Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening op de heffing en de invordering parkeerbelastingen 2014

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering parkeerbelastingen 2014

De raad van de gemeente Doesburg;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 31 oktober 2013;

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening Doesburg 2004

b e s l u i t:

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering parkeerbelastingen 2014

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1. parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • 2. houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stbl. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • 3. Parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.

Artikel 2 Parkeerbelastingen

  • Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven:

  • a. een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b. een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

  • c. een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende bezoekerskaart voor het parkeren van een voertuig op de op die kaart aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd, wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

      1. indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als 2. degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Tijdstip van ontstaan van de belastingschuld.

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 5 Tarief, tijdvak en maatstaf van heffing.

Het tarief, het tijdvak en de maatstaf van heffing zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 6 Wijze van heffing en termijn van betaling.

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte dan wel door middel van het werpen van geld in parkeerapparatuur en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van een gedagtekende, schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een nota of andere schriftuur en moet worden betaald binnen 14 dagen na toezending van de kennisgeving.

  • 3. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 7 Vaststelling formulier aangiftebiljet.

Het formulier van het aangiftebiljet wordt bij afzonderlijk raadsbesluit vastgesteld.

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen.

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door burgemeester en wethouders bij openbaar bekend te maken besluit.

Artikel 9 Naheffingsaanslag.

  • 1. De naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt op het moment van vaststelling van deze verordening € 50,00).

  • 2. De aanpassing van het tarief van de naheffingsaanslag geschiedt via aanpassing van de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel

Artikel 10 Kwijtschelding.

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Nadere regels door het college van B en W.

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelastingen.

Artikel 12 Overgangsbepaling, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De door burgemeester en wethouders bij of krachtens de “Verordening Parkeerbelastingen 2013” vastgestelde uitvoeringsbesluiten en nadere regels blijven in stand voor zover de bevoegdheid daartoe in de “Verordening Parkeerbelastingen 2013” eveneens is opgenomen en voor zover deze niet bij afzonderlijk besluit reeds zijn ingetrokken.

  • 2. De “Verordening Parkeerbelastingen 2013”, vastgesteld bij raadsbesluit van 25 oktober 2012, nummer 11e, wordt ingetrokken met ingang van de in de in het derde lid genoemde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten, die zich hebben voorgedaan vóór de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing.

  • 3. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2014 en wordt voorafgaand daaraan 0p de gebruikelijke wijze bekend gemaakt.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening parkeerbelastingen 2014”.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Doesburg in zijn openbare vergadering van31 oktober 2013.
De griffier,
J.B. Voorhof
De voorzitter,
drs. C.J.G. Luesink

Tarieventabel

Tarieventabel als bedoeld in artikel 5 van de Verordening Parkeerbelastingen 2014