Regeling vervallen per 11-02-2020

Verordening burgerinitiatieven gemeente Dinkelland 2005

Geldend van 24-12-2004 t/m 10-02-2020

Intitulé

Verordening burgerinitiatieven gemeente Dinkelland 2005

De raad van de gemeente Dinkelland;

gezien het voorstel van het presidium van 17 november 2004;g elet op artikel 149 van de Gemeentewet;

Besluit

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening burgerinitiatieven gemeente Dinkelland 2005

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder een burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp op de agenda van de vergadering van de raad te plaatsen.

Artikel 2

  • 1. De raad plaatst een geldig burgerinitiatiefvoorstel op de agenda.

  • 2. Van een geldig burgerinitiatiefvoorstel is sprake als:

    • a.

      het verzoek tot plaatsing op de agenda wordt ondersteund door ten minste 50 initiatiefgerechtigden;

    • b.

      het onderwerp van het initiatiefvoorstel niet in artikel 4 is uitgezonderd;

    • c.

      het verzoek tot plaatsing op de agenda voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 5.

Artikel 3

  • 1. Initiatiefgerechtigd zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad, alsmede ingezetenen van de gemeente van zestien jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van de gemeenteraad.

  • 2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

Artikel 4

Een burgerinitiatiefvoorstel houdt niet in:

  • a.

    een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;

  • b.

    een vraag over het gemeentelijk beleid;

  • c.

    een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van een bestuursorgaan;

  • d.

    een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van een bestuursorgaan;

  • e.

    een onderwerp waarover tijdens de raadsperiode waarin indiening van het voorstelplaatsvindt door de raad een besluit is genomen.

Artikel 5

  • 1. Het verzoek ter plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de raad.

  • 2. Het verzoek bevat ten minste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;

    • b.

      een toelichting op het burgerinitiatiefvoorstel;

    • c.

      de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger, en

    • d.

      een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

  • 3. Voor de indiening van het verzoek wordt gebruik gemaakt van een door de raad vastgesteld standaardformulier burgerinitiatieven.

Artikel 6

  • 1. Het verzoek wordt opgenomen op de lijst ingekomen stukken en wordt doorgezonden naar het presidium.

  • 2. Het presidium toetst of het burgerinitiatiefvoorstel voldoet aan de geldigheidsvereisten als bedoeld in artikel 2 en agendeert het burgerinitiatiefvoorstel voor de eerstvolgende vergadering van de

    functionele raadscommissie.

  • 3. De raadscommissie brengt over het burgerinitiatiefvoorstel advies uit aan de raad. Indien de raadscommissie adviseert een verzoek tot agenderen te weigeren, dan neemt de raad daarover een besluit.

  • 4. De voorzitter van de raadscommissie nodigt de verzoeker en zijn plaatsvervanger schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De verzoeker of zijn

    plaatsvervanger heeft tijdens de commissievergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatiefvoorstel mondeling nader toe te lichten.

  • 5. De raadscommissie kan tijdens de vergadering waarin het burgerinitiatiefvoorstel wordt behandeld aangeven dat nader onderzoek vereist is alvorens de raad een besluit kan nemen over het

    burgerinitiatiefvoorstel.

  • 6. Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in Dinkelland Visie en op de gemeentelijke website.

  • 7. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan verzoeker.

Artikel 7

De werking van het recht van burgerinitiatief maakt onderdeel uit van het burgerjaarverslag.

Artikel 8

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van deze verordening, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 9

Deze verordening treedt één dag na bekendmaking in werking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 16
december 2004.
De griffier, De voorzitter,
Mr. O.J.R.J. Huitema, Mr. F.P.M. Willeme

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In deze verordening wordt de term “burgerinitiatiefvoorstel” gebruikt voor de aanduiding van een onderwerp dat door een inwoner bij de gemeenteraad kan worden aangedragen. Uitgangspunt in deze verordening is dat een burger een onderwerp kan aandragen en geen concreet voorstel bij de raad hoeft in te dienen. Hierdoor krijgt het burgerinitiatief een laagdrempelig karakter.

Artikel 2

Uit dit artikel volgt dat de gemeenteraad een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van een raadsvergadering moet plaatsen indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. Van een geldig verzoek is sprake als

a) het verzoek door ten minste 50 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund

b) het onderwerp van het burgerinitiatiefvoorstel niet in artikel 4 is uitgezonderd en

c) aan de in artikel 5 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan.

In artikel 3 wordt nader omschreven wanneer een persoon initiatiefgerechtigd is.

Het burgerinitiatief biedt burgers de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de agenda van de gemeenteraad. Het is daarom een inbreuk op het uitgangspunt dat de raad zijn eigen agenda vaststelt. Dit is alleen gerechtvaardigd als het burgerinitiatiefvoorstel ook daadwerkelijk door een bepaald gedeelte van de bevolking wordt gedragen. De hoeveelheid ondersteuners kan de gemeente zelf vaststellen. De omvang van de drempel moet zodanig zijn dat deze (zonder verhinderend te zijn) een zekere garantie biedt dat het desbetreffende verzoek gedragen wordt door een gedeelte van de bevolking. Het getal van 50 ondersteuners lijkt in deze gemeente voldoende.

Artikel 3

In de verordening is de categorie initiatiefgerechtigden uitgebreid ten opzichte van de kring van kiesgerechtigden zoals vastgelegd in artikel B3 van de Kieswet. Ten opzichte van de kiesgerechtigde leeftijd is de leeftijd verlaagd naar 16 jaar. Jongeren kunnen op die manier worden betrokken bij de gemeentelijke politiek.

Voor de toetsing of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is het moment van indiening van het verzoek bepalend omdat het verzoek formeel op dat moment plaatsvindt. Om te kunnen onderzoeken of op dat moment wordt voldaan aan de vereisten, zijn verschillende gegevens nodig. Welke dat zijn, wordt geregeld in artikel 5.

Artikel 4

De beperkingen die in dit artikel zijn gesteld aan de inhoud van een burgerinitiatiefvoorstel vloeien voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt de raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft. Een ander argument voor deze uitzondering is, dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat de raad niets met het burgerinitiatiefvoorstel kan doen, omdat hij er niet over gaat.

Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatiefvoorstel zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het vragenhalfuur in een commissievergadering.

Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop wordt bepaald dat het burgerinitiatiefvoorstel geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van een bestuursorgaan kan inhouden.

Ten slotte is het evenmin de bedoeling dat zaken die recent nog in de raad aan de orde zijn geweest opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatiefvoorstel. Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren. Daarbij kan de raad zelf bepalen welke termijn hij daarvoor geschikt acht. In deze verordening is gekozen voor de lopende raadsperiode.

Artikel 5

Het burgerinitiatiefvoorstel dient bij de raad te worden ingediend. Aan het verzoek wordt een minimum aantal eisen gesteld. In ieder geval zal de verzoeker naast het voorstel en de toelichting zijn personalia en die van zijn plaatsvervanger moeten aangeven. Vanwege uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid moet een burgerinitiatiefvoorstel worden ingediend door middel van een standaardformulier voor burgerinitiatieven. Op dit formulier moet de verzoeker naast het voorstel plus toelichting zijn personalia en die van zijn plaatsvervanger aangeven. Ook de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen, moeten worden vermeld. Om fraude met namen te voorkomen wordt naar personalia gevraagd zoals adressen en geboortedata. Met name dat laatste gegeven kan niet aan openbare bronnen als telefoonboeken worden ontleend. Op grond van deze gegevens kan de gemeente onderzoeken of het verzoek de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen heeft.

Het standaardformulier burgerinitiatieven moet worden voorzien van een heldere toelichting zodat de indiener van een initiatiefvoorstel weet wat er van hem of haar verwacht wordt. Het standaardformulier burgerinitiatieven en de toelichting bij dit formulier zullen ook op de website van de gemeente Dinkelland worden geplaatst. De formulieren zijn opgenomen in de bijlagen 1 en 2.

Artikel 6

Het voorstel wordt op de lijst ingekomen stukken geplaatst en doorgestuurd naar het presidium om de besluitvormingsprocedure in gang te zetten. Het presidium toetst of het voorstel voldoet aan de geldigheidsvereisten als bedoeld in artikel 2 en agendeert het onderwerp voor de eerstkomende vergadering van de functionele commissie.

Indien de raadscommissie adviseert agendering van het voorstel af te wijzen, neemt de raad daarover een besluit. Tevens bepaalt de commissie zonodig dat een nader onderzoek vereist is voordat de raad een besluit kan nemen over het burgerinitiatiefvoorstel. Wordt het verzoek tot plaatsing afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bezwaar en beroep openstaan. Besluit de raad een voorstel te agenderen, dan is dat een voorbereidingshandeling die niet vatbaat is voor bezwaar en beroep (artikel 6:3 Awb). Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatiefvoorstel zelf zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht die vatbaar is voor bezwaar en beroep. Zo zal bijv. bezwaar en beroep openstaan indien de raad naar aanleiding van het burgerinitiatiefvoorstel besluit een subsidie toe te kennen voor een bepaald project. Een besluit om bijv. een verordening op bepaalde punten aan te passen is niet vatbaar voor bezwaar en beroep (art. 8:2 Awb).

Artikel 7

In het burgerjaarverslag brengt de burgemeester verslag uit van de werking van het burgerinitiatief.

Hierbij kan worden gedacht aan getalsmatige gegevens (aantal ingediende, toegewezen en afgewezen burgerinitiatieven), alsmede een beknopt overzicht van de inhoud van de voorstellen en de besluiten en de motivatie van de besluiten van de raad.