Regeling vervallen per 01-01-2021

Wegsleepverordening gemeente Diemen

Geldend van 10-07-2009 t/m 31-12-2020

Intitulé

Wegsleepverordening gemeente Diemen

Opmerkingen m.b.t. de regeling

Deze regeling vervangt de “Wegsleepverordening Diemen 2002”.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  • 1.

    Wegenverkeerswet 1994, artikel 173 lid 2;

  • 2.

    Besluit van 5 juli 2001, houdende nadere regels ter uitvoering van de in de Wegenverkeerswet 1994 vervatte wegsleepregeling (Besluit wegslepen van voertuigen).

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum

inwerkingtreding

10-07-2009

Terugwerkende kracht t/m

Betreft

nieuwe regeling

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

28-05-2009

Diemer Nieuws

d.d. 09-07-2009,

pagina 7.

Kenmerk voorstel

nr. 09-39

Wegsleepverordening gemeente Diemen

Nr.: 09-39

De raad van de gemeente Diemen;

gelezen het voorstel van het college d.d. 21 april 2009;

gelet op artikel 173 van de Wegenverkeerswet

B E S L U I T:

vast te stellen de Wegsleepverordening gemeente Diemen.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    RVV 1990 : het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • 2.

    wet : de Wegenverkeerswet 1994;

  • 3.

    besluit : het Besluit wegslepen van voertuigen;

  • 4.

    voertuig : wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, onder al RW 1990;

  • 5.

    motorrijtuig : wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder c van de wet;

  • 6.

    het college : het college van burgemeester en wethouders;

  • 7.

    wegen : alle voor het openbaar vervoer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

Artikel 2. Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten

Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c van de wet worden alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente Diemen aangewezen voor zover deze behoren tot een van de in artikel 2 van het besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.

Artikel 3. Plaats bewaring voertuigen en openingstijden

  • 1. Als plaats van bewaring van voertuigen wordt aangewezen de Daniel Goedkoopstraat 7-9 te Amsterdam.

  • 2. De openingstijden van de in het eerste lid bedoelde bewaarplaats worden door het college vastgesteld.

  • 3. Voertuigen die op grond van artikel 5 worden weggesleept, worden bewaard op het terrein van de politie aan de Johan Huizingalaan te Amsterdam.

Artikel 4. Kosten overbrengen en bewaren voertuigen

1.De kosten voor verplaatsen en wegslepen bedragen per uur (prijspeil 2009 exclusief BTW):

Kosten

Tariefgroep

Tijdstip

€ 216,60

I

Maandag tot en met vrijdag van 06.00 uur tot 18.00 uur

€ 257,08

II

Maandag tot en met vrijdag van 18.00 tot 00.00 uur, dinsdag tot en met vrijdag van 00.00 tot 18.00 uur

€ 297,56

III

Op zon- en feestdagen. Vanaf 6 uren voor, tot zes uren na de zon- en feestdag.

  • 2.

    De kosten voor het bewaren van een voertuig bedragen € 58,-- (prijspeil 2009) per verstreken periode van 12 uren, of een gedeelte daarvan, met een maximum van 14 termijnen.

  • 3.

    De kosten, zoals genoemd in het eerste lid, worden verhoogd met een toeslag van 15% voor gemeentelijke administratiekosten.

Artikel 5. Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat

Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 130, vierde lid, 164, zevende lid, en 174, eerste lid van de wet, zijn de artikelen 1, 3 en 4 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6. Nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels ten aanzien van het wegslepen van voertuigen vast te stellen. Deze nadere regels worden vastgelegd in “de Uitvoeringsregeling wegslepen, bewaren en teruggave van voertuigen gemeente Diemen”.

Artikel 7. Inwerkingtreding en Citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking.

  • 2. De oude wegsleepverordening wordt op het in het eerste lid bedoelde tijdstip van inwerkingtreding ingetrokken.

  • 3. De datum van ingang van de kosten van overbrenging en bewaring van voertuigen, zoals bedoeld in artikel 4 gelden vanaf 1 januari 2009.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als: “Wegsleepverordening Diemen”.

Artikel 8. Bekendmaking

Deze verordening zal worden bekendgemaakt door een publicatie in de Diemer Nieuws.

De verordening wordt gezonden naar:

  • -

    de officier van justitie;

  • -

    de korpschef van het regionale politiekorps;

  • -

    de betrokken wegbeheerders;

  • -

    de korpschef van de Landelijke politiediensten.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 28 mei 2009.
voorzitter,
griffier,

Toelichting behorende bij de wegsleepverordening gemeente Diemen

Algemeen

Op 1 januari 2002 is de Wet van 21 februari 1997, houdende de wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994), ook wel de wijziging van de wegsleepregeling genoemd, en het bijbehorende Besluit wegslepen van voertuigen in werking getreden. Artikel 170 tot en met 173 WVW 1994 zijn geheel vervangen door nieuwe bepalingen. De wijzigingswet is bij de Invoeringswet van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), deel II, nog aangepast in verband met de overgang van de bepalingen over de uitvoering van bestuursdwang uit de Gemeentewet naar de Awb.

Kort samengevat houden de wijzigingen in de wegsleepregeling voor gemeenten het volgende in:

Bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen

Het uitvoeren van de wegsleepregeling is geen bevoegdheid meer van de burgemeester, maar van het gehele college van burgemeester en wethouders. Het wegslepen van een voertuig moet worden gezien als een bijzondere vorm van bestuursdwang. In de Awb zijn algemene regels gesteld over de toepassing van bestuursdwang. Deze regels zijn voor een groot deel ook van toepassing op het wegslepen van voertuigen. In de WVW 1994 wordt een aantal bepalingen uit de Awb niet van toepassing verklaard. Tegen besluiten tot het wegslepen van voertuigen staat op grond van de Awb bezwaar en vervolgens beroep open.

Uitgebreide werking

Op grond van de oude WVW 1994 mochten op de weg staande voertuigen alleen worden weggesleept in het belang van de veiligheid op de weg, de vrijheid van het verkeer of het vrijhouden van gehandicaptenparkeerplaatsen. Op grond van de herziene regeling in de WVW 1994 en het daarop gebaseerde Besluit wegslepen van voertuigen is het laatstgenoemde criterium uitgebreid. Zowel de VNG als een aantal grote(re) gemeenten hebben hier sterk op aangedrongen bij zowel het ministerie van Verkeer en Waterstaat als de Tweede Kamer. Er zijn immers meer locaties denkbaar waar fout parkeren als zeer hinderlijk wordt ervaren zonder dat de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer direct in het geding is. Direct optreden tegen dergelijke fout geparkeerde voertuigen kan in bepaalde gevallen zeer wenselijk zijn. Hierbij kan worden gedacht aan het onbevoegd parkeren op laad- en loshavens, taxistandplaatsen, marktterreinen, voetgangersgebieden en dergelijke. Deze wegen en weggedeelten moeten eerst nader worden aangewezen in een gemeentelijke verordening voordat gemeenten gebruik kunnen maken van deze bevoegdheid.

In zowel in de oude als de nieuwe regeling geldt dat een voertuig niet zonder meer kan worden weggesleept wanneer aan een van de genoemde criteria wordt voldaan. Degene die met de uitvoering van de wegsleepregeling is belast, dient per geval na te gaan of in dat specifieke geval het wegslepen van het desbetreffende voertuig absoluut noodzakelijk is. Het wegslepen van een voertuig dat om 4.00 uur 's nachts in strijd met een van de genoemde criteria is geparkeerd, zal doorgaans als niet of minder urgent moeten worden beschouwd. In zo'n geval kan het opmaken van een proces-verbaal door een opsporingsambtenaar doorgaans volstaan.

Verhouding Wet-Mulder en bestuursdwang

Wanneer een voertuig fout geparkeerd staat en wegsleepwaardig is, zijn er in principe twee naast elkaar bestaande manieren om hiertegen op te treden. Allereerst door politie en justitie op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet-Mulder) via het opmaken van een beschikking. Daarnaast door het uitvoeren van bestuursdwang (lees: het laten wegslepen en bewaren van dat voertuig) door het college van burgemeester en wethouders. In de oude wegsleepregeling bestond er een onlosmakelijk verband tussen beide vormen van optreden. Voordat tot het wegslepen van een voertuig kon worden overgegaan, moest altijd eerst een beschikking op grond van de Wet-Mulder worden opgemaakt. Indien de desbetreffende beschikking werd geseponeerd of wanneer vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging door de rechter volgde, dienden ook de kosten van het wegslepen en bewaren van het voertuig te worden terugbetaald.

In de nieuwe wegsleepregeling wordt deze koppeling losgelaten. Het opmaken van een mini op grond van de Wet-Mulder, voordat tot het wegslepen van een voertuig kan worden overgegaan, is niet meer vereist, maar kan nog steeds wel samengaan. Opgemerkt wordt dat het wel noodzakelijk is om de geconstateerde parkeerovertreding zo goed mogelijk vast te leggen wanneer alleen gebruik wordt gemaakt van de bestuursdwangbevoegdheid. Voor eventuele latere bezwaren beroepsprocedures op grond van de Awb is het verstandig de geconstateerde parkeerovertreding zo goed mogelijk vast te leggen in een schriftelijk document en bij voorkeur vergezeld te laten gaan van een foto die de feitelijke situatie weergeeft. Een eventueel sepot, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging door justitie, respectievelijk de rechter naar aanleiding van een proces-verbaal is niet zonder meer een reden om ook de kosten van de bestuursdwang terug te betalen. Het college van burgemeester en wethouders maakt in een eventuele bezwaarprocedure een zelfstandige afweging. Indien wordt overgegaan tot wegslepen van het voertuig hoeft geen mulderbeschikking te worden uitgeschreven. Mocht dit toch zijn gebeurd, dan wordt deze bon door de RICO er tussen uitgehaald en niet doorgestuurd naar het CJIB.

Verordening

In artikel 170 en volgende WVW 1994 is het kader aangegeven waarbinnen het college van burgemeester en wethouders gebruik kan maken van zijn bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen. Hoewel de bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen in de wet is neergelegd, kan het college pas goed van deze bevoegdheid gebruikmaken wanneer de gemeenteraad in een verordening nadere regels heeft gesteld over de toepassing van deze bevoegdheid, zoals in artikel 173, tweede lid van de wet wordt voorgeschreven. In deze verordening dienen in elk geval regels te worden gesteld over:

  • -

    de aanwijzing van de plaats(en) waar de weggesleepte voertuigen worden bewaard;

  • -

    de berekening van de kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van het wegslepen en bewaren van voertuigen;

  • -

    de eventuele aanwijzing van wegen en weggedeelten waar op grond van artikel 170, eerste lid, onder c WVW 1994 voertuigen mogen worden weggesleept.

Aangezien in artikel 173, tweede lid van de wet wordt aangegeven dat de nadere regels bij gemeentelijke verordening moeten worden gesteld, kunnen de hiervoor genoemde onderwerpen niet worden gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders. De uitwerking van de nadere regels van de verordening kan wel door het college van burgemeester en wethouders geschieden (bijvoorbeeld door middel van beleidsregels).

Wegsleepwaardige overtredingen

Zoals hiervoor reeds aangegeven mochten op grond van de bepalingen uit de oude WVW 1994 op de weg staande voertuigen alleen worden weggesleept in het belang van de veiligheid op de weg, de vrijheid van het verkeer of het vrijhouden van invalidenparkeerplaatsen.

In vele bestaande wegsleepregelingen van de burgemeester is concreet aangegeven in welke gevallen er sprake kan zijn van een wegsleepwaardige overtreding. Hiervoor is vaak aansluiting gezocht bij de delictsomschrijvingen uit de WVW 1994 of het RW 1990.

Zo'n aanpak kan uit praktisch oogpunt wellicht wenselijk zijn omdat degene die met de uitvoering van de wegsleepregeling is belast, direct uit de regeling kan afleiden of een voertuig mag worden weggesleept. Toch hebben wij met de VNG gemeend bij het opstellen van de wegsleepverordening voor een andere aanpak te moeten kiezen. Enerzijds omdat een gemeente zichzelf nodeloos beperkingen kan opleggen wanneer in de verordening zelf concreet wordt aangegeven welke wegsleepwaardige overtredingen worden onderscheiden.

Op grond van het nieuwe artikel 170, eerste lid WVW 1994 kunnen immers voertuigen waarmee een verkeersregel wordt overtreden en waarvan de verwijdering noodzakelijk is in verband met het belang van:

  • a.

    de veiligheid op de weg of;

  • b.

    de vrijheid van het verkeer of;

  • c.

    het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen zonder meer worden weggesleept.

Anderzijds omdat het gevaar bestaat dat de delictsomschrijvingen uit de wegenverkeerswetgeving en de wegsleepverordening niet naadloos op elkaar aansluiten. Wanneer dit het geval is, bestaat er de kans dat de gemeente in eventuele bezwaar- en beroepsprocedures om formele redenen in het ongelijk wordt gesteld. Daarnaast geldt uiteraard ook dat zaken niet dubbel moeten worden geregeld. Bovendien zou bij elke wijziging in de desbetreffende onderdelen van de wegenverkeerswetgeving ook de wegsleepverordening moeten worden aangepast.

Om die redenen hebben wij ervoor gekozen om de delictsomschrijvingen niet in de verordening op te nemen, maarte volstaan met een wegsleepverordening waarin alleen zaken zijn geregeld die gemeenten aanvullend moeten en kunnen regelen. Om gemeenten toch enig houvast te bieden bij de toepassing van de wegsleepverordening hebben wij in een bijlage bij deze toelichting aangegeven in welke concrete gevallen er sprake kan zijn van een wegsleepwaardige overtreding van de wegenverkeerswetgeving.

Tot slot wijzen wij nog op het bepaalde in artikel 170, zesde lid WVW 1994. Hierin wordt bepaald dat een voertuig niet kan worden weggesleept indien de rechthebbende het voertuig verwijdert voordat met de overbrenging wordt begonnen. In de wet wordt niet expliciet aangegeven wanneer met de overbrenging wordt begonnen. In de dagelijkse praktijk wordt ervan uitgegaan dat pas met de overbrenging wordt begonnen wanneer het voertuig zich in de takels van het wegsleepvoertuig bevindt. Indien de rechthebbende zich eerder bij zijn voertuig meldt, mag het voertuig niet meer worden weggesleept. Wel zal de rechthebbende alle aan de voorbereiding van de overbrenging verbonden kosten dienen te vergoeden, waarbij met name kan worden gedacht aan de voorrijkosten van het sleepvoertuig en administratieve kosten.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    RW 1990 : het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • 2.

    Wet : de Wegenverkeerswet 1994;

  • 3.

    Besluit : het Besluit wegslepen van voertuigen;

  • 4.

    Voertuig : wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, onder al RW 1990;

  • 5.

    Motorrijtuig : wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder c van de wet;

  • 6.

    het college : het college van burgemeester en wethouders;

  • 7.

    wegen : alle voor het openbaar vervoer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

Bijlage bij toelichting van de wegsleepverordening

A. Veiligheid op de weg en vrijheid van het verkeer

Als gevallen waarin verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg en de vrijheid van het verkeer (zie artikel 170, eerste lid, aanhef en onder a en b WVW 1994) noodzakelijk kunnen zijn, kunnen worden genoemd:

  • ·

    Plaats op de weg

    • a.

      een voertuig is tot stilstand gebracht op een trottoir, voetpad of fietspad, tenzij het een fiets, bromfiets of invalidenvoertuig betreft (zie artikel 10 en artikel 5 tot en met 7 RW 1990).

Artikel 2a RVV 1990:

  • -

    De regels van dit besluit betreffende motorvoertuigen en bestuurders van motorvoertuigen zijn, in plaats van de regels voor bromfietsen, mede van toepassing op brommobielen en bestuurders van brommobielen.

    Dit artikel bevat de essentie van de nieuwe regeling betreffende brommobielen. De bepaling houdt in, dat bestuurders van brommobielen zich in het verkeer, anders dan bestuurders van bromfietsen geen brommobiel zijnde, dienen te houden aan de regels van het RVV 1990 zoals die voor bestuurders van personenauto`s gelden.

    • ·

      Laten stilstaan

      • b.

        een voertuig is tot stilstand gebracht:

        • 1.

          op een kruispunt, rotonde of een overweg;

        • 2.

          op een fietsstrook of de rijbaan langs een fietsstrook;

        • 3.

          op een oversteekplaats of binnen een afstand van 5 meter daarvan;

        • 4.

          in een tunnel;

        • 5.

          bij een bord bushalte (eventueel: ook tramhalte) ter hoogte van de geblokte markering of, indien die markering niet is aangebracht, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord, tenzij het stilstaan dient voor het onmiddellijk laten in- en uitstappen van passagiers;

        • 6.

          op de rijbaan langs een busstrook;

        • 7.

          op een busbaan of een busstrook met uitzondering van een lijnbus;

        • 8.

          langs een gele doorgetrokken streep of in strijd met bord E2 van bijlage 1 RW 1990;

        • 9.

          op de rijbaan, inclusief de invoeg- en uitrijstrook, van een autosnelweg of autoweg, of -behoudens in noodgevallen- op de vluchtstrook, de vluchthaven of de berm van zo'n weg. (zie artikel 23, 43, tweede lid, en 81 RW 1990 en bord E2 van bijlage 1 bij het RW 1990.)

    • ·

      Parkeren

      • c.

        een voertuig is geparkeerd:

        • 1.

          bij een kruispunt op een afstand van minder dan 5 meter daarvan;.

        • 2.

          voor een inrit of een uitrit;

        • 3.

          buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg;

        • 4.

          langs een gele onderbroken streep of in strijd met bord E1 van bijlage 1 RW 1990;

        • 5.

          op een wijze waardoor er sprake is van dubbel parkeren;

        • 6.

          binnen een erf, waarbij - voorzover het een motorvoertuig betreft - geen gebruik is gemaakt van de parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangewezen;

        • 7.

          op een weg waarvoor een geslotenverklaring geldt;

        • 8.

          zonder dat de voorgeschreven voertuigverlichting in werking is gesteld; (zie artikel 24, 25, 38 e.v. en 46 RW 1990 en bord E1 van bijlage 1 bij het RW 1990.);

        • 9.

          op een parkeergelegenheid:

  • -

    voor zover zijn voertuig niet behoort tot de op het bord of op het onderbord aangegeven voertuigcategorie of groep voertuigen;

  • -

    op een andere wijze dan op het bord of op het onderbord is aangegeven;

  • -

    op dagen of uren waarop dit blijkens het onderbord is verboden;

    • 10.

      op een gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen

    • 11.

      op een parkeerplaats voor vergunninghouders, aangeduid door verkeersbord E9, indien voor zijn voertuig geen vergunning tot parkeren op die plaats is verleend, indien onder de verkeersborden E4 t/m E8, E12 en E13, op een onderbord dagen of uren zijn vermeld, gelden de uit het bord of onderbord voortvloeiende geboden of verboden slechts gedurende de aangegeven dagen of uren of indien een parkeergelegenheid, aangeduid met een van de borden E4 t/m E13, is voorzien van parkeervakken, mag slechts in die vakken worden geparkeerd.

      • ·

        Bevel of aanwijzing

        • d.

          een voertuig is tot stilstand gebracht in strijd met een bevel of een aanwijzing, gegeven door een daartoe bevoegd en als zodanig kenbare ambtenaar of ander persoon; (zie artikel 82 RW 1990.)

      • ·

        Gevaarlijk of hinderlijk gedrag

        • e.

          een voertuig is overigens zodanig tot stilstand gebracht of geparkeerd dat gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden gehinderd. (zie artikel 5 WVW 1994, het zogenaamde kapstokartikel.)

Toelichting

Hiervoor zijn diverse wegsleepwaardige overtredingen van de wegenverkeerswetgeving opgenomen, waarbij het motief ligt bij de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer. Zoals reeds in de algemene toelichting is aangegeven, zal van geval tot geval beoordeeld moeten worden of de geconstateerde parkeerovertreding ook daadwerkelijk wegsleepwaardig is.

In onderdeel a gaat het om overtreding van artikel 10 RW 1990. Bestuurders van voertuigen, met uitzondering van fietsen, bromfietsen en invalidenvoertuigen (zie artikel 5 tot en met 7 RW 1990), gebruiken de rijbaan. Zij mogen hun voertuig niet parkeren op een trottoir, voetpad of fietspad.

In onderdeel b gaat het om overtreding van het bepaalde in artikel 23, 43, tweede lid, en 81 RW 1990 en bord E2 van bijlage 1 bij het RW 1990.

In onderdeel c is er sprake van overtreding van het bepaalde in artikel 24, 25, 38 e.v. en 46 RW 1990 en bord E1 van bijlage 1 bij het RW 1990.

In onderdeel d wordt gedoeld op overtreding van het bepaalde in artikel 82 RW 1990.

In onderdeel e gaat het om overtreding van het bepaalde in artikel 5 WVW 1994, het kapstokartikel. Op grond van deze bepaling is het verboden zich zodanig te gedragen dat er gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden gehinderd. De inhoud van deze bepaling is zo ruim dat ongewenst gedrag op de weg, i.e. ongewenst parkeren, dat ) niet reeds in onderdeel a tot en met d is geregeld, doorgaans onder deze bepaling kan worden gebracht.

B. Vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen

Verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen (zie artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c WVW 1994 en artikel 2 Besluit wegslepen van voertuigen) kunnen noodzakelijk zijn in het geval dat een voertuig geparkeerd is:

  • a.

    op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E1 van bijlage 1 van het RW 1990 of door middel van een gele onderbroken streep als bedoeld in artikel 24, lid 1 onder e RW 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een parkeerverbod geldt;

  • b.

    op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E2 van die bijlage of door middel van een gele doorgetrokken streep als bedoeld in artikel 23, lid 1 onder g RW 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een verbod stil te staan geldt;

  • c.

    op een parkeerplaats nader aangeduid door bord E4 van die bijlage (al dan niet met onderbord) voorzover:

    • -

      het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;

    • -

      het voertuig op een andere dan de aangegeven wijze is geparkeerd;

    • -

      het voertuig op andere dagen of uren dan aangegeven is geparkeerd;

  • d.

    op een taxistandplaats, nader aangeduid door bord E5 van die bijlage, tenzij het parkeren gebeurt met een taxi;

  • e.

    op een gehandicaptenparkeerplaats, nader aangeduid met bord E6 van die bijlage:

    • -

      tenzij het parkeren gebeurt met een gehandicaptenvoertuig;

    • -

      tenzij gebruik wordt gemaakt van een geldige en duidelijk zichtbaar aangebrachte gehandicaptenparkeerkaart;

    • -

      die gereserveerd is voor een bepaald voertuig, tenzij het parkeren gebeurt met dat voertuig;

  • f.

    op een laad- en losplaats, nader aangeduid door bord E7 van die bijlage (met uitzondering van de aangegeven dagen of uren), tenzij de bestuurder van het voertuig bezig is met het onmiddellijk laden en lossen van goederen;

  • g.

    op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E8 van die bijlage voor zover het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;

  • h.

    op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E9 van die bijlage en bestemd voor vergunninghouders, tenzij het parkeren gebeurt met het voertuig waarvoor een parkeervergunning is afgegeven;

  • i.

    in een voetgangersgebied, nader aangeduid door bord G7 of C1 van die bijlage (eventueel: met uitzondering van aangegeven dagen en uren).

Toelichting

Hiervoor zijn diverse wegsleepwaardige overtredingen van de wegenverkeerswetgeving opgenomen, waarbij het motief niet zozeer ligt bij de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer, maar wel bij het vrijhouden van wegen en weggedeelten. In de oude wettelijke regeling werd een specifiek voorbeeld van een locatie genoemd waar voertuigen mochten worden weggesleept wanneer hier door onbevoegden werd geparkeerd, namelijk de gehandicaptenparkeerplaats. In de praktijk bleken er aanzienlijk meer locaties denkbaar te zijn waar het wegslepen van voertuigen noodzakelijk werd geacht zonder dat er direct sprake was van verkeersonveiligheid of belemmering van de doorstroming van het verkeer. In artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen is concreet aangegeven op welke soorten wegen en weggedeelten voertuigen mogen worden weggesleept in het belang van het vrijhouden van wegen en

Toelichting

In deze bepaling is een aantal begrippen omschreven dat diverse malen in deze verordening terugkomt. De omschrijving van deze begrippen spreekt voor zich. Veelal wordt verwezen naar definities uit bestaande wetgeving.

Ad d. Voertuig

Het begrip 'voertuig', zoals in artikel 1, onder al RW 1990 is omschreven, is ruim. Hieronder vallen niet alleen motorvoertuigen, maar ook fietsen en bromfietsen, invalidenvoertuigen, trams en wagens. Al deze voertuigen vallen derhalve onder de werking van deze wegsleepverordening. Ook in APV is een bepaling opgenomen over de verwijdering van fietsen en bromfietsen van de openbare weg (zie artikel 5.1.11). Deze bepaling is aanvullend op wat de wegenverkeerswetgeving beoogt te regelen. In artikel 5.1.11 van de APV spelen namelijk andere belangen een rol, zoals de openbare orde en veiligheid, het uiterlijk aanzien en de openbare gezondheid.

Ad e. Motorrijtuig

Het begrip 'motorrijtuig' is apart omschreven omdat artikel 5 van de wegsleepverordening alleen betrekking heeft op dit soort voertuigen.

Artikel 2. Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten

Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c van de wet worden alle wegen en weggedeelten binnen de gemeenten aangewezen voorzover ze behoren tot een van de in artikel 2 van het besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.

Toelichting

Zoals hiervoor in het algemene deel van de toelichting is gememoreerd, is de bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen in de wet zelf geregeld. Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer hoeven geen wegen en weggedeelten te worden aangewezen. Van deze bevoegdheid kan op alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente gebruik worden gemaakt.

Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten kunnen op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 173, tweede lid, aanhef en onder c WVW 1994 bij gemeentelijke verordening wegen en weggedeelten worden aangewezen. In artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen is nader aangegeven om welke soorten van wegen en weggedeelten het kan gaan, zoals onder andere gehandicaptenparkeerplaatsen, taxistandplaatsen, laad- en loshavens, parkeerplaatsen voor vergunninghouders, voetgangersgebieden en dergelijke. Het is aan de gemeenteraad om in deze wegsleepverordening de wegen en weggedeelten aan te wijzen waar het college van burgemeester en wethouders van deze bevoegdheid gebruik kan maken. In de tekst van de verordening is de ruimste variant opgenomen: alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente zijn aangewezen. Voor twee minder vergaande varianten, namelijk alleen de wegen en weggedeelten binnen de bebouwde kom of een aantal wegen en weggedeelten met name genoemd is niet gekozen. In beide varianten kiest een gemeente er dus expliciet voor om slechts in bepaalde delen van de gemeente voertuigen weg te slepen die op taxistandplaatsen, gehandicaptenparkeerplaatsen en dergelijke staan.

Kortom, een voertuig kan in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten slechts worden weggesleept wanneer deze wegen en weggedeelten en behoren tot de soorten van wegen en weggedeelten, zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen, en zijn aangewezen in de wegsleepverordening.

Voor de volledigheid wordt nog eens opgemerkt dat een parkeerovertreding, zoals in deze bepaling bedoeld, op zich niet zonder meer voldoende is om over te gaan tot het wegslepen en in bewaring stellen van een voertuig. Per geval zal tevens moeten worden beoordeeld of de specifieke parkeerovertreding het wegslepen en in bewaring stellen van het desbetreffende voertuig ook rechtvaardigt. Indien bijvoorbeeld een voertuig midden in de nacht op een laad- en loshaven wordt geparkeerd terwijl alle winkels en bedrijven dicht zijn, zal het normaal gesproken niet weggesleept mogen worden. Het voertuig zal doorgaans pas mogen worden weggesleept wanneer de winkels en bedrijven weer opengaan of enige tijd daarvoor.

Artikel 3. Plaats bewaring voertuigen en openingstijden

  • 1.

    Als plaats van bewaring van voertuigen wordt aangewezen de Daniel Goedkoopstraat 7-9 te Amsterdam.

  • 2.

    De openingstijden van de in het eerste lid bedoelde bewaarplaats worden door het college vastgesteld.

  • 3.

    Voertuigen die op grond van artikel 5 worden weggesleept, worden bewaard op het terrein van de politie aan de Johan Huizingalaan te Amsterdam.

Toelichting

De inhoud van de bepaling spreekt voor zich. Vanwege de redactie van artikel 173, tweede lid WVW 1994 moet(en) de plaats(en) van bewaring van voertuigen door de gemeenteraad worden aangewezen. Delegatie aan het college van burgemeester en wethouders is niet mogelijk. In onvoorziene omstandigheden is het denkbaar dat de burgemeester op grond van zijn bijzondere bevoegdheden ter handhaving van de openbare orde tijdelijk ook andere terreinen aanwijst als plaats van bewaring van voertuigen. De openingstijden kunnen wel nader door het college van burgemeester en wethouders worden vastgesteld omdat ze niet expliciet genoemd zijn in artikel 173 WVW 1994. Eventueel kunnen ze ook in de verordening zelf worden opgenomen, maar dan zullen ze doorgaans minder flexibel zijn. Verder is het raadzaam om de locatie(s) van de bewaarplaats(en) zodanig te kiezen dat ze ook goed bereikbaar is (zijn), bijvoorbeeld met het openbaar vervoer, voor de mensen die hiermee te maken krijgen. Ook de openingstijden dienen redelijk ruim te worden gekozen. Openstelling van de bewaarplaats(en) alleen gedurende werkdagen lijkt niet voldoende omdat iemand hierdoor onevenredige schade kan lijden, die mogelijk op de gemeente wordt verhaald (de eigenaar moet 24 uur per dag over zijn voertuig kunnen beschikken na betaling, er is immers geen grond meer om hem langer in bewaring te houden.)

Artikel 4. Kosten overbrengen en bewaren voertuigen

1.De kosten voor verplaatsen en wegslepen bedragen per uur (prijspeil 2009 exclusief BTW):

Kosten

Tariefgroep

Tijdstip

€ 216,60

I

Maandag tot en met vrijdag van 06.00 uur tot 18.00 uur

€ 257,08

II

Maandag tot en met vrijdag van 18.00 tot 00.00 uur, dinsdag tot en met vrijdag van 00.00 tot 18.00 uur

€ 297,56

III

Op zon- en feestdagen. Vanaf 6 uren voor, tot zes uren na de zon- en feestdag.

  • 2.

    De kosten voor het bewaren van een voertuig bedragen € 58,-- (prijspeil 2009) per verstreken periode van 12 uren, of een gedeelte daarvan, met een maximum van 14 termijnen.

  • 3.

    De kosten, zoals genoemd in het eerste lid, worden verhoogd met een toeslag van 15% voor gemeentelijke administratiekosten.

Toelichting

In artikel 13 tot en met 15 van het Besluit wegslepen van voertuigen is geregeld welke soorten van kosten die verbonden zijn aan het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, in rekening kunnen worden gebracht. Het gaat hierbij niet alleen om personele en materiele kosten die direct verband houden met het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, maar ook om kosten die verbonden zijn aan bekendmaking van beschikkingen, verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging van voertuigen, inclusief de taxatie van deze voertuigen, renteverlies, WA-verzekering en dergelijke.

In de wegsleepverordening hoeven deze kostencomponenten niet allemaal inzichtelijk te worden gemaakt. Volstaan kan worden met een uitsplitsing van de kosten die verbonden zijn aan het wegslepen van voertuigen enerzijds en de bewaring van deze voertuigen anderzijds. Uiteraard dienen de opgenomen kosten wel in overeenstemming te zijn met de genoemde kostencomponenten. De gemeente dient uiteraard wel voor zichzelf en eventueel derden inzicht te hebben in de wijze waarop de genoemde kosten zijn berekend. Deze berekening zal ook in eventuele bezwaar- en beroepsprocedures de gerechtelijke toets moeten kunnen doorstaan. In het tweede lid van deze bepaling, waarin de kosten van bewaring van voertuigen worden geregeld, wordt het begrip 'etmaal' gebruikt. Het etmaal, zoals hier bedoeld, begint na de dag van in bewaring nemen van een voertuig en eindigt 24 uur later.

Artikel 5. Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat

Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, zoals bedoeld in artikel 130, vierde lid, 164, zevende lid, en 174, eerste lid van de wet, zijn de artikelen 1, 3 en 4 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

Toelichting

Naast de in artikel 170, eerste lid WVW 1994 bedoelde gevallen zijn in deze wet nog twee gevallen genoemd, waarin het noodzakelijk kan zijn om een voertuig te laten wegslepen en in bewaring te laten stellen. Achtereenvolgens wordt hier gedoeld op:

  • -

    het niet afgeven van zijn rijbewijs, wanneer dit is ingevorderd, omdat iemand zijn motorrijtuig heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van drogerende stoffen of alcohol en dergelijke (zie artikel 130 en 164 WVW 1994);

  • -

    de situatie dat een motorrijtuig niet beschikt over een behoorlijk zichtbare kentekenplaat terwijl de eigenaar of houder van dat motorrijtuig niet direct te achterhalen is. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan voertuigwrakken die geen kenteken meer hebben of aan situaties dat er sprake kan zijn van het 'knoeien' met kentekens in geval van autodiefstal.

Wanneer in dit soort gevallen een voertuig moet worden weggesleept en in bewaring genomen, is er geen sprake van uitoefening van bestuursdwang. Artikel 170, eerste lid WVW 1994, waarin de bestuursdwangbevoegdheid is geregeld, is dan ook niet van toepassing verklaard in de genoemde gevallen. In feite gaat het om een vorm van inbeslagname van goederen die ook in het strafrecht voorkomt.

Wel heeft de wetgever voor deze gevallen diverse bepalingen uit hoofdstuk X. Bestuursdwang van de WVW 1994 (artikel 170 e.v.) van overeenkomstige toepassing verklaard. Het is raadzaam om ook in de wegsleepverordening de artikelen over de bewaarplaats(en) van voertuigen en openingstijden (artikel 3) en de kosten van overbrengen en bewaren van voertuigen (artikel 4) voor deze gevallen van overeenkomstige toepassing te verklaren.

Artikel 6. Nadere regels

In de uitvoeringsregeling wegslepen, bewaren en teruggave van voertuigen staat de procedure die de politie en de BOA’s volgen beschreven.

Artikel 7. Inwerkingtreding en Citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking.

  • 2.

    De oude wegsleepverordening wordt op het in het eerste lid bedoelde tijstip van inwerkingtreding ingetrokken.

  • 3.

    De datum van ingang van de kosten van overbrenging en bewaring van voertuigen, zoals bedoeld in artikel 4 gelden vanaf 1 januari 2009.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Wegsleepverordening gemeente Diemen.

Toelichting

Deze bepaling spreekt voor zich.

Artikel 8 Bekendmaking

Deze verordening zal worden bekendgemaakt door een publicatie in de Diemer Nieuws. De verordening wordt gezonden naar: de officier van justitie; de korpschef van het regionale politiekorps; de betrokken wegbeheerders; de korpschef van de Landelijke politiediensten.

Toelichting

Deze bepaling spreekt voor zich.