Nadere regels Noodopvang gezinnen 2020

Geldend van 18-03-2020 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-03-2020

Intitulé

Nadere regels Noodopvang gezinnen 2020

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen

Gelet op artikel 7 van de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Diemen 2020

Besluit vast te stellen de Nadere regels Noodopvang gezinnen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

Noodopvang:

Kortdurend voltijd verblijf voor zelfredzame gezinnen die feitelijk dak- en thuisloos zijn.

Kortdurend voltijd verblijf:

De noodopvang duurt maximaal drie maanden met eenmalig de mogelijkheid tot verlenging met nog eens drie maanden.

Zelfredzaam gezin

(verder genoemd: gezin):

De ouder(s) met hun minderjarige kind(eren) die het vermogen hebben om op eigen kracht, gedurende het kortdurend voltijd verblijf, voor zichzelf onderdak te organiseren.

Artikel 2. Relaties met andere regelingen

Als de inhoud van deze nadere regels onverhoopt strijdig is met de Verordening maatschappelijke ondersteuning Diemen, de Huisvestingsverordening Diemen of de Huisvestingswet, prevaleren de bepalingen van de Verordening maatschappelijke ondersteuning, de Huisvestingsverordening of de Huisvestingswet.

Artikel 3. Doel

Het doel van de noodopvang is dat het gezin tot rust komt om te bedenken welke stappen er nodig zijn om de situatie van dakloosheid op te heffen en deze stappen ook daadwerkelijk uitvoert. Dit kan betekenen:

  • -

    verblijf in het eigen (sociale) netwerk van het gezin;

  • -

    doorstroom naar woonruimte via WoningNet in de Stadsregio Amsterdam;

  • -

    doorstroom naar al dan niet zelfstandige woonruimte ook buiten de regio.

Artikel 4. Algemene weigeringsgronden

Om in aanmerking te komen voor noodopvang moet in ieder geval aan de volgende voorwaarden zijn voldaan.

  • -

    Tenminste één van de leden van het huishouden van de woningzoekende is niet minderjarig als bedoeld in artikel 1:233 van het Burgerlijk Wetboek;

  • -

    de leden van het huishouden van de woningzoekende bezitten de Nederlandse nationaliteit of worden op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander behandeld of zijn vreemdeling en verblijven rechtmatig in Nederland als bedoeld in artikel 8, a t/m e en l van de Vreemdelingenwet 2000;

  • -

    er is sprake van een urgent huisvestingsprobleem waardoor het gezin dakloos is;

  • -

    er is geen voorliggende voorziening waarop het gezin een beroep kan doen;

  • -

    het gezin is in staat om in zijn bestaan of in de kosten van bewoning van zelfstandige woonruimte te voorzien;

  • -

    het gezin was in het jaar direct voorafgaand aan het indienen van de aanvraag voor noodopvang hoofdzakelijk ingeschreven als ingezetene van de gemeente Diemen in de zin van de Wet basisregistratie personen;

  • -

    het gezin dient zelf zijn levensontwrichtende woonsituatie aan te tonen.

Artikel 5. Verplichtingen college

  • 1. Het college draagt zorg voor noodopvang in geval van een acute noodsituatie voor het gezin.

  • 2. Het college beslist over de locatiekeuze en de wijze waarop de noodopvang voor het gezin is geregeld.

  • 3. De locatie van de noodopvang en/of de wijze van noodopvang van het gezin mag door het college, binnen redelijke grenzen, tussentijds worden gewijzigd.

  • 4. Het college geeft begeleiding bij het opheffen van de dakloosheid. De begeleiding kan uitgevoerd worden door een extern trajecthouder.

  • 5. Het college kent ten behoeve van de schoolbezoeken van de kinderen, gedurende het verblijf in de noodopvang, op aanvraag een vervoersvoorziening toe met inachtneming van het bepaalde in de Verordening Leerlingenvervoer gemeente Diemen.

Artikel 6. Verplichtingen gezin

Verplichtingen gezin

  • 1.

    Het gezin dient van alle mogelijkheden tot het opheffen van dakloosheid, ook de in artikel 2 niet-genoemde, gebruik te maken om het verblijf in de noodopvang zo kort mogelijk te laten zijn.

  • 2.

    Het gezin werkt mee aan eventuele tussentijdse wijzigingen in de noodopvang.

  • 3.

    Het gezin komt de afspraken na met relevante instanties zoals team Wmo, team Sociale Zaken, GGD Amsterdam en andere betrokken instanties en kan deze afspraken aantonen door het overleggen van relevante stukken aan de begeleider van de noodopvang.

  • 4.

    Het gezin staat ingeschreven bij WoningNet en verlengt de inschrijving op tijd.

  • 5.

    Het gezin reageert wekelijks in WoningNet op alle kansrijke woningen en geeft daarbij geen voorkeur op voor een bepaalde woning of buurt.

  • 6.

    Gezien de lange wachtduur voor een sociale huurwoning in de Stadsregio Amsterdam is het gezin bereid om te verhuizen naar een gemeente buiten de Stadsregio Amsterdam. De Stadsregio Amsterdam bestaat uit de volgende gemeenten: Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Diemen, Edam-Volendam, Haarlemmermeer, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Volendam, Waterland, Wormerland en Zaanstad.

  • 7.

    Het gezin werkt mee aan persoonlijke begeleiding gedurende de periode dat het gezin in de noodopvang verblijft.

  • 8.

    Indien het gezin de mogelijkheid wordt geboden de dakloosheid op te heffen, mag het gezin het aanbod niet weigeren. Mocht er toch sprake zijn van een weigering dan zal het college maatregelen nemen, waarbij beëindiging van de voorziening een mogelijkheid is.

  • 9.

    Het gezin maakt afspraken rondom (het oplossen van) financiële problematiek zodat die geen belemmering is voor vervolghuisvesting.

  • 10.

    Het gezin betaalt tijdig de opgelegde onkostenvergoeding voor het verblijf in de noodopvanglocatie.

  • 11.

    Kinderen die deel uitmaken van het gezin die gebruik maken van de noodopvang blijven altijd onder toezicht staan van de moeder en/of vader.

Artikel 7. Beëindiging van het verblijf

De noodopvang kan om de volgende redenen eindigen:

  • 1.

    De noodopvang eindigt als het gezin de dakloosheid heeft opgeheven.

  • 2.

    De noodopvang kan door het college worden beëindigd indien blijkt dat het gezin zich, naar oordeel van het college, onvoldoende inspant om de dakloosheid op te heffen.

  • 3.

    De noodopvang eindigt na drie maanden. Het college kan besluiten tot een eenmalige verlenging van het verblijf met maximaal drie maanden.

  • 4.

    Het college is bevoegd de noodopvang tussentijds te beëindigen op de volgende gronden:

    • -

      Uit screening en diagnostisering blijkt dat er, vanwege ernstige verslaving of acute psychiatrische problematiek, behandeling noodzakelijk is die in de noodopvang niet mogelijk is.

    • -

      Als (leden van) het gezin zich ernstig misdragen tegen medewerkers van de noodopvang of tegen een ander persoon in de noodopvang.

    • -

      Als het college besloten heeft het gezin over te plaatsen naar een andere locatie of instantie en het gezin dit weigert. De overplaatsing kan te allen tijde gebeuren, mits binnen redelijke grenzen.

    • -

      Als het gezin of leden van het gezin zich geheel of gedeeltelijk onttrekken aan de geboden begeleiding.

    • -

      Als de opgelegde onkostenvergoeding door het gezin niet wordt betaald.

    • -

      Als het gezin niet feitelijk dakloos blijkt te zijn.

Artikel 8. Bijdrage in de kosten voor noodopvang

  • 1. Voor het verblijf in de noodopvang is een eigen bijdrage verschuldigd als een gezin langer dan één etmaal gebruik maakt van de noodopvang.

  • 2. De hoogte van de eigen bijdrage aan het verblijf in de noodopvang bedraagt € 400,- per maand.

  • 3. Betaling van de bijdrage in kosten voor de noodopvang geschiedt of aan de instelling, of aan de gemeente of wordt in overleg met het gezin ingehouden op de uitkering door Sociale Zaken, indien het gezin leeft van een bijstandsuitkering.

  • 4. Het college behoudt zich het recht voor om rechtsmaatregelen te gaan treffen om betaling van de verschuldigde eigen bijdrage af te dwingen, indien het gezin de eigen bijdrage, die nog verschuldigd is, niet binnen 30 dagen na ontvangst van een sommatiebrief betaalt.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking op 1 maart 2020.

Artikel 10 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels Noodopvang gezinnen

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders op de vergadering van 25 februari 2020.

De burgemeester,

De secretaris,

Algemene toelichting Nadere regels Noodopvang Gezinnen

De maatschappelijk opvang valt onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). In de Wmo wordt beschreven dat gemeenten ervoor moeten zorgen dat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen, maar ook dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de ondersteuning van mensen die niet zelfredzaam zijn. De gemeente Diemen stimuleert mensen zoveel mogelijk zelf te doen, eventueel met hulp van anderen. De Wmo vormt een vangnet voor Diemenaren die zich niet meer zelf, of met behulp van hun omgeving, kunnen redden of meedoen. De bepalingen die volgens de Wmo verplicht zijn, zijn door de gemeente uitgewerkt in de Wmo-verordening.

In de Wmo is ook vastgelegd dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor het bieden van opvang: ‘onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving'.

In artikel 2.1.3. onder lid 2 van de wet is opgenomen dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald op welke wijze en op basis van welke criteria wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt.

In artikel 2.1.4 van de wet is opgenomen dat bij verordening kan worden bepaald dat een cliënt een bijdrage in de kosten is verschuldigd:

  • a.

    voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning;

  • b.

    voor een maatwerkvoorziening dan wel een persoonsgebonden budget.

Maatschappelijke opvang en beschermd wonen vallen dus binnen de Wmo en zijn de verantwoordelijkheid van de gemeente. Deze nadere regels bieden een uitwerking over hoe de gemeente omgaat met deze verantwoordelijkheid voor wat betreft noodopvang van gezinnen met minderjarige kinderen en onder welke voorwaarden noodopvang wordt geboden. De bevoegdheid voor het opstellen van nadere regels is opgenomen in de gemeentelijke verordening Maatschappelijke Ondersteuning.

Met noodopvang voor dakloze gezinnen is bedoeld: kortdurend voltijdverblijf voor gezinnen uit Diemen die acuut dakloos zijn geworden. Dakloos wil zeggen dat het gezin door onvoorziene omstandigheden geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. De noodopvang duurt maximaal drie maanden met eenmalig de mogelijkheid tot verlenging met nog eens drie maanden. Het doel van de opvang is dat de ouder(s) en hun kinderen een plek hebben van waaruit zij de mogelijkheden voor een meer structurele oplossing van hun dakloosheid kunnen zoeken. Het gezin dient mee te werken aan een traject dat gericht is op het zo snel mogelijk opheffen van de situatie van dakloosheid en het herstel naar een zo zelfstandig mogelijk bestaan.

In de noodopvang wordt bij de melding, alsmede gedurende het hele verblijf, samen met de betrokkene(n) gezocht naar alternatieven om toch zelf te voorzien in onderdak, bijvoorbeeld via familie of binnen het sociale netwerk. Voor het verblijf in de noodopvang voor dakloze gezinnen geldt een aantal algemene voorwaarden.

Specifieke toelichting Nadere regels

Artikel 1.

Voor het opheffen van de dakloosheid is in principe iedereen zelf verantwoordelijk. De gemeente levert een bijdrage aan het opheffen van de dakloosheid voor gezinnen met minderjarige kinderen door het bieden van tijdelijke noodopvang en het aanbieden van begeleiding bij het zoeken. De gemeente wil/zal de verantwoordelijkheid van het vinden van onderdak niet overnemen. De periode van noodopvang is dan ook beperkt en er worden aan het gezin verplichtingen opgelegd bij het bieden van de tijdelijke noodopvang.

Artikel 3.

Het doel van de noodopvang is gezinnen tijdelijk een onderdak te geven en in een omgeving te brengen waarin ze kunnen werken aan het oplossen van de dakloosheid. De oplossing is daarbij niet beperkt tot het vinden van zelfstandige woonruimte. Daarvoor is de urgentieregeling uit de Huisvestingsverordening bedoeld. De oplossing kan ook een tussentijds verblijf elders zijn bij bijvoorbeeld familie, vrienden of kennissen in afwachting van een verblijf in een zelfstandige woning in of buiten de regio rondom Diemen.

Artikel 4.

In artikel 4 worden de voorwaarden voor de toegang tot noodopvang in lijn gebracht. Er is daarbij rekening gehouden met en aansluiting gezocht bij de regelgeving rondom urgentie. Een aantal van de algemene weigeringsgronden voor een urgentieverklaring zijn ook grond voor weigering tot de toegang tot de noodopvang. Bij het vaststellen uit welke woonplaats de aanvrager komt wordt aangesloten op de begripsbepalingen van het Convenant Landelijke Toegankelijkheid Maatschappelijke Opvang.

Artikel 5.

Het doel van dit artikel is de verplichtingen van de gemeente te beperken tot het aanbieden van de meest sobere vorm van opvang. De gemeente wil geen verplichting aangaan om in de opvang voorzieningen te realiseren als kookgelegenheid enz. De gemeente heeft ook niet de verplichting om de noodopvang in Diemen zelf aan te bieden. De gemeente streeft er wel naar dat de noodopvang plaats vindt op een plek waar het gezin voldoende rust heeft om te werken aan een oplossing van de dakloosheid. Daarbij helpt het als de gang van de kinderen van en naar school en de gang van de betrokkene naar werk zo eenvoudig mogelijk zijn. De gemeente is anderzijds afhankelijk van de beschikbaarheid van noodopvang/voorzieningen die deels of helemaal op de markt gevonden moeten worden. Daardoor heeft de gemeente beperkt middelen om te sturen op de locatie zelf.

De gemeente geeft begeleiding bij het opheffen van de dakloosheid. De begeleiding zal uitgevoerd worden door een extern trajecthouder. De begeleiding is gericht op het vinden van vervolghuisvesting, het ‘landen’ in een nieuwe leefomgeving (inclusief nieuwe school) en beëindiging van de afhankelijkheid van noodopvang.

De gezinnen die voor noodopvang in aanmerking komen worden geacht zelfredzaam te zijn en worden daar ook op getoetst. Gezinnen die dakloos worden, zijn in de situatie waarin ze door hun dakloosheid terechtgekomen wel verminderd zelfredzaam. Eenmaal weer in een stabiele omgeving, met een onbedreigd dak boven het hoofd, kan datzelfde gezin zichzelf waarschijnlijk wel op eigen kracht redden. Om daar te komen kan begeleiding nodig zijn, allereerst om te laten inzien wat de situatie is en wat daarbij de beperkingen en de kansen zijn. Verder ontbreekt het de dakloze gezinnen mogelijk aan een netwerk waarop een beroep gedaan kan worden om allerlei praktische kwesties op te lossen. De begeleiding is bedoeld om de zelfredzaamheid van de gezinnen bij beide zaken, inzicht en oplossing praktische ondersteuning, te vergroten.

Artikel 6. Verplichtingen gezin

Het doel van dit artikel is dat het gezin aantoonbaar zijn verantwoordelijkheid neemt om tot inspanningen te komen om de dakloosheid zo spoedig mogelijk weer op te heffen. In de evaluatie voor eventuele verlenging na drie maanden zal door de gemeente beoordeeld worden of het gezin zich aan alle verplichtingen heeft gehouden en zich aantoonbaar heeft ingespannen om de dakloosheid op te heffen.

Artikel 7. Beëindiging van het verblijf

In dit artikel is de duur van de noodopvang geregeld en wanneer de noodopvang (tussentijds) door de gemeente zal worden beëindigd. Het artikel bevat een limitatieve opsomming van gronden voor tussentijdse beëindiging van de noodopvang. De noodopvang eindigt bovendien eerder dan toegekend, als het gezin de dakloosheid heeft opgeheven.

De noodopvang eindigt ook als het gezin naderhand niet zelfredzaam blijkt te zijn.

Artikel 8 Hoogte eigen bijdrage

Voor het verblijf in de noodopvang is een eigen bijdrage verschuldigd. Woonkosten behoren tot de algemene bestaanskosten waarin ook de bijstandswet voorziet. Wanneer mensen geen inkomen hebben en niet kunnen voorzien in de algemene bestaanskosten kunnen zij een beroep doen op de bijstandswet. Voor een eenoudergezin met bijstandsuitkering bedraagt de huur op de aftoppingsgrens na aftrek van de huurtoeslag ongeveer 307, - euro per maand. Daarbij komen nog eventuele servicekosten en kosten voor water en energie. Een bijdrage van € 400,- per maand voor de noodopvang is een reëel bedrag want het komt ongeveer overeen met de kosten die een gezin anders in een huurwoning zou hebben. De eigen bijdrage voor het verblijf in de noodopvang is enerzijds bedoeld om het gezin geen prikkel te geven het verblijf in de noodopvang zo lang mogelijk te laten zijn. Anderzijds is het doel van het verblijf dat het gezin een oplossing vindt voor hun dakloosheid. Om die reden is het gewenst de gevraagde financiële bijdrage te beperken tot € 400,- per maand.