Regeling vervallen per 01-01-2021

Beleidsregels verhaal en invordering Participatiewet 2020

Geldend van 01-10-2020 t/m 31-12-2020

Intitulé

Beleidsregels verhaal en invordering Participatiewet 2020

Het dagelijks bestuur kan de kosten van bijstand verhalen op een derde.

Deze is niet degene aan wie de bijstandsuitkering is verstrekt.

Bijstand kan verhaald worden op:

  • -

    een echtgenoot of geregistreerd partner;

  • -

    een ex-echtgenoot/ex-geregistreerd partner;

  • -

    onderhoudsplichtige ouders;

  • -

    de ontvanger van een gift en op

  • -

    erfgenamen.

    Met deze beleidsregels geeft het dagelijks bestuur van de Dienst invulling aan de bevoegdheid tot verhaal ingevolge paragraaf 6.5 van de Participatiewet.

Beleidsregels verhaal en invordering Participatiewet 2020

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      BW: het Burgerlijk Wetboek;

    • b.

      dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân;

    • c.

      Dienst: de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân;

    • d.

      belanghebbende: degene op wie de kosten van bijstand worden verhaald;

    • e.

      kosten van bijstand: de door het dagelijks bestuur betaalde kosten van bijstand, bedoeld in de Participatiewet verhoogd met de afgedragen loonbelasting en premies volksverzekeringen.

Artikel 2. Gebruik maken van de bevoegdheid tot verhaal

Het dagelijks bestuur maakt gebruik van de bevoegdheid tot het verhalen van kosten van bijstand zoals bedoeld in paragraaf 6.5 van de Participatiewet tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van het BW:

  • a.

    op degene die bij het ontbreken van gezinsverband zijn onderhoudsplicht jegens zijn (ex)echtgenoot, (ex) geregistreerde partner of minderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt en op het minderjarige kind dat zijn onderhoudsplicht jegens zijn ouders niet of niet behoorlijk nakomt;

  • b.

    op degene die zijn onderhoudsplicht na echtscheiding of ontbinding van het huwelijk (of geregistreerd partnerschap) na scheiding van tafel en bed niet of niet behoorlijk nakomt;

  • c.

    op degene die zijn onderhoudsplicht op grond van artikel 1:395a van het BW niet of niet behoorlijk nakomt jegens zijn jong meerderjarig kind aan wie bijzondere bijstand is verleend;

  • d.

    aan wie de persoon die bijstand ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan voor zover bij het besluit op de bijstandsaanvraag met de geschonken middelen rekening zou zijn gehouden indien de schenking niet had plaatsgevonden, tenzij gelet op alle omstandigheden aannemelijk is dat de schenker ten tijde van de schenking de noodzaak van bijstandsverlening redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien;

  • e.

    op de nalatenschap van de persoon indien:

    • 1.

      aan die persoon ten onrechte bijstand is verleend en voor zover voor het overlijden nog geen terugvordering heeft plaatsgevonden;

    • 2.

      bijstand is verleend in de vorm van geldlening of als gevolg van borgtocht.

Artikel 3. Ingangsdatum verhaal

  • 1.

    Uitgangspunt is dat de ingangsdatum van het verhaalsbedrag wordt gesteld op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarop het besluit aan de onderhoudsplichtige kenbaar wordt gemaakt/ wordt verstuurd.

  • 2.

    De ingangsdatum van de betalingsverplichting zoals genoemd in artikel 2 onder b is gelijk aan de ingangsdatum van het recht op bijstand dan wel de datum waarop de bijstandsgerechtigde recht heeft op alimentatie conform de rechterlijke uitspraak.

Artikel 4. Het verhaalsbesluit

  • 1.

    Een besluit tot verhaal op grond van artikel 2 wordt door het dagelijks bestuur aan degene op wie verhaal wordt gezocht medegedeeld. Het besluit vermeldt in ieder geval de ingangsdatum; het bedrag of de bedragen waarvan, de termijn of termijnen waarbinnen, betaling wordt verlangd.

  • 2.

    Bij verhaal op de nalatenschap wordt de mededeling gericht tot de langstlevende echtgenoot of de erfgenamen die geacht worden bij de afwikkeling van de nalatenschap te zijn betrokken.

Hoofdstuk 2. Beoordeling Onderhoudsplicht

Artikel 5. Causaal verband

Er is slechts sprake van een bevoegdheid tot verhaal jegens de ex-partner indien er sprake is van causaal verband tussen de echtscheiding en de bijstandsbehoefte van de ex-partner.

Artikel 6. Nihilbeding

Als echtgenoten of gewezen echtgenoten onderling hebben bepaald dat na echtscheiding (of scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk) de één tegenover de ander in het geheel geen of slechts tot een bepaald bedrag alimentatie verschuldigd is hoeft het dagelijks bestuur daar geen rekening mee te houden.

Het dagelijks bestuur besluit, afhankelijk van het resultaat van het onderzoek, dan toch de kosten van bijstand op de onderhoudsplichtige te verhalen.

De onderhoudsplicht op grond van artikel 1:159 BW blijft namelijk onverkort van kracht.

Artikel 7. Limitering

Voor het bepalen van de duur van de verhaalsverplichting wordt aansluiting gezocht bij de Wet herziening partneralimentatie. Deze bepaalt dat de onderhoudsverplichting ten behoeve van de ex-echtgenoot afhankelijk van de duur van het huwelijk en / of uit het huwelijk kinderen zijn geboren per gezinssituatie kan verschillen.

Als een uitkering tot het levensonderhoud is vastgesteld vóór de inwerkingtreding van de Wet herziening partneralimentatie (1 januari 2020), geldt het oude recht op grond van artikel V van die wet (Stb. 2019/283).

Artikel 8. Onderhoudsbijdrage

De onderhoudsbijdrage wordt:

  • a.

    vastgesteld aan de hand van de meest recente Tremanormen zoals vastgesteld door de Expertgroep Alimentatie en op basis van de gegevens inkomsten en uitgaven van de onderhoudsplichtige;

  • b.

    aan de hand van door de Dienst uit een externe bron verkregen gegevens, ambtshalve vastgesteld indien van onderhoudsplichtige uit eigen beweging geen gegevens worden ontvangen;

  • c.

    ambtshalve vastgesteld op maximaal de bruto uitkering indien de onderhoudsplichtige verzuimt gegevens te verstrekken en deze ook niet op andere wijze kan worden verkregen.

Artikel 9. Geheel of gedeeltelijk afzien van een verhaalsbesluit

Het dagelijks bestuur ziet af van een verhaalsbesluit indien:

  • a.

    het op te leggen verhaalsbedrag lager of gelijk is aan het eerstgenoemde bedrag in de draagkrachttabel zoals vastgesteld door de Expertgroep Alimentatie;

  • b.

    de onderhoudsplichtige een uitkering of een inkomen uit arbeid ontvangt dat gelijk is aan de voor de onderhoudsplichtige geldende bijstandsnorm;

  • c.

    geen draagkracht is vastgesteld en het niet aannemelijk is dat in de toekomst sprake is van enige inkomensverbetering;

  • d.

    er sprake is van een schenking of een nalatenschap van minder dan € 1.000,00;

  • e.

    daarvoor gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die de bijstand ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn.

    Het gaat hier om zeer bijzondere omstandigheden, waarbij het opleggen van een verhaalsbijdrage leidt tot onaanvaardbare financiële of sociale consequenties van de onderhoudsplichtige en/ of de onderhoudsgerechtigde. Het dagelijks bestuur kan in dat geval geheel afzien van het verhalen van de bijstand;

  • f.

    de onderhoudsplichtige is toegelaten tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) of failliet is verklaard.

Artikel 10. Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal treedt niet in werking voordat een schuldregeling als bedoeld in artikel 9 onder f. tot stand is gekomen.

Artikel 11. Intrekking van het besluit tot afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek

Het besluit tot het geheel of gedeeltelijk afzien van verhaal wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

  • a.

    niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen bedoeld in artikel 9 lid f; of

  • b.

    de belanghebbende zijn schuld aan de Dienst niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

  • c.

    onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 12. Heronderzoek

  • 1.

    Het dagelijks bestuur verricht in principe eens per drie jaar onderzoek naar de mogelijkheden tot het vaststellen van een verhaalsbijdrage.

  • 2.

    Indien gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geven wordt als gevolg van dit onderzoek de betalingsverplichting gewijzigd vastgesteld.

    Er wordt niet overgegaan tot het gewijzigd vaststellen van een betalingsverplichting indien deze niet meer blijkt te zijn vermeerderd ten opzichte van het vorige onderzoek dan met € 50,00 per maand of blijkt te zijn verminderd dan met een bedrag van minimaal € 25,00 per maand.

Hoofdstuk 3. Verhaal bij rechterlijke uitspraak

Artikel 13. Verhaal op grond van een rechterlijke uitspraak als alimentatie beschikking niet wordt nagekomen

  • 1.

    Het dagelijks bestuur legt op grond van artikel 55 van de Participatiewet aan de bijstandsgerechtigde de verplichting op dat hij / zij de benodigde stappen onderneemt om van de onderhoudsplichtige een onderhoudsbijdrage conform Tremanormen middels een rechterlijke uitspraak af te dwingen en in te vorderen.

  • 2.

    Indien een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd volgens Boek 1 van het BW die uitvoerbaar is, niet wordt nagekomen, wordt de bijstandsgerechtigde op grond van artikel 55 van de Participatiewet verplicht om zich tot het LBIO of een deurwaarder te wenden en hen te verzoeken om inning van partner -en/ of kinderalimentatie over te willen nemen.

Artikel 14. Verhaal in rechte

  • 1.

    Indien de belanghebbende niet uit eigen beweging bereid is de opgelegde verhaalsbijdrage aan de Dienst te betalen dan wel niet of niet tijdig tot betaling daarvan overgaat, besluit het dagelijks bestuur tot verhaal in rechte. Dit vindt plaats door middel van het indienen van een verzoekschrift bij de rechtbank.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur ziet af van verhaal in rechte indien het te verhalen bedrag een bedrag van € 600,00 (in totaal) niet te boven gaat.

Hoofdstuk 4. Afzien van invordering van een opgelegde verhaalsbijdrage

Artikel 15. Afzien van invordering in verband met schuldenproblematiek

  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan op verzoek van degene op wie verhaald wordt, besluiten (gedeeltelijk) af te zien van verhaal van kosten van bijstand voor zover het betreft verschuldigde verhaalsbedragen die op het moment van het besluit opeisbaar zijn, indien:

    • a.

      redelijkerwijs te voorzien is dat degene op wie verhaald wordt niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden;

    • b.

      redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen; en

    • c.

      de vordering van het dagelijks bestuur wegens verhaal van bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

  • 2.

    Het besluit tot het (gedeeltelijk) afzien van invordering van de opgelegde verhaalsbijdrage treedt niet in werking voordat een schuldregeling tot stand is gekomen.

  • 3.

    Het besluit tot afzien van invordering van een verhaalsbijdrage wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd:

    • a.

      binnen 12 maanden geen schuldregeling tot stand is gekomen;

    • b.

      onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 16. Derdenbeslag

Indien de belanghebbende niet bereid blijkt de door de rechter vastgestelde bijdrage voor levensonderhoud of de, op verzoek van het dagelijks bestuur, vastgestelde bijdrage te voldoen dan wordt die uitspraak tenuitvoergelegd door middel van executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Hoofdstuk 5. Overige bepalingen

Artikel 17. Indexering verhaalsbijdragen en alimentatie

  • 1.

    De verhaalsbijdragen en de bij rechterlijke uitspraak vastgestelde verhaalsbijdrage of vastgestelde alimentatie wordt jaarlijks met ingang van 1 januari van rechtswege gewijzigd met op grond van artikel 402a BW vast te stellen percentage.

  • 2.

    De toepassing van het eerste lid blijft achterweg indien de wijzigingen van rechtswege bij rechterlijke uitspraak is uitgesloten.

Artikel 18. Onvoorziene gevallen en hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen waarin deze beleidsregels niet is voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels beslist het dagelijks bestuur.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels indien strikte toepassing ervan zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 19. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels verhaal en invordering Participatiewet 2020.

Artikel 20. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking per 1 oktober 2020.

Artikel 21. Intrekking oude regels

Met de inwerkingtreding van deze beleidsregels worden de Beleidsregels Verhaal 2015 Participatiewet ingetrokken.

Ondertekening