Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Diemen.

Geldend van 12-03-2009 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2009

Intitulé

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Diemen.

Opmerkingen m.b.t. de regeling

Deze regeling vervangt de “Financiële verordening gemeente Diemen”.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

1.Gemeentewet, artikel 212.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum

inwerkingtreding

01-01-2009

Terugwerkende kracht t/m

01-01-2009

Betreft

nieuwe regeling

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

05-03-2009

onbekend.

Kenmerk voorstel

nr. 09-22

Financiële Verordening gemeente Diemen 2009

Nr.: 09-22

De raad van de gemeente Diemen;

gelezen het voorstel van het college d.d. 4 november 2008;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet

B E S L U I T:

vast te stellen

de gewijzigde Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Diemen.

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    administratie : het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Diemen en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • b.

    financieel beheer : het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en uitoefenen van de rechten van de gemeente;

  • c.

    rechtmatigheid : het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten voorzover deze collegebesluiten betrekking hebben op een noodzakelijke uitwerking van Europese-, rijks-, provinciale of door de gemeenteraad vastgestelde regelgeving;

  • d.

    doelmatigheid : het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen;

  • e.

    doeltreffendheid : de mate waarin de gewenste prestaties en de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijkheid worden behaald.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast.

Artikel 2a. Planning en controlcyclus

Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college een overzicht aan waarop is aangegeven de data waarop de jaarstukken, de kadernota, de tussentijdse rapportage en de begroting met de meerjarenraming door het collega worden aangeboden aan de raad, en de data waarop genoemde stukken door de raad worden vastgesteld.

Artikel 3. Kaders begroting

Het college biedt op de datum genoemd in de planning en controlcyclus van het betreffende jaar een kadernota ter vaststelling aan de raad aan. Deze kadernota gaat in op de speerpunten in de programma’s en algemene dekkingsmiddelen en op de financiële kaders van de ontwerpbegroting voor het volgende begrotingsjaar en de drie daaropvolgende jaren.

Artikel 4. Autorisatie begroting, begrotingswijzigingen en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de programmabegroting de totale lasten en de totale baten per programma en het overzicht algemene dekkingsmiddelen, inclusief de in het investeringsprogramma opgenomen investeringskredieten.

  • 2. Voor lasten, baten en investeringskredieten die niet in de programma’s of bij de algemene dekkingsmiddelen zijn opgenomen, legt het college een afzonderlijk voorstel aan de raad voor.

  • 3. In afwijking van lid 2 geldt dat het college bevoegd is besluiten te nemen over onvoorziene, onuitstelbare en onvermijdbare uitgaven voor:

    • a.

      kredieten tot € 50.000;

    • b.

      eenmalige lasten en baten tot € 10.000;

      De raad autoriseert deze wijzigingen achteraf.

  • 4. Het college consulteert vooraf de raad en neemt pas een besluit nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen indien het college overeenkomsten aangaat met financiële voorwaarden vanaf €250.000,- en hoger of overeenkomsten met politiek gevoelige elementen (aanbestedingen uitgezonderd).

Artikel 5. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad via minimaal één tussentijdse rapportage in het lopende jaar over afwijkingen in de realisatie van de begroting.

  • 2. De inrichting van de rapportage sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 3. De raad stelt de programmarapportage conform de planning en controlcyclus van het lopende jaar vast.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 6. Waardering en afschrijving vaste activa

Uitvoering van beleid voor activering, waardering en afschrijving van activa gebeurt conform de criteria en richtlijnen zoals vastgelegd in de nota Activabeleid, ter vaststelling door

de Raad.

Artikel 7. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt jaarlijks gelijktijdig met de jaarrekening een actueel overzicht van reserves en voorzieningen aan.

  • 2. Dit overzicht is onderdeel van de programmarekening en behandelt per reserve en voorziening het doel en de vorming, de besteding en de mate van toereikendheid.

  • 3. Uitvoering van beleid voor reserves en voorzieningen gebeurt conform de criteria en richtlijnen zoals opgenomen in de nota Reserves en Voorzieningen, ter vaststelling door de Raad.

Artikel 8. Lokale heffingen en kostprijsberekening

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor aanpassing van de tarieven voor gemeentelijk belastingen(heffingen), leges en rechten.

  • 2. Voor het bepalen van de kostprijs van goederen, werken en diensten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 3. Bij de directe en indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa.

  • 4. Het college zorgt voor kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de indirecte lasten en baten aan de programma’s.

Artikel 9. Financieringsfunctie

  • 1. Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2. Het verstrekken van leningen en het aangaan van financiële participaties anders dan genoemd in het eerste lid wordt uitsluitend gedaan uit hoofde van de publieke taak. Bij het uitzetten van middelen en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen en financiële participaties.

  • 3. De uitvoering van het gestelde onder het eerste en het tweede lid gebeurt conform de criteria en richtlijnen zoals vastgelegd in het Treasurystatuut gemeente Diemen, ter vaststelling door de Raad.

  • 4. Het verstrekken van garanties wordt uitsluitend gedaan uit hoofde van de publieke taak en gebeurt conform de criteria en richtlijnen zoals vastgelegd in de nota Beleidsregels Gemeentegaranties, ter vaststelling door de Raad. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van de verstrekking van garanties.

Hoofdstuk 4. Financieel beheer en interne controle

Artikel 10. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval bruikbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van onder andere activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    de controle van de registratie van gegevens en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 11. Interne controle

Het college zorgt voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de financiële beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Artikel 12. Misbruik en oneigenlijk gebruik

Uitvoering van beleid voor misbruik en oneigenlijk gebruik gebeurt conform de criteria en

richtlijnen zoals vastgesteld in de nota Integriteitsbeleid.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie

Artikel 13. Financiële organisatie

Het college zorgt voor en legt vast:

  • 1.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen.

  • 2.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd.

  • 3.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten.

  • 4.

    de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie.

  • 5.

    de regels voor aanbesteding en inkoop.

  • 6.

    de regels voor subsidieverstrekking en steunverlening.

Artikel 14. Hardheidsclausule

  • 1. De raad kan besluiten om bepalingen uit de eigen verordeningen en beleidsregels buiten werking te stellen en om aan deze bepalingen geen financiële consequenties te verbinden, voor zover deze bepalingen niet verplicht voortvloeien uit hogere wet- en regelgeving.

  • 2. De raad stelt zo spoedig mogelijk doch uiterlijk vóórdat de jaarrekening door het College van B&W met de accountantsverklaring ter vaststelling aan de raad wordt aangeboden de onder lid 1 bedoelde bepalingen buiten werking indien wordt beoogt deze buitenwerkingstelling van bepalingen van invloed te laten zijn op de reikwijdte van de rechtmatigheidcontrole betreffende de jaarrekening.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 15. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt, met terugwerkende kracht, vanaf 1 januari 2009 in werking.

  • 2. Deze verordening treedt in de plaats van de “Financiële verordening gemeente Diemen” vastgesteld door de raad op 8 november 2005.

Artikel 16. Citeertitel

Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam: “Financiële verordening gemeente Diemen 2009”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 5 maart 2009.
de voorzitter,
de griffier,

Deze verordening wordt uiterlijk binnen 2 weken na vaststelling door de raad toegezonden aan het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland ter voldoening aan artikel 214 van de Gemeentewet.

Toelichting

Op de Financiële verordening gemeente Diemen, vastgesteld in de raadsvergadering van 5 maart 2009.

Artikel 1. Definities

Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Fido, het Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten. Alleen de definitie over het begrip "administratie" is in de genoemde stukken niet opgenomen, vandaar dat deze in artikel 1 is weergegeven (overeenkomstig de definitie zoals opgenomen in de "oude" financiële verordening).

Artikel 2. Programma-indeling

Dit artikel bevat de bepaling dat de indeling van de programma’s bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad wordt vastgesteld. Het BBV bepaalt in aanvulling hierop dat het college de producten aan de programma’s toewijst. Hiermee wordt niet gezegd dat elke nieuwe raadsperiode de gehele begroting en jaarstukken overhoop moeten worden gehaald. In de meeste gevallen is dat om beheertechnische redenen niet raadzaam. Als de indeling de vorige raadsperiode goed is bevallen, kan deze ongewijzigd opnieuw worden vastgesteld. In andere gevallen zijn (kleine) bijstellingen of wijzigingen meestal voldoende. Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (derde lid artikel 189 Gemeentewet). De raad stelt budgetten beschikbaar per programma.

Artikel 2a. Planning en controlcyclus

Dit artikel bepaalt dat het college ieder jaar aan de raad een overzicht aanbiedt met daarin de data waarop belangrijke financiële stukken in de raad worden geagendeerd. Het overzicht is bij wijze van spreken het spoorboekje voor de raad en het college voor de financiële jaarplanning.

Artikel 3. Kaders begroting

In dit artikel zijn bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. In de kadernota worden aan de raad de uitgangspunten voorgelegd, die het college wil gebruiken bij het maken van de begroting. Voor het college is het ook een moment om de balans op te maken. Hoe staat het met de voornemens uit het Collegeprogramma. Wat is er gerealiseerd en wat is er nodig om daar het komend jaar mee verder te gaan

Artikel 4. Autorisatie begroting, begrotingswijzigingen en investeringskredieten

Artikel 4 bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten. In de primitieve begroting vindt autorisatie van de baten en lasten plaats op programmaniveau (lid 1). Voor begrotingswijzigingen doet het college gedurende het jaar voorstellen aan de raad (lid 2). Dit kan via aparte raadsvoorstellen en -besluiten die inhoudelijk een bepaald onderwerp behandelen met de (eventueel) daarbij behorende begrotingswijziging. Naast lopende uitgaven doet een gemeente investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd. Ook hiervoor geldt dat deze in beginsel per programma, via het meerjareninvesteringsprogramma (zie art 3 lid 1), in de primitieve begroting worden geautoriseerd (dit geldt alleen voor de eerste jaarschijf van het meerjareninvesteringsprogramma). Wel kan de raad bij de begrotingsbehandeling aangegeven welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.

Gedurende het begrotingsjaar kunnen er zich omstandigheden voordoen die snel actie vereisen van het college, het betreft hier onuitstelbare, onvoorzienbare en onvermijdbare uitgaven. Om de bedrijfsvoering niet onnodig te vertragen krijgt het college de bevoegdheid bovengenoemde uitgaven achteraf door de raad te laten autoriseren.

Artikel 5. Tussentijdse rapportage

Dit artikel gaat over een nadere invulling van de informatieplicht van het college aan de raad en betreft een uitwerking van het vierde lid van artikel 169 Gemeentewet. In het artikel verzoekt de raad het college om informatie voor het aangaan van rechtshandelingen met een financieel gevolg welke niet in de begroting zijn opgenomen. Het college heeft de vrijheid om via meer dan één tussentijdse rapportage te raad te informeren.

De normen voor het rapporteren over afwijkingen worden in een circulaire bepaald.

Artikel 6. Waardering en afschrijving vaste activa

In het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet is onder letter a de uitdrukkelijke bepaling opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Er is een aparte nota Activabeleid opgesteld om invulling te geven aan artikel 6.

Artikel 7. Reserves en voorzieningen

In het BBV (art.43) worden de volgende reserves onderscheiden:

  • ·

    De algemene reserve.

  • ·

    Bestemmingsreserves die dienen om ongewenste schommelingen op te vangen in de tarieven die aan derden in rekening worden gebracht, wegens door de gemeente geleverde prestaties, maar die niet specifiek besteed hoeven te worden.

  • ·

    Overige bestemmingsreserves.

Reserves behoren tot het eigen vermogen. Het doen van een mutatie in de reserve gebeurt altijd van het begrote of gerealiseerde saldo van een programma voor bestemming De raad is vrij in de aanwending van de reserves en kan aan bepaalde onderdelen van dit vermogen een bestemming geven. In het laatste geval is sprake van bestemmingsreserves. Zolang een bestemmingsreserve nog niet is aangewend, kan de raad de bestemming wijzigen.

Het BBV kent drie soorten voorzieningen:

  • ·

    Voorzieningen voor verplichtingen, verliezen en risico’s.

  • ·

    Voorzieningen welke strekken tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal jaren.

  • ·

    Van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden, met uitzondering van de voorschotbedragen ontvangen van de Europese en Nederlandse overheidslichamen voor uitkeringen met een specifiek bestedingsdoel. Die dienen ter dekking van lasten van volgende begrotingsjaren. Deze posten worden afzonderlijk opgenomen onder de overlopende passiva in de balans.

Voorzieningen behoren tot het vreemd vermogen. Dotaties in voorzieningen zijn kosten en vormen onderdeel van het resultaat Er is een aparte nota Reserves en Voorzieningen opgesteld om invulling te geven aan artikel 6.

Artikel 8. Lokale heffingen en kostprijsberekening

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken (welke niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet) is een privaatrechtelijke besluit. Dergelijke besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, letter e artikel 160 Gemeentewet). Daar waar bij het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken een publiek belang in het geding is en prijzen lager dan marktconform worden vastgesteld, is het aan de raad om het publiek belang te definiëren en het college kaders mee te geven voor het afwijken van marktconforme prijzen.

Artikel 9. Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelbeheer. Gezien de kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 Gemeentewet de expliciete bepaling dat de financiële verordening hierover regels voor het beleid en de organisatie bevat. In artikel 9 wordt invulling aan deze wettelijke plicht gegeven. In lid 1 worden de kaders van de financieringsfunctie aangegeven. Het 2e lid gaat over het verstrekken van leningen het aangaan van financiële participaties. Het verstrekken van genoemde leningen en het aangaan van financiële participaties mogen gemeenten alleen uit hoofde van de publieke functie (artikel 2 Wet Fido) doen. Daarbij bepaalt het tweede lid van artikel 160 Gemeentewet dat een besluit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen , maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen niet eerder wordt genomen dan nadat de raad een ontwerpbesluit is toegezonden en hij zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen.

Daarbij draagt de verordening het college op bij het aangaan van dergelijke overeenkomsten zo mogelijk zekerheden te bedingen. Dit laatste is zeker als het om grote bedragen gaat, iets om op te letten.

In het 3e lid is aangegeven dat nadere richtlijnen voor de uitvoering van de financieringsfunctie door het college in een treasurybesluit zijn opgenomen. Als bij een gemeente wordt aangeklopt voor bijvoorbeeld een lening of garantiestelling dan hebben banken in veel van die gevallen er blijkbaar er niet al te veel vertrouwen meer in. Het 4e lid geeft invulling aan het openbare belang bij het verstrekken van garanties.

Artikel 10. Administratie

Onder artikel 10 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen.

Artikel 11. Interne controle

De accountant toetst jaarlijks van de gemeenterekening of deze een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 11 draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.

Artikel 12. Misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 12 bepaalt dat in gemeentelijke regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te beperken. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden. Het treffen van afdoende beleid op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik maakt deel uit van het rechtmatigheidoordeel van de accountant. Overigens is het natuurlijk zo dat de afweging om hiervoor in meer of mindere mate regels voor te stellen een politiek besluit is dat bij de gemeenteraad en het college thuishoort.

Artikel 13. Financiële organisatie

Artikel 13 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid letter c van artikel 160 Gemeentewet is het college bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente.

Het artikel stelt dat het college beheersmaatregelen neemt, die er voor zorgen dat deze regelgeving wordt nageleefd.

Het college wordt middels dit artikel opgedragen regels die de financiële organisatie betreffen, vast te leggen in besluiten en nota`s. Zo is hieraan bijvoorbeeld gevolg gegeven door het vaststellen van het Algemeen Besluit Mandaat, Volmacht en Machtiging, de Budgethoudersregeling, het Treasurystatuut, de nota Inkoop en aanbestedingsbeleid en de Subsidieverordening.

Artikel 14. Hardheidsclausule

Bij het opstellen van de periodieke rapportages en de accountantscontrole kunnen afwijkingen van de eigen verordeningen en regelgeving worden geconstateerd. Als daar goede redenen voor zijn kan de raad besluiten, bijvoorbeeld als een overgangsregeling na de invoering van nieuwe of gewijzigde wetgeving om de betreffende bepalingen (tijdelijk) buiten werking te stellen. Als de raad een besluit neemt over de buitenwerkingstelling van bepalingen en daarmee aan het niet naleven van deze bepalingen geen financiële consequenties worden verbonden, dat vallen deze bepalingen niet meer in de reikwijdte van de rechtmatigheidcontrole. Dat betekent dat de accountant deze bepalingen niet in het accountantsonderzoek betrekt en het eventueel niet naleven daarvan niet tot uiting komt in het oordeel van de accountant. Uiteraard kan een dergelijk besluit niet worden genomen indien de bepalingen verplicht zijn voorgeschreven door hogere wet- en regelgeving.

Artikel 15. Inwerkingtreding

De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 212 Gemeentewet ingestelde verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening van toepassing is op alle stukken van het genoemde begrotingsjaar en latere jaren. De jaarstukken van het vorig begrotingsjaar moeten nog voldoen aan de bepalingen uit de oude verordening.

Artikel 16. Citeertitel

Artikel 16 geeft de naam, waarmee in de gemeentelijke stukken naar deze verordening moet

worden verwezen.