Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening op de heffing en invordering van precariobelastingen 2016

Geldend van 14-03-2016 t/m 31-12-2019 met terugwerkende kracht vanaf 25-12-2015

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van precariobelastingen 2016

De raad van de gemeente Dinkelland,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 november 2015;

gezien op het advies van de raadscommissie van 8 december 2015;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet,

B E S L U I T:

PRECARIOBELASTING 2016

(Verordening precariobelasting 2016)

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    precariobelasting: een directe belasting geheven voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven grond van de gemeente voor de openbare dienst bestemd;

  • b.

    jaar: een kalenderjaar;

  • c.

    seizoen: de periode in een kalenderjaar gelegen tussen 1 maart en 1 november van dat jaar;

  • d.

    terras: een buiten de gesloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden bereid en/of verstrekt;

  • e.

    vast terras: een terras als bedoeld onder de letter d. van dit artikel, waarbij de exploitant op basis van een daartoe strekkende vergunning toestemming heeft om horeca-activiteiten uit te voeren gedurende het gehele jaar ;

  • f.

    tijdelijk terras: een terras als bedoeld onder de letter d. van dit artikel, waarbij de exploitant op basis van een daartoe strekkende vergunning toestemming heeft om horeca-activiteiten op één of meerdere dagen van de week als bedoeld in artikel 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel;

  • g.

    binnenstad: het gedeelte van Ootmarsum, gelegen binnen de Oostwal en de Westwal;

  • h.

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon, een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

Artikel 2. Belastbaar feit

De precariobelasting wordt geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting wordt geheven van degene, die één of meer voorwerpen op basis van een daartoe strekkende vergunning heeft onder, op of boven grond van de gemeente, voor de openbare dienst bestemd, dan wel van degene, die zonder een daartoe strekkende vergunning, te wiens behoeve voorwerpen onder, op of boven de grond van de gemeente voor de openbare dienst bestemd, worden aangetroffen.

  • 2. De precariobelasting wordt geheven van de feitelijke gebruiker van de onroerende zaak waaronder, waarop of waarboven de voorwerpen zijn aangetroffen.

Artikel 4. Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, welke ingevolge een wettelijk voorschrift, een overeenkomst of anderszins rechtens moeten worden gedoogd;

  • b.

    voorwerpen, waarvoor de gemeente een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • c.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • d.

    voorwerpen, welke uitsluitend voorzien in een cultureel, politiek, godsdienstig, sociaal of algemeen belang dan wel worden gebezigd voor weldadige doeleinden.

Artikel 5. Heffingsmaatstaf en tarief

De precariobelasting wordt geheven aan de hand naar de maatstaven en tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6. Berekening van precariobelasting

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 9 en 10 worden gedeelten van de in de tabel genoemde eenheden van hoeveelheid of afmeting voor een geheel gerekend.

  • 2. Ingeval de belasting wordt geheven naar de oppervlakte van een voorwerp geldt als maatstaf de oppervlakte van de projectie in een horizontaal vlak, tenzij anders is bepaald.

  • 3. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

Artikel 7. Belastingtijdvak

  • 1. Het belastingtijdvak is gelijk aan het seizoen.

  • 2. Indien het belastbare feit zich heeft voorgedaan gedurende een gedeelte van het seizoen is, in afwijking van het eerste lid, het belastingtijdvak gelijk aan dat gedeelte.

  • 3. Indien met toepassing van het tweede lid in één seizoen meer dan één tijdvak voorkomt, worden deze tijdvakken voor de toepassing van deze verordening aangemerkt als één tijdvak.

Artikel 8. Wijze van heffing

De precariobelasting wordt geheven bij wijze van aanslag.

Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de naar seizoentarieven geheven precariobelasting.

  • 1. De precariobelasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar seizoentarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel achtste gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing van de precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,--.

  • 4. Belastingaanslagen van minder dan € 10,-- worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 10. Ontstaan van de belastingschuld voor de niet in artikel 9 genoemde gevallen

Andere precariobelasting, dan die bedoeld in artikel 9, is verschuldigd bij de aanvang van het belastbaar feit, tenzij deze over een belastingtijdvak wordt geheven. Artikel 9, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11. Termijnen van betaling

  • 1. De aanslagen, of de gevorderde bedragen, moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet, of van de schriftelijke kennisgeving, is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12. Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13. Nadere regels voor het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.

Artikel 14. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De Verordening precariobelasting 2007, vastgesteld bij raadsbesluit van 13 februari 2007, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten, die zich vóór die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 maart 2016.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als de "Verordening precariobelasting 2016".

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 15 december 2015.
de griffier, de voorzitter,
mr. O.J.R.J. Huitema, mr. R.S. Cazemier

Tarieventabel behorende bij de "Verordening precariobelasting 2016" 

Terrassen

 

  • 1.

    Het tarief voor het op of boven een vast terras hebben van voorwerpen (zoals banken, stoelen, tafels, parasols, windschermen, bloembakken etc.) bedraagt per seizoen € 11,20 per belaste m2, doch in de binnenstad (van Ootmarsum) € 14,15 per m2.

 

  • 1.

    Het tarief voor het hebben van voorwerpen op of boven een tijdelijk terras, dat uitsluitend is toegestaan tijdens de dagen dat de binnenstad (van Ootmarsum) op basis van een verkeersmaatregel voor alle verkeer is afgesloten, bedraagt per jaar € 4,75 per m2.

 

Behorende bij raadsbesluit d.d. 15 december 2015.

De griffier van de gemeente Dinkelland.

mr. O.J.R.J. Huitema