Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 2018 Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2020 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2018

Intitulé

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 2018 Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân

Het algemeen bestuur van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân;

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel c, en derde lid, van de Participatiewet;

overwegende dat het van belang wordt geacht om aan personen van 18 jaar of ouder, die recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wsf 2000 of een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wtos, die geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 bezit en waarvan is vastgesteld dat die persoon wegens een arbeidshandicap niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft financieel te ondersteunen;

besluit vast te stellen de

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 2018 Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân;

    • b.

      Dienst: de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân;

Hoofdstuk 2. De aanvraag en de voorwaarden

Artikel 2. Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend middels een door dagelijks bestuur vastgesteld formulier en onder overlegging van de op het aanvraagformulier genoemde bescheiden.

Artikel 3. Doelgroep

Het dagelijks bestuur beoordeelt of een persoon wegens arbeidshandicap niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Indien het dagelijks bestuur hier onvoldoende zicht op heeft, wordt advies aan een arbeidsdeskundige gevraagd.

Artikel 4. Eenmaal per periode individuele studietoeslag verlenen

  • 1.

    Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van twaalf maanden in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

  • 2.

    Het eerste lid is eveneens van toepassing als binnen een periode van twaalf maanden voorafgaande aan de aanvraag door een ander daartoe bevoegd orgaan een individuele studietoeslag als bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet is verstrekt.

Artikel 5. Hoogte individuele studietoeslag

Een individuele studietoeslag bedraagt € 1.200,00 per periode van twaalf maanden.

Artikel 6. Betaling individuele studietoeslag

Een individuele studietoeslag wordt in één keer in één bedrag uitbetaald.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 7. Hardheidsclausule

Het dagelijks bestuur kan van de bepalingen in deze verordening afwijken indien en voor zover toepassing daarvan leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 8. Intrekking oude verordening

De Verordening individuele studietoeslag 2015 Dienst SoZaWe Nw. Fryslân wordt ingetrokken per 1 januari 2018.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2018.

Artikel 10. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele studietoeslag 2018 Dienst SoZaWe Nw. Fryslân.

Aldus besloten in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân,

Het bestuur voornoemd,

J. Hoekstra - Sikkema,

Voorzitter

Drs. M.J. Jellema,

secretaris

Toelichting

Algemeen

In de Participatiewet is opgenomen een studieregeling - de individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het dagelijks bestuur van de Dienst SoZaWe Nw. Fryslân de mogelijkheid mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars heeft.

Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-2014, 33 161, nr. 125, p. 2).

De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen.

Verordeningsplicht

In artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet is de opdracht neergelegd om in een verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag. De regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag (artikel 8, derde lid, van de Participatiewet).

Discretionaire bevoegdheid

Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid van het dagelijks bestuur de Dienst. Dit betekent dat het dagelijks bestuur aan personen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, een individuele studietoeslag kan toekennen. Het is echter niet toegestaan om in het geheel geen individuele studietoeslag toe te kennen.

Voorwaarden individuele studietoeslag

Een persoon die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag. Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet spreekt overigens zowel over verzoek als aanvraag. Het dagelijks bestuur kan op een dergelijk verzoek – gelet op de individuele omstandigheden van een persoon - een individuele studietoeslag verlenen. Hiervoor is vereist dat deze persoon op de datum van de aanvraag:

  • 18 jaar of ouder is;

  • recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

  • een persoon is van wie is vastgesteld dat hij wegens arbeidshandicap niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt is niet in de Participatiewet geregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet. Voor het recht op een individuele studietoeslag is het dan ook voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. De persoon zal - als aanvrager van de toeslag - aannemelijk moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming heeft, bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij een bepaalde opleiding te overleggen.

De artikelen 12, 43, 49 en 52 van de Participatiewet zijn niet van toepassing bij verlening van de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). De aanvraag moet worden ingediend bij het dagelijks bestuur. Een individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als een persoon met de studietoeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 van de Participatiewet is namelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag. Ook artikel 52 van de Participatiewet is niet van toepassing op de individuele studietoeslag. Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een voorschot.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (verder te noemen Abw) worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

Artikel 2. Indienen verzoek

Een verzoek om een individuele studietoeslag kan worden ingediend door personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet.

Het dagelijks bestuur kan aan deze personen, op een daartoe strekkend verzoek, een individuele studietoeslag verlenen (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Een persoon dient op datum van de aanvraag aan de voorwaarden te voldoen zoals genoemd in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet.

Om onduidelijkheid te voorkomen omtrent de wijze waarop het verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet moet worden ingediend, bepaalt artikel 1 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het dagelijks bestuur vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek wordt hiermee dus niet aangemerkt als een verzoek om individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.

Artikel 3. Doelgroep

Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet regelt in welke gevallen het dagelijks bestuur op verzoek van een persoon, gelet op diens individuele omstandigheden, een individuele studietoeslag kan verlenen. Dit is het geval indien een persoon op de datum van de aanvraag:

  • 18 jaar of ouder is;

  • recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

  • een persoon is van wie is vastgesteld dat hij vanwege zijn arbeidshandicap niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Met betrekking tot het laatst genoemde criterium beoordeelt het dagelijks bestuur aan de hand van beschikbare gegevens van het Uitvoeringsinstituut Werkgeversverzekeringen (UWV), eventuele eerdere medische keuringen en informatie vanuit het netwerk, zoals bijvoorbeeld school, of een persoon hieraan voldoet. Indien dit onvoldoende uitsluitsel geeft, wordt advies van een arbeidsdeskundige ingewonnen.

Het gaat om informatie met betrekking tot het oordeel of een persoon niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Artikel 4. Eenmaal per periode individuele studietoeslag verlenen

Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van twaalf maanden in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. Studeert een persoon na die twaalf maanden nog steeds en voldoet hij aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, dan kan hij opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

Het tweede lid voorkomt dat vaker dan één keer binnen een periode van twaalf maanden een individuele studietoeslag wordt toegekend als de belanghebbende eerder in een andere gemeente door een ander bestuursorgaan een geslaagd beroep op de individuele studietoeslag heeft gedaan.

Voor de beoordeling of een belanghebbende in aanmerking komt voor een individuele studietoeslag wordt de situatie op de datum van de aanvraag beoordeeld (letterlijke tekst artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet).

Artikel 5. Hoogte individuele studietoeslag

In artikel 5 van deze verordening is de hoogte van de individuele studietoeslag geregeld. Hierbij wordt de studietoeslag per persoon die voldoet aan de voorwaarden toegekend. Is sprake van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor een individuele studietoeslag, dan komen zij elk afzonderlijk in aanmerking voor een individuele studietoeslag.

Artikel 6. Betaling individuele studietoeslag

In dit artikel wordt de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag geregeld. Een individuele studietoeslag wordt eenmalig in één bedrag uitbetaald. Dit is het bedrag zoals neergelegd in artikel 4 van deze verordening.

Als er bij de belanghebbende sprake is van een onverantwoord bestedingsgedrag en de belanghebbende tegen zichzelf in bescherming moet worden genomen kan in overleg met de belanghebbende worden besloten om de individuele studietoeslag in verschillende termijnen uit te betalen.

Een persoon moet op de datum van de aanvraag voldoen aan de in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet. Als een persoon op enig moment na de aanvraag hier niet meer aan voldoet heeft dat geen gevolgen voor het recht op een individuele studietoeslag.

Artikel 9. Hardheidsclausule

In de verordening zijn de hoofdlijnen voor de studietoeslag vastgelegd. Er kunnen zich echter concrete situaties voordoen waarin deze verordening niet voorziet. Dit artikel bepaalt dat het dagelijks bestuur in dergelijke situaties beslist in afwijking van deze verordening. Redelijkheid is hierbij het uitgangspunt. Bij de besluitvorming dient in de geest van de wet en de verordening gehandeld te worden.

Artikel 10. Intrekking oude verordening

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 12. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Ondertekening