Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening op de heffing en de invordering van lijkbezorgingsrechten 2011 versie 2

Geldend van 03-02-2011 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van lijkbezorgingsrechten 2011 versie 2

De raad van de gemeente Doesburg;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 januari 2011;

gehoord de commissie Bestuurs- en Organisatiezaken van 13 januari 2011;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening: Verordening op de heffing en de invordering van lijkbezorgingsrechten 2011 versie 2

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a)

    begraafplaats: de algemene begraafplaats gelegen aan de Meipoort;

  • b)

    eigen graf: een graf, een grafkelder daaronder begrepen, waarvoor voor bepaalde of onbepaalde tijd aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen begraven en begraven houden van lijken;

    • 2.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 3.

      het (doen) verstrooien van as;

  • c)

    eigen urnennis: een nis, waarvoor voor bepaalde of onbepaalde tijd aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen of urnen;

  • d)

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • e)

    urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

  • f)

    verstrooiingsplaats: een permanent daartoe bestemd terrein waarop as wordt verstrooid, dan wel een plaats waarvoor voor bepaalde of onbepaalde tijd het recht is verleend om as te doen verstrooien.

Artikel 2 Belastbaar feit

Op basis van deze verordening worden rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaats en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats.

Artikel 3 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

  • 3. Voor belastingbedragen tot € 5,00 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen lijkbezorgingsrechten of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 5 Belastingjaar

  • 1. Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Met betrekking tot de rechten genoemd in hoofdstuk 6.6 van de tarieventabel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor wordt afgekocht.

Artikel 6 Wijze van heffing

  • 1. De onderhoudsrechten, bedoeld in hoofdstuk 6, onderdelen 6.2 en 6.3 van de tarieventabel, worden geheven bij wege van aanslag.

  • 2. Andere rechten van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten

  • 1. De onderhoudsrechten, als bedoeld in hoofdstuk 6.2 en 6.3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt zijn de rechten bedoeld in 6.2 en 6.3 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de rechten bedoeld in 6.2 en 6.3 van de tarieventabel voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

Andere rechten van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn die vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. Indien door de belastingplichtige toestemming is verleend voor automatische incasso, worden de aanslagen ingevorderd in vijf gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. In afwijking van het in het eerste en tweede lid gestelde zijn aanslagen met een bedrag van minder dan € 30,00 en meer dan € 1.750,00 invorderbaar in één termijn die vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 4. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 5. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid gestelde termijnen.

  • 6. De gedagtekende schriftelijke kennisgeving moet worden betaald binnen 30 dagen na dagtekening van deze kennisgeving.

Artikel 10 Vrijstellingen

De rechten worden niet geheven voor:

  • 1.

    het bijzetten van een asbus of urn met de as van een kind, dat beneden de leeftijd van 3 maanden is overleden en dat in één kist met zijn moeder wordt begraven of waarvan de as met die van de moeder wordt geborgen in één urn;

  • 2.

    het begraven van een lijk of het bijzetten van een asbus/urn buiten de daarvoor in artikel 9 van de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats vastgestelde tijden, indien het begraven of het bijzetten van een asbus/urn:

    • a.

      plaatsvindt op een door burgemeester en wethouders in het belang van de openbare orde gegeven last;

    • b.

      plaatsvindt op een door burgemeester en wethouders in het belang van de volksgezondheid gegeven last;

    • c.

      op grond van wettelijke bepalingen op geen ander tijdstip dan het gevraagde kan plaatsvinden;

    • d.

      noodzakelijk in de hiervoor genoemde tijd moet plaatshebben na beëindiging van een door de officier van Justitie of rechter-commissaris gelast uitstel van begraving van het lijk

    • e.

      een herbegraving is als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Tarieventabel.

  • 3.

    het opgraven en herbegraven op dezelfde begraafplaats van een lijk of een asbus/urn, alsmede voor het overplaatsen van een lijk of een asbus/urn vanuit het ene naar het andere graf op dezelfde begraafplaats, indien dit gebeurt op rechtelijk.gezag;

  • 4.

    het in behandeling nemen van een aanvraag voor het afgeven van een vergunning ter zake van het aanbrengen van beplanting of enige andere versiering als bedoeld in hoofdstuk 6, onderdeel 6.1 van de Tarieventabel.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rechten.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De ‘Verordening lijkbezorgingsrechten 2011” van 28 oktober 2010, nummer 7e, wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking, doch niet eerder dan de in lid 4 genoemde datum.

  • 3.

    In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, de ingetrokken verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover ter zake daarvan de heffing van de rechten in die periode plaatsvindt.

  • 4.

    De datum van ingang van de heffing is 3 februari 2011.

  • 5.

    Deze verordening wordt aangehaald als de “Verordening lijkbezorgingsrechten 2011 versie 2”.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Doesburg in zijn openbare vergadering van
27 januari 2011.
De griffier, De voorzitter,
J.B. Voorhof drs. C.J.G.Luesink