Regeling vervallen per 01-01-2010

Verordening op de heffing en de invordering van Marktprecariobelasting 2009

Geldend van 14-11-2008 t/m 31-12-2009

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van Marktprecariobelasting 2009

De raad van de gemeente Deventer;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 30 september 2008, nummer 2008.103454, eenheid Bedrijfsvoering;

Gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

Vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van Marktprecariobelasting 2009

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

markt: de door het college ingestelde warenmarkt, als bedoeld in artikel 1 van de Markt-verordening van de gemeente Deventer;

standplaats: de ruimte die voor de duur van de markt is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

vaste standplaats: de standplaats die voor onbepaalde tijd ter beschikking is gesteld aan een vergun-ninghouder;

dagplaats: de standplaats die per marktdag beschikbaar wordt gesteld aan een vergunning-houder;

vergunninghouder: degene aan wie door het college vergunning is verleend voor het innemen van een standplaats;

marktmeester: de persoon die als zodanig is aangewezen door het college.

week: periode van zeven achtereenvolgende dagen, beginnende met de maandag.

maand: kalendermaand.

jaar: kalenderjaar.

Artikel 2. Aard van de heffing en belastbaar feit

Onder de naam marktprecariobelasting wordt een belasting geheven ter zake van het, in verband met het innemen van een standplaats op de markt, hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond op de dag, de plaats en gedurende de tijd dat ter plaatse een markt wordt gehouden.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene van wie of ten behoeve van wie de in artikel 2 bedoelde voorwerpen aanwezig zijn.

  • 2. Ter zake van een vaste plaats wordt als belastingplichtige, bedoeld in het eerste lid, aangemerkt de vergunninghouder.

Hoofdstuk 4 Tarieven

1.De belasting voor het hebben van voorwerpen als bedoeld in artikel 2 bedraagt inclusief

het van gemeentewege reinigen van het marktterrein voor de dinsdag -, woensdag- of

donderdagmarkt per m²

  • a.

    voor een dag of een gedeelte van een dag € 0,65

    doch met een minimum van € 5,85

  • b.

    bij een vergunning zonder tijdsbepaling of voor een jaar of langer verleend, voor elk

    jaar € 25,00

2. De belasting voor het hebben van voorwerpen als bedoeld in artikel 2 bedraagt inclusief het van gemeentewege reinigen van het marktterrein voor de vrijdag – of zaterdagmarkt

per m²

  • 1.

    voor een dag of een gedeelte van een dag € 1,00 doch met een minimum van € 5,95 2 bij een vergunning zonder tijdsbepaling of voor een jaar of langer verleend,

    voor elk jaar € 38,40

  • 3.

    De belasting voor het hebben van voorwerpen als bedoeld in artikel 2 bedraagt inclusief het

van gemeentewege reinigen van het marktterrein voor de jaarlijkse Goede vrijdagmarkt,

Kerstmarkt, Stoffenmarkt en de Brocantemarkt per m² 1. voor een dag of een gedeelte van een dag € 1,05 doch met een minimum van € 9,20

  • 4.

    Het tarief genoemd in artikel 4.1.1. en 4.1.2. wordt verhoogd met € 3,10 reclamegelden per marktdag.

  • 5.

    Het tarief genoemd in artikel 4.2.1 en 4.2.2 wordt verhoogd met € 12,40 reclamegelden per maand.

  • 6.

    Het tarief genoemd in 4.1.1, 4.1.2 en 4.1.3 wordt verhoogd met het ter zake verschuldigde bedrag ten behoeve van de elektra voorziening (inclusief BTW).

Artikel 5. Meetvoorschrift

  • 1. Voor de toepassing van artikel 4, eerste lid, wordt de som van de oppervlakte van de voorwerpen in aanmerking genomen, ongeacht of een voorwerp zich in, op of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond bevindt.

  • 2. De oppervlakte van ieder voorwerp wordt bepaald op tenminste 0,25 m2. De som van de oppervlakte van de voorwerpen wordt bepaald op ten hoogste de oppervlakte van de standplaats.

Artikel 6 Tussentijdse aanvang van de belastingplicht

Indien de belastingplicht voor een vaste plaats in de loop van het jaar aanvangt, wordt in het geval dat de belastingplichtige kiest voor de belastingheffing per jaar, de belasting berekend over het aantal volle weken van het jaar dat resteert bij aanvang van de belastingplicht

Artikel 7 Ontstaan van de belastingplicht

De belasting is verschuldigd bij de aanvang van de belastingplicht.

Artikel 8. Ontheffing

Indien de belasting wordt geheven per jaar, wordt over het aantal weken dat van de vaste plaats geen gebruik is gemaakt, ontheffing verleend indien:

  • a.

    de aan de belastingplichtige verleende vergunning is ingetrokken;

  • b.

    de belastingplichtige aantoont dat hij ten gevolge van ziekte gedurende een aaneengesloten periode van tenminste vier weken de vaste plaats niet heeft kunnen innemen en hij gedurende die periode de vaste plaats niet door een ander heeft laten innemen.

Artikel 9. Heffingstijdvak en wijze van heffing

  • 1. De heffing van de belasting vindt plaats:

    • a.

      bij wege van aanslag indien het betreft een vaste standplaats;

    • b.

      bij wege van schriftelijke gedagtekende kennisgeving in de overige gevallen.

  • 2. Belastingaanslagen van minder dan € 5,= worden niet geheven.

Artikel 10. Termijnen van betaling

  • 1. De aanslagen die worden opgelegd in het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan,meer is dan € 250,-- doch minder is dan € 5.000,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten andere aanslagen dan die genoemd in het eerste lid, worden betaald uiterlijk binnen drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de precariobelasting ingeval van een kennisgeving als bedoeld in artikel 8, eerste lid letter b contant worden betaald.

  • 5. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11. Kwijtschelding

Van de belasting wordt geen kwijtschelding als bedoeld in artikel 26 van de Invorderingswet 1990 verleend.

Artikel 12. Nadere regels

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van marktprecariobelasting.

Artikel 13. Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de dag van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2009.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening marktprecariobelasting 2009”.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 5 november 2008.

De griffier, de voorzitter,

drs. A.G.M. Dashorst ir. A.P. Heidema