Regeling vervallen per 01-01-2015

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland 2013

Geldend van 18-01-2014 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2014

Intitulé

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland 2013

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland 2013

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanvrager: de persoon voor wie de voorziening is bedoeld.

  • b.

    Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge de verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

  • c.

    Eigen aandeel: een door het college vast te stellen eigen aandeel in de kosten, dat bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming voor rekening van de aanvrager komt.

  • d.

    Eigen bijdrage: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget voor rekening van de aanvrager komt.

  • e.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden op grond van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt.

  • f.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag, zoals bedoeld in artikel 6 en 6a van de Wet, waarmee de aanvrager één of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven.

  • g.

    Verordening: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland 2013.

  • h.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • i.

    Overige begrippen: de in dit besluit gehanteerde, niet nader omschreven begrippen en begripsbepalingen hebben dezelfde betekenis als bedoeld in de wet, de Algemene wet bestuursrecht, het Besluit maatschappelijke ondersteuning en de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland 2013, tenzij daarvan uitdrukkelijk in deze verordening wordt afgeweken.

  • j.

    Besluit: het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland.

HOOFDSTUK 2 BIJZONDERE REGELS OVER HET PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 1. Tenzij in de verordening of in dit besluit anders is bepaald, wordt:

    • a.

      een financiële tegemoetkoming in de kosten of een persoonsgebonden budget gebaseerd op de kosten van de goedkoopst adequate voorziening. Het college kan voordat een voorziening wordt toegekend, de verplichting opleggen dat er maximaal drie offertes moeten worden opgevraagd waarvan één bij een door het college aan te wijze bedrijf of leverancier;

    • b.

      het bedrag van de financiële tegemoetkoming na overlegging van een factuur betaald en een persoonsgebonden budget, met uitzondering van de hulp bij het huishouden, vooraf betaald. Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt maandelijks achteraf uitgekeerd. Ook vindt uitbetaling van het persoonsgebonden budget achteraf plaats indien overwegende bezwaren bestaan tegen betaling vooraf.

  • 2. Het persoonsgebonden budget wordt overgemaakt op het bankrekeningnummer van de aanvrager.

  • 3. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 4. In artikel 3, lid 2 van de verordening zijn de gevallen benoemd waarbij wordt afgezien van het verstrekken van een persoonsgebonden budget.

  • 5. Bij de toekenning van het persoonsgebonden budget gelden in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het persoonsgebonden budget wordt uitsluitend gebruikt voor betaling van de geïndiceerde voorziening en de daarmee samenhangende kosten;

    • b.

      de geïndiceerde voorziening die de aanvrager verwerft met het persoonsgebonden budget dient adequaat, veilig, cliëntgericht en kwalitatief verantwoord te zijn;

    • c.

      de aanvrager dient een aansprakelijkheidsverzekering te hebben (afgesloten) voor schade die door het gebruik van de voorziening aan derden kan ontstaan;

    • d.

      de aanvrager dient een voorziening die een motorrijtuig is in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) te verzekeren overeenkomstig artikel 2 van die wet;

    • e.

      de aanvrager bewaart de rekening(en) en betalingsbewijs (betalingsbewijzen) van de met het persoonsgebonden budget verworven geïndiceerde gedurende vijf jaar of, indien de normale afschrijvingsduur langer is dan deze termijn, overeenkomstig deze langere termijn en stelt deze op verzoek ter beschikking van het college; en

    • f.

      de aanvrager dient indien de voorziening binnen de vooraf vastgestelde looptijd niet meer nodig is de gemeente te informeren. De gemeente kan besluiten de voorziening op te vragen bij de aanvrager.

  • 6. De aanvrager mag niet overgaan tot verkoop of verpanding van de voorziening.

  • 7. De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt altijd plaats.

  • 8. Het deel van het toegekende persoonsgebonden budget dat niet wordt besteed aan de geïndiceerde dienst of voorziening, wordt niet uitgekeerd, wordt verrekend of dient te worden terugbetaald aan de gemeente.

  • 9. Een voorziening, aangeschaft met een persoonsgebonden budget kan, zodra deze voorziening niet meer gebruikt wordt, onder verrekening van eventueel ingebrachte eigen middelen, door het college worden opgehaald en voor herverstrekking beschikbaar worden gesteld.

HOOFDSTUK 3 EIGEN BIJDRAGEN, EIGEN AANDEEL EN TARIEF COLLECTIEF VERVOER

Artikel 3 Omvang van eigen bijdrage hulp bij het huishouden en eigen aandeel bij woningaanpassing

  • 1. Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd dienen te betalen bedraagt € 19,00 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan € 23.295,- het bedrag van € 19,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 23.295,-.

  • 2. Het bedrag dat ongehuwde personen van de pensioengerechtigde leeftijd of ouder dienen te betalen bedraagt € 19,00 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan € 16.456,- het bedrag van € 18,60 [lees: € 19,00] wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 16.456,-.

  • 3. Het bedrag dat gehuwde personen, indien een van beiden jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd of beiden jonger zijn dan de pensioengerechtigde leeftijd dienen te betalen bedraagt € 27,20 per vier weken, met dien verstande dat indien het gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 29.174,- het bedrag van € 27,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het gezamenlijke inkomen en € 29.174,-.

  • 4. Het bedrag dat gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 27,20 per vier weken, met dien verstande dat indien het gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 22.957,- het bedrag van € 27,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het gezamenlijke inkomen en € 22.957,-.

  • 5. De eigen bijdrage wordt per vier weken in rekening gebracht bij de aanvrager en het eigen aandeel wordt direct volledig in mindering gebracht op de tegemoetkoming.

Artikel 4 Klanttarief collectief vervoer

  • 1. Voor het collectief vervoer ontvangt de klant een vervoerspas (regiotaxipas). Deze vervoerspas geeft recht op het gebruik van 700 zones per jaar.

  • 2. De tarieven per enkele reis, per persoon zijn:

    Ritlengte

    Gereduceerd tarief per enkele reis p.p. (pashouders)

    1 en 2 OV-zones

    1,80

    3 OV-zones

    2,40

    4 OV-zones

    3,00

    5 OV-zones

    3,60

    6 OV-zones

    7,80

    7 OV-zones

    12,00

HOOFDSTUK 4 HULP BIJ HET HUISHOUDEN

Artikel 5 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

  • 1. De omvang van het persoonsgebonden budget wordt afgeleid van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequaat te verstrekken voorziening in natura. Voor hulp bij het huishouden staat de goedkoopst adequaat te verstrekken voorziening in natura gelijk aan het uurtarief van een alfahulp. Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren, afgerond naar minuten per week en als volgt vastgesteld:

    Maximum uurtarief

    Berekening omvang persoonsgebonden budget (bedrag per jaar)

    ALFAHULP

    € 15,68

    € 15,68 x aantal uren/minuten x aantal weken (max. 52)

    HULP BIJ HET HUISHOUDEN 1

    € 16,12

    € 16,12 x aantal uren/minuten x aantal weken (max. 52)

    HULP BIJ HET HUISHOUDEN 2

    € 19,92

    € 19,92 x aantal uren/minuten x aantal weken (max. 52)

    Deze bedragen betreffen totaalbedragen (inclusief eventuele BTW).

  • 2. Bij verstrekking van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden dient de aanvrager maandelijks achteraf een declaratieformulier, inclusief bewijsstukken, bij de gemeente in. Op basis van dit declaratieformulier vindt betaling maandelijks achteraf plaats op het bankrekeningnummer van de aanvrager.

  • 3. Het persoonsgebonden budget wordt toegekend voor een periode die aanvangt op de dag/datum dat het recht op de voorziening bestaat en deze datum kan niet liggen voor de datum van indiening van de aanvraag bij de gemeente Dinkelland.

HOOFDSTUK 5 WOONVOORZIENINGEN

Artikel 6 Hoogte tegemoetkoming bouwkundige of woontechnische woonvoorziening en uitraasruimte

De hoogte van een door het college te verlenen persoonsgebonden budget/financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Het eigen aandeel in de kosten wordt op basis van artikel 7 van de verordening hierop direct volledig in mindering gebracht.

Artikel 7 Hoogte persoonsgebonden budget voor niet bouwkundige of woon-technische woonvoorzieningen en onderhouds- en reparatiekosten

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening als bedoeld in artikel 15 onder c van de verordening wordt vastgesteld op 100% van de tegenwaarde van het bedrag van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening.

  • 2. Indien aan een persoon een persoonsgebonden budget wordt verstrekt als bedoeld in het eerste lid, wordt een persoonsgebonden budget per jaar verstrekt ter hoogte van de gemiddelde onderhouds- en reparatiekosten van de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 7a Begrenzing woonvoorzieningen van niet bouwkundige of niet-woontechnische aard

Woonvoorzieningen van niet bouwkundige of niet-woontechnische aard met een aanschafwaarde:

  • a.

    tot € 250,00 (inclusief BTW) worden uitsluitend in eigendom verstrekt. Hiervoor hoeft geen eigen bijdrage of eigen aandeel worden betaald;

  • b.

    vanaf € 250,00 (inclusief BTW) worden uitsluitend in bruikleen verstrekt.

Artikel 8 Hoogte financiële tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten

  • 1. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten op declaratiebasis als bedoeld in artikel 15 onder a van de verordening is vastgesteld op maximaal € 4.000,- (inclusief BTW).

  • 2. Het bedrag, genoemd in het vorige lid, wordt betaald nadat de verhuizing heeft plaatsgevonden.

  • 3. De omvang van het bedrag van de financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten tot een maximum van het huurbedrag waarvoor een huurtoeslag kan worden toegekend.

  • 4. Het bedrag, genoemd in het vorige lid, wordt maandelijks vooruit betaald indien en voor zover de tijdelijke huisvesting noodzakelijk is.

  • 5. De omvang van het bedrag van de financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving, genoemd in artikel 21 a, lid 2 van de verordening, is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten tot een maximum van het huurbedrag waarvoor een huurtoeslag kan worden toegekend, waarbij de kosten:

    • ·

      in de eerste maand niet worden vergoed;

    • ·

      voor 100% worden vergoed in de tweede en derde maand;

    • ·

      voor 75% worden vergoed in de vierde en vijfde maand;

    • ·

      voor 50% worden vergoed in de zesde maand;

    • ·

      voor 100% worden vergoed na de zesde maand indien vaststaat dat binnen drie maanden de woning verhuurd kan worden aan een persoon die tot de doelgroep van de wet behoort.

  • 6. Het bedrag, genoemd in het vorige lid, wordt maandelijks achteraf betaald indien en voor zover de woning op verzoek van het college beschikbaar gehouden wordt voor bewoning door een persoon die tot de doelgroep van de wet behoort.

Artikel 9 Hoogte financiële tegemoetkoming keuring/inspectie, onderhoud en reparatie van een woonvoorziening

De hoogte van een door het college te verstrekken financiële tegemoetkoming in de kosten van keuring/inspectie, onderhoud en reparatie als bedoeld in artikel 15, sub e van de verordening is gelijk aan de kosten zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

Artikel 10 Terugbetaling bij verkoop woning

De meerwaarde van de woning die door het ontvangen van een woonvoorziening, zoals bedoeld in artikel 21 van de verordening is ontstaan, dient gedeeltelijk aan de gemeente te worden terugbetaald. Voor het bepalen van het bedrag van meerwaarde wordt uitgegaan van:

  • a.

    de werkelijk ontvangen financiële vergoeding van de gemeente Dinkelland (= de totale kosten van de woonvoorziening minus het eigen aandeel);

  • b.

    een afschrijving van 10% voor elk vol jaar dat de voorziening was gerealiseerd; en

  • c.

    bij de berekening van de waarde van de woning wordt uitgegaan van de waardering onroerende zaak waarde (WOZ-waarde). Uitgangspunt bij de berekening van de meerwaarde is het verschil tussen de eerst vastgestelde WOZ-waarde na de woningaanpassing en de laatste vastgestelde WOZ-waarde voor de verkoop van de woning.

Artikel 11 Bezoekbaar maken woonruimte

  • 1. Het bedrag voor het bezoekbaar maken van een woonruimte, niet zijnde het hoofdverblijf, als bedoeld in artikel 19, vierde lid van de verordening, bedraagt maximaal € 1.500,- (inclusief BTW).

  • 2. Het bedrag, genoemd in het vorige lid, wordt betaald na overlegging van de factuur.

HOOFDSTUK 6 HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

Artikel 12 Hoogte persoonsgebonden budget vervoersvoorzieningen en onderhoud en reparatie

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen, als bedoeld in artikel 22, onder c van de verordening, wordt vastgesteld op basis van 100% van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening.

  • 2. Indien een persoonsgebonden budget wordt verstrekt als bedoeld in het eerste lid, wordt, indien nodig, een financiële tegemoetkoming per jaar verstrekt voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het bedrag voor onderhoud en reparatie dat de gemeente betaalt voor een soortgelijke voorziening die in natura wordt verstrekt.

Artikel 13 Hoogte financiële tegemoetkomingen vervoersvoorzieningen

  • 1. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 22, onder d van de verordening in de kosten van een eigen auto bedraagt maximaal € 380,- (inclusief BTW) per jaar. Dit bedrag is gebaseerd op verplaatsingen met een omvang van 2.000 kilometer tegen een vergoeding van € 0,19 per kilometer.

  • 2. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 22, onder d van de verordening in de kosten van gebruik van een taxi bedraagt maximaal € 3.212,- (inclusief BTW) per jaar. Dit bedrag is gebaseerd op verplaatsingen met een omvang van 2.000 kilometer tegen een vergoeding van € 1,60 per kilometer.

  • 3. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 22, onder d van de verordening voorzieningen in de kosten van gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt maximaal € 4.640,- (inclusief BTW) per jaar. Dit bedrag is gebaseerd op verplaatsingen met een omvang van 2.000 kilometer tegen een vergoeding van € 2,32 per kilometer.

  • 4. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 22, onder d van de verordening in de kosten van aanpassing van een eigen auto is gelijk aan de door het college geaccepteerde offerte. De aanvrager is verplicht om minimaal twee offertes op te vragen.

HOOFDSTUK 7 VERPLAATSEN IN EN ROND DE WONING

Artikel 14 Hoogte persoonsgebonden budget rolstoelvoorzieningen en onderhoud en reparatie

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorziening, als bedoeld in artikel 27, lid c van de verordening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening.

  • 2. Indien een persoonsgebonden budget wordt verstrekt als bedoeld in het eerste lid, wordt een financiële tegemoetkoming per jaar verstrekt ter hoogte van de gemiddelde onderhouds- en reparatiekosten van de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 15 Hoogte tegemoetkoming sportrolstoel en andere aangepaste sportvoorziening

  • 1. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel of een andere aangepaste sportvoorziening als bedoeld in artikel 27, lid d van de verordening bedraagt op basis van declaratiebasis maximaal € 2.531,- (inclusief BTW).

  • 2. Het bedrag bedoeld in het eerste lid van dit artikel is een tegemoetkoming in aanschaf, onderhoud en reparatie van de voorziening voor een periode van drie jaar.

HOOFDSTUK 8 BONUSREGELING

Artikel 16 Bonus bruikbare besparende alternatieve voorzieningen

  • 1. De hoogte van het bedrag van de bonus, genoemd in artikel 38 van de verordening, wordt vastgesteld op:

    • a.

      € 100,- indien de voorziening in een individuele situatie tot een structurele besparing leidt;

    • b.

      € 250,- indien de voorziening in meer situaties tot een structurele besparing leidt.

  • 2. Het bedrag wordt betaald nadat naar het oordeel van het college de alternatieve voorziening bruikbaar en besparend is gebleken.

HOOFDSTUK 9 TERUGVORDERING

Artikel 17 Afzien van terugvordering

De hoogte van het bedrag waarbij wordt afgezien van terugvordering, zoals bedoeld in artikel 37, lid 1 van de verordening, is vastgesteld op € 100,-.

HOOFDSTUK 10 SLOTBEPALINGEN

Artikel 18 Indexering

Het college stelt jaarlijks, met ingang van 1 januari, het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland vast en kan de in dit besluit opgenomen bedragen wijzigen.

Artikel 19 Evaluatie

Dit besluit wordt jaarlijks geëvalueerd. Als de evaluatie daartoe aanleiding geeft, wordt het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland aangepast.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt met ingang van 1 januari 2013 in werking.

Artikel 21 Intrekking besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland 2010

Gelijktijdig met de inwerkingtreding van dit besluit vervalt het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland 2010.

Artikel 22 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland 2013.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van
burgemeester en wethouders van 18 december 2012.
De secretaris, De burgemeester,
Drs. A.B.A.M. Damer, Mr. R.S. Cazemier

Toelichting

ALGEMEEN

Inleiding

Naast de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning is er ook een Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland. In dit besluit zijn alle bedragen opgenomen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld.

Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een besluit is dat bij wijziging van de bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling plaatsvindt) niet de verordening gewijzigd hoeft te worden. Bijstelling van het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland door het college kan aanzienlijk sneller plaatsvinden.

Het eerste onderwerp dat in het besluit aan de orde komt is het persoonsgebonden budget. Van alle soorten voorzieningen waarvoor een persoonsgebonden budget mogelijk is wordt in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland uitgewerkt hoe het bedrag van het persoonsgebonden budget wordt samengesteld.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Definities

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

HOOFDSTUK 2 BIJZONDERE REGELS OVER HET PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Algemeen

De systematiek in de verordening is dat steeds algemene voorzieningen, waaronder het collectief vervoer, het primaat hebben. Bij algemene voorzieningen is geen persoonsgebonden budget mogelijk, waar tegenover staat dat de algemene voorziening een snel te realiseren oplossing biedt en er bij algemene voorzieningen een eenvoudige en lichte toelatingstoets geldt en er bij de verstrekking daarvan nooit een eigen bijdrage wordt gevraagd. Voor alle andere voorzieningen geldt dat er een persoonsgebonden budget kan worden gevraagd, waarbij dan de volgende bijzondere regels gelden.

Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording

Lid 1 en 2

Dit behoeft geen nadere toelichting.

Lid 3

Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de aanvrager dit wenst.

Lid 4

De in artikel 6 van de Wmo genoemde verplichting om bij een aanspraak op een individuele voorziening de keuze te bieden tussen een persoonsgebonden budget en natura verstrekking, is niet absoluut. Er kunnen overwegende bezwaren zijn om niet over te gaan tot verstrekking van een persoonsgebonden budget.

Als tijdens het onderzoek duidelijk wordt dat een aanvrager problemen zal krijgen met het omgaan met een persoonsgebonden budget, zal dit als contra-indicatie worden opgevat. Denk hierbij bijvoorbeeld aan personen met ernstige schuldenproblematiek. Indien de aanvrager echter de beschikking heeft over een goed netwerk dat de zorg draagt voor het beheer kan wel een persoonsgebonden budget worden verstrekt.

Lid 5

Sub f.

Bij toekenning van een persoonsgebonden budget voor een voorziening zal aan de budgethouder worden verzocht om in de situatie waarbij de voorziening binnen de vooraf vastgestelde looptijd niet meer nodig is de gemeente te informeren. De gemeente kan vervolg

ens overwegen om de voorziening op te vragen bij de aanvrager. De keuze om dit te doen is afhankelijk van de restwaarde en cou-rantheid van de voorziening.

Lid 6

Dit behoeft geen nadere toelichting.

Lid 7

Bij het verstrekken van een persoonsgebonden budget wordt altijd gecontroleerd of het persoonsgebonden budget besteed is zoals in de beschikking met het bijgevoegde programma van eisen is vermeld. In de beleidsregels wordt dit nader uitgewerkt.

Lid 8

Wanneer een goedkopere (maar wel adequate) voorziening dan de geïndiceerde voorziening is aangeschaft door de budgethouder wordt alleen het bestede bedrag vergoed. De termijn waarop de budgethouder geacht wordt van de voorziening gebruik te maken, kan worden aangepast indien de aangeschafte voorziening niet nieuw is. In geval van hulp bij het huishouden worden alleen die uren en minuten vergoed die ook daadwerkelijk zijn geleverd. Bij beëindiging van de indicatie dient het teveel betaalde bedrag aan de gemeente te worden terugbetaald.

Lid 9

Dit behoeft geen nadere toelichting.

HOOFDSTUK 3 EIGEN BIJDRAGEN, EIGEN AANDEEL EN TARIEF COLLECTIEF VERVOER

Artikel 3 Omvang van eigen bijdrage hulp bij het huishouden en eigen aandeel bij woningaanpassing

Hoofdstuk IV van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. In artikel 4.1 van de Algemene Maatregel van Bestuur wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen. Lid 2 van artikel 4.1. geeft aan dat de gemeenteraad kan bepalen dat de genoemde bedragen in gelijke mate gewijzigd worden.

Wat onder “in gelijke mate” wordt begrepen, staat verwoord in de concept AMvB op pagina 21. Ook het percentage van 15% kan door de gemeenteraad naar beneden gewijzigd worden. In dit artikel worden de bedragen genoemd zoals die van toepassing zijn.

Er is gekozen voor het opleggen van de maximaal toegestane eigen bijdragen. Van personen jonger dan 18 jaar mag wettelijk gezien geen eigen bijdrage gevraagd worden.

Omschrijving

Per vier weken

Bij een hoger inkomen

Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd

dienen te betalen:

18,60

Indien het inkomen meer bedraagt dan € 23.208,-

wordt het bedrag van € 18,60 verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 23.208,-.

Het bedrag dat ongehuwde van de pensioengerechtigde leeftijd of ouder

dienen te betalen:

18,60

Indien het inkomen meer bedraagt dan € 16.257,-

wordt het bedrag van € 18,60 verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 16.257,-.

Het bedrag dat gehuwde personen, indien een van beiden jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd of beiden jonger zijn dan de pensioengerechtigde leeftijd,

dienen te betalen:

26,60

Indien het gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 28.733,- wordt het bedrag van € 26,60 verhoogd

met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het gezamenlijke inkomen en € 28.733,-.

Het bedrag dat gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd of ouder zijn dienen te betalen:

26,60

Indien het gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 22.676,- wordt het bedrag van € 26,60 verhoogd

met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het gezamenlijke inkomen en € 22.676,-.

Het eigen aandeel wordt niet per vier weken maar direct volledig in mindering gebracht op de tegemoetkoming.

Artikel 4 Klanttarief collectief vervoer

In artikel 4 worden de tarieven aangegeven van het collectief vervoer. Het betreffen gereduceerde tarieven voor pashouders. Bij meer dan 5 zones geldt een extra zonetarief van € 4,20 per OV-zone.

HOOFDSTUK 4 HULP BIJ HET HUISHOUDEN

Artikel 5 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

Lid 1

Dit behoeft geen nadere toelichting.

Lid 2

Bij verstrekking van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden dient de aanvrager maandelijks een declaratieformulier bij de gemeente in te dienen. Op dit declaratieformulier is per week vermeld hoeveel uur aan hulp bij het huishouden geleverd is en dit declaratieformulier dient te zijn ondertekend door de klant en de aanbieder van de hulp bij het huishouden. Betaling vindt maandelijks achteraf plaats op basis van dit declaratieformulier.

Als voorbeeld: de maand februari dient voor 10 maart gedeclareerd te worden (steeds voor de tiende van de maand volgend op de maand waar de declaratie betrekking op heeft). Indien de declaratie aan alle eisen voldoet vindt betaling uiterlijk plaats op 31 maart (eind van de maand volgend op de maand waar de declaratie betrekking op heeft).

Lid 3

In dit artikel wordt geregeld wanneer de periode waarvoor het persoonsgebonden budget wordt toegekend, de budgetperiode, ingaat. Deze periode start niet eerder dan de dag waarop de aanvraag bij de gemeente Dinkelland is ingediend.

HOOFDSTUK 5 WOONVOORZIENINGEN

Artikel 6 Hoogte financiële tegemoetkoming bouwkundige of woontechnische woonvoorziening en uitraasruimte

In artikel 6 is geregeld hoe het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassing of een uitraasruimte wordt vastgesteld. Het gaat daarbij om het bedrag van de door het college goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook van eventuele architectkosten, kosten van vergunningen en kosten van toezicht. Het bedrag komt tot stand op basis van het programma van eisen en de offertes die voor dit programma worden opgevraagd.

Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. Om welke kosten het zal kunnen gaan zal verder worden uitgewerkt in de beleidsregels.

Artikel 7 Hoogte persoonsgebonden budget voor niet bouwkundige of woontechnische woonvoorziening en onderhouds- en reparatiekosten

Lid 1

In het eerste lid wordt geregeld op welke wijze de hoogte van het persoonsgebonden voor een roe-rende woonvoorziening wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst adequate voorziening. Voor woonvoorzieningen zijn geen persoonsgebonden budget bedragen opgenomen in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning maar komen de bedragen tot stand op basis van het programma van eisen en de offertes die voor dit programma worden opgevraagd.

Lid 2

Als er een persoonsgebonden budget conform het eerste lid wordt verstrekt, zal een financiële tegemoetkoming in de onderhouds- en reparatiekosten worden verstrekt. De hoogte van deze tegemoetkoming wordt bepaald aan de hand van de gemiddelde onderhoud- en reparatiekosten van de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 7a Begrenzing woonvoorzieningen van niet bouwkundige of niet-woontechnische aard

Met name bij de relatief kleine woningaanpassingen geeft de onverkorte toepassing van de bepalingen van dit besluit onevenredige administratieve rompslomp (zowel bij de gemeente als ook bij de cliënt) die in geen verhouding staat tot het te verstrekken bedrag. Ter voorkoming hiervan worden kleine roerende woonvoorzieningen met een aanschafwaarde tot € 250,- (inclusief BTW) uitsluitend in eigendom verstrekt, waarvoor geen eigen bijdrage is verschuldigd. Vanaf € 250,- (inclusief BTW) worden deze voorzieningen in bruikleen verstrekt. Deze regeling komt overeen met de werkafspraken die zijn gemaakt met de gecontracteerde leverancier in het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten.

Artikel 8 Hoogte financiële tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten

Lid 1 en 2

Dit behoeft geen nadere toelichting.

Lid 3 en 4

Als er in verband met het aanpassen van de woning extra kosten moeten worden gemaakt door de aanvrager omdat er tijdens het realiseren van de aanpassing niet in de woning kan worden verbleven, kan er een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting worden toegekend. Omdat de huur maandelijks vooraf moet worden betaald, wordt deze financiële tegemoetkoming ook maandelijks vooruit betaald. De financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting wordt alleen verstrekt als de dubbele woonlasten redelijkerwijs niet voorkomen hadden kunnen worden. De periode van de dubbele lasten dient zo kort mogelijk te zijn. Het maximale toe te kennen bedrag is gebaseerd op het maximum huurbedrag waarvoor nog huurtoeslag kan worden toegekend.

Lid 5 en 6

Als de huur van een aangepaste woning is beëindigd en de woning kan op betrekkelijk korte termijn weer bewoond worden door een persoon die tot de doelgroep van de wet behoort, kan een financiële tegemoetkoming in kosten van huurderving worden toegekend gedurende de periode dat de woning niet verhuurd wordt. Het optimale gebruik van het bestand aan aangepaste of geschikte woningen kan door deze bepaling worden bevorderd.

Artikel 9 Hoogte financiële tegemoetkoming keuring/inspectie, onderhoud en reparatie van een woonvoorziening

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 10 Terugbetaling bij verkoop woning

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11 Bezoekbaar maken woonruimte

Voor het bezoekbaar maken van een woonruimte, niet zijnde het hoofdverblijf, als bedoeld in artikel 19 vierde lid van de verordening, is gekozen voor een maximum bedrag van € 1.500,- (inclusief BTW). Het maximum bedrag is er om te voorkomen dat zeer hoge tegemoetkomingen in de kosten van de aanpassing moet worden betaald in verband met aan- en/of uitbouw. Met het bedrag van € 1.500,- (inclusief BTW) kunnen de noodzakelijke aanpassingen voor het bezoekbaar maken worden verricht. Indien de kosten minder bedragen dan dit bedrag worden de werkelijke kosten vergoed. Betaling vindt plaats nadat de factuur door de gemeente is ontvangen.

HOOFDSTUK 6 HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

Artikel 12 Hoogte persoonsgebonden budget vervoersvoorzieningen en onderhoud en reparatie

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 13 Hoogte financiële tegemoetkomingen vervoersvoorzieningen

Dit artikel legt een aantal maximale bedragen vast voor de taxikostenvergoeding, de vergoeding van de rolstoeltaxi, het vervoer per eigen auto en de autoaanpassing. Onder welke voorwaarden deze bedragen worden toegekend, volgt uit de verordening en zal in de beleidsregels verder worden uitgewerkt.

HOOFDSTUK 7 VERPLAATSEN IN EN ROND DE WONING

Artikel 14 Hoogte van het persoonsgebonden budget rolstoelvoorzieningen en onderhoud en reparatie

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 15 Hoogte tegemoetkomingen sportrolstoel en andere aangepaste sportvoorziening

De sportrolstoel is een voorziening die meegenomen wordt vanuit de Wvg zonder dat deze sportrolstoel in de Wvg of in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening, in de Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek in de Tweede Kamer. Daarom wordt de ver-strekkingswijze, zoals bij de Wvg voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen wordt verstrekt in de vorm van een financiële tegemoetkoming. Dit geldt ook voor de andere aangepaste sportvoorzieningen. Deze tegemoetkoming is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als een tegemoetkoming in de aanschaf, onderhoud en reparatie voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een aanvraag worden ingediend.

HOOFDSTUK 8 BONUSREGELING

Artikel 16 Bonus bruikbare besparende alternatieve voorzieningen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

HOOFDSTUK 9 TERUGVORDERING

Artikel 17 Afzien van terugvordering

Bij een bedrag tot € 100,- die onterecht is uitgekeerd en in principe teruggevorderd dient te worden wordt van terugvordering afgezien. Indien het bedrag hoger dan € 100,- is wordt het totale bedrag (inclusief de eerste € 100,-) teruggevorderd.

HOOFDSTUK 10 SLOTBEPALINGEN

Artikel 18 t/m 22

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.