Regeling vervallen per 01-01-2015

Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013 gemeente Diemen

Geldend van 12-04-2013 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013 gemeente Diemen

De raad van de gemeente Diemen;

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 januari 2013, met overneming van de daarin vermelde motieven;

gelet op de artikelen 7 en 8 en 10 lid 2 Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers,

B E S L U I T :

Vast te stellen:

de volgende Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013 gemeente Diemen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de WWB.

    • b.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van gemeente Diemen

    • c.

      de raad: de gemeenteraad van gemeente Diemen

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 2. Beleidsregels

  • 1. Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening beleidsregels vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering.

  • 2. De beleidsregels omvatten in elk geval:

    • a)

      een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen die groepen.

    • b)

      een verdeling van de beschikbare middelen over de verschillende re-integratievoorzieningen;

    • c)

      het flankerend beleid ten aanzien van zorg en hulpverlening.

    • d)

      De voorwaarden waaronder een re-integratievoorziening wordt aangeboden;

    • e)

      De weigeringsgronden bij het aanbieden van re-integratievoorzieningen;

    • f)

      overige criteria voor het aanbieden van re-integratievoorzieningen en het verstrekken van loonkostensubsidies.

  • 3. Het college informeert de gemeenteraad in ieder geval jaarlijks via de Planning en Controlcyclus over de resultaten van het beleid.

  • 4. Het college kan een budgetplafond instellen voor o.a. de hoogte van de re-integratievoorziening en het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke re-integratievoorziening.

Hoofdstuk 3 Re-integratievoorzieningen

Artikel 3. Algemene bepalingen over re-integratievoorzieningen

  • 1. In de beleidsregels zoals bedoeld in artikel 2 wordt vastgelegd welke re-integratievoorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden alsmede de voorwaarden die daarbij gelden.

  • 2. de re-integratievoorzieningen die worden ingezet, moeten noodzakelijk zijn voor de reïntegratie van belanghebbende naar deelname aan het maatschappelijke verkeer en/of betaalde arbeid;

  • 3. In ieder geval voor de volgende re-integratievoorzieningen worden door het college beleidsregels opgesteld:

    • a)

      Stages

    • b)

      Proefplaatsing

    • c)

      Participatieplaatsen

    • d)

      Bij- en omscholing

    • e)

      Sociale activering

    • f)

      Loonkostensubidies

    • g)

      premies

    • h)

      No-risk polis

  • 4. De beleidsregels voor re-integratievoorzieningen, zowel voor werknemers als werkgevers, worden zoveel mogelijk geharmoniseerd in samenwerking met de aan het Werkgeversservicepunt groot Amsterdam deelnemende gemeenten, WSW bedrijven en het UWV.

  • 5. De noodzakelijkheid van een re-integratievoorziening wordt door het college bepaald.

  • 6. Het college kan een re-integratievoorziening beëindigen:

    • a)

      indien de persoon die aan de re-integratievoorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 WWB, 13 en 37 IOAW, 13 en 37 IOAZ niet nakomt;

    • b)

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de Wet Participatiebudget;

    • c)

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze re-integratievoorziening;

    • d)

      indien naar het oordeel van het college de re-integratievoorziening onvoldoende bijdraagt aan arbeidsinschakeling.

Artikel 4. Verplichtingen en trajectplan

  • 1. Belanghebbende is verplicht om een door het college aangeboden reïntegratietraject, ongeacht of het initiatief van belanghebbende is uitgegaan, te volgen en wel op zodanige wijze dat uitstroom naar regulier betaalde arbeid kan plaatsvinden;

  • 2. Indien het reïntegratietraject vroegtijdig wordt beëindigd danwel indien de uitstroom naar betaalde arbeid wordt belemmerd en zulks te wijten is aan handelen of het nalaten ervan door belanghebbende, dan kan dit leiden tot afstemming van het recht op uitkering. Het gestelde in de Afstemmingsverordening van de gemeente Diemen is in deze situatie van toepassing.

  • 3. De afspraken en verplichtingen worden vastgelegd in een trajectplan dat door het college, belanghebbende en eventueel een reïntegratiebedrijf wordt ondertekend.

  • 4. Naar oordeel van het college worden de afspraken gemaakt in het trajectplan na het afsluiten van elke fase tussentijds geëvalueerd.

  • 5. Indien noodzakelijk kan na evaluatie het trajectplan worden bijgesteld of stopgezet.

Artikel 5. Premies

  • 1. Het college kan aan personen een activeringspremie toekennen. Deze premie kan worden verstrekt in de volgende gevallen:

    • a)

      Het aanvaarden van algemeen geaccepteerde en duurzame arbeid;

    • b)

      Het aanvaarden van gesubsidieerde arbeid;

    • c)

      Het deelnemen aan sociale activering;

    • d)

      Het met goed gevolg afronden van scholing.

Hoofdstuk 4. Sociale activering en uitsluitend recht.

Artikel 6. Sociale activering

  • 1. Het college kan aan personen met een WWB-, IOAW-, IOAZ- of Anw- uitkering, niet-uitkeringsgerechtigden dan wel personen zoals bedoeld in artikel 10 lid 2 WWB activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • 2. Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten of vrijwilligerswerk ter voorbereiding op een traject gericht op arbeidsinschakeling of gericht op het voorkomen van sociaal isolement.

  • 3. Het college stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van belanghebbende.

Artikel 7 - Verlening uitsluitend recht tot uitvoering van voorzieningen.

Het College is bevoegd een uitsluitend recht als bedoeld in artikel 17 van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten te verlenen met betrekking tot het uitvoeren van één of meer voorzieningen door een aanbestedende dienst.

Hoofdstuk 5 - Overige bepalingen

Artikel 8 - Bevoegdheid

Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt een dag na publicatie in werking en werkt terug tot 1 januari 2013.

Artikel 10. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013 gemeente Diemen.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering
Van 28 maart 2013.
De raad voornoemd.
De griffier, De voorzitter,

Algemene toelichting Re-integratieverordening WWB 2013 gemeente Diemen

De WWB geeft het college de opdracht te zorgen voor de re-integratie van bijstandsgerechtigden, niet-uitkeringsgerechtigden en personen met een Anw-uitkering. Het college bepaalt welke re-integratievoorzieningen in de gemeente worden aangeboden en stelt tevens vast wie voor welke re-integratievoorziening in aanmerking komt. De WWB draagt aan de gemeenteraad op om een verordening op te stellen waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van haar re-integratietaak wordt neergelegd. In de WWB is vastgelegd dat in de verordening regels moeten worden opgenomen waaruit onder andere aandacht blijkt voor de in de WWB onderscheiden doelgroepen en de daarbinnen te onderscheiden subgroepen.

De gemeenteraad heeft gekozen voor een algemene, globale verordening. Dit heeft te maken met de aard van de opdracht die de raad heeft gekregen. Die leent zich niet tot het formuleren van gedetailleerde regels die op iedere situatie van toepassing zijn. Immers, re-integratie is maatwerk. Het is helemaal afhankelijk van iemands mogelijkheden en beperkingen wat in het concrete geval een passend re-integratietraject is. Daarom wordt aan het college de bevoegdheid gegeven om op een aantal punten eigen afwegingen te maken. Artikel 10 WWB bepaalt dat personen uit de doelgroep aanspraak hebben op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en de door het college noodzakelijk geachte re-integratievoorziening binnen de kaders van de re-integratieverordening. Daarom is ervoor gekozen in de verordening de re-integratievoorzieningen vast te leggen die het college in ieder geval kan aanbieden.

Artikelsgewijze toelichting Re-integratieverordening WWB 2013 gemeente Diemen

Artikel 1. Begrippen

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de WWB, IOAW, IOAZ, Awb of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de Verordening moet worden gewijzigd.

Artikel 2. Beleidsregels

De WWB verplicht de gemeenteraad het re-integratiebeleid in een verordening vast te leggen. Hier is gekozen voor de systematiek om niet alles in de verordening te regelen, maar ook gebruik te maken van beleidsregels.

Op grond van artikel 2 lid 1 van deze verordening moet het college beleidsregels opstellen.

Artikel 2 lid 2 van deze verordening legt vast welke specifieke beleidsregels in elk geval aan de orde moeten komen. Daarmee voldoet de gemeenteraad ook aan de plicht van artikel 8 lid 2 WWB om in de verordening vast te leggen dat er evenwichtige aandacht is voor verschillende doelgroepen en subdoelgroepen en de wijze waarop rekening wordt gehouden met zorgtaken. Via de regulier P&C cyclus verantwoord het college jaarlijks de gerealiseerde resultaten.

Artikel 3. Algemene bepalingen over re-integratievoorzieningen

De WWB schrijft niet dwingend voor welke re-integratievoorzieningen het college aan moet bieden. Het enige criterium is dat de re-integratievoorziening gericht moet zijn op de arbeidsinschakeling en moet bijdragen aan het (op termijn) mogelijk maken van reguliere arbeid door belanghebbende. Al naar gelang de afstand van belanghebbende tot de arbeidsmarkt kan een re-integratievoorziening gericht zijn op bijvoorbeeld sociale activering en het voorkomen van een isolement (zoals het doen van vrijwilligerswerk met behoud van uitkering), het leren van vaardigheden of kennis, of het opdoen van werkervaring (bijvoorbeeld via gesubsidieerd werk. Artikel 3 lid 1 van deze verordening geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van re-integratievoorzieningen bevat. Artikel 3 lid 2 van deze verordening geeft aan dat het de re-integratievoorziening noodzakelijk moet zijn voor deelname aan het maatschappelijke verkeer en/of betaalde arbeid. Artikel 3 lid 3 geeft een opsomming van re-integratievoorzieningen voor zowel de werkgever als de belanghebbende.

Artikel 4. Verplichtingen en trajectplan

In de WWB is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn de verplichtingen conform de wet geformuleerd. Artikel 4 lid 2 onder biedt de verbinding met de afstemmingsverordening. Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet.

Artikel 5. Premies

In de WWB is geregeld in art. 31 lid 2 sub j dat jaarlijks een activeringspremie van maximaal

€ 2292 kan worden verstrekt. Deze premie is onbelast, en telt dus ook niet mee bij de toepassing van inkomensafhankelijke regelingen. De gemeente kan haar premiebeleid afstemmen op de verschillende activiteiten die in het kader van activering verricht worden en daarbij de hoogte van de premie laten variëren. De gemeente kan ook besluiten bepaalde activiteiten in het geheel niet te premieren. Tenslotte kan de gemeente de premie afhankelijk maken van doelgroepen, zoals arbeidsgehandicapten, ouderen, jongeren, afstand tot de arbeidsmarkt etc. De WWB regelt in art. 31 lid 2 sub k de maximale onkostenvergoedingen bij het verrichten van vrijwilligerswerk (€ 20 per week, met een maximum van € 720 per jaar). Ook deze zijn onbelast en werken niet door bij inkomensafhankelijke regelingen. Ook hier kan de gemeente variëren in hoogte. Uitgangspunt voor deze beleidsregels is dat werk moet lonen en dat de negatieve effecten van de armoedeval zoveel mogelijk worden voorkomen.

Artikel 6. Sociale activering

Volgens de WWB dient ook sociale activering uiteindelijk gericht te zijn op arbeidsinschakeling. Voor bepaalde doelgroepen is arbeidsinschakeling echter een te hoog gegrepen doel. Voor deze personen staat dan ook niet re-integratie, maar participatie voorop. Artikel 6 lid 2 van deze verordening geeft een omschrijving van het begrip ‘sociale activering’. Lid 3 geeft het college de mogelijkheid om de duur van een dergelijke voorziening nader te bepalen. Gezien de mogelijk sterk verschillende behoeften op dit gebied, is het niet raadzaam een al te rigide termijn te stellen.

Artikel 7.

Op grond van dit artikel heeft het college de mogelijkheid bepaalde werksoorten aan de eigen WSW organisatie te gunnen. Per opdracht moet dit bekeken worden.

Artikel 8 tm 10

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.