Bomenverordening Diemen 2010

Geldend van 12-01-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2024

Intitulé

Bomenverordening Diemen 2010

Opmerkingen m.b.t. de regeling

Deze regeling vervangt De Bomenverordening 2009

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

1.Gemeentewet, artikel 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum

inwerkingtreding

01-10-2010

Terugwerkende kracht t/m

Betreft

nieuwe regeling

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

30-09-2010

Diemer Courant

d.d. 30-09-2010,

en 25-11-2010

Kenmerk voorstel

nr. 10-64

Bomenverordening Diemen 2010

De raad van de gemeente Diemen;

gelezen het voorstel van het college d.d. 12 augustus 2010

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen:

deBomenverordeningDiemen 2010

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    boom: een houtachtig, levend of afgestorven, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1.30 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam;

  • b.

    houtopstand: één of meer bomen, boomvormer, hakhout, (lint)begroeiing, struweel, klimplant, bosplantsoen, sierplantsoen, houtwal of heg;

  • c.

    vellen: het rooien, het dunnen, het kappen, het verplanten, het snoeien, het kandelaberen daaronder begrepen, van meer dan 30% van de kroon of het wortelgestel van een boom alsmede het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van die houtopstand ten gevolge kunnen hebben;

  • d.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet.

Artikel 2. Velverbod

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een houtopstand te vellen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is geen vergunning vereist voor het vellen van:

    • a.

      een houtopstand waar het Besluit activiteiten leefomgeving dit bepaalt noch voor een houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantgezondheidswet of krachtens een aanschrijving van het college.

    • b.

      een houtopstand in een achtertuin van een woning waarvan deze tuin niet groter is dan 100 m2.

  • 3. In afwijking van het eerste lid is eveneens geen vergunning vereist voor het vellen van:

    • a.

      een boom met een omtrek van minder dan 63 cm gemeten vanaf 1.30 meter boven het maaiveld met dien verstande dat wanneer de eigenaar of zakelijk gerechtigde van de boom een publiekrechtelijk lichaam is, een omtrek van minder dan 32 cm geldt;

    • b.

      een houtwal met een lengte van minder dan 25 meter of met een aaneengesloten oppervlakte van minder dan 100 m2;

    • c.

      struweel waarbij sprake is van een aangesloten oppervlakte van minder dan 100 m2;

    • d.

      een heg met een lengte van minder dan 25 meter;

    • e.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • f.

      het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • g.

      een houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld met een maximum van 30% van de houtopstand;

    • h.

      klimplant minder dan 5.00 meter hoog;

    • i.

      (lint)begroeiing waarbij sprake is van een aaneengesloten oppervlakte van minder dan 100 m2;

    • j.

      bosplantsoen waarbij sprake is van een aaneengesloten oppervlakte van minder dan 100 m2;

    • k.

      sierplantsoen bestaande uit hoofdzakelijk niet inheemse heesters en struiken.

  • 4. Ingeval een boom meer stammen heeft, geldt voor de toepassing van onderdeel ‘a’ van het derde lid de dikste stam.

  • 5. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden buiten de bebouwde komgrens, zoals die in het kader van de Boswet is bepaald, tenzij het houtopstanden in tuinen of erven betreft.

  • 6. De burgemeester kan een noodvelvergunning verlenen voor het direct vellen van een houtopstand, indien sprake is van acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang.

Artikel 3. Aanvraag vergunning

(Vervallen)

Artikel 4. Weigeringsgronden

Een vergunning wordt onder verwijzing naar de “Beleidsnotitie Bomenverordening Diemen 2010”, geweigerd indien het belang van degene die de velvergunning vraagt niet opweegt tegen het belang van:

  • a.

    natuur- en milieuwaarden;

  • b.

    landschappelijke waarden;

  • c.

    cultuurhistorische waarden;

  • d.

    waarden van stads- en dorpsschoon;

  • e.

    waarden voor recreatie en leefbaarheid;

  • f.

    leeftijd;

  • g.

    toekomstverwachting;

  • h.

    ruimtelijke structuur.

Artikel 5. De procedure

(Vervallen)

Artikel 6. Vervaltermijn vergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, vervalt van rechtswege indien daarvan geen gebruik is gemaakt binnen een termijn van twee jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning.

Artikel 7. Vergunningsvoorschriften

  • 1. Het bevoegd gezag kan aan de vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het voorschrift verbinden dat, binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig door het college te geven aanwijzingen, moet worden herplant.

  • 2. Het bevoegd gezag kan aan de vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het voorschrift verbinden dat niet eerder van de vergunning gebruik gemaakt mag worden, dan nadat:

    • a.

      daarmee samenhangende bepaalde andere vergunningen of besluiten zijn verleend en niet door de voorzieningenrechter zijn geschorst of;

    • b.

      de feitelijke en financiële voortgang van de werken en werkzaamheden, waarvoor de vergunning nodig is, voldoende is gewaarborgd.

  • 3. Het bevoegd gezag kan aan de vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, beperkingen en andere voorschriften verbinden, voor zover deze strekken tot bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning is vereist.

Artikel 8. Herplant en instandhoudingsplicht

  • 1. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan aan de overtreder, de verplichting opgelegd worden, te herplanten overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen binnen een door het college te stellen termijn.

  • 2. Indien na herplant blijkt dat deze of een deel daarvan niet aanslaat, kan het bevoegd gezag de rechthebbende verplichten deze herplant of het niet aangeslagen deel daarvan te vervangen binnen een door het college te stellen termijn.

  • 3. Indien een houtopstand, waarop het verbod tot vellen van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag de rechthebbende of degene die anderszins bevoegd is tot het treffen van voorzieningen, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen binnen een door het bevoegd gezag te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

Artikel 9. Schadevergoeding

Indien een belanghebbende door de weigering van de vergunning schade lijdt die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen, kent het college hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

Artikel 10. Afstand van de erfgrenslijn

Voor niet openbare grond of niet openbaar erf wordt de afstand als bedoeld in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek vastgesteld op 2 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen. Voor bomen in openbare grond of openbaar erf wordt de afstand gesteld op nihil.

Artikel 11. Bestrijding van iepenziekte

  • 1. Dit artikel verstaat onder:

    • a.

      iepenziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);

    • b.

      iepenspintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistratus (Marsch) en Scolytus pygmaeus.

  • 2. Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van de iepenziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de zakelijk gerechtigde, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;

    • b.

      de iepen ter plaatse te ontbasten en de bast te vernietigen;

    • c.

      de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepenziekte wordt voorkomen.

  • 3. Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan, met uitzondering van geheel ontbast iepenhout en iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter, voorhanden te hebben of te vervoeren.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van het in het derde lid genoemde verbod, onder het verbinden van voorschriften of beperkingen.

  • 5. Het niet-voldoen aan de in het tweede lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

Artikel 12. Strafbepaling

Overtreding van de artikelen 8, en 11, derde lid, of de niet-naleving van de aan de verplichting of ontheffing verbonden voorschriften of beperkingen wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 13. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de door het college aangewezen ambtenaren, of personen, ieder voor zover het betreft de in de aanwijzing vermelde bepalingen.

Artikel 14 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening

  • 1. Deze verordening treedt in werking één dag na bekendmaking.

  • 2. De Bomenverordening Diemen 2009 wordt ingetrokken.

Artikel 15. Overgangsbepaling

  • 1. De in artikel 14, tweede lid, genoemde verordening blijft van toepassing op aanvragen voor kapvergunningen die voor het in werking treden van deze verordening zijn ingediend en waarop op het moment van in werking treden van deze verordening nog niet is beschikt.

  • 2. De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 14, tweede lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.

Artikel 16. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Bomenverordening Diemen 2010”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van Diemen op [datum]
De voorzitter,
De griffier,

Bijlage

Onderwerp: Beleidsnotitie met betrekking tot advisering omtrent aanvragen op grond van de Bomenverordening Diemen 2010 (Beleidsnotitie Bomenverordening Diemen 2010).

Vellen: het rooien, het dunnen, het kappen, het verplanten, het snoeien, het kandelaberen daaronder begrepen, van meer dan 30% van de kroon of het wortelgestel van een boom alsmede het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van die houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

Inleiding/samenvatting

Voor het tot stand komen van een goede onderbouwing om op een aanvraag om een velvergunning op grond van de Bomenverordening Diemen 2010 te kunnen beslissen, is een goed, helder en duidelijk advies vereist. Dit advies dient aan te geven of en zo ja, in welke mate, zich weigeringsgronden, zoals genoemd in artikel 4 van de Bomenverordening Diemen 2010, voordoen en of andere belangen bij de afweging een rol spelen. De objectiveerbare uitwerking van de weigeringsgronden worden in dit beleidsstuk omgezet in criteria waaraan een wegingsfactor is gekoppeld. Deze wegingsfactoren zijn gebaseerd op de wegingsfactoren, die de Bomenstichting hanteert en zijn aangepast aan de lokale omstandigheden, die zich in de gemeente Diemen voordoen.

Deze notitie gaat, gelet hierop, dan ook nader in op de criteria en de wegingsfactoren die bepalen of een omgevingsvergunning voor het vellen of doen vellen van een houtopstand wel of niet verleend kan worden. Ook wordt nader ingegaan op de herplant- en instandhoudingsplicht.

Puntentoekenning

Per criterium wordt een wegingsfactor gegeven. Indien aan het criterium wordt voldaan, worden de punten die achter het criterium staan vermeld, gegeven. Alle punten worden uiteindelijk bij elkaar opgeteld.

Bij een totaalscore van minder dan 50 punten is het advies positief voor het verlenen van een vergunning. Voor publiekrechtelijke bomen kan een nader advies gegeven worden om een vergunning, ondanks een totaalscore onder de 50 punten, alsnog te weigeren.

Bij een totaalscore van 50 punten of meer, volgt een advies tot weigering van de aanvraag. Bij het toekennen van meer dan 50 punten is het niet onmogelijk een vergunning af te geven. Er kunnen zich redenen voordoen om alsnog een vergunning te verlenen. Deze redenen worden in deze beleidsnotitie nader omschreven en dienen deel uit te maken van een nadere belangenafweging.

Daar waar strijd is met het bepaalde genoemd in de Flora- en faunawetgeving bij of krachtens de Omgevingswet, wordt altijd een score van 50 punten toegekend. Dit doet zich voor als het voortbestaan van een diersoort in gevaar komt. Te allen tijde moet de algemene zorgplicht uit de Omgevingswet in acht genomen worden, alsmede eventuele specifieke zorgplichten. Een score van 50 wordt ook gegeven als de hoofdbomen- en groenstructuur van de gemeente Diemen door het vellen van de gevraagde houtopstand wordt aangetast.

Weigeringsgronden Bomenverordening 2010 omgezet in criteria:

4.a Bomenverordening: Natuur- en milieuwaarden

-Vaste nest- en rustplaatsen voor fauna zijn bijvoorbeeld roestplaatsen voor uilen en bomen met vleermuisverblijfplaatsen (oude spechtgaten).

Ook kan gedacht worden aan bomen overwoekerd met klimop of indien het voortbestaan van een diersoort gevaar loopt.

  • Incidentele nest- en rustplaatsen voor fauna is vrijwel altijd van toepassing op bomen of overige houtopstanden. Het komt zelden voor dat houtopstand geen waarde voor fauna heeft. Dode bomen kunnen op het eerste gezicht van weinig betekenis zijn met betrekking tot de fauna, maar vooral grotere dode bomen kunnen nest- en verblijfgelegenheden zijn voor vogels en zoogdieren.

  • De ecologische hoofdstructuur is vastgelegd in de provinciaal ecologische hoofdstructuur.

  • Ecologisch waardevol gebied is of wordt vastgelegd in het groenbeleidsplan en groenstructuurplan van de gemeente Diemen.

4.b Bomenverordening: Landschappelijke waarden

- De landschappelijke waarden worden getoetst aan het vigerende bestemmingsplan, het groenbeleidsplan en het groenstructuurplan.

4.c Bomenverordening: Cultuurhistorische waarden

  • In Diemen zijn onder andere herdenkingsbomen geplant. Deze bomen en ook monumentale bomen worden vastgelegd in een lijst behorende bij een groenbeleidsplan. Van toepassing op de aanvraag is de op het moment van het indienen van de aanvraag vigerende en vastgestelde lijst.

  • In het groenbeleidsplan en groenstructuurplan zijn de cultuurhistorische waarden van houtopstanden vastgelegd. Echter deze lijst is niet uitputtend. Derhalve kunnen zich situaties voordoen, waarbij sprake is van houtopstand van cultuurhistorische waarden. Bomen of overige houtopstanden die bij monumenten staan, kunnen bijvoorbeeld cultuurhistorisch van belang zijn. Als voorbeeld hierbij kan genoemd worden de erfbeplanting bij boerderij De Landhoeve bij het fort Diemerdam. Cultuurhistorisch is bijvoorbeeld ook de bomenrij van populieren langs de Oud Diemerlaan in Diemen Noord. Deze laan is namelijk sinds mensenheugenis beplant met populieren.

4.d Bomenverordening: Waarden van stads- en dorpsschoon

  • Volledig zichtbaar vanuit de openbare ruimte. Hiermee wordt bedoeld, dat de boom of overige houtopstanden deel uitmaken van de beleving van de openbare ruimte.

  • Beperkt zichtbaar vanuit de openbare ruimte. Hiermee wordt bedoeld, dat de boom of overige houtopstanden zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, maar minder deel uitmaken van de openbare ruimte, waardoor deze minder belevingswaarde voor de directe omgeving hebben.

  • Niet zichtbaar vanuit de openbare ruimte. Deze bomen en/of houtopstanden zijn niet of nauwelijks van belang voor de openbare ruimte en hebben geen belevingswaarde voor de directe omgeving.

4.e Bomenverordening: Waarden voor recreatie en leefbaarheid

  • Geluidwerende en afschermende waarde. Hiermee kan een waardering gegeven worden voor het afschermen van bijvoorbeeld wegen, spoorlijnen e.d.

  • Bij het deel uitmaken van een recreatiegebied of -park wordt de houtopstand gewaardeerd om dit gebied of park te beschermen.

4.f Bomenverordening: Leeftijd

Het criterium leeftijd is een grove inschatting. In veel gevallen is de leeftijd van de houtopstand te herleiden aan de hand van tekeningen, aanleggegevens van de woonwijk of vakkennis van de adviseur. De adviseur is door opleiding en ervaring in staat een leeftijdsinschatting van de houtopstand te maken.

4.g Bomenverordening: Toekomstverwachting

  • De toekomstverwachting is altijd een grove inschatting om discussie over de juistheid zoveel mogelijk te vermijden. Een Bomeneffectanalyse opgesteld door een extern bureau (verder: BEA) kan meer gedetailleerd inzicht geven over de toekomstverwachting van de houtopstand, maar een BEA is in de meeste gevallen niet noodzakelijk om tot een juiste toekomstverwachting te komen.

  • Een BEA wordt in ieder geval in de volgende gevallen vereist:

    • o

      Herinrichtingen van woonwijken en straten waar de inspraakverordening van toepassing is.

    • o

      Het vellen van houtopstanden die deel uitmaken van de hoofdbomen- en groenstructuur.

Bij vervanging van dode of beschadigde bomen is een BEA niet vereist.

4.h Bomenverordening: Ruimtelijke structuur

  • Voor een antwoord op de vraag of een houtopstand deel uitmaakt van de ruimtelijke structuur is bepalend of de bedoelde houtopstand onderdeel uitmaakt van een hoofd boom- of groenstructuur zoals beschreven in het groenbeleidsplan en groenstructuurplan van de gemeente Diemen.

  • De houtopstand die in beheer en onderhoud is van een publiekrechtelijke organisatie en niet nader is beschreven in het groenbeleidsplan en groenstructuurplan van de gemeente Diemen, maakt deel uit van de ruimtelijke structuur.

Redenen om in afwijking van de totaalscore toch een vergunning te verlenen of te weigeren zijn:

  • Dode bomen: een dode boom die in de hoofdbomenstructuur van de gemeente Diemen staat, scoort 50 of meer punten, maar dient wel vervangen te worden. Derhalve zal er een vergunning verleend moeten worden met als voorwaarde een herplantplicht. Een dode boom in een park kan voor de fauna zeer belangrijk zijn en derhalve 50 punten of meer scoren. Deze boom kan blijven staan, zolang de veiligheid niet in het geding is. Met veiligheid wordt bedoeld dan er geen direct gevaar is voor schade of letsel aan personen of goederen.

  • Gevaarzetting van houtopstand: indien houtopstand voor zijn omgeving gevaarlijk is en de veiligheid van personen en objecten in gevaar kan brengen, kan ondanks een eventuele hoge puntenscore, toch een vergunning worden verleend. Voorbeelden hiervan zijn: stamrot, zware takbreuk, slecht wortelgestel, overmatige wortelopdruk van bestratingen, e.d.

  • Maatschappelijk zwaarwegende redenen: dit zijn bijvoorbeeld bouwplannen, reconstructies, aanleg van kabels en leidingen en dijkverzwaringen. Als voorwaarde kan dan opgenomen worden dat de vereiste vergunningen om met dergelijke werkzaamheden te mogen starten, verleend zijn, voordat met het vellen van de houtopstand begonnen mag worden.

  • Ernstige verstoring van woon-en leefgenot: hierbij moet gedacht worden aan ernstige schaduw- en lichtbelemmering, waarbij voor het grootste deel van de dag niet van de tuin genoten kan worden, of overdag de verlichting in huis aangelaten moet worden.

    Uitzichtbelemmering is over het algemeen geen reden voor het vellen van houtopstand. Het vallen van bladeren, roetdauw, bomenpollen, vruchtafval en dergelijke zijn geen redenen om een velvergunning te verlenen.

  • Openbare orde en veiligheidsaspecten: openbare orde- en veiligheidsaspecten komen in het geding in situaties, waarbij de houtopstand met spoed geveld moet worden in verband met acuut gevaar voor de omgeving. Artikel 2, zesde lid, van de Bomenverordening gemeente Diemen 2010 bepaalt, dat de houtopstand na toestemming van de burgemeester direct geveld kan worden. Het politiekeurmerk “Veilig wonen” geeft ook richtlijnen met betrekking tot beplantingen in woonwijken. Indien op basis van het politiekeurmerk duidelijk is dat de veiligheid van de woonwijk in het geding is, kan tevens, ondanks de hoge puntenwaardering die aan de houtopstand is toegekend, een vergunning worden verleend.

Herplantplicht en instandhoudingsplicht

Een herplantplicht wordt opgelegd, indien een houtopstand geveld wordt die:

  • zonder de benodigde vergunningen geveld is; en/of

  • deel uitmaakt van de hoofdbomen- of groenstructuur, zoals beschreven in het groenbeleidsplan en groenstructuurplan van de gemeente Diemen.

  • de houtopstand 50 of meer punten scoort.

Voorschriften herplantplicht:

Indien een herplantplicht wordt opgelegd, wordt aangegeven welke boom, bomen of andersoortige houtopstand herplant dient te worden. Hierbij wordt tevens een uiterste termijn voor herplanting opgenomen, evenals de locatie van de nieuwe houtopstand.

Uitzondering voor het niet opleggen van een herplantplicht:

  • indien blijkt dat het feitelijk onmogelijk is om houtopstand te herplanten, zoals bijvoorbeeld bij nieuw op te richten bouwwerken;

  • indien blijkt dat de locatie niet geschikt is dan wel te klein is om houtopstand te kunnen herplanten.

De te herplanten houtopstand, dient zoveel mogelijk gelijkwaardig te zijn aan de te vellen houtopstand. Er dient echter rekening gehouden te worden met het feit dat het veelal niet mogelijk is de gevelde houtopstand te vervangen door gelijkwaardige beplantingen. Indien van een dergelijke situatie sprake is, kunnen nadere voorwaarden gesteld worden aan de groeiplaats en de verzorging van de te herplanten houtopstand. Het doel hiervan is de houtopstand een goede groeiontwikkeling in de toekomst te geven.

Een herplant kan door de aanvrager van een vergunning op het aanvraagformulier aangegeven worden. Bij het beoordelen van de aanvraag wordt door de adviseur getoetst of de voorgestelde herplanting voldoet aan de eis van gelijkwaardigheid van de te vellen houtopstand. Indien de herplant onvoldoende gelijkwaardig is, wordt door de vergunningverlener gemotiveerd aangegeven op welke punten het herplantingsplan aangepast moet worden om te voldoen aan de eis van gelijkwaardigheid.

Indien de aanvrager op het aanvraagformulier niet heeft aangegeven, dat hij geen houtopstand zal herplanten en de adviseur heeft aangegeven dat een herplantplicht in de vergunning moet worden opgenomen, wordt de aanvrager verzocht zijn aanvraag nader aan te vullen met een herplantingsplan of een motivering waarom herplant niet mogelijk is.

Indien op basis van de geldende beleidsregels geen vergunning voor het vellen van houtopstand verleend kan worden, wordt aan de eigenaar van deze houtopstand een instandhoudingsplicht opgelegd. (Deze wordt slechts opgelegd, indien het een waardevolle houtopstand betreft die door de eigenaar zodanig verwaarloosd is, waardoor de houtopstand verloren kan gaan).

Mandatering

In het belang van een doelmatige, efficiënte en rechtmatige uitvoering en handhaving van de Bomenverordening Diemen 2010 wordt de uitvoering en handhaving gedeeltelijk gemandateerd. Verwezen wordt naar het algemene mandaatbesluit.

Leges

Op grond van de Legesverordening zijn voor het indienen van een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het vellen of doen vellen van een houtopstand, legeskosten verbonden.

Citeertitel

Deze Beleidsnotitie wordt aangehaald als “Beleidsnotitie Bomenverordening Diemen 2010”.

Toelichting Bomenverordening Diemen 2010

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Boom: de definitie van het begrip boom is opgenomen vanwege de discussie over wat wel en wat geen boom is. Deze discussie speelt vooral bij meerstammigheid, zeer jonge bomen en boomachtige struiken. Gekozen is voor een zeer precieze definitie met eenvoudig te controleren voorwaarden, opdat zo min mogelijk twijfel kan ontstaan. Mocht deze zich toch nog voordoen, dan zal de vakliteratuur doorslaggevend moeten zijn. De minimaal 10 cm doorsnede is gekozen, omdat deze maat ook vaker gebruikt wordt bij het bepalen van het al dan niet gemakkelijk verplaatsbaar zijn van bomen. Vanzelfsprekend geldt de minimumgrootte niet voor aanplant opgelegd in het kader van de herplant- of instandhoudingsplicht. Door de 10 cm en de meerstammigheid zullen zeer oude struiken nu juridisch ook een boom kunnen zijn. Bescherming van “boomgelijke” struiken is van belang in stedelijke parken en op buitenplaatsen of landgoederen. Het begrip “afgestorven” is opgenomen om ook dode bomen te beschermen. Hiervoor zijn verschillende redenen. De eerste is dat in het najaar en in de winter het moeilijk te bepalen is of een boom daadwerkelijk afgestorven is. De tweede reden is dat het op deze manier niet lonend is om ervoor te zorgen dat een levende boom afsterft, zodat er geen omgevingsvergunning meer nodig is.

Houtopstand: het kernbegrip van deze verordening, waarop het velverbod en de vergunningplicht van toepassing zijn. Door dit begrip consequent centraal te stellen, wordt duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan bomen alleen:

  • Boomvormer: een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: heester - struik - struikachtige boom - (meerstammige) boom.

  • Hakhout: één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.

  • Houtwal: lijnvormige bosaanplant hoofdzakelijk bestaande uit inheemse heesters, struiken en boomvormers, vergunningsplichtig vanaf een minimale lengte van 25 meter of een aaneengesloten oppervlakte van 100 m² (1 are).

  • (Lint )begroeiing: vanwege de grote ecologische waarde van dergelijke begroeiingen (bijvoorbeeld een meidoorn of mispelhaag) is bescherming hiervan een noodzaak. Er staat "begroeiing" in plaats van beplanting, om ook spontaan opgeslagen groen bescherming te bieden, vergunningsplichtig vanaf een aaneengesloten oppervlakte van 100 m2 (1 are).

  • Bosplantsoen: aanplant van jong bos, bestaande uit hoofdzakelijk heesters, struiken en boomvormers, vergunningplichtig vanaf een aaneengesloten oppervlakte van 100m2 (1 are).

  • Struweel: een begroeiing van hoofdzakelijk inheemse soorten heesters en struiken, vergunningsplichtig vanaf een aaneengesloten oppervlakte van 100m2 (1 are).

  • Sierplantsoen: een begroeiing van hoofdzakelijk niet inheemse soorten heesters en struiken, sierplantsoen is niet vergunningsplichtig.

  • Heg: een lintvormige aanplant van heesters of struiken, al dan niet in een vorm gesnoeid, vergunningsplichtig vanaf een minimale lengte van 25 meter.

  • Klim plant: verhoutend, overblijvend gewas dat zich hecht aan een dragend element, zoals een wand of muur. Bedoeld zijn beeldbepalende verticale begroeiingen van één of meer klimplanten, vergunningsplichtig vanaf 5 meter hoog.

Vellen: elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij kappen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Onder vellen wordt tevens verstaan:

  • -dunning: velling ter bevordering van het voortbestaan van de houtopstand, met een maximum van 30% dunning van de houtopstand;

  • rooien: het geheel verwijderen van het boven- en ondergrondse deel van de houtopstand;

  • kappen: het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van de houtopstand;

  • kandelaberen: het terugsnoeien van de kroon tot een hoofdstam met takstompen.

Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 30 procent van het kroonvolume van de boom, vallen onder het begrip vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Het in stand houden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet vergunningplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is wel vergunningplichtig.

Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in houtopstand eveneens vergunningplichtig.

Artikel 2. Velverbod

Eerste lid

De omgevingsvergunning is in beginsel zaaksgebonden, want de vergunning heeft betrekking op activiteiten in de fysieke leefomgeving. In het kader van de Bomenverordening Diemen 2010 gaat het per 1 januari 2024 om de binnenplanse omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit vellen van het een houtopstand. Hoewel de vergunningsplicht nog geregeld is in deze verordening bepaalt het overgangsrecht bij de Omgevingswet dat deze vergunningsplicht gezien wordt als een omgevingsplanactiviteit. De vergunninghouder is dus niet degene aan wie de vergunning ooit is verleend maar degene die het project (vellen) uitvoert. Dat is degene die verantwoordelijk is voor de uitvoering dus de eigenaar of opdrachtgever. Die moet de vergunningvoorschriften naleven of zorgen dat zij door zijn werknemers of contractanten worden nageleefd.

Tweede lid onder a

De bevoegdheid tot het instellen van een verbod tot vellen bij gemeentelijke verordening strekt zich uit tot de gemeentegrenzen en wordt door het Besluit activiteiten leefomgeving beperkt.

Op grond van het Besluit kwaliteit leefomgeving moet de gemeente een bebouwingscontour houtkap vaststellen. Op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt, geldt als eerste bebouwingscontour houtkap de nog onder de Boswet vastgestelde bebouwde komgrens. Op bomen buiten de bebouwde kom is de Bomenverordening in beginsel niet van toepassing. De uitzondering zijn bomen in tuinen en erven.

Noodkap

Direct vellen als gevolg van grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang van openbare orde of veiligheid is een bevoegdheid van de Burgemeester op grond van de artikelen 173 en 175 van de Gemeentewet.

Tweede lid onder b

Om onnodige overheidsbemoeienis te reduceren (deregulering), hoeft men geen kapvergunning meer aan te vragen voor houtopstanden in achtertuinen van woningen waarvan die tuin kleiner is dan 100m2. In de vorige verordening was een meldingsplicht opgenomen. Deze gaf in de praktijk nog de nodige administratieve lasten. Voor de gemeente betekent het laten vervallen van de meldingsplicht een aanzienlijke administratieve lastenverlichting.

Derde lid

Voor houtopstand in eigendom van particulieren is gekozen voor de maat van minimaal 20 cm doorsnede, hetgeen een omtrek van 63 cm of meer van de boom inhoudt. De reden van deze keuze is gelegen in het feit dat deze afmeting een grenswaarde is, waarbij een boom van jongvolwassen overgaat naar volle wasdom. Daarmee neemt het belang van natuur- en milieuwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden, waarden van stads- en dorpsschoon, de waarden voor recreatie en leefbaarheid, leeftijd, toekomstverwachting en ruimtelijke structuur toe.

Deze belangen zijn tevens afwijzingsgronden voor een velvergunningsaanvraag. Een boom met een dergelijke afmeting is een rust- en roestplaats voor vogels (natuur- en milieuwaarden). Nog een reden om voor deze grenswaarde te kiezen is het milieueffect. Grote bomen filteren fijnstof uit de lucht. Het vellen van dergelijke bomen kan derhalve een milieuconsequentie hebben.

Voor houtopstand toebehorend aan publiekrechtelijke rechtspersonen blijft de gangbare maat van 10 cm doorsnede, hetgeen een omtrek van 32 cm of meer inhoudt, gehandhaafd. De reden hiervan is om de inspraakmogelijkheden voor burgers in de samenleving te versterken. Beeldbepalende heesters of klimplanten, alsook pas geplante herdenkings- of toekomstbomen, die niet de minimale doorsnede hebben, kunnen óf deel uitmaken van de hoofdgroenstructuur of hoofdboomstructuur óf opgenomen zijn in een lijst met monumentale bomen en als zodanig worden beschermd.

Artikel 3. Aanvraag vergunning

(Vervallen)

Dit artikel kende de indieningsvereisten voor het doen van een aanvraag. De Omgevingswet bepaalt nu dat een aanvraag om het vellen van een houtopstand gezien wordt als een binnenplanse aanvraag om een omgevingsplanactiviteit. In artikel 22.299 staan de indieningsvereisten.

Artikel 3 was overigens ook al voor de eerste wijziging van de Bomenverordening Diemen 2010 een vervallen artikel omdat de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht dit onderwerp regelde.

Artikel 4. Weigeringsgronden

De hier genoemde weigeringsgronden zijn in feite maatschappelijke waarden die aan bomen worden toegekend. Deze weigeringsgronden zijn nader uitgewerkt in de “Beleidsnotitie Bomenverordening Diemen 2010”. Eén weigeringsgrond kan voldoende zijn om de vergunning te weigeren. Hieronder worden de weigeringsgronden nogmaals toegelicht.

Sub a: Natuur- en milieuwaarden

-Vaste nest- en rustplaatsen voor fauna zijn bijvoorbeeld roestplaatsen voor uilen en bomen met vleermuisverblijfplaatsen (oude spechtgaten).

Ook kan gedacht worden aan bomen overwoekerd met klimop of indien het voortbestaan van een diersoort gevaar loopt.

  • Incidentele nest- en rustplaatsen voor fauna is vrijwel altijd van toepassing op bomen of overige houtopstanden. Het komt zelden voor dat houtopstand geen waarde voor fauna heeft. Dode bomen kunnen op het eerste gezicht van weinig betekenis zijn met betrekking tot de fauna, maar vooral grotere dode bomen kunnen nest- en verblijfgelegenheden zijn voor vogels en zoogdieren.

  • De ecologische hoofdstructuur is vastgelegd in de provinciaal ecologische hoofdstructuur.

  • Ecologisch waardevol gebied is of wordt vastgelegd in het groenbeleidsplan en groenstructuurplan van de gemeente Diemen.

Sub b: Landschappelijke waarden

-De landschappelijke waarden worden getoetst aan het vigerende bestemmingsplan, het groenbeleidsplan en het groenstructuurplan.

Sub c: Cultuurhistorische waarden

-De cultuurhistorische waarden van houtopstanden zijn beleidsmatig vastgelegd. De in het beleid opgenomen lijst is echter niet uitputtend. Derhalve kunnen zich situaties voordoen, waarbij sprake is van houtopstand van cultuurhistorische waarden. Bomen of overige houtopstanden die bij monumenten staan, kunnen bijvoorbeeld cultuurhistorisch van belang zijn. Als voorbeeld hierbij kan genoemd worden de erfbeplanting bij boerderij De Landhoeve bij het fort Diemerdam. Cultuurhistorisch is bijvoorbeeld ook de bomenrij van populieren langs de Oud Diemerlaan in Diemen Noord. Deze laan is namelijk sinds mensenheugenis beplant met populieren.

Sub d: Waarden van stads- en dorpsschoon

  • Volledig zichtbaar vanuit de openbare ruimte. Hiermee wordt bedoeld, dat de boom of overige houtopstanden deel uitmaken van de beleving van de openbare ruimte.

  • Beperkt zichtbaar vanuit de openbare ruimte. Hiermee wordt bedoeld, dat de boom of overige houtopstanden zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, maar minder deel uitmaken van de openbare ruimte, waardoor deze minder belevingswaarde voor de directe omgeving hebben.

  • Niet zichtbaar vanuit de openbare ruimte. Deze bomen en/of houtopstanden zijn niet of nauwelijks van belang voor de openbare ruimte en hebben geen belevingswaarde voor de directe omgeving.

Sub e: Waarden voor recreatie en leefbaarheid

  • Geluidwerende en afschermende waarde. Hiermee kan een waardering gegeven worden voor het afschermen van bijvoorbeeld wegen, spoorlijnen e.d.

  • Bij het deel uitmaken van een recreatiegebied of -park wordt de houtopstand gewaardeerd om dit gebied of park te beschermen.

Sub f: Leeftijd

-Het criterium leeftijd is een grove inschatting. In veel gevallen is de leeftijd van de houtopstand te herleiden aan de hand van tekeningen, aanleggegevens van de woonwijk of vakkennis van de adviseur. De adviseur is door opleiding en ervaring in staat een leeftijdsinschatting van de houtopstand te maken.

Sub g: Toekomstverwachting

  • De toekomstverwachting is altijd een grove inschatting om discussie over de juistheid zoveel mogelijk te vermijden. Een Bomeneffectanalyse opgesteld door een extern bureau (verder: BEA) kan meer gedetailleerd inzicht geven over de toekomstverwachting van de houtopstand, maar een BEA is in de meeste gevallen niet noodzakelijk om tot een juiste toekomstverwachting te komen.

  • Een BEA wordt in ieder geval in de volgende gevallen vereist:

    • o

      Herinrichtingen van woonwijken en straten waar de inspraakverordening van toepassing is.

    • o

      Het vellen van houtopstanden die deel uitmaken van de hoofdbomen- en groenstructuur.

Bij vervanging van dode of beschadigde bomen is een BEA niet vereist.

Sub h: Ruimtelijke structuur

  • Voor een antwoord op de vraag of een houtopstand deel uitmaakt van de ruimtelijke structuur is bepalend of de bedoelde houtopstand onderdeel uitmaakt van een hoofd boom- of groenstructuur zoals beschreven in het groenbeleidsplan en groenstructuurplan van de gemeente Diemen.

  • De houtopstand die in beheer en onderhoud is van een publiekrechtelijke organisatie en niet nader is beschreven in het groenbeleidsplan en groenstructuurplan van de gemeente Diemen, maakt deel uit van de ruimtelijke structuur.

Artikel 5. Procedure

(Vervallen)

De Omgevingswet en voorheen de Wabo geven tegenwoordig verplichtend aan welke procedure gevolgd moet worden.

Artikel 6. Vervaltermijn vergunning

In artikel 5.36, eerste lid, van de Omgevingswet is bepaald dat in een omgevingsvergunning kan worden bepaald dat zij geheel of gedeeltelijk geldt voor een daarbij gestelde termijn.

Door in de verordening een termijn van rechtswege op te nemen, is voor de aanvrager duidelijk dat een omgevingsvergunning voor de activiteit vellen of doen vellen van een houtopstand altijd is voorzien van een “geldigheidstermijn”.

Artikel 7. Vergunningsvoorschriften

Herplantplicht. De voorschriften moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar locatie, boomsoort of grootte en daarnaast dient in het voorschrift een termijn voor herplanting te worden opgenomen. Uit de rechtspraak naar aanleiding van de herplantplicht blijkt dat beleidsmatige uitwerking van aard en omvang van de herplantplicht noodzakelijk is. Deze uitwerking is opgenomen in de “Beleidsnotitie Bomenverordening Diemen 2010”.

Artikel 5.36, derde lid, van de Omgevingswet bepaalt dat regels gesteld kunnen worden met betrekking tot het verbinden van voorschriften aan de omgevingsvergunning. Door het opnemen van artikel 7 is bepaald welke voorschriften aan een omgevingsvergunning voor de activiteit vellen of doen vellen van een houtopstand, kunnen worden verbonden.

Artikel 8. Herplant /instandhoudingsplicht, voorschriften

Herplantvoorschriften moeten concreet en eenduidig zijn en mogen zeer gedetailleerd soort, locatie en plantwijze voorschrijven, mits dit in het gangbare beleid past. De wijze waarop de zelfstandige herplant en instandhoudingsplicht wordt uitgevoerd, vraagt dus om beleidsmatige uitwerking. Deze uitwerking kan deel uitmaken van een breder opgezet handhavingsbeleid. Factoren die daarbij een rol spelen, zijn de ernst van de overtreding, de mate van (on)verantwoordelijkheid die aan de overtreder kan worden toegerekend en de feitelijke mogelijkheden tot uitvoering van een herplantplicht. Onder het handhavingsbeleid vallen ook de richtlijnen voor het effectief uitvoeren van de strafvervolging door politie en daartoe aangestelde opsporingsambtenaren, zoals bedoeld in artikel 13.

Artikel 9. Schadevergoeding

De schadevergoeding is bedoeld ter compensatie van kostenderving (houtopbrengst) bij het weigeren van een omgevingsvergunning voor de activiteit vellen of doen vellen van een houtopstand. Op grond van artikel 17 van de Boswet wordt bij weigering van een omgevingsvergunning voor de vellen of doen vellen van een houtopstand, op verzoek van de eigenaar of gebruiker een naar redelijkheid te bepalen schadevergoeding uit de gemeentekas toegekend, indien schade wordt geleden die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijner laste behoort te blijven. Deze door de Boswet mogelijk gemaakt schadeloosstelling wegens het vellen van een houtopstand is door de rechter (Kroon), voor zover bekend zelden of nooit toegekend en lijkt voor ene theoretisch geval gedacht. De Boswet schrijft nog steeds opname van dit (schijnbaar overbodige) artikel voor.

Sinds 1 januari 2017 is de Boswet vervangen door de Wet natuurbescherming. Deze wet noch de Omgevingswet kent een vervanger van artikel 17 van de Boswet. Dit artikel zou dan ook geschrapt kunnen worden. Dit is nu nog niet gedaan, omdat dit een zoveel mogelijk beleidsneutrale wijziging van de Bomenverordening betreft.

Artikel 10 Afstand van de erfgrenslijn

De leden één en twee van artikel 42 van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek geeft het bekende verwijderingsrecht voor bomen binnen twee meter en heesters en hagen binnen een halve meter van de erfgrenslijn. Echter in artikel 5:42, tweede lid, is in afwijking van het oude Burgerlijk Wetboek toegevoegd: "tenzij ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegelaten". Daarom is in deze verordening dit artikel toegevoegd, dat de erfgrensafstand aanzienlijk verkleint. Met "nihil" voor heggen en heesters is bedoeld deze natuurlijke wijze van erfbegrenzing te beschermen. De juridische mogelijkheden voor burenruzies zijn hiermee enigszins verminderd. De “verboden zone” geldt niet voor beplantingen in de openbare ruimte (openbaar erf).

Artikel 11. Bestrijding iepenziekte

Een apart artikel over bestrijding van iepenziekte is nodig geworden, aangezien het Besluit bestrijding iepenziekte is opgeheven en de minister de gemeenten zelf de bevoegdheid heeft gelaten om op te treden tegen deze ziekte. Optreden tegen deze besmettelijke ziekte is dringend gewenst om de (nog resterende) iepen in de gemeente te behouden. Belangrijk is de verplichting ter plaatse iepen te ontbasten en het slepen met besmette iepen te voorkomen. Daarbij is in het artikel ontbasten opgenomen in plaats van ontschorsen. Ontbasten is opgenomen omdat de bast het levende weefsel onder de schors is en het noodzakelijk is de gehele bast te verwijderen. Belangrijk is dat na velling ter plaatse wordt ontbast om potentieel broedhout en verspreiding van de besmetting te voorkomen.

Opgenomen is verder dat, indien nodig, direct bestuursdwang toegepast kan worden vanwege de ernst van de zaak en noodzaak om snel te kunnen handelen.

Artikel 12. Strafbepaling

Op grond van artikel 5.1, eerste lid onder a, van de Omgevingswet is het verboden om zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten (waaronder het vellen van een houtopstand valt). Daarnaast is het ook verboden om te handelen in strijd met een voorschrift van een omgevingsvergunning (artikel 5.5 eerste lid onder a, van Omgevingswet).

Overtreding van deze artikelen is strafbaar gesteld in de Wet op de economische delicten en behoeft daardoor niet apart opgenomen te worden in deze verordening. Een overtreding van deze artikelen wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste zes maanden, taakstraf of geldboete van de vierde categorie.

Voor het overige geldt dat de op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging de mogelijkheid van het instellen door het college van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan bomen of houtopstand, onverlet laat.

Artikel 13. Toezichthouders

In dit artikel worden de toezichthouders aangewezen. De basis voor deze bevoegdheid wordt gevonden in hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht. In dit hoofdstuk zijn algemene regels gegeven voor de bestuursrechtelijke handhaving van algemeen geldende rechtsregels en individueel geldende voorschriften. Toezichthouders zijn personen die bij of krachtens wettelijk voorschrift belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift (artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht).

Artikel 14 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 15 Overgangsbepaling

Bij het opnemen van de overgangsbepaling is rekening gehouden met de overgangsbepalingen die zijn opgenomen in het kader van het in werking treden van de Wabo.

Deze bepaling hoeft niet gewijzigd te worden gelet op de Omgevingswet.