Beleidsregel boeteoplegging Participatiewet IOAW en IOAZ 2017

Geldend van 12-10-2017 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel boeteoplegging Participatiewet IOAW en IOAZ 2017

Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Dinkelland;

gelet op artikel 18a van de Participatiewet, artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW) en artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (IOAZ).

besluit:

vast te stellen de navolgende

Beleidsregel boeteoplegging Participatiewet IOAW en IOAZ 2017

Artikel 1 Begrippen

Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Maximale boete in verband met fictieve draagkracht

  • 1 Het totaalbedrag van de boete wordt niet op een hoger bedrag vastgesteld dan:

    • a.

      24 maanden maal het inkomen, voor zover dit meer bedraagt dan de niet gecorrigeerde beslagvrije voet als sprake is van opzet;

    • b.

      18 maanden maal het inkomen, voor zover dit meer bedraagt dan de niet gecorrigeerde beslagvrije voet als sprake is van grove schuld;

    • c.

      12 maanden maal het inkomen, voor zover dit meer bedraagt dan de niet gecorrigeerde beslagvrije voet als geen sprake is van opzet, grove schuld of verminderde verwijtbaarheid;

    • d.

      6 maanden maal het inkomen, voor zover dit meer bedraagt dan de niet gecorrigeerde beslagvrije voet als sprake is van verminderde verwijtbaarheid.

  • 2 In afwijking van het voorgaande lid wordt het aantal maanden bij een herhaalde gedraging (recidive) verhoogd met factor 1,5.

  • 3 De niet gecorrigeerde beslagvrije voet is 90% van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm.

  • 4 Voor kostendelers is de niet gecorrigeerde beslagvrije voet in afwijking van het voorgaande lid ten behoeve van de berekening van een boete: 90% van de kostendelersnorm.

  • 5 Het vermogen van belanghebbende wordt betrokken bij de vaststelling van de draagkracht als de schending van de inlichtingenplicht bestaat uit het verzwijgen van vermogen.

Artikel 3 Toepassing waarschuwing

Het college maakt gebruik van de mogelijkheden om een waarschuwing toe passen zoals deze zijn omschreven in artikel 2aa van het Boetebesluit socialezekerheidswetten.

Artikel 4 Recidive na een waarschuwing

Bij recidive na een waarschuwing wordt bij benadelingsbedrag van € 150, - of minder, een boete op gelegd van:

  • -

    € 150,00 bij opzet;

  • -

    € 112,50 bij grove schuld;

  • -

    € 75,00 als er geen sprake is van opzet, grove schuld of verminderde verwijtbaarheid;

  • -

    € 37,50 bij verminderde verwijtbaarheid.

Artikel 5 Kwijtschelding van de boete in het kader van een schuldregeling

  • 1 Bij een schuldregeling onder regie van het college, waarbij wordt voldaan aan de voorwaarden als genoemd in artikel 18a, lid 13 en 14 Participatiewet, verleent het college geheel of gedeeltelijke kwijtschelding van een boete.

  • 2 Een schuldregeling onder regie van de Stadsbank Oost Nederland geldt mede als schuldregeling onder regie van het college.

Artikel 6 Intrekking

De Beleidsregel boeteoplegging WWB, IOAW en IOAZ wordt ingetrokken.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 8 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregel boeteoplegging Participatiewet Ioaw en Ioaz 2017

Ondertekening

Dinkelland, 11 juli 2017
Burgemeester en wethouders van Dinkelland,
loco-secretaris, de burgemeester,
E.M. Grobben, I.A. Bakker

Toelichting

Algemene toelichting

Bij schending van de inlichtingenplicht door een uitkeringsgerechtigde, zijn gemeenten verplicht een boete op te leggen. Daarbij hadden de gemeenten nog wel nog enige beleidsvrijheid. Deze beleidsvrijheid is per 1 januari 2017 beperkt door:

  • 1.

    de ‘Wet tot wijziging socialezekerheidswetten in verband met regeling bestuurlijke boete’ en

  • 2.

    het ‘Besluit houdende wijziging van het Boetebesluit socialezekerheidswetten in verband met de mogelijkheid van een waarschuwing en een uitspraak van de CRvB’.

Toch zijn er nog enkele kwesties rondom boetes waarbij het wenselijk is dat een gemeente haar beleid in een beleidsregel vastlegt. Met deze beleidsregel wordt hierin voorzien.

Om de hoogte van de boete bij schending van de inlichtingenplicht te bepalen, moet een aantal stappen worden doorlopen. Deze stappen komen op het volgende neer:

  • 1.

    Vaststellen van het benadelingsbedrag. Uitgangspunt bij het bepalen van het boetebedrag is 100% van het benadelingsbedrag bij de eerste keer en bij recidive 150% van het benadelingsbedrag.

  • 2.

    Vaststellen van verwijtbaarheid. Op grond van artikel 2 van het Boetebesluit socialezekerheidswetten wordt, afhankelijk van de mate van verwijtbaarheid, een boete opgelegd ter hoogte van 100%, 75%, 50% of 25% van het bedrag uit stap 1.

  • 3.

    In stap 3 wordt het bedrag uit stap 2 eventueel verlaagd tot het wettelijk vastgelegde maximum. Ook dit is vastgelegd in artikel 2 van het Boetebesluit socialezekerheidswetten.

  • 4.

    Wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden dan moet het bedrag uit stap 3 eventueel verder worden verlaagd.

  • 5.

    Op grond van vaste jurisprudentie moet een boete, afhankelijk van de verwijtbaarheid, in 24, 18, 12 of 6 maanden kunnen worden afgelost. Daartoe dient dus de maximale aflossingscapaciteit per maand te worden vastgesteld. Daarbij is het praktisch dat een gemeente in een beleidsregel vastlegt hoe de maximale aflossingscapaciteit (de fictieve draagkracht) per maand wordt vastgesteld. De manier van vaststellen van de aflossingscapaciteit in stap 5 is vastgelegd in artikel 2 van deze Beleidsregel boeteoplegging.

  • 6.

    In stap 6 wordt het bedrag uit stap 5 naar beneden afgerond op een veelvoud van € 10, -. Dit levert dan het uiteindelijke boetebedrag op.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 Fictieve draagkracht

In dit artikel is aangeven hoe de fictieve draagkracht wordt vastgesteld. Dit is het bedrag dat de belanghebbende geacht wordt maandelijks te kunnen aflossen. Gekozen is voor een benadering gestoeld op 10% van de op moment van boeteoplegging van toepassing zijnde bijstandsnorm. Het percentage van 10% wordt ook aangehouden bij een kostendelersnorm. Op deze manier wordt een kostendeler evenredig getroffen.

Wanneer de boeteoplegging het gevolg is van het verzwijgen van vermogen dan wordt ook het vermogen van betrokkene meegenomen in de bepaling van de fictieve draagkracht. Dit omdat dit gerechtvaardigd lijkt gezien de achtergrond van de overtreding.

Artikel 3 Waarschuwing

Artikel 2aa van het Boetebesluit sociale zekerheidswetten is een zogenaamde ‘kan’-bepaling. Dit artikel verleent het college een bevoegdheid maar legt het college niet de verplichting op om gebruik te maken van de bevoegdheid. Artikel 2aa luidt ingaande 1 januari 2017 als volgt:

Artikel 2aa Waarschuwing

  • 1.

    De boeteoplegger kan afzien van een bestuurlijk boete en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing indien:

    • a.

      de overtreding van de inlichtingenverplichting niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag of het benadelingsbedrag niet hoger is dan €150, -, of

    • b.

      de betrokkene wel inlichtingen heeft verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigenbeweging alsnog binnen een redelijke termijn de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij de betrokkene deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting.

  • 2.

    Een redelijke termijn als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is niet langer dan 60 dagen nadat de inlichtingen hadden behoren te worden verstrekt.

Met artikel 3 van deze Beleidsregels wordt aangeven dat, als het mogelijk is om een waarschuwing te geven, van die mogelijkheid ook daadwerkelijk gebruik van wordt gemaakt.

Artikel 4 Recidive na een waarschuwing

In dit artikel is vastgelegd hoe een boete wordt vastgesteld, die wordt opgelegd na een eerdere waarschuwing, waarbij sprake is van geen of een laag benadelingsbedrag. Gekozen is voor een genuanceerde benadering, afhankelijk van de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 5 Kwijtschelding van de boete in het kader van een schuldregeling

In de per 1 januari 2017 nieuwe leden 13 en 14 van artikel 18a Participatiewet krijgt het college de mogelijkheid om onder voorwaarden mee te werken aan de gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van een boete in het kader van een schuldregeling. In artikel 5 van deze beleidsregel is aangegeven dat het college hier aan meewerkt als de schuldregeling plaatsvindt onder regie van het college. Onder regie van, kan ook Stadsbank Oost Nederland worden verstaan. De gemeente maakt immers deel uit van de gemeenschappelijke regeling voor deze stadsbank.