Wet educatie en beroepsonderwijs; en

  • c.

    die

    • 1.

      het onderwijs aan de school gedurende een aaneengesloten periode van ten minste een maand of een door

het bevoegd gezag te bepalen kortere periode zonder geldige reden niet meer volgt; of

2.bij de school wordt in- of uitgeschreven of van de school wordt verwijderd.” In het kader van de instructie

wordt ervan uitgegaan dat deze taak wordt opgedragen aan een personeelslid van de school, hier aangeduid

met de directeur. De „echte. directeur kan deze taken binnen de school of instelling natuurlijk aan een ander

opdragen. Mocht twijfel ontstaan over de bevoegdheid van iemand die zo.n melding doet, dan moet het

bevoegd gezag uiteraard wel de bevoegdheid van de betrokkene kunnen aantonen.

2.2 Preventie

Artikel 2, preventie: Voorkomen is beter dan genezen. Daarom zijn in dit artikel een

aantal proactieve informatie-instrumenten genoemd. In lid 4 en lid 5 wordt ingegaan op

de afstemming tussen de diverse disciplines. Vooral de ketenpartners spelen bij de

preventie een belangrijke rol.

2.3 Toelichting artikel 3

Artikel 3, lid 2, leeftijdsgroep in administratie: Gekozen is voor een systeem waarbij alle

leerlingen waarmee de leerplichtambtenaar in de loop van een schooljaar te maken

heeft, bij het begin van het schooljaar in de leerplichtadministratie worden opgenomen.

De 3-jarigen worden al meegenomen omdat deze kinderen in de loop van het schooljaar

4 jaar worden en bij een school worden ingeschreven (zo kunnen de kinderen die nog

niet worden ingeschreven eenvoudig in beeld komen). Het is uiteraard ook mogelijk om

de gegevens vanaf de geboorte op te nemen, in samenhang met monitoren van

onderwijsachterstanden.

Wanneer sprake is van een gecombineerde leerplicht- en RMC-administratie, dan worden

de jongeren tot en met de leeftijd van 22 jaar opgenomen in de leerlingenadministratie.

Bij de jongeren waarvan bekend is dat deze al een startkwalificatie hebben behaald,

wordt een passende aantekening opgenomen.

Artikel 3, lid 3, tussentijdse mutaties: Om te voorkomen dat leerlingen door verhuizing in

de loop van het schooljaar tussen wal en schip raken, en niet aan onderwijs deelnemen,

is het van belang om een goed sluitend systeem van de tussentijdse mutaties te hebben.

In de tekst is de suggestie opgenomen om dit wekelijks bij te houden, zodat zowel de

actualiteit als de werklast beheersbaar is. De aangifte van verhuizing behoort bij de

beheerder van de Gemeentelijke basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) binnen te

komen. Als er sprake is van het ontvangen van een schoolmutatie, kan tevens

gecontroleerd worden of de verhuizing op juiste wijze is gemeld.

Mutaties van in- en afschrijving: Op grond van artikel 18 Leerplichtwet moeten de in- en

afschrijvingen binnen zeven dagen (lees een week) door de school of instelling worden

gemeld. Overtreding van deze bepaling is genoemd in de opsomming van strafbare

feiten, in artikel 27, aanhef en onder b, Leerplichtwet.

Hoewel het niet wettelijk verplicht is, is het wenselijk om met de scholen en instellingen

(Regionaal Opleidingen Centum (ROC.s) goede afspraken te maken over het tijdig

melden van in- en afschrijvingen van niet leerplichtigen. Voor leerplichtigen zijn ROC.s

tevens verplicht om tijdig in- en afschrijvingen door te geven. Vandaar de tekst in dit

artikellid over voorstellen tot aanwijzingen ten behoeve van een doelmatige uitwisseling

van gegevens.

Een regionale aanpak hiervan is nodig voor voornamelijk speciaal onderwijs, voortgezet

(speciaal) onderwijs en de ROC.s, omdat die veelal met een groot aantal gemeenten te

maken hebben van waar hun leerlingen komen. Dit wordt grotendeels ondervangen door

de invoering van het verzuimloket door de IB-groep. Vanaf 1 augustus 2009 zijn VO-

scholen en MBO.s verplicht om verzuim via het verzuimloket te melden.

In artikel 3, lid 6, is ook de mogelijkheid opgenomen om bestuurdwang of een last onder

dwangsom toe te passen in gevallen waar een school volhardend deze bepaling

overtreedt.

Artikel 3, lid 7, controle op inschrijving: Onder „scholen en instellingen. worden begrepen

alle scholen en instellingen waar leerlingen woonachtig in de gemeente zijn ingeschreven,

binnen en buiten de gemeente. De genoemde termijn van twee weken is een termijn van

orde (geen wettelijke bepaling). Wanneer sprake is van verwijtbaar in gebreke blijven

van de kant van een school of instelling, dan dient daartegen vlot te worden opgetreden.

Dat kan door het opmaken van een proces-verbaal door een leerplichtambtenaar met

BOA-bevoegdheid. De strafbaarheid van de directeur van de school of instelling op dit

punt is opgenomen in artikel 27 Leerplichtwet, aanhef en onder b.

Artikel 3, lid 8, wijziging van school: De procedures bij in- en afschrijving voor scholen

zijn in verband met bekostigingsaspecten zodanig dat de nieuwe school niet mag

inschrijven zonder bewijs van afschrijving van de oude school. Vanuit leerplichtaspecten

(artikel 10 Leerplichtwet) mag de oude school pas uitschrijven als een nieuwe gevonden

is. In dit artikellid is aangegeven dat de administratief medewerker hier controle

uitoefent. Zonodig kan in administratieve zin bemiddelend worden gehandeld.

Artikel 3, lid 9 verhuizing: De Leerplichtregeling schrijft voor dat de “administratieve

gegevens” aan de nieuwe gemeente worden toegezonden (artikel 3, tweede lid,

Leerplichtregeling). De tweede zin van dit lid geeft aan dat niet automatisch het hele

leerlingendossier wordt doorgestuurd.

Daarvoor is contact tussen de leerplicht-ambtenaren van beide gemeenten wenselijk

(zogenaamde warme overdracht). Gegevens die in beginsel wel overgedragen moeten

worden, zijn veroordelingen (in verband met eventuele recidive) en recente

verzuimmeldingen en vrijstellingen (die een rol kunnen spelen bij nieuwe meldingen).

2.4 Toelichting artikel 4

Artikel 4, leerlingendossier: Uitgangspunt is dat van een leerling een apart dossier

gemaakt wordt, in fysieke zin of in digitale zin, als er „iets mee aan de hand is.. Voor een

groot deel van de leerlingen zal dat nooit het geval zijn. Het dossier wordt in het

bijzonder beschermd, wat het gebruik betreft, door de bepalingen van de Wet

bescherming persoonsregistratie (Wbp). Kern van die bepalingen wordt gevormd door:

-gebruik beperkt tot de doelstellingen die de wet eraan geeft, namelijk de zorg

voor een schoolloopbaan die tot (start)kwalificatie leidt;

-recht op kennis van de inhoud van het dossier voor de betrokkene (ouders,

oudere leerling);

-recht op correctie van opgenomen gegevens.

In het artikel in de instructie wordt ervan uitgegaan dat de leerlingendossiers voldoen

aan de eisen van het Vrijstellingsbesluit Wbp, met name artikel 20, dat de voorwaarden

regelt voor vrijstelling van de meldingsplicht van de leerplichtigenadministratie. De

gemeente hoeft dan niet de verwerking van persoonsgegevens van leerplichtigen te

melden bij het Centraal Bureau Persoonsregistratie (CBP).

Voor de goede orde: de RMC-administratie behoort wel te worden gemeld bij het CBP

(daarvoor is in het Vrijstellingsbesluit geen artikel opgenomen).

Dit betekent dat de leerlingendossiers als zodanig niet benut kunnen worden door

bijvoorbeeld de sociale recherche of het Bureau Jeugdzorg.

2.5 Toelichting artikel 5

Artikel 5 heeft betrekking op de bevoegdheid die de leerplichtambtenaar geattribueerd

(rechtstreeks uit de wet) heeft gekregen: het nemen van een besluit op een aanvraag

voor extra verlof wegens “andere gewichtige omstandigheden” voor meer dan 10

schooldagen per schooljaar. Dit aantal schooldagen kan bereikt worden in één aanvraag,

maar ook in een paar opeenvolgende aanvragen.

De attributie van deze bevoegdheid brengt met zich mee dat hier geen sprake is van

mandaat van een aan burgemeester en wethouders toekomende bevoegdheid. De

leerplichtambtenaar is hier zelf „bestuursorgaan. in de zin van de Awb. Bij bezwaar zal de

leerplichtambtenaar dan ook zelf een besluit op bezwaar moeten nemen, na advies van

de gemeentelijke bezwarencommissie.

Artikel 5, lid 1, ontvangst en termijn voor beslissing: Een vaste termijn kan niet worden

genoemd, omdat zich gevallen (andere gewichtige omstandigheden) kunnen voordoen

waarbij een zeer snel besluit redelijkerwijs gevergd mag worden. Anderzijds, wanneer

zo.n grote spoed zich niet voordoet, moet de leerplichtambtenaar ook een redelijke

termijn kunnen nemen om tot een weloverwogen besluit te komen. Als die tijd er niet

zou zijn, en de betrokkenen zouden vertrekken voordat het besluit is genomen, dan moet

de aanvraag wel verder behandeld worden, maar dient aan de ouders duidelijk gemaakt

te worden dat de consequenties voor hun rekening zijn.

Artikel 5, lid 2, onvolledige aanvraag: Op grond van artikel 4:5 Awb kan het

bestuursorgaan, indien niet tijdig (na een hersteltermijn) een volledige aanvraag

voorligt, besluiten om de aanvraag buiten behandeling te laten. De termijn is “ten minste

een week, ten hoogste drie weken”, als invulling van de algemene bepaling in artikel 4:5

Awb. In de tweede zin is sprake van een formulier.

Hier kan een formulier gebruikt worden waarin de ontvangst van een onvolledige

aanvraag wordt bevestigd en waarin is aangegeven (bijvoorbeeld met een aangekruiste

passage) welke informatie nog ontbreekt.

Artikel 5, lid 3, horen van de directeur: Het is mogelijk gebruik te maken van een

formulier waarop de aanvrager zijn aanvraag indient en de directeur tevens zijn mening

kan aangeven.

Artikel 5, lid 5, zienswijze jongere: Met name wanneer oudere leerplichtigen betrokken

zijn, kan het wenselijk zijn om hun eigen zienswijze te vernemen.

Artikel 5, lid 6, plaats van gesprek: Om onduidelijkheden te voorkomen, is deze bepaling

opgenomen. Het kan bijvoorbeeld efficiënt zijn (en „klantvriendelijk.) om de

desbetreffende gesprekken op een school te laten plaatsvinden. Over het algemeen

worden gesprekken betreffende dit onderwerp gevoerd op kantoor. Ouders kunnen

teleurgesteld raken door de afwijzing en dan is het van belang dat de

leerplichtambtenaar zijn eigen veiligheid garandeert.

Artikel 5, lid 8, beoordeling aanvraag meer dan tien dagen: Artikel 11 onder g van de

Leerplichtwet 1969 kent de mogelijkheid extra verlof te verlenen wegens andere

gewichtige omstandigheden. Dit onderdeel is nader uitgewerkt in artikel 14 van de

Leerplichtwet. De hier bedoelde "andere gewichtige omstandigheden" verwijzen naar

uitzonderlijke persoonlijke omstandigheden waarvoor de leerling extra verlof nodig heeft,

zodat hiermee een kennelijk onredelijke situatie voorkomen kan worden. Onder "andere

gewichtige omstandigheden" vallen situaties die buiten de wil van de ouders en/of de

leerling liggen. Daarbij is sprake van een medische of sociale indicatie. Bij een medische

of sociale indicatie is een verklaring van een (jeugd)arts van de GGD of een sociale

instantie noodzakelijk.

Onder “andere gewichtige omstandigheden” vallen zeker niet de volgende situaties:

. activiteiten van verenigingen, zoals scouting of voetbalkamp (zie ook bijzondere

talenten);

. vakantie buiten de vastgestelde schoolvakanties (ook in geval van speciale

aanbiedingen in het laagseizoen);

. eerder vertrekken of later arriveren vanwege (verkeers)drukte;

. familiebezoek in het buitenland;

. het argument „.mijn kind is nog jong..;

. het argument „.vlak voor de vakantie wordt er toch (bijna) geen les meer gegeven..;

. meedoen aan tv-opnamen;

. verlof voor een kind omdat andere kinderen van het gezin al of nog vrij zijn;

. deelname aan sportieve of culturele evenementen.

Artikel 5, lid 9, advies over individuele aanvraag: Het gaat hier om situaties waar de

bevoegdheid tot het nemen van een besluit bij de directeur ligt (verlof voor ten hoogste

10 schooldagen) waarbij deze behoefte heeft aan advies. De leerplichtambtenaar kan

daarbij ook de rechtsgelijkheid (gelijke gevallen van verschillende scholen) in het oog

houden.

Hieronder wordt aangeven welke omstandigheden in aanmerking komen voor extra verlof

bij tien dagen of minder:

. huwelijk van bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad van het kind:

maximaal 1 dag (buiten de woonplaats maximaal 2 dagen);

. 12½- of 25-jarig huwelijksjubileum van ouders: maximaal één dag;

. 12½-, 25-, 40-, 50- of 60-jarig huwelijksjubileum van ouders of grootouders:

maximaal 1 dag;

. 25-, 40-, of 50-jarig ambtsjubileum van ouders of grootouders: maximaal 1 dag

. ernstige ziekte van ouders, bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad van

het kind: periode in overleg met directeur;

. overlijden van bloed- of aanverwanten in de eerste graad: maximaal 4 dagen;

. overlijden van bloed- of aanverwanten in de tweede graad: maximaal 2 dagen;

. overlijden van bloed- of aanverwanten in de derde en vierde graad: maximaal 1 dag.

. verhuizing: maximaal één dag;

. naar het oordeel van de directeur belangrijke redenen met uitzondering van

vakantieverlof.

De directeur neemt hierover een beslissing en laat dit de ouders, bij voorkeur schriftelijk,

weten.

Artikel 4, lid 10, advies over beleid: Het gaat hier over een bevoegdheid van directeuren.

Met het oog op rechtsgelijkheid van ouders is het van belang om tot afstemming van het

gebruik van deze bevoegdheid te komen. Op basis van een advies kunnen de directeuren

elk hun eigen beleidsregels vaststellen voor toepassing van artikel 11 onder g van de

Leerplichtwet (verlof wegens andere gewichtige omstandigheden voor ten hoogste 10

schooldagen). Zie ook toelichting op het vorige lid.

Bovengenoemde richtlijn is conform de landelijke afspraken die hierover zijn gemaakt.

2.6 Toelichting artikel 6

Artikel 6, relatief verzuim: Bij relatief verzuim van de leerplicht geldt dat een jongere na

inschrijving de school niet geregeld bezoekt (artikel 2, lid 1 Leerplichtwet 1969). Een

jongere die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt bezoekt na inschrijving de school niet

geregeld (artikel 2, lid 3 Leerplichtwet 1969).

Bij relatief verzuim van de kwalificatieplicht geldt dat een jongere na inschrijving de

school niet geregeld bezoekt (artikel 4a Leerplichtwet 1969). Een jongere die als leerling

van een instelling is ingeschreven volgt niet het volledige onderwijsprogramma of een

combinatie van leren en werken. Uitgangspunt is dat met het onderwijs alleen of met de

combinatie leren en werken een volledige week wordt gevuld (artikel 4c, lid 1

Leerplichtwet 1969).

De Leerplichtwet bepaalt in artikel 21 dat de school een kennisgeving van verzuim moet

doen aan burgemeester en wethouders, en in artikel 22 dat de leerplichtambtenaar

“vanwege burgemeester en wethouders” een onderzoek instelt.

In de instructie is de werkwijze voor de leerplichtambtenaar bij dit onderzoek

beschreven. Een instructie kan nooit alle mogelijk situaties beschrijven. Hoofdlijn moet

zijn dat afwijking van de beschreven werkwijze mogelijk is, mits gemotiveerd, en dus in

het dossier terug is te vinden.

Artikel 6, lid 3, vraagt van de leerplichtambtenaar dat hij de personen die bij een

onderzoek betrokken raken, goed informeert over de procedure en de (mogelijke)

consequenties van hun gedrag.

In artikel 6, lid 9, is met de term „afhandelen. bedoeld het tot een (zo) goed (mogelijk)

einde brengen van de geconstateerde verzuimsituatie of het ingezette

begeleidingstraject.

Artikel 6, lid 10, proces-verbaal: Wanneer sprake is van verwijtbaar in gebreke blijven

van de kant van de ouders en/of de jongere (12 jaar of ouder), dan dient daartegen te

worden opgetreden. Dat kan door het opmaken van een proces-verbaal door een

leerplichtambtenaar met BOA-bevoegdheid.

In artikel 6, lid 11 wordt de bepaling uit de Leerplichtwet (artikel 22, lid 2: “... dan zendt

hij proces-verbaal aan de officier van justitie”) enigszins gerelativeerd om aan te sluiten

bij de redelijke praktijk en bij de passage het “... trachten hen te bewegen ...” uit het

eerste lid van artikel 22. In de genoemde omstandigheden (én geen kennelijke opzet, én

eerste overtreding, én niet meer dan vijf schooldagen verzuim) kan met een serieuze

waarschuwing vaak al het beoogde effect bereikt worden.

In artikel 6, lid 13, is ook de mogelijkheid opgenomen om een last onder dwangsom voor

te stellen in gevallen waar ouders volhardend de schoolbezoekplicht overtreden.

Artikel 6, lid 14, andere bron van wetenschap: Het is mogelijk dat de leerplichtambtenaar

op de hoogte raakt van relatief verzuim via een ander kanaal dan de kennisgeving van de

kant van de school (het uitgangspunt van de Leerplichtwet). In dit artikellid is

beschreven wat de leerplichtambtenaar dan te doen staat, en in lid 14 welke maatregel

de leerplichtambtenaar kan voorstellen jegens een directeur die (verwijtbaar en

voortdurend) geen kennisgeving van verzuim doet.

Artikel 6, leden 15 en 16, verzuimbeleid: De leerplichtambtenaar kan in een individueel

geval (lid 15) en in meer algemene zin een advies geven aan de directeur(en) over het

handelen in een bepaalde situatie en het verzuimbeleid in het algemeen. Artikel 21,

eerste lid, van de Leerplichtwet geeft de basisregels waarin is aangegeven wanneer

melding verplicht is. Er zijn verschillende situaties waarbij eerdere melding wenselijk is.

Denk aan onduidelijke redenen voor afwezigheid zoals: (vage) ziekmelding, bepaalde

verzuimpatronen bij jongeren of een situatie waarbij twijfel bestaat aan de effectiviteit

van het beleid van de school.

2.7 Toelichting artikel 7

Artikel 7, absoluut verzuim: Bij absoluut verzuim van de leerplicht geldt dat een jongere

niet staat ingeschreven als leerling van een school in overeenstemming met de

bepalingen van de Leerplichtwet 1969 (artikel 2, lid 1 Leerplichtwet 1969).

Bij absoluut verzuim ten aanzien van de kwalificatieplicht geldt dat een jongere niet staat

ingeschreven als leerling van een instelling overeenkomstig de bepalingen van paragraaf

2a van de Leerplichtwet 1969 (artikel 4a in verbinding met artikel 2, lid 1 Leerplichtwet

1969).

Voor de behandeling wordt in hoofdzaak aangesloten bij de werkwijze die in artikel 6 al is

beschreven. In artikel 3 is de „kapstok. voor het ontdekken van mogelijke gevallen van

absoluut verzuim aangeduid: regelmatige en systematische controle, zeker bij

tussentijdse mutaties. In lid 2 van dit artikel wordt daarbij aangesloten door eerst een

administratieve check voor te schrijven, voordat de ouders en/of de jongere

aangesproken worden.

2.8 Toelichting artikel 8

Artikel 8, kennisgeving in- en afschrijvingen en dreigend voortijdig schoolverlaten: Beide

situaties zijn in één artikel vermeld; het gaat in essentie om een (dreigende) situatie

waarbij de jongere buiten het onderwijs komt te staan.

Wanneer sprake is van verwijdering van een leerling, dan behoort de onderwijsinspectie

daarover geraadpleegd te zijn. Het is wenselijk dat de leerplichtambtenaar in zo.n geval

ook contact met de onderwijsinspectie opneemt om achtergrondinformatie te verkrijgen

dan wel om de inspectie op de hoogte te stellen (als de school dat – ten onrechte – nog

niet gedaan zou hebben).

De wettelijke bepalingen over de melding van voortijdig schoolverlaten gaan ervan uit

dat in ieder geval melding gedaan moet worden wanneer de leerling een maand lang het

onderwijs niet meer volgt. Het is goed mogelijk om tot afspraken te komen waarbij de

school (het bevoegd gezag) sneller melding maakt van voortijdig schoolverlaten.

In de Wet op het primair onderwijs staat niets over schorsing van leerlingen vermeld.

Dit wordt echter ondervangen door de algemene rechtsregel dat: „wie tot het meerdere

bevoegd is, ook tot het mindere bevoegd is.. Met andere woorden: het bevoegd gezag

van de basisschool is bevoegd tot verwijdering (onder voorwaarden) en is dus ook

bevoegd tot schorsing, een minder vergaande bevoegdheid.

Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs kan een leerling schorsen

(voor maximaal één week) of definitief verwijderen van school. Het laatste kan alleen na

overleg met de Inspectie van het Onderwijs en na het horen van leerling en/of ouders,

voogden of verzorgers. Bovendien kan een leerling alleen worden verwijderd als een

andere school bereid is om de leerling op te nemen. Een besluit tot schorsing wordt aan

de betrokken leerling en, als de leerling nog geen 21 is, ook aan de ouders, voogden of

verzorgers schriftelijk bekendgemaakt. Van een schorsing voor een periode langer dan

één dag en een definitieve verwijdering moet het bevoegd gezag de Inspectie schriftelijk

in kennis stellen onder vermelding van de redenen. Zie ook artikel 13 Inrichtingsbesluit

voortgezet onderwijs.

2.9 Toelichting artikel 9

Artikel 9, vervangende leerplicht: Besluiten krachtens dit artikel kunnen aan de

leerplichtambtenaar gemandateerd worden. In de instructie is daarvan uitgegaan. De

vervangende leerplicht geldt voor 14 en 15 jarigen die in het algemeen niet in een

Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL) traject kunnen instromen gezien de leeftijd.

De wet gaat uit van een door de ouders ingediende en ondertekende aanvraag. De

praktijk zal veelal zijn dat de aanvraag door de school wordt voorbereid, in goed overleg

met de leerplichtambtenaar en bijvoorbeeld het zorg advies team (ZAT). In het derde en

vierde lid wordt de werkwijze beschreven die bij deze praktijk past en ook aan de wet

voldoet.

De oudere leerplichtige, die gebruikmaakt van artikel 3b, mag arbeid verrichten. Vandaar

dat aan de Arbeidsinspectie melding moet worden gedaan van de toestemming voor deze

vervangende leerplicht.

2.10 Toelichting artikel 10

Artikel 10 vrijstelling leerplicht: Ook hier betreft het een bevoegdheid die door

burgemeester en wethouders aan de leerplichtambtenaar gemandateerd kan worden. In

de instructie is van deze mandaatverlening uitgegaan. In de tekst is (in het tweede lid)

een aanwijzing opgenomen voor de criteria die bij de toetsing van het „andere onderwijs.

worden toegepast. Bij de beoordeling slaat de leerplichtambtenaar er acht op of er wordt

toegeleid tot een startkwalificatie. Een startkwalificatie houdt in:

-het bezit van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of hoger

algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk artikel 8 van

de Wet voortgezet onderwijs;

-dan wel een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid,

onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (dat wil zeggen

een basisberoepsopleiding, vakopleiding, middenkaderopleiding, of

specialistenopleiding).

2.11 Toelichting artikel 11

Artikel 11, lid 2, aangewezen deskundige: Zie hierover artikel 13.

Artikel 11, lid 5, overwegende bedenkingen tegen de richting: De vraag of de

bedenkingen werkelijk op de richting van het onderwijs betrekking hebben, dient,

volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, onderzocht te worden. Als vaststaat dat

dat het geval is, ontstaat de vrijstelling van rechtswege en is geen plaats meer voor

onderzoek naar het gewicht van de bedenkingen. Dat strookt met de vaste jurisprudentie

van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State volgens welke er geen

sprake is van een bevoegdheid om een besluit te nemen over de bedenkingen.

Artikel 11, lid 6, bericht aan de ouders: Bij deze bepalingen uit de Leerplichtwet is het

van belang dat het gaat om vrijstellingen die van rechtswege intreden indien de

kennisgeving aan de eisen van de wet voldoet, en die van rechtswege niet kunnen

intreden indien de kennisgeving niet aan de eisen van de wet voldoet.

Aan het bericht over de kennisgeving behoort dan ook geen bezwaar- en beroepsclausule

gekoppeld te worden.

Artikel 11, lid 9, vrijstelling wegens onderwijs in buitenland: In dit geval voorziet de wet

niet altijd in een regeling die ook in de praktijk hanteerbaar is. Het onderdeel van de

instructie geeft de leerplichtambtenaar de opdracht om een wel hanteerbare regeling

(informatieplicht) te treffen, die hem in staat stelt om na terugkeer van de leerplichtige

in Nederland na te gaan of deze daadwerkelijk onderwijs in het buitenland heeft gevolgd.

Bij toepassing van dit artikel is het een voorwaarde dat de leerplichtige 2/3 deel van een

kalenderjaar domicilie in Nederland heeft.

2.12 Toelichting artikel 12

Artikel 12 geeft in enkele stappen aan wat de gemeente c.q. de leerplichtambtenaar te

doen staat als ouders hun kind van een onderwijsvoorziening gebruik laten maken die

(nog) niet als school in de zin van de Leerplichtwet is aangemerkt.

2.13 Toelichting artikel 13

Artikel 13, aanwijzing deskundige: Hier wordt uitgegaan van ad hoc afspraken met

bijvoorbeeld een schoolarts of een aan de schoolbegeleidingsdienst verbonden

psycholoog of pedagoog.

2.14 Toelichting artikel 14

Artikel 14, melding aan Raad voor Kinderbescherming: De instructie sluit aan op de plicht

die in de Leerplichtwet is opgenomen en heeft betrekking op de zogenoemde

strafrechtelijke melding.

2.15 Toelichting artikel 15

Artikel 15, melding aan Bureau Jeugdzorg: De bepaling biedt de leerplichtambtenaar

expliciet de mogelijkheid om in gevallen waar hij dat wenselijk acht contact op te nemen

met het Bureau Jeugdzorg, waarvan het AMK onderdeel uitmaakt. Het betreft hier de

zogenoemde civiele melding.

2.16 Toelichting artikel 16

Artikel 16, melding aan Arbeidsinspectie: Het verdient aanbeveling om af en toe contact

te hebben met de regionale directie van de Arbeidsinspectie over de informatie-

uitwisseling en het toezicht op arbeid door jongeren (de mogelijkheden tot werken voor

jongeren in de Arbeidstijdenwet zijn afgestemd op die in de Leerplichtwet; de gebruikte

termen wijken af: een kind is een persoon jonger dan 16 jaar; een jeugdige werknemer

is een persoon van 16 of 17 jaar).

2.16a Toelichting artikel 16a:

Melding aan de SVB

Een melding bij de Sociale verzekeringsbank kan een geëigend middel zijn om te stimuleren dat het schoolverzuim eindigt. Dit is afhankelijk van de verwijtbaarheid van ouders en/of jongere bij het verzuim maar ook van de medewerking die gegeven wordt aan het stoppen van het verzuim.

Hieronder staan deze situaties beschreven waarin melding bij de SVB kan worden gedaan:

  • -

    Nadat de school het verzuim heeft opgemerkt en dit heeft gemeld aan de ouders, stopt het verzuim niet. Ouders en jongere zijn verwijtbaar aan het ontstaan of het voortbestaan van het schoolverzuim. Ouders en/of jongere geven aan te willen meewerken aan afspraken, maar komen deze uiteindelijk niet na.

  • -

    Nadat de school het verzuim heeft opgemerkt en dit heeft gemeld aan de ouders, stopt het verzuim niet. Ouders en jongere zijn verwijtbaar aan het ontstaan en het voortbestaan van het schoolverzuim. Ouders en/of jongere willen niet meewerken aan afspraken om het verzuim te eindigen.

  • -

    Nadat de school het verzuim heeft opgemerkt en dit heeft gemeld aan de ouders, stopt het verzuim niet. Ouders zijn niet verwijtbaar aan het ontstaan of voortbestaan van het schoolverzuim, maar de jongere wel. Ouders willen meewerken aan afspraken, maar de jongere niet. In eerste instantie zal er zorg worden ingezet om het verzuim alsnog te doen eindigen. Heeft deze inzet geen effect dan kan alsnog een melding bij de SVB worden gedaan. (reden om de melding te doen is om de via de ouders druk op de jongere uit te oefenen)

Er wordt dus geen melding bij de SVB gedaan als ouders en jongere niet verwijtbaar zijn aan het ontstaan of voortbestaan van het verzuim en meewerken aan de afspraken om het verzuim te doen eindigen. Denk hierbij aan een jongere die niet naar school gaat omdat hij op de wachtlijst voor een REC4 instelling is geplaatst, of een gediagnosticeerd depressieve jongere die daardoor niet in staat is om naar school te gaan. Uiteraard is het aanbieden van zorg in deze situatie wel aan de orde.

Als sprake is van ernstig schoolverzuim dat gevolgen moet hebben voor het kinderbijslagrecht, geeft de leerplichtambtenaar een signaal af aan de SVB. De SVB sluit aan bij het oordeel van de leerplichtambtenaar. Deze volgt het gemeentelijke beleid met betrekking tot spijbelen en schooluitval. (Kamerstukken II 2008/2009, 31890, nr. 3, p.8 (MvT).)

Indien er een melding wordt gedaan aan de SVB dan zet de medewerker leerplicht/RMC de volgende afspraken op papier, welke naar ouders en jongere verstuurd worden:

  • -

    het geconstateerde verzuim (minimaal 16 uur per 4 weken);

  • -

    de ondernomen acties om dit verzuim te stoppen, welke niet hebben geleid tot het resultaat (acties van de medewerker leerplicht/RMC, gesprek, waarschuwing, melding ZAT enz.);

  • -

    datum waarop de melding naar de SVB is verstuurd;

  • -

    Datum waarop de kinderbijslag stop gezet zal worden ( SVB werkt met kwartaaltermijnen);

  • -

    Voorwaarden waar ouders en/of jongere aan moeten voldoen om de melding ongedaan te maken;

  • -

    Evaluatiedatum (als de melding aan de SVB is gedaan, kunnen ouders en/of jongere alsnog voldoen aan de voorwaarden de melding aan de SVB ongedaan maken. Hiervoor wordt een uiterste datum genoemd. Op deze wijze hebben ouders en jongere alsnog de kans de melding ongedaan te maken).

Een melding doen aan de SVB is geen besluit in de zin van de Algemene wet Bestuursrecht. De brief hoeft dus niet voorzien te worden van een bezwaar en beroepsprocedure.

Handelwijze SVB

De SVB stuurt na de melding van de leerplichtambtenaar een beschikking aan de ouder die bekend is als aanvrager van de kinderbijslag. De SVB stopt met betalen van de kinderbijslag per het kwartaal volgend op de datum van de melding door de leerplichtambtenaar.

Uiteraard kan een klant van de SVB het niet eens zijn met de maatregel, dan de klant bezwaar indienen bij de SVB. De leerplichtambtenaar die de melding heeft gedaan dat niet aan de vereisten in de Leerplichtwet wordt voldaan kan inde bezwaarprocedure worden gevraagd schriftelijke informatie te leveren. Eventueel kan de ambtenaar worden gevraagd zelf aanwezig te zijn bij de hoorzitting.

Melding ongedaan maken

De medewerker leerplicht/RMC neemt contact op met de SVB om de melding ongedaan te maken als ouders en of jongere voldaan hebben aan de gestelde voorwaarden en het verzuim is geëindigd. Deze ongedaan making wordt schriftelijk bevestigd aan de ouders en jongere.

2.17 Toelichting artikel 17

Artikel 17, jaarverslag leerplicht en effectrapportage RMC: De bevoegdheid, liever nog:

de plicht, tot het uitbrengen van een jaarverslag over het gevoerde beleid inzake de

handhaving van de leerplicht en de kwalificatieplicht en de resultaten daarvan

(Leerplichtwet artikel 25) berust bij het college. Uit de aard van deze bevoegdheid vloeit

voort dat deze niet kan worden gemandateerd (zie Awb artikel 10:3, lid 1). Het is de taak

van de leerplichtambtenaar (en de administratief medewerker leerplicht/RMC) om de

nodige informatie voor het verslag te verzamelen, te ordenen en in de vorm van een

voorstel te presenteren. Het verslag zal de kwantitatieve gegevens bevatten die aan het

ministerie van OCW moeten worden gemeld, maar tevens ingaan op het gevoerde beleid.

De wettelijke bepalingen van de RMC-wetgeving geven aan dat een effectrapportage

moet worden opgesteld, die – krachtens artikel 5 van de Uitvoeringsregeling RMC-functie

– uiterlijk op 1 december bij de minister moet worden ingediend. In de bijlagen bij de

Uitvoeringsregeling zijn de gegevens opgenomen die ten minste in de effectrapportage

moeten worden opgenomen.

Bij een gecombineerde taakuitoefening ligt een effectrapportage (die in regionaal

verband moet worden opgesteld) voor de hand waarin een verbinding met de relevante

onderdelen van de leerplichtverslagen uit de gemeenten in de regio wordt gelegd.

De in dit artikel genoemde data.s zijn wettelijke termijnen.

2.18 Toelichting artikel 18

Artikel 18, samenwerking in de regio inzake leerplicht en RMC: In het artikel in de

instructie is een “gematigd actieve” rol voor de leerplichtambtenaar aangegeven: hij

neemt zo nodig (als anderen niet actief zijn) het initiatief voor het overleg. Het

genoemde aantal van drie overleggen per jaar is het minimum om elkaar tenminste van

gezicht te kennen en dus te weten wie je bij een contact in de regio aan de telefoon

krijgt. Een intensievere samenwerking zal in veel regio.s van groot belang zijn, omdat de

leerling-stromen zich van gemeentegrenzen in het algemeen niet veel aantrekken.

Die noodzaak is in ieder geval aanwezig als over deze onderwerpen nog geen regionale

afspraken bestaan, of als uit de ervaringen blijkt dat de wel bestaande afspraken niet

goed functioneren. Naast het collegiale overleg tussen leerplichtambtenaren is ook de

afstemming met het Openbaar Ministerie van belang. Afhankelijk van de regionale

situatie kan de officier van justitie een vaste of incidentele deelnemer aan het overleg

zijn. In de instructie zijn de onderwerpen genoemd die in ieder geval onderwerp van

regionaal overleg behoren te zijn. De agenda kan uiteraard (veel) uitgebreider zijn. In

het derde lid zijn de punten genoemd waarover niet alleen gesproken moet worden

(zoals bij de punten in het tweede lid), maar waarover ook duidelijke afspraken gemaakt

moeten worden.

Omdat er tevens sprake is van de uitvoering van de RMC-taken, worden ook de

onderwerpen die de wet aanduidt in het regionale overleg besproken.

Uiteraard zijn er ook de coördinerende taken, zoals:

a.afspraken met de scholen, instellingen en organisaties over de inzet en

verantwoordelijkheid bij het voorkomen en bestrijden van voortijdig schoolverlaten;

b.zorg voor de totstandkoming van een regionaal netwerk van die scholen,

instellingen en organisaties;

c.organiseren en coördineren van de melding, registratie en doorverwijzing

(bijvoorbeeld door middel van trajectbegeleiding);

  • d.

    opstellen en bewaken van de begroting van de kosten;

  • e.

    ontwikkelen en opstellen van de streefcijfers;

  • f.

    opstellen van de effectrapportage.

Deze aan de wet ontleende opsomming kan uiteraard worden aangevuld met de

onderwerpen waarover in de RMC-regio wordt gesignaleerd dat bespreking gewenst is.

2.19 Toelichting artikel 19

Artikel 19, samenwerking met diensten en instellingen:Het is de bedoeling om een

actuele lijst van samenwerkingspartners te hebben. Gekozen is voor de vormgeving in

een bijlage, maar opsomming in de instructie is ook denkbaar. In deze lijst horen de

scholen en instellingen, de instanties die met jeugdzorg te maken hebben, de

strafrechtelijke instanties en de instanties die met arbeid te maken hebben. Deze

instellingen en diensten behoren geïnformeerd te worden over deze instructie (en de

gelegenheid te krijgen op een concept te reageren). Zij horen ook tot de kring die het

jaarverslag ontvangt.

2.20 Toelichting artikel 20

Artikel 20, beleidsontwikkeling: In het eerste lid is voorzien dat de „eigen. gegevens op

systematische wijze worden verzameld en verwerkt, zodat het lokale beleid mede daarop

gebaseerd wordt. De beleidscyclus wordt daarmee in belangrijke mate gediend.

Het tweede lid heeft betrekking op de verwerking van ontwikkelingen die zich buiten de

eigen gemeente voordoen in het gemeentelijke beleid. Daarbij moet uiteraard worden

gedacht aan het leerplichtbeleid in strikte zin, maar ook ontwikkelingen in het onderwijs,

in de jeugdzorg en dergelijke behoren daartoe, en afhankelijk van de omstandigheden

kunnen ook bijvoorbeeld ontwikkelingen in het vreemdelingenbeleid, de justitiële

organisatie of de arbeidsmarkt van belang zijn.

2.21 Toelichting artikel 21

Artikel 21, slotbepalingen: Het eerste lid regelt dat alle betrokkenen op de hoogte

worden gesteld van de instructie. Het tweede lid regelt de inwerkingtreding. Gekozen is

voor 14 dagen na bekendmaking van het besluit dat een instructie is vastgesteld. Op dat

moment wordt ook de „oude. instructie voor de leerplichtambtenaar ingetrokken.