Regeling vervallen per 01-01-2013

Beleidsregels Bijzondere Bijstand Wet Werk en Bijstand 2012

Geldend van 01-08-2012 t/m 31-12-2012

Intitulé

Beleidsregels Bijzondere Bijstand Wet Werk en Bijstand 2012

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

 

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt onder ‘de wet’ verstaan de Wet Werk en Bijstand (Stb 2003, 375, 9 oktober 2003).

  • 2.

    De begripsbepalingen van de wet zijn onverkort op deze beleidsregels van toepassing.

  • 3.

    Met deze beleidsregels wordt beoogd de kaders, waarbinnen toepassing wordt gegeven aan de gemeentelijke bevoegdheid tot de verlening van bijzondere bijstand, te beschrijven en inzichtelijk te maken. Dit laat onverlet dat er, gezien de complexiteit en de veelheid van factoren en omstandigheden die zich bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand voor kunnen doen, redenen kunnen zijn om gemotiveerd van deze beleidsregels af te kunnen wijken.

  • 4.

    De vergoeding van bijzondere bijstand voor specifieke kostensoorten is als bijlage aan deze beleidsregels gehecht.

 

Artikel 2. Recht op bijzondere bijstand

 

De alleenstaande, de alleenstaande ouder of het gezin heeft recht op bijzondere bijstand voor zover deze niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm en de aanwezige draagkracht.

 

Artikel 3. Voorwaarden voor het recht op bijzondere bijstand

 

  • 1.

    Bijzondere bijstand wordt verstrekt als er sprake is van bijzondere omstandigheden. De alleenstaande, de alleenstaande ouder of het gezin heeft recht op bijzondere bijstand als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    er is onvoldoende draagkracht om de kosten zelf te dragen; en

  • b.

    er is geen voorliggende voorziening; en

  • c.

    de aanvrager valt niet onder de uitsluitingsgronden van artikel 13 WWB; en

  • d.

    de kosten kunnen niet worden voldaan uit de bijstandsnorm; en

  • e.

    er is sprake van noodzakelijke kosten; en

  • f.

    er zijn bijzondere omstandigheden in de individuele situatie.

  • 2.

    Bijzondere bijstand is niet vatbaar voor beslag of vervreemding.

 

Artikel 4. Voorliggende voorzieningen

 

  • 1.

    Bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand wordt rekening gehouden met voorliggende voorzieningen. Hieronder wordt verstaan: elke voorziening buiten de WWB waarop de persoon of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven.

  • 2.

    Er wordt geen bijstand verstrekt in de volgende gevallen:

  • a.

    er is een voorliggende voorziening die passend en toereikend is;

  • b.

    de kosten waarvoor bijstand wordt gevraagd door een voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden beschouwd;

  • c.

    de kosten waarvoor bijstand wordt gevraagd hebben betrekking op medische behandelingen en verrichtingen die worden gerekend tot de ontwikkelingsgeneeskunde.

  • 3.

    Afwijking van de in het voorgaande lid benoemde afwijzingsgronden is alleen mogelijk indien zeer dringende redenen aanwezig zijn. Geen afwijking is mogelijk bij de behandelingen of verrichtingen die worden gerekend tot de ontwikkelingsgeneeskunde.

  • 4.

    Wanneer de bijzonder noodzakelijke kosten door een voorliggende voorziening gedeeltelijk worden vergoed, is het recht op bijzondere bijstand voor het niet vergoede deel van de kosten afhankelijk van de reden waarom de voorliggende voorziening tot slechts gedeeltelijke vergoeding is overgegaan. Wanneer de reden van gedeeltelijke vergoeding enkel budgettaire gronden heeft kunnen de niet vergoede kosten voor bijzondere bijstand in aanmerking worden genomen, voor zover de kosten betrekking hebben op de meest goedkope toereikende oplossing.

 

Artikel 5. Noodzakelijke kosten

 

  • 1.

    Bijzondere bijstand is bedoeld voor de voorziening in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan.

  • 2.

    Omdat ze niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan worden geacht te behoren, kan geen bijstand worden verleend voor:

  • a.

    De voldoening aan alimentatieverplichtingen;

  • b.

    De betaling van een boete;

  • c.

    Geleden of toegebrachte schade;

  • d.

    Vrijwillige premiebetaling in het kader van een publiekrechtelijke verzekering;

  • e.

    Aflossing van een schuldenlast

  • 3.

    Bijstand in de kosten van aflossing van een schuldenlast is onder bijzondere omstandigheden wel mogelijk, met inachtneming van het bepaalde in artikel 13 lid 1 sub f WWB jo artikel 49 WWB en daarop gebaseerde regelgeving.

 

Artikel 6. Beoordeling bijzondere omstandigheden in de individuele situatie

 

  • 1.

    Het uitgangspunt is dat bij een aanvraag voor bijzondere bijstand wordt gekeken naar de individuele situatie van de aanvrager. De te beantwoorden vraag is of de aanvrager de bepaalde kosten kan dragen gezien zijn individuele omstandigheden.

  • 2.

    Bij de beoordeling zijn zowel de individuele omstandigheden relevant alsmede of deze omstandigheden bijzonder zijn.

  • 3.

    Wanneer de noodzakelijke kosten, waarin bijzondere bijstand wordt gevraagd, ontstaan zijn door een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid van de aanvrager, wordt deze omstandigheid betrokken in de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand.

  • 4.

    Onvoldoende besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in de noodzakelijke kosten van het bestaan kan, afhankelijk van de ernst van de onverantwoordelijkheid, de individuele omstandigheden van de aanvrager en de urgentie van het aangevraagde, ertoe leiden dat er geen recht op bijzondere bijstand bestaat.

  • 5.

    Indien en voor zover aan het ontstaan of bestaan van de bijzondere noodzakelijke kosten een onvoldoende betoond besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in de noodzakelijke kosten van het bestaan ten grondslag ligt, wordt de eventueel toegekende bijzondere bijstand in beginsel toegekend in de vorm van een geldlening.

 

 

Hoofdstuk 2 Middelen en berekening bijzondere bijstand

 

 

Artikel 7. Verantwoordelijkheid tot voldoening uit eigen middelen

 

  • 1.

    Bij de verlening van bijzondere bijstand wordt geen toepassing gegeven aan de mogelijkheid van artikel 35 lid 2 WWB om op de toe te kennen bijzondere bijstand een drempelbedrag in mindering te brengen.

  • 2.

    Bij het vaststellen van het aan de aanvrager ter beschikking staande vermogen wordt 1,5 maal de van toepassing zijnde bijstandsnorm vrijgelaten. Het meerdere dient de aanvrager aan te wenden voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd.

  • 3.

    Wanneer het vermogen is gebonden in de vorm van een voor eigen bewoning bestemde eigen woning, wordt het vermogen eerst, volgens de regels van de krediethypotheek, in aanmerking genomen wanneer de aan de aanvrager te verstrekken bijzondere bijstand op draagkrachtjaarbasis meer bedraagt dan de voor de aanvrager geldende bijstandsuitkering op maandbasis. Wanneer de op draagkrachtjaarbasis te verstrekken bijzondere bijstand beneden de voor aanvrager op maandbasis geldende bijstandsuitkering blijft, wordt het in de eigen woning gebonden vermogen niet in aanmerking genomen.

  • 4.

    Draagkracht is het gedeelte van het inkomen en vermogen dat de aanvrager bij een aanvraag voor bijzondere bijstand zelf moet inzetten. Als het inkomen op bijstandsniveau ligt, is er geen draagkracht aanwezig in het inkomen. Wanneer het inkomen de bijstandsnorm overstijgt, moet dat meerdere inkomen geheel of gedeeltelijk ter delging van de noodzakelijke kosten worden ingezet.

  • 5.

    Onder bruto draagkracht wordt verstaan het absolute bedrag dat door de aanvrager ingevolge deze beleidsregels zou moeten kunnen worden ingezet voor de bekostiging van de noodzakelijke kosten. Onder netto draagkracht wordt verstaan de door de aanvrager te dragen kosten, nadat op de bruto draagkracht het toepasselijke draagkrachtpercentage is toegepast.

 

 

Artikel 8. Administratieve drempel

 

  • 1.

    Uit overwegingen van doelmatigheid kan het college van burgemeester en wethouders besluiten aanvragen bijzondere bijstand nog niet in behandeling te nemen totdat de kosten waarvoor bijzondere bijstand kan worden toegekend op draagkrachtjaarbasis het bedrag ad € 120,- overschrijden.

  • 2.

    In zoverre de kosten waarvoor bijzondere bijstand kan worden toegekend op draagkrachtjaarbasis het in het eerste lid genoemde bedrag niet overschrijden, wordt de aanvraag uiterlijk in de laatste maand van het betreffende draagkrachtjaar in behandeling genomen.

 

Artikel 9. Reserveringscapaciteit

 

  • 1.

    Wanneer het inkomen minimaal gelijk is aan het van toepassing zijnde bijstandsniveau, wordt de aanvrager geacht te hebben kunnen reserveren voor de bijzonder noodzakelijke kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd.

  • 2.

    De reserveringscapaciteit bedraagt in beginsel 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantiegeld, vermeerderd met 10% van het verschil tussen het inkomen en deze bijstandsnorm.

  • 3.

    Indien aannemelijk wordt gemaakt dat de aanvrager (een deel van) de aanwezige reserveringscapaciteit reeds heeft ingezet voor bijzonder noodzakelijke kosten waarvoor hij anderszins geen vergoeding heeft ontvangen, wordt de aanwezig te achten reserveringscapaciteit met die kosten verlaagd.

  • 4.

    Voor personen die vijf jaar of langer aangewezen zijn op een inkomen op of onder bijstandsniveau, wordt de reserveringscapaciteit niet in aanmerking genomen.

 

Artikel 10. Draagkracht

 

  • 1.

    Voor de vaststelling van de bruto draagkracht worden in aanmerking genomen de middelen zoals bedoeld in hoofdstuk 3 van de wet.

  • 2.

    De bruto draagkracht in het inkomen wordt berekend door de totale middelen, bepaald op jaarbasis en teruggerekend naar een netto maandbedrag, te verminderen met de op de aanvrager van toepassing zijnde maandelijkse bijstandsuitkering.

  • 3.

    De bruto draagkracht wordt bepaald over het draagkrachtjaar, te weten de periode van 1 jaar, te beginnen op de eerste dag van de kalendermaand waarin de aanvraag wordt ingediend. Op grond van bijzondere omstandigheden kan gemotiveerd worden afgeweken van deze draagkrachtperiode.

  • 4.

    Voor de bepaling van de bruto draagkracht worden niet meegerekend:

  • a.

     het bedrag van de ten laste van betrokkenen blijvende premies van vrijwillige verzekering tegen ziektekosten, verminderd met het bedrag van de nominale premie die betrokkene verschuldigd zou zijn bij ziekenfondsverzekering;

  • b.

    het bedrag van vakantietoeslag behorende bij de toepasselijke bijstandsnorm indien door betrokkene geen vakantietoeslag wordt ontvangen;

  • c.

    de kosten van ten laste van betrokkene blijvende buitengewone lasten;

  • d.

    het niet als vermogen in aanmerking te nemen bedrag, zoals bedoeld in artikel 34 lid 2 sub a en d van de wet.

  • e.

    1,5 maal de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • 5.

    Bijzondere bijstand wordt in beginsel voor onbepaalde tijd toegekend, tenzij uit de aard van de kosten blijkt dat bijzondere bijstand voor bepaalde tijd moet worden toegekend.

 

Artikel 11. Draagkrachtpercentages

 

  • 1.

    In zoverre de draagkracht (ook) bestaat uit vermogen, wordt, onverminderd het bepaalde in de overige leden van dit artikel, dit vermogen volledig (100%) aangemerkt als netto draagkracht.

  • 2.

    Voor de bepaling van de netto draagkracht wordt ten opzichte van de bruto draagkracht met een percentage van 100 gerekend in de toekenning van bijzondere bijstand voor:

  • a.

    woonkostentoeslag;

  • b.

    toeslagen voor voormalig alleenstaande ouders;

  • c.

    bijstand voor 18-21 jarigen, voor zover die de landelijke norm te boven gaat;

  • d.

    bijstand voor 18-21 jarigen in een inrichting;

  • e.

    bijstand voor kosten van een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen;

  • f.

    bijstand voor kosten van een particuliere ziektekostenverzekering.

  • 3.

    Het voor de bepaling van de netto draagkracht te hanteren percentage ten opzichte van de bruto draagkracht bedraagt 50%.

  • 4.

    Indien er sprake is van inkomsten uit betaalde arbeid wordt, in afwijking van artikel 9 tweede lid, de bruto draagkracht berekend over de inkomsten uit arbeid vanaf 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm ingevolge artikel 20 en 21 WWB.

 

Artikel 12. Toepassing draagkracht

 

  • 1.

    Het middels bijzondere bijstand toe te kennen bedrag voor de delging van noodzakelijke kosten, wordt berekend door het bedrag van de in aanmerking te nemen kosten te verminderen met de aanwezige netto draagkracht en de eventuele reserveringscapaciteit.

  • 2.

    Indien de toe te kennen bijzondere bijstand periodiek wordt verstrekt, wordt de netto draagkracht eveneens periodiek verrekend.

  • 3.

    Indien de toe te kennen bijstand een incidenteel karakter heeft, wordt de vastgestelde netto draagkracht voor de vastgestelde draagkrachtperiode ineens verrekend met de middels bijzondere bijstand te vergoeden noodzakelijke kosten.

  • 4.

    Bij samenloop van incidentele en periodieke kosten, wordt de netto draagkracht bij voorrang verrekend met de incidentele kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt toegekend.

 

 

Hoofdstuk 3 Specifieke bepalingen inzake bijzondere bijstand

 

 

Artikel 13. Jongeren tussen de 18 en 21 jaar

 

  • 1.

    Bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten van buiten het gezin (=zelfstandig) wonende jongeren van 18 tot 21 jaar wordt verleend als en voor zover:

    • a.

      de noodzakelijke kosten van bestaan uitgaan boven de toepasselijke bijstandsnorm ex art. 20 WWB; en

    • b.

      in de hogere bestaanskosten niet kan worden voorzien door het delen van deze kosten met (een) ander(en); en

    • c.

      voor de kosten geen beroep kan worden gedaan op de ouders.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan wordt zoveel mogelijk op de individuele omstandigheden afgestemd maar is maximaal gelijk aan het verschil tussen de van toepassing zijnde normering van artikel 20 WWB en de overeenkomstige normering van artikel 21 WWB.

  • 3.

    Voor alleenstaande ouders tussen de 18 en 21 jaar is in afwijking en aanvulling op het onder lid 2 bepaalde eveneens het gemeentelijke toeslagenbeleid van overeenkomstige toepassing. De hoogte van de toeslag is daarbij afhankelijk van de woonsituatie van de alleenstaande ouder. De op basis van dit artikel toe te kennen toeslag wordt, evenals de onder lid 2 bedoelde uitkering, verstrekt als bijzondere bijstand.

 

 

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

 

 

Artikel 14. Citeertitel

 

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als de Beleidsregels Bijzondere Bijstand WWB 2012.

 

Artikel 15. Inwerkingtreding

 

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 augustus 2012 en vervangen de daarvoor geldende beleidregels bijzondere bijstand.

 

Toelichting

Artikel 1 lid 3

Met deze beleidsregels wordt beoogd zoveel mogelijk duidelijkheid, rechtsgelijkheid en rechtszekerheid te waarborgen. Desalniettemin kunnen er zich situaties voordoen waarin onverkorte handhaving van deze regels onrecht zou doen aan de doelstelling van bijzondere bijstandsverlening. Derhalve moet, zowel individueel (per besluit) als categoriaal (in het Handboek bijstandsverlening neergelegde uitvoeringsbeleid) uitdrukkelijk de mogelijkheid blijven bestaan om af te wijken van de hier neergelegde regels. Uiteraard zal het besluit in die gevallen ook de motivering moeten omvatten waarom in de situatie van de beleidsregels moet worden afgeweken.

 

Artikel 4

Bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand is de vraag of de aanvrager gebruik van een voorliggende voorziening kan maken, niet of hij er gebruik van had kunnen of moeten maken. Voorbeeld: wanneer iemand zich niet verzekerd heeft tegen bepaalde ziektekosten, is in het voorkomende geval de ziektekostenverzekering geen voorliggende voorziening. Wel dient in het kader van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid bezien te worden of de eventueel te verstrekken bijzondere bijstand wel om niet verstrekt moet worden of moet worden verstrekt in de vorm van leenbijstand dan wel moet worden afgewezen op grond van het tekortschietende besef. Wanneer er sprake is van verwijtbaarheid, is afstemming tussen noodzaak en verwijtbaarheid nodig. Zowel deze beleidsregels als de Afstemmingsverordening WWB 2008 bieden daarvoor de mogelijkheden.

 

Artikel 5 lid 3 Zie artikel 13 lid 1 sub f WWB jo artikel 49 WWB.

 

Artikel 6 lid 4 Als niet-limitatieve opsomming van individuele omstandigheden die bij de beoordeling een rol kunnen spelen, kunnen (ter indicatie) worden genoemd:

  • -

    De aanvrager is reeds gedurende langere tijd aangewezen op een minimuminkomen;

  • -

    De aanvrager heeft zelf reeds aanzienlijke noodzakelijke kosten opgevangen;

  • -

    De aanvrager is geconfronteerd met meerdere plotselinge gebeurtenissen achtereen, die hebben geleid tot extra kosten buiten het normale bestedingspatroon;

  • -

    De in het reguliere inkomen aanwezige reserveringscapaciteit wordt al gedurende een lange periode (drie jaar of meer) gebruikt voor de aflossing op een lening/schuld.

 

Artikel 7 lid 2

Indien de belanghebbende vermogen liquide kan maken, is ondersteuning via bijzondere bijstand in de in de bijzondere noodzakelijke kosten niet aan de orde. Verder wordt bepaald dat 1,5 maal de van toepassing zijnde bijstandsnorm vrij gelaten dient te worden op het vermogen. De rest van het vermogen moet eerst worden aangewend voor bijzondere kosten. Klanten met voldoende vermogen/inkomen moeten dus eerst interen op dit vermogen/inkomen, alvorens bijzondere bijstand te kunnen krijgen. Met deze benadering wordt een balans beoogd tussen de beoordeling van de noodzaak tot aanvullende inkomensondersteuning en de veronderstelling dat ook vanuit een inkomen op bijstandniveau sprake moet kunnen zijn van reserves en/of reservering voor uitgaven ter eigen beoordeling van de belanghebbende.

 

Artikel 8

Hoewel de gemeente Deventer er niet voor kiest om in de toegankelijkheid van de bijzondere bijstand een drempelbedrag te hanteren, hanteert zij uit overwegingen van doelmatigheid wel een administratieve drempel. Hiermee kan worden voorkomen dat veel werk moet worden gestoken in verschillende aanvragen, die ieder voor zich slechts tot een beperkte vergoeding kunnen leiden.

Om te voorkomen dat met een dergelijk systeem geringere kosten in het geheel niet voor bijstandsverlening in aanmerking komen, is in lid 2 van het artikel bepaald dat de aanvrager (ook voor bedragen lager dan het administratieve drempelbedrag) tenminste in (gecombineerde) behandeling worden genomen in de laatste maand van het bestreffende draagkrachtjaar. De klant krijgt daarbij eerst bericht dat het administratieve drempelbedrag nog niet bereikt is en dat de aanvraag pas in behandeling wordt genomen zodra het drempelbedrag bereikt is. De klant krijgt opnieuw bericht zodra dit drempelbedrag wel bereikt is; vanaf dat moment wordt de aanvraag in behandeling genomen.

 

Artikel 9

In de samenstelling van de bijstandsuitkering is een component voor ‘sparen’ en reserveren opgenomen. Onderzoek heeft uitgewezen dat deze zogenaamde reserveringscapaciteit alleen reëel geacht kan worden wanneer men nog niet langdurig op een minimum inkomen is aangewezen. De veronderstelde reserveringscapaciteit is in ieder geval niet meer van toepassing wanneer de aanvrager reeds vijf jaar of langer op een inkomen op het bijstandsniveau is aangewezen. De hoogte van de reserveringscapaciteit in het minimuminkomen gedurende de eerste vijf jaar wordt  vastgesteld op 5 %.

Wanneer deze veronderstelde reserveringscapaciteit niet daadwerkelijk aanwezig is, dient bij het onderzoek op de aanvraag betrokken te worden in hoeverre er sprake is van onvoldoende vertoond besef van verantwoordelijkheid (zie verder artikel 6 lid 4 van deze beleidsregels).

 

Artikel 10 lid 4

In het handboek Bijstandsverlening worden nadere richtlijnen gegeven voor de verlening van bijzondere bijstand in buitengewone lasten. Het kenmerk van buitengewone lasten is dat zij een dwingend karakter hebben; bijvoorbeeld extra hoge woonlasten, buitengewone verwervingskosten, betaalde onderhoudsverplichtingen e.d. kunnen worden aangemerkt als buitengewone lasten.

 

Artikel 11 lid 5

De draagkrachtgrens bij mensen die inkomen uit betaalde arbeid hebben, wordt teruggebracht van 120% naar 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Er wordt aangesloten bij de door het rijk opgelegde maximumgrens van 110% voor minimaregelingen waarbij categoriale bijzondere bijstand wordt verstrekt. Per 1 augustus 2012 zal er voor nieuwe klanten die inkomsten uit betaalde arbeid hebben de grens van 110% van de toepasselijke bijstandsnorm gelden. Voor bestaande klanten die reeds periodieke bijzondere bijstand ontvangen op grond van de grens van 120% van de toepasselijke bijstandsnorm, geldt een overgangsperiode tot 1 oktober 2012.

 

Artikel 12 lid 2

Voorbeeld: netto draagkracht is € 600, - op jaarbasis en er is bijstand gevraagd voor bewassingkosten ad € 150, - per maand voor de periode van 4 maanden. Er wordt dan gedurende 4 maanden maandelijks € 50,-  (te weten 1/12 van € 600) aan netto draagkracht verrekend, zodat gedurende 4 maanden € 100,- wordt uitbetaald en er na afloop van die 4 maanden nog een netto draagkracht resteert van € 400, - voor de restant van dat draagkrachtjaar).

 

Artikel 13

Deze beleidregels hebben in beginsel enkel betrekking op de kaders van bijzondere bijstandsverlening. Alhoewel met deze beleidsregels derhalve niet beoogd wordt gedetailleerde richtlijnen voor alle verschijningsvormen van bijzondere bijstand te geven, wordt het toch noodzakelijk geacht de reikwijdte van de bijzondere bijstand voor jongeren tussen de 18 en 21 jaar wel alhier te bepalen.

De reden hiervoor is gelegen in het feit dat de alhier bedoelde bijzondere bijstand eigenlijk ziet op de algemeen noodzakelijk kosten van het bestaan voor jongeren tussen 18 en 21 jaar. Daarmee mag het belang van een eenduidig en inzichtelijk kader in verband met de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid hoger worden ingeschat dan bij de andere verschijningsvormen van bijzondere bijstand.

 

Bijlage: Kostensoorten Bijzondere Bijstand 2012

 

Artikel 1. Bewindvoerings- en inrichtingskosten

  • 1.

    Er wordt bijzondere bijstand te verstrekt voor extra bewindvoeringskosten wanneer voor de uitgevoerde werkzaamheden geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening.

  • 2.

    Iedere toekenning van bijzondere bijstand voor inrichtingskosten door Werk & Inkomens of Publiekszaken verplicht vergezeld laten gaan van een gemotiveerde afwijzing van een kredietaanvraag bij het BAD/Kredietbank Salland en omstreken.

  • 3.

    Er worden vaste bedragen uitgekeerd wanneer bijzondere bijstand voor inrichtingskosten/ opknapkosten wordt verstrekt (Bijlage A).

 

Artikel 2. Alternatieve geneeswijzen

  • 1.

    Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor de kosten van alternatieve geneeswijzen.

 

Artikel 3. Begrafenis- en crematiekosten

  • 1.

    Er wordt tot een bedrag van maximaal € 4.000,- aan bijzondere bijstand te verstrekken voor de kosten van een begrafenis of voor een crematie.

 

Artikel 4. Fysiotherapie en oefentherapie

  • 1.

    Er worden tot een bedrag van maximaal 8 behandelingen fysiotherapie of oefentherapie bijzondere bijstand verstrekt.

  • 2.

    Als zich dringende redenen voordoen kan bijzondere bijstand verleend worden voor aandoeningen die niet op de betreffende bijlage behorend bij artikel 2.6 lid 2 Besluit zorgverzekering staan.

 

Artikel 5. Seksuele hulpverlening

  • 1.

    Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor de kosten van seksuele hulpverlening.

 

Artikel 6. Alarmsystemen

  • 1.

    Voor thuiswonende mensen wordt de eigen bijdrage van € 5,67 per 4 via de bijzondere bijstand vergoed.

  • 2.

    Voor mensen die in een zorginstelling van Carinova wonen, wordt de vergoeding van de eigen bijdrage vastgesteld op de werkelijke kosten die gemaakt worden.

  • 3.

    Voor mensen die in een zorginstelling van Solis Zorggroep wonen, wordt de vergoeding van de eigen bijdrage vastgesteld op € 11,25 per maand.

  • 4.

    De overige kosten die de verzorgingshuizen in rekening brengen voor een zorgabonnement, komen niet voor de vergoeding via de bijzondere bijstand in aanmerking.

 

Artikel 7. Psychotherapie

  • 1.

    De eigen bijdrage voor de kosten van maximaal vijf zittingen eerstelijns-psychologische zorg van € 20,00 per zitting wordt via de bijzondere bijstand vergoed.

  • 2.

    De eigen bijdrage[1] van de tweedelijns psychologische zorg wordt via de bijzondere bijstand vergoed, indien belanghebbende aangeeft dat hij/zij tweedelijns zorg nodig heeft en dit ook daadwerkelijk de enige optie is. Hiertoe dient betrokkene een medische verklaring te overleggen.

  • 3.

    De eigen bijdrage voor de kosten van onderdak en eten[2] in geval een persoon opgenomen is in een instelling worden via de bijzondere bijstand vergoed.

 

 

BIJLAGE A

 

Kosten maximale verstrekking bijzondere bijstand voor de kosten van:

 

Volledige woninginrichting:

Alleenstaande               € 2.400,-

Twee volwassenen        € 2.800,-

Kind (1e kind)                €    380,-

Bij meerdere kinderen wordt een extra bedrag verstrekt ad € 50,-.

 

Indien er sprake is van een aanvraag bijzondere bijstand voor i.v.m. de aanschaf van een wasmachine wordt de richtprijzen van het NIBUD aangehouden.

 

Opknapkosten:

Naast de bijzondere bijstand voor woninginrichting kan er bijstand om niet worden verstrekt voor de opknapkosten van een woning. Onder opknapkosten wordt bv. verf en behang verstaan.

Voor opknapkosten wordt de onderstaande bedragen aangehouden:

1 kamerwoning             € 233,-

2 kamerwoning             € 292,-

3 kamerwoning             € 349,-

4 kamerwoning             € 412,-

 

Niet tot een kamer worden gerekend: toilet, badkamer en keuken. Het gaat om verblijfsruimten als de woonkamer en slaapkamer(s) die daadwerkelijk worden gebruikt.

 

[1] Per 1 januari 2012 is de eigen bijdrage voor de tweedelijns geestelijke gezondheidszorg gesteld op € 200,- per jaar.

[2] Per 1 januari 2012 is de eigen bijdrage voor onderdak en eten gesteld op € 145,- per maand.