Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening bijdragefonds gemeente Dinkelland 2011

Geldend van 15-07-2011 t/m 31-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2011

Intitulé

Verordening bijdragefonds gemeente Dinkelland 2011

De raad van de gemeente Dinkelland;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 juni 2011;

gelet op de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat het wenselijk is in een verordening vast te leggen onder welke voorwaarden een ingezetene van de gemeente Dinkelland in aanmerking kan komen voor een bijdrage uit het bijdragefonds, ter bevordering van een actieve deelname aan culturele, sportieve en educatieve activiteiten en maatschappelijke participatie;

besluit

vast te stellen de

Verordening bijdragefonds gemeente Dinkelland 2011

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet : de Wet werk en bijstand;

    • b.

      Awb : de Algemene wet bestuursrecht;

    • c.

      bijdragefonds : een door de gemeenteraad van Dinkelland ingesteld fonds, ten laste waarvan, met inachtneming van de in deze verordening opgenomen bepalingen, bijdragen aan ingezetenen van de gemeente Dinkelland kunnen worden toegekend ten behoeve van culturele, sportieve en educatieve activiteiten en maatschappelijke participatie;

    • d.

      bijdrage : een bijdrage ten behoeve van culturele, sportieve en educatieve activiteiten en maatschappelijke participatie als hiervoor onder c bedoeld;

    • e.

      aanvrager : de alleenstaande van 18 jaar of ouder c.q. de ouder respectievelijk vertegenwoordiger van een leefeenheid met een zelfstandig inkomen, niet zijnde een inkomen op grond van de Wet studiefinanciering 2000 c.a., die een aanvraag indient voor een bijdrage op grond van het bijdragefonds in verband met actieve deelname van de aanvrager zelf en/of één of meer personen van de leefeenheid aan een culturele, sportieve of educatieve activiteit dan wel maatschappelijke participatie;

    • f.

      persoon : degene die in de gemeente Dinkelland woonachtig is en die daadwerkelijk en actief deelneemt aan tenminste één culturele, sportieve en/of educatieve activiteit, blijkend uit een op naam gesteld abonnement of lidmaatschap van deze activiteit(en) en/of een betalingsbewijs respectievelijk betalingsbewijzen daarvan, afhankelijk van de activiteit(en);

    • g.

      inkomen : het inkomen als bedoeld in de artikelen 32 en 33 van de wet respectievelijk artikel 7 van de Wet investeren in jongeren;

    • h.

      leefeenheid : gehuwden c.q. ongehuwd samenwonenden van 18 jaar of ouder, al dan niet met één of meer ten laste komende kinderen respectievelijk de alleenstaande ouder van 18 jaar of ouder, met één of meer ten laste komende kinderen;

    • i.

      alleenstaande : degene van 18 jaar of ouder met een zelfstandig inkomen, niet zijnde een inkomen op grond van de Wet studiefinanciering 2000 c.a., die niet behoort tot een leefeenheid;

    • j.

      ten laste komend kind : het in Nederland woonachtige eigen kind of stiefkind, jonger dan 18 jaar, voor wie de aanvrager aanspraak op kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet kan maken als gevolg van het volgen van onderwijs door dat kind aan de basisschool of voortgezet onderwijs;

    • k.

      ingezetene : 1. degene die in de gemeente Dinkelland woonachtig is en Nederlan- der is;

  • 2. met de Nederlander, bedoeld in het eerste lid, wordt gelijkgesteld de in de gemeente Dinkelland verblijvende vreemdeling die recht- matig in Nederland verblijf houdt in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l van de Vreemdelingenwet 2000;

  • 3. met toepassing van artikel 6 juncto artikel 7 van deze verordening kunnen in de gemeente Dinkelland verblijvende vreemdelingen, an- ders dan die bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l van de Vreemdelingenwet 2000, voor de toepassing van deze verordening gelijk worden gesteld:

    • a.

      ter uitvoering van een verdrag dan wel een besluit van een vol- kenrechtelijke organisatie; of

    • b.

      vreemdelingen die, na rechtmatig verblijf te hebben gehouden in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l van de Vreem- delingenwet 2000, rechtmatig in de gemeente Dinkelland ver- blijf hebben als bedoeld in artikel 8, onder g of h van de Vreemdelingenwet 2000;

    • c.

      college : het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dinkelland.

  • 4. De in deze verordening gehanteerde begrippen en begripsbepalingen hebben dezelfde betekenis als bedoeld in de wet en de Awb, tenzij daarvan uitdrukkelijk in deze verordening wordt afgeweken.

Artikel 2 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om een bijdrage wordt uiterlijk vóór 1 maart volgend op het kalenderjaar waarop de bijdrage betrekking heeft schriftelijk ingediend bij het college, door middel van een door het college vast te stellen aanvraagformulier, onder overlegging van inkomens- en vermogensgegevens van de aanvrager c.q. de leefeenheid en de relevante bewijsstukken als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder f van deze verordening.

  • 2. De aanvrager is verplicht inzage te verlenen in bescheiden die gegevens bevatten die, naar het oordeel van het college, van belang zijn bij de beoordeling van de aanvraag.

  • 3. Een mondeling verzoek om een bijdrage wordt ten behoeve van de aanvrager, met inachtneming van het bepaalde in het eerste en tweede lid van deze verordening, op schrift gesteld.

  • 4. De beslissing van het college op de aanvraag wordt schriftelijk en met inachtneming van de desbetreffende bepalingen van de Awb aan de aanvrager medegedeeld.

Artikel 3 Voorwaarden om voor een bijdrage in aanmerking te komen

Voor een bijdrage op grond van deze verordening komen ingezetenen van de gemeente Dinkelland in aanmerking, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    het netto inkomen van de aanvrager c.q. de leefeenheid bedraagt niet meer dan 120% van de op de aanvrager c.q. leefeenheid van toepassing zijnde bijstandsnorm op grond van de wet dan wel de op de aanvrager c.q. leefeenheid van toepassing zijnde inkomensvoorziening op grond van de Wet investeren in jongeren, verhoogd of verlaagd met de op de aanvrager c.q. de leefeenheid van toepassing zijnde verhogingen respectievelijk verlagingen overeenkomstig het bepaalde in de Toeslagenverordening WWB gemeente Dinkelland 2004 en de Toeslagenverordening WIJ gemeente Dinkelland 2009;

  • 2.

    de betalingscapaciteit van de aanvrager c.q. de leefeenheid is ontoereikend om, binnen een verantwoorde besteding van het (gezins)inkomen, zelf te voorzien in de kosten waarvoor een bijdrage wordt gevraagd;

  • 3.

    uit de bij de aanvraag overgelegde bescheiden en bewijsstukken als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder f blijkt deelname aan tenminste één culturele, sportieve en/of educatieve activiteit door de aanvrager zelf en/of van één of meer tot de leefeenheid van de aanvrager behorende personen, alsmede dat de desbetreffende kosten daartoe zijn c.q. dienen te worden gemaakt;

  • 4.

    het bij de aanvrager c.q. de leefeenheid aanwezig vermogen, vastgesteld overeenkomstig het be-paalde in Hoofdstuk 3, paragraaf 3.4 van de wet, mag niet meer bedragen dan de op moment van aanvraag op de aanvrager c.q. de leefeenheid toepasselijke vermogensgrens als bedoeld in artikel 34, lid 3 van de wet;

  • 5.

    voor de kosten waarvoor een bijdrage op grond van deze verordening wordt verzocht, kan geen aanspraak worden gedaan op een voorliggende voorziening, hierbij inbegrepen de wet.

Artikel 4 Niet relevante inkomsten

  • 1. Niet tot het netto inkomen als bedoeld in artikel 3, aanhef en onder 1 wordt gerekend:

    • a.

      inkomsten op grond van de Algemene Kinderbijslagwet;

    • b.

      inkomsten op grond van een huurtoeslag van de Belastingdienst;

    • c.

      een woonkostentoeslag op grond van de wet;

    • d.

      uitkeringen en vergoedingen ten behoeve van de aanvrager c.q. de leefeenheid voor specifieke, bij de aanvraag concreet aan te tonen kosten;

    • e.

      inkomsten uit arbeid of uitkeringen op grond van de sociale zekerheidswetgeving, waaronder een uitkering op grond van de wet, dan wel de Wet investeren in jongeren, van thuisinwonende personen van 18 jaar of ouder;

    • f.

      bij de aanvraag aanwezig vermogen als bedoeld in artikel 3, aanhef en onder 5 van deze verordening;

    • g.

      inkomsten uit vermogen van de aanvrager c.q. de leefeenheid, voor zover dat vermogen niet meer bedraagt dan de toepasselijke vermogensgrens als bedoeld in artikel 3, aanhef en onder 5 van deze verordening.

  • 2. Inkomsten die, ingevolge artikel 31, lid 2 van de wet niet tot de middelen behoren c.q. (gedeeltelijk) worden vrijgelaten, worden, in het kader van de toepassing van deze verordening, buiten beschouwing gelaten.

Artikel 5 Hoogte bijdrage

  • 1. Indien aan het bepaalde in artikel 3 wordt voldaan, bedraagt de bijdrage in de kosten van één of meer culturele, sportieve en/of culturele activiteiten:

    • a.

      voor een leefeenheid maximaal € 160,00 per kalenderjaar;

    • b.

      voor een alleenstaande maximaal € 80,00 per kalenderjaar.

  • 2. De bijdrage als vermeld in lid 1 wordt verhoogd met een bedrag van maximaal € 80,00 per kalenderjaar voor elk ten laste komend kind.

  • 3. Voor zover bij de aanvrager c.q. de leefeenheid in het desbetreffende kalenderjaar sprake is van kosten van bezoek aan een schouwburg c.q. theater, wordt de bijdrage voor dat kalenderjaar verhoogd met 50% van de ter zake aantoonbaar gemaakte c.q. te maken kosten, tot een maximum per persoon per kalenderjaar van:

    • a.

      € 60,00 voor een seizoenskaart;

    • b.

      € 20,00 per toegangskaart, op basis van maximaal 3 schouwburg- c.q. theaterbezoeken per kalenderjaar.

Artikel 6 Besluitvorming en uitbetaling

  • 1. Op een aanvraag wordt zo spoedig mogelijk na de datum van ontvangst en met inachtneming van de desbetreffende bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht door het college beslist.

  • 2. Het besluit wordt schriftelijk in de vorm van een beschikking aan de aanvrager kenbaar gemaakt.

  • 3. Bij toekenning van de bijdrage wordt de wijze van betaling daarvan in de beschikking opgenomen.

Artikel 7 Terugvordering

Indien en voor zover de kosten, waarvoor op grond van deze verordening een bijdrage betaalbaar is gesteld, niet of niet volledig binnen de door het college in de toekenningsbeschikking vermelde termijn worden of zijn gemaakt, worden deze kosten geheel of gedeeltelijk teruggevorderd.

Artikel 8 Uitvoering verordening

  • 1. Het college is belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

  • 2. Het college is bevoegd om nadere besluiten te nemen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening, in gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen en voor zover toepassing van deze verordening tot een onbillijkheid van overwegende aard leidt, afwijken van het in deze verordening bepaalde en ter zake op individuele gronden een nadere beslissing nemen.

Artikel 10 Verslaglegging

Het college brengt eenmaal per twee jaar verslag uit aan de raad met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

Artikel 11 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de bekendmaking daarvan en werkt terug tot en met 1 januari 2011.

  • 2. Per datum inwerkingtreding van deze verordening vervalt de bij besluit van 16 september 2004 vastgestelde Verordening bijdragefonds gemeente Dinkelland 2004.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bijdragefonds gemeente Dinkelland 2011.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 12 juli 2011.
De griffier, De voorzitter,
Mr. O.J.R.J. Huitema, Mr. R.S. Cazemier

Toelichting

Het fonds beoogt, door middel van het toekennen van bijdragen:

  • ·

    het actief deelnemen aan culturele, sportieve en/of educatieve activiteiten en maatschappelijke participatie van personen met een minimuminkomen te bevorderen;

  • ·

    het doorbreken van een sociaal en/of maatschappelijk isolement c.q. het trachten te voorkomen dat een persoon met een minimuminkomen hierin geraakt;

  • ·

    het voorkomen c.q. bestrijden dat personen met een minimuminkomen in een achterstandssituatie (dreigen te) geraken.

Ingezetenen van de gemeente Dinkelland met een minimuminkomen kunnen, op aanvraag en onder overlegging van de nodige bewijsstukken van deelname aan culturele, sportieve en/of educatieve activiteiten en maatschappelijke participatie, voor een bijdrage op grond van het bijdragefonds in aanmerking komen, voor zover:

  • ·

    sprake is van een totaal netto inkomen, dat niet meer mag bedragen dan maximaal 120% van de toepasselijke bijstandsnorm op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), inclusief een toeslag of verlaging op grond van de Toeslagenverordening gemeente Dinkelland 2004 dan wel de Toeslagenverordening WIJ gemeente Dinkelland 2009;

  • ·

    de betalingscapaciteit ontoereikend is om, binnen een verantwoorde besteding van het (gezins)-inkomen, zelf te voorzien in de kosten waarvoor een bijdrage wordt gevraagd;

  • ·

    uit de bij de aanvraag overgelegde bewijsstukken deelname aan tenminste één culturele, sportieve en/of educatieve activiteit blijkt, alsmede dat de desbetreffende kosten daartoe zijn c.q. dienen te worden gemaakt;

  • ·

    aanwezig vermogen op moment van aanvraag niet meer bedraagt dan de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34, lid 3 van de WWB;

  • ·

    voor de kosten waarvoor een bijdrage op grond van deze verordening wordt verzocht geen aanspraak op een voorliggende voorziening (waaronder een beroep op de WWB) kan worden gedaan;

  • ·

    voldaan wordt aan de begripsbepaling ‘ingezetene’ zoals vastgelegd in de verordening;

  • ·

    geen sprake is van inkomsten op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of van een vergelijkbaar inkomen.

Per leefeenheid (gezin, ongehuwd samenwonenden of een alleenstaande ouder van 18 jaar of ouder met een zelfstandig inkomen) kan, indien aan de voorwaarden tot verstrekking van een bijdrage wordt voldaan, een bijdrage worden verstrekt van maximaal € 160,00 per kalenderjaar. Voor een alleenstaande van 18 jaar of ouder met een zelfstandig inkomen is deze bijdrage maximaal € 80,00 per kalenderjaar.

De bijdrage kan worden aangevraagd voor bijvoorbeeld de volgende kosten in verband met deelname aan een culturele, sportieve en/of educatieve activiteit dan wel maatschappelijke participatie (geen volledige opsomming):

- abonnement op een openbare bibliotheek;

- zwembadabonnement;

- lidmaatschap van sportvereniging(en);

- abonnement op (kerk)telefoon;

- aansluitkosten/abonnement op internet;

- aanschaf van een identiteitsbewijs of paspoort;

- cursusgeld voor educatieve en/of sociaal-culturele activiteiten.

De bijdrage wordt verhoogd met een bedrag van maximaal € 80,00 per kalenderjaar voor elk ten laste van de aanvrager komend kind tot 18 jaar, waarvoor de aanvrager aanspraak op kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet kan maken, als gevolg van het volgen van onderwijs door dat kind aan de basisschool of voortgezet onderwijs.

Daarnaast kan, indien aan de voorwaarden tot verstrekking van een bijdrage wordt voldaan, tevens per gezinslid of voor een alleenstaande een bijdrage worden verstrekt in verband met kosten van bezoek aan een schouwburg c.q. theater. Deze bijdrage bedraagt 50% van de aantoonbaar gemaakte schouwburgkosten, tot een maximum per gezinslid of alleenstaande per kalenderjaar van € 60,00 voor een seizoenskaart en € 20,00 per toegangskaart, op basis van maximaal 3 schouwburg- c.q. theaterbezoeken per kalenderjaar.

In artikel 6, derde lid van de verordening is geregeld dat, bij toekenning van de bijdrage de wijze van betaling daarvan in de beschikking wordt opgenomen. Voor zover de kosten voorafgaande aan de aanvraag door de aanvrager zijn betaald, wordt de bijdrage bij toekenning rechtstreeks aan de aanvrager uitbetaald. Wanneer de kosten bij de indiening van de aanvraag nog niet zijn betaald, kan de bijdrage bij toekenning, zulks ter beoordeling aan het college, rechtstreeks aan de organisatie of de leverancier waaraan de kosten verschuldigd zijn, betaalbaar worden gesteld.

Dat een college is belast met de uitvoering van de verordening zoals vastgelegd artikel 8, eerste lid van de verordening is wettelijk bepaald. Met inachtneming van het gemeentelijke mandaatbesluit kan het college de beslissingsbevoegdheid mandateren aan gemeenteambtenaren, zulks onder eventueel nader door het college te stellen regels en onder behoud van de verantwoordelijkheid van het college van de door de gemeenteambtenaren ter zake namens het college genomen besluiten.

Voor een juiste uitvoering van de verordening kan het noodzakelijk zijn dat nadere uitvoeringsbesluiten moeten worden genomen. Op grond van het bepaalde in artikel 8, tweede lid van de verordening heeft het college de bevoegdheid om dergelijke besluiten te nemen, in gevallen waarin de verordening niet voorziet. Het spreekt voor zich dat de gemeenteraad, bij toepassing van dit lid, van de vaststelling door het college van de nadere besluiten in kennis wordt gesteld.

Ingevolge het bepaalde in artikel 9 van de verordening kan het college, in niet krachtens deze verordening voorziene situaties en voor zover toepassing van deze verordening tot een onbillijkheid van overwegende aard leidt, op individuele basis naar bevind van zaken handelen en beslissen. Aan het desbetreffende van de verordening afwijkende besluit van het college dient een op de individuele situatie afgestemde motivering ten grondslag te liggen.

Alvorens een verordening algehele werking verkrijgt, dient, voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding, in voldoende mate mededeling van de vaststelling door de gemeenteraad van de desbetreffende verordening te worden gedaan. In artikel 11, eerste lid is hierin voorzien. Aard en strekking van deze verordening staan een inwerkingtreding van deze verordening met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2011 niet in de weg.

De overige bepalingen en artikelen in de verordening behoeven geen nadere toelichting.