Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2014

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2014

De raad van de gemeente Doesburg;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 31 oktober 2013;

gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2014

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam ‘hondenbelasting’ wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van een hond binnen de gemeente.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is de houder van een hond.

  • 2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

  • 3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3 Vrijstellingen

  • De belasting wordt niet geheven in het geval van honden:

  • a) die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden;

  • b) die door de ‘Stichting sociale honden voor gehandicapten Nederland’ als gehandicaptenhond aan een gehandicapte ter beschikking zijn gesteld;

  • c) waarvan de houder in het bezit is van een geldend diploma van de Koninklijke politiehondenvereniging en/of van de Stichting K9 Zoekhonden Menselijke Geur, mits de houder zich verbindt zijn hond met een geleider van wie de bevelen de hond gehoorzaamt, op aanvraag ter beschikking van respectievelijk de politie of de genoemde stichting te stellen;

  • d) die verblijven in een hondenasiel als bedoeld in artikel 1, onder c, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welk asiel is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;

  • e) die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een bedrijfsinrichting als bedoeld in artikel 1, onder b, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welke inrichting is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;

  • f) die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij samen met de moederhond worden gehouden.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 5 Belastingtarief

  • 1. De belasting bedraagt per belastingjaar:

    a) voor een eerste hond € 42,87

    b) voor een tweede hond € 63,95

    c) voor iedere hond boven het aantal van twee € 96,20

  • 2. In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland, € 214,07 per kennel.

  • 3. Het tweede lid blijft buiten toepassing indien belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden indien blijkt dat dit bedrag lager is dan het op voet van het tweede lid bepaalde bedrag.

  • 4. Voor belastingbedragen tot € 5,00 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen hondenbelasting of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.

Artikel 9 Aangifte

  • 1. Indien de belastingplicht voor de hondenbelasting in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden een wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen een maand na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk verzoeken om uitreiking van een aangiftebiljet/afmeldingbiljet.

  • 2. De belastingplichtige voor de hondenbelasting aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na het verstrijken van die zes maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet.

Artikel 10 Hondenpenning

  • 1. Voor elke hond wordt, nadat het aangiftebiljet is ontvangen, kosteloos een hondenpenning uitgereikt. De penning is geldig voor de duur van de belastingplicht.

  • 2. De belastingplichtige is verplicht er voor te zorgen dat de hondenpenning door de hond, wanneer deze zich op de openbare weg bevindt, duidelijk zichtbaar wordt gedragen.

  • 3. Indien in de loop van de termijn van geldigheid de uitgereikte hondenpenning verloren is geraakt, wordt op schriftelijke aanvraag van de belastingschuldige, een nieuwe verstrekt.

  • 4. Het is verboden de hondenpenning aan anderen af te geven of in gebruik te geven of het te doen dragen door een hond, terzake waarvan de hondenbelasting niet is betaald.

  • 5. Bij beëindiging van de belastingplicht wordt de houder van de hond in de heffing van de hondenbelasting betrokken zolang de hondenpenning niet is ingeleverd.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn die vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. Indien door de belastingplichtige toestemming is verleend voor automatische incasso, worden de aanslagen ingevorderd in vijf gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. In afwijking van het in het tweede lid gestelde zijn aanslagen met een bedrag van minder dan € 30,00 en meer dan € 1.750,00 invorderbaar in één termijn die vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 4. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 5. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid gestelde termijnen.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De ‘Verordening op de heffing en invordering van hondenbelasting 2013’ van 25 oktober 2012, nummer 11b, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking, doch niet eerder dan de in lid 3 genoemde datum.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening hondenbelasting 2014’.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Doesburg in zijn openbare vergadering van31 oktober 2013.
De griffier,
J.B. Voorhof
De voorzitter,
drs. C.J.G. Luesink