Regeling vervallen per 01-10-2018

Verordening op de markten in de gemeente Doesburg

Geldend van 01-06-1995 t/m 30-09-2018

Intitulé

Verordening op de markten in de gemeente Doesburg

De raad van de gemeente Doesburg;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 15 mei 1995;

gehoord de Commissie voor Economische Aangelegenheden en de Marktcommissie;

gelet op de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de navolgende verordening:

"VERORDENING OP DE MARKTEN IN DE GEMEENTE DOESBURG"

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      bestuursorgaan: het college van burgemeester en wethouders;

    • b.

      markt: de warenmarkt, welke krachtens bij een openbaar bekend te maken besluit van de raad op de daartoe aangewezen plaats, dag en tijd wordt gehouden;

    • c.

      marktterrein: de gehele oppervlakte openbare of voor het publiek toegankelijke grond, welke bij besluit van de raad voor het uitoefenen van de markthandel is of wordt aangewezen;

    • d.

      standplaats: de op en voor de duur van een markt door het bestuursorgaan aangewezen ruimte voor het uitoefenen van de markthandel;

    • e.

      vaste plaats: een standplaats, die voor onbepaalde tijd aan de vergunninghouder beschikbaar wordt gesteld;

    • f.

      dagplaats: een standplaats, die per marktdag beschikbaar wordt gesteld;

    • g.

      standwerkersplaats: een dagplaats, bestemd voor het uitoefenen van de markthandel op een wijze als bij standwerken geboden is;

    • h.

      standwerker: de marktkoopman, die publiek om zich verzamelt, een publiek aansprekende uiteenzetting houdt over het door hem te verkopen artikel en tenslotte tracht een aantal personen gelijktijdig tot aankoop daarvan te bewegen;

    • i.

      vergunning- of standplaatshouder: ieder aan wie door het bevoegde gezag is afgegeven een vergunning om gedurende een markt een standplaats in te nemen;

    • j.

      marktmeester: de als zodanig door het bestuursorgaan aangewezen ambtenaar;

    • k.

      commandant van de brandweer: de als zodanig door het bestuursorgaan aangewezen ambtenaar;

    • l.

      marktcommissie: de in artikel 2 genoemde commissie.

  • 2. In deze verordening wordt de mannelijke persoonsvorm gebruikt; waar dat het geval is wordt de vrouwelijke persoonsvorm geacht er in te zijn begrepen.

Artikel 2 Marktcommissie

  • 1. Er is een marktcommissie, bestaande uit:

    • 1.

      twee marktkooplieden, die een vaste standplaats op de in deze gemeente te houden markt hebben, aangewezen op een door de marktkooplieden te bepalen wijze;

    • 2.

      een door het hoofdbestuur van de centrale vereniging voor de ambulante handel uit zijn midden aan te wijzen lid;

    • 3.

      een door de gezamenlijk in de gemeente Doesburg gevestigde middenstandsorganisaties aan te wijzen lid;

    • 4.

      een door de gezamenlijk in de gemeente Doesburg gevestigde vrouwenorganisaties aan te wijzen lid;

    • 5.

      een lid van het bestuursorgaan, aan te wijzen door dat orgaan, welk lid tevens voorzitter is.

  • 2. De marktmeester wordt als adviserend lid aan de commissie toegevoegd.

  • 3. Het bestuursorgaan wijst een ambtenaar ter secretarie aan tot secretaris van de commissie.

  • 4. De leden, die niet meer in de omstandigheden verkeren uit hoofde waarvan zij zijn aangewezen, houden van rechtswege op lid te zijn van de commissie.

Artikel 3 Bijzondere dagen waarop geen markt wordt gehouden en wijziging marktdag

  • 1. Op algemeen erkende christelijke feestdagen, op Nieuwjaarsdag en op door het bestuursorgaan op grond van bijzondere gelegenheden daartoe aangewezen dagen wordt geen markt gehouden.

  • 2. Bij het samenvallen van een marktdag met een der in het vorige lid bedoelde dagen, kan het bestuursorgaan voor het houden van de markt een andere dag aanwijzen.

Artikel 4 Tijdelijke verplaatsing markt

Het bestuursorgaan kan, indien dringende redenen hiertoe noodzaken, tijdelijk een andere plaats voor het houden van de markt aanwijzen.

Artikel 5 Algemene voorschriften

  • 1. Het bestuursorgaan bepaalt ten aanzien van de markt:

    • 1.

      het aantal standplaatsen;

    • 2.

      de afmetingen van de standplaatsen;

    • 3.

      de opstelling en indeling van de markt;

    • 4.

      welke plaatsen op het marktterrein uitsluitend bestemd zijn voor standwerken;

    • 5.

      welke gedeelten van het marktterrein bestemd zijn voor het verhandelen van bepaalde goederen;

    • 6.

      welk gedeelte van de markt eventueel bestemd wordt voor het plaatsen van verkoopwagens.

  • 2. Het bestuursorgaan kan in overleg met de marktcommissie het aantal standplaatsen per artikelengroep vaststellen.

  • 3. Het bestuursorgaan kan desgewenst, voorzover de beschikbare ruimte zulks toelaat, vaste plaatsen toewijzen ter grootte van tweemaal de standaardmaat van de op de markt in gebruik zijnde kramen, zulks overeenkomstig door het bestuursorgaan tevoren vast te stellen en ter openbare kennis te brengen regelen.

Artikel 6 Innemen standplaats

  • 1. Het is verboden op het marktterrein ruimte in te nemen zonder vergunning van het bevoegde gezag, als bedoeld in artikel 11.

  • 2. Het is verboden een andere standplaats in te nemen dan de plaats, welke is toegewezen.

Artikel 7 Plaatsen van kramen e.d.

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bestuursorgaan op het marktterrein kramen, tafels en dergelijke te plaatsen of op te slaan of gebruik te maken van verkoopwagens.

  • 2. Het bestuursorgaan kan in overleg met de marktcommissie aan deze vergunning voorschriften verbinden.

Artikel 8 Elektriciteit

  • 1. Het is verboden voor de verlichting van een standplaats gebruik te maken van andere dan elektrische verlichting alsmede elektrische energie te betrekken van een ander dan degene, die door het bestuursorgaan voor het leveren van elektriciteit is aangewezen, dan wel hierin zelf te voorzien.

  • 2. Voor kraamverwarming mogen geen elektrische toestellen worden gebruikt.

  • 3. Het bestuursorgaan kan van dit verbod ontheffing verlenen onder de door dat bestuursorgaan te stellen voorwaarden.

Artikel 9 Verboden artikelen

  • 1. Het is verboden artikelen, welke krachtens een besluit van het bestuursorgaan niet op de markt verhandeld mogen worden, op de markt in voorraad te houden, uit te stallen, ter verkoop aan te bieden of te verkopen.

  • 2. Het bestuursorgaan kan, indien dit naar zijn oordeel in het belang van de orde op de markt of van de volksgezondheid noodzakelijk voorkomt, de handel in bepaalde artikelen gedurende een bepaalde termijn verbieden.

Hoofdstuk 2 Toewijzing en bezetting van standplaatsen

Artikel 10 Vaste standplaatsen en dagplaatsen

  • 1. De standplaatsen op een markt worden als regel als vaste plaatsen toegewezen.

  • 2. De vrijgekomen vaste plaats wordt als dagplaats beschouwd en blijft als zodanig aangemerkt, zolang zij niet als vaste plaats is toegewezen.

Artikel 11 Toewijzing vaste standplaats en dagplaatsen

  • 1. De toewijzing van vaste plaatsen geschiedt door het bestuursorgaan af te geven vergunning.

  • 2. De toewijzing van dagplaatsen geschiedt door de marktmeester af te geven vergunning.

  • 3. Het is verboden een andere standplaats in te nemen dan de plaats warvoor de vergunning als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel is afgegeven.

Artikel 12 Wachtlijst voor vaste plaatsen

  • 1. Degenen die voor een vaste plaats in aanmerking wil komen, dient het bestuursorgaan te verzoeken hem in te schrijven op een door het bestuursorgaan daartoe aangelegde lijst. Bij inschrijving op deze lijst worden, naast de datum van inschrijving, de artikelen of groepen van artikelen vermeldt die door de gegadigde krachtens vergunning van het bestuursorgaan mogen worden verhandeld. De betrokkene wordt daarvan een schriftelijk bewijs verstrekt.

  • 2. Om voor inschrijving op de in het eerste lid bedoeld lijst in aanmerking te komen, dient men handelsbekwaam te zijn en aangetoond te hebben dat men voldoet aan de in artikel 16, tweede lid, sub a. en c. vermelde vereisten, onverminderd het bepaalde in artikel 16, lid 3 en 4.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid, kan een wettig kind van een vaste standplaatshouder, dat bij voortduring zijn ouder op diens vaste plaats bijstaat, op de in het eerste lid bedoelde lijst worden bijgeschreven indien het voldoet aan de in artikel 16, lid 7, sub a., vermelde vereisten.

  • 4. De inschrijving op grond van het vorengaande lid wordt doorgehaald zodra inschrijving op de in artikel 15, lid 2 bedoelde lijst kan plaats vinden. Het feitelijk gebruik van rechten die uit inschrijving op bedoelde lijst voortvloeien blijft uitgesloten, zo lang de aanspraken als bedoeld in artikel 17, lid 3 bestaan.

  • 5. Een inschrijving op grond van het bepaalde in lid 3 kan worden gewijzigd in een inschrijving op grond van lid 2.

Artikel 13 Legitimatie

Een ieder, die een standplaats op een markt bezet of wenst te bezetten, dient zich tegenover de marktmeester te kunnen legitimeren door middel van een door een officiele instantie afgegeven, van een goedgelijkende foto voorzien, identiteitsbewijs. Hij moet dit identiteitsbewijs op eerste aanvrage aan de daartoe aangewezen ambtenaar tonen.

Artikel 14 Aanwijzing standplaatsen

De marktmeester is belast met het aanwijzen van de toegewezen standplaatsen.

Artikel 15 Toewijzing vaste standplaats

  • 1. Van de toewijzing van een vaste plaats wordt door of vanwege het bestuursorgaan aan de standplaatshouder een schriftelijk bewijs afgegeven, vermeldende:

    • a.

      naam en voornamen, geboortedatum en -plaats alsmede woonplaats en adres;

    • b.

      een duidelijke omschrijving van de toegewezen vaste plaats met vermelding van het nummer daarvan en de afmetingen, als bedoeld in artikel 5, lid 1, sub b C.q. lid 3;

    • c.

      de artikelen of de groep van artikelen, welke door de standplaatshouder op de hem toegewezen standplaats mogen worden verkocht.

  • 2. Vergunninghouders van vaste plaatsen worden met vermelding van en in volgorde van de datum, waarop aan hen voor het eerst een vaste plaats is toegewezen, op een doorlopend te nummeren lijst ingeschreven. Bij deze inschrijving worden tevens de artikelen of de groep van artikelen als bedoeld in lid 1, onder c, vermeld.

Artikel 16 Aanvraag vaste standplaats

  • 1. De aanvraag om een standplaatsvergunning dient in elk geval de in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gegevens te bevatten.

  • 2. Om voor een vaste plaats in aanmerking te komen is vereist dat de aanvrager een handelsbekwaam en natuurlijk persoon is en aantoont:

    • a.

      te voldoen aan alle voorgeschreven publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie;

    • b.

      dat hij van het uitoefenen van zijn handel zijn hoofdberoep maakt;

    • c.

      genoegzaam verzekerd te zijn tegen vorderingen tot het betalen van schadeloosstellingen, waartoe hij als gebruiker van een standplaats krachtens wettelijke aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden toegebracht lichamelijk letsel en wegens beschadiging van eigendommen van derden. Betrokkene dient jaarlijks over te leggen het bewijs van deze verzekering, alsmede van de voldoening van de terzake verschuldigde premie.

  • 3. Het bestuursorgaan kan van het bepaalde in lid 1, onder b en c, in zeer bijzondere gevallen ontheffing verlenen.

  • 4. Een marktkoopman wordt geacht aan het in lid 1, onder c, genoemde voorschrift te hebben voldaan, indien hij overlegt een geldig bewijs van lidmaatschap van een organisatie, welke voor al haar leden een collectieve verzekering als in lid 1, onder c, bedoeld, heeft afgesloten.

  • 5. Aanvrager behoort bovendien tenminste drie maanden op de in artikel 12, lid 1, bedoelde lijst te zijn ingeschreven. Het bestuursorgaan kan van deze bepaling ontheffing verlenen.

  • 6. Aan dezelfde persoon wordt niet meer dan een standplaats toegewezen.

  • 7. Het bestuursorgaan verlenen ontheffing van het bepaalde in lid 2, onder a., b. en c., indien de aanvrager:

    • a.

      persoonlijk voldoet aan de bij de toepasselijke vestigingsregeling gestelde eisen ter verkrijging van een vestigingsvergunning als bedoeld in de Vestigingswet Bedrijven of de Vestigingswet Detailhandel;

    • b.

      op de plaatselijke markt in de uitoefening van de markthandel werkzaam zal zijn uit naam van een rechtspersoon, die voldoet aan de lid 2, onder a., b. en c. gestelde eisen;

    • c.

      van het bedrijven van handel zijn hoofdberoep maakt.

Artikel 17 Periodieke toewijzing van vaste plaatsen

  • 1. Bij de toewijzing van vaste standplaatsen, waartoe op gezette tijden, doch tenminste eenmaal per jaar de gelegenheid wordt geboden, komen daarvoor allereerst in aanmerking de houders van vaste standplaatsen, die aan het bestuursorgaan de wens te kennen hebben gegeven van standplaats te willen veranderen, zulks in volgorde, waarin zij op de in artikel 15, lid 2, bedoelde lijst zijn ingeschreven.

  • 2. Daarna komen in aanmerking degenen, die zich op de in artikel 12, lid 1, bedoelde lijst hebben laten inschrijven, zulks in volgorde van hun inschrijving op deze lijst.

  • 3. Indien voor de markt een branche-indeling geldt, wordt hiermede rekening gehouden bij toepassing van het bepaalde in de voorgaande leden, zulks overeenkomstig door het bestuursorgaan te voren vast te stellen en ter openbare kennis te brengen regelen.

  • 4. Degenen, die de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt, kunnen alleen dan voor een vaste plaats in aanmerking komen, indien zij zich tenminste drie maanden voor het bereiken van genoemde leeftijd als gegadigde voor een marktplaats hebben aangemeld en tenminste 5 jaar de ambulante handel als hoofdberoep hebben uitgeoefend. Bovendien moeten zij sedert deze aanmelding hebben voldaan aan de voorschriften, welke gesteld zijn om zich op de in artikel 12, lid 1, bedoelde lijst te doen inschrijven of handhaven.

Artikel 18 a. Advies marktcommissie bij toewijzing standplaats; b. verschil van mening ten aanzien van een standplaats tussen 1. de marktmeester en houder of de toekomstige houder van een standplaats of 2. tussen de marktmeester en de marktcommissie

  • 1. Bij het toewijzen van vaste standplaatsen kan het bestuursorgaan en bij het toewijzen van dagplaatsen kan de marktmeester advies inwinnen bij de marktcommissie.

  • 2. De marktcommissie kan bij het bestuursorgaan een voorstel indienen ten aanzien van de opstelling van de marktkramen.

  • 3. Bij verschil van mening ten aanzien van een standplaats tussen de marktmeester en de houder of de toekomstige houder van een standplaats, of tussen de marktmeester en de marktcommissie, beslist het bestuursorgaan.

Artikel 19 Intrekking vergunning voor een vaste plaats

  • 1. De vergunning voor een vaste plaats wordt ingetrokken:

    • 1.

      op eigen verzoek;

    • 2.

      bij overlijden van de standplaatshouder, behoudens het bepaalde in lid 4;

    • 3.

      wanneer niet langer wordt voldaan aan één of meer van de eisen, gesteld in artikel 16, lid 2, onverminderd het bepaalde in artikel 16, lid 3 en 4;

    indien de standplaatshouder niet tenminste eenmaal per twee weken en tenminste negen maal per kwartaal zijn plaats op de markt inneemt, zulks met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 26, 27 en 28;

  • 2. De vergunning voor een vaste plaats wordt eveneens ingetrokken van degene, die na het bereiken van de 70-jarige leeftijd gedurende een tijdvak van vierentwintig achtereenvolgende maanden van zijn recht op het bezetten van een vaste plaats persoonlijk geen of nagenoeg geen gebruik heeft kunnen maken.

  • 3. Indien het bepaalde in de beide voorgaande leden toepassing vindt, wordt de inschrijving op de in artikel 15, lid 2, bedoelde lijst van houders van vaste plaatsen doorgehaald.

  • 4. Bij het overlijden van de standplaatshouder wordt het recht op de vaste plaats overgeschreven op de achterblijvende echtgenote(echtgenoot) , indien een daartoe strekkend verzoek binnen één maand na het overlijden bij het bestuursorgaan wordt ingediend. Voor de toepassing van dit lid wordt met echtgenote (echtgenoot) gelijkgesteld degene met wie de standplaatshouder, blijkens een daartoe opgestelde notariele akte of een daarmee gelijk te stellen document, een met een huwelijk gelijk te stellen samenlevingsvorm onderhield. In bepaalde gevallen kan dit recht ook overgeschreven worden op naam van een bloed- of aanverwant(e) in de eerste graad, echter nadat met de marktcommissie overleg is gepleegd. Indien de aanvrager bedoeld in de eerste alinea vergunning heeft voor een andere plaats op dezelfde markt, vervalt het recht voor die plaats. De inschrijving op de lijst bedoeld in artikel 15, lid 2 wordt dienovereenkomstig gewijzigd.

Artikel 20 Innnemen vaste plaats

  • 1. Degene, aan wie een vaste plaats is toegewezen, dient deze plaats uiterlijk om 8.30 uur bezet te hebben, bij gebreke waarvan de betreffende plaats voor die dag als dagplaats wordt aangemerkt.

  • 2. De marktmeester wijst deze standplaats voor die marktdag dan aan een ander toe, waarbij hij zoveel mogelijk rekening dient te houden met de lijst van gegadigden en met de branche, welke de rechthebbende op de standplaats vertegenwoordigde.

  • 3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing, indien de rechthebbende de marktmeester voor dit tijdstip onder opgave van een geldige reden, welke hem belet tijdig aanwezig te zijn, heeft verzocht de plaats vrij te houden.

Artikel 21 Wachtlijst voor een dagplaats

  • 1. Gegadigden voor een dagplaats worden in volgorde van de datum, waarop zij voor de eerste maal blijkens aanmelding bij de marktmeester hebben getracht een plaats op de markt te verkrijgen, ingeschreven op een doorlopend te nummeren lijst, welke naar branchegroepen kan worden gesplitst. Bij inschrijving op deze lijst worden behalve de datum van inschrijving vermeld de artikelen of de groepen van artikelen, welke door de gegadigde mogen worden verkocht. Hem wordt daarvan een schriftelijk bewijs verstrekt.

  • 2. Om voor inschrijving op de in het eerste lid bedoelde lijst in aanmerking te komen, dienen gegadigden te voldoen aan de in artikel 16, lid 2, vermelde vereisten met uitzondering van het bepaalde onder c. van dit artikellid. Het vierde lid van artikel 16 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 22 Aanmelding als gegadigde voor een dagplaats

  • 1. Om voor een dagplaats in aanmerking te komen, dient aanvrager op de in artikel 21, lid 1, bedoelde lijst te zijn ingeschreven. Toewijzing van dagplaatsen geschiedt op het in artikel 20, lid 1, genoemde tijdstip in volgorde van de datum van inschrijving op deze lijst.

  • 2. Indien voor de markt een branche-regeling geldt, wordt hiermede rekening gehouden bij toepassing van het bepaalde in het voorgaande lid, zulks overeenkomstig door het bestuursorgaan vast te stellen en ter openbare kennis te brengen regelen.

Artikel 23 Doorhaling op de lijst van gegadigden voor een dagplaats

De inschrijving op de in artikel 21, lid 1, bedoelde lijst van gegadigden voor een dagplaats wordt doorgehaald:

  • 1.

    op verzoek van de ingeschrevene;

  • 2.

    bij overlijden van de ingeschrevene;

  • 3.

    wanneer niet langer wordt voldaan aan één of meer van de eisen, bedoeld in artikel 21, lid 2;

  • 4.

    indien de ingeschrevene niet tenminste eenmaal per drie weken een plaats op de markt inneemt of zich bij de marktmeester heeft aangemeld en getracht heeft een dagplaats te verkrijgen, zulks met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 26, 27 en 28;

  • 5.

    wanneer aan de ingeschrevene een vaste plaats wordt toegewezen;

  • 6.

    wanneer de ingeschrevene voor een vaste plaats in aanmerking komt, doch zonder geldige redenen weigert een vaste plaats te aanvaarden.

Artikel 24 Standwerkers

  • 1. Het is uitsluitend op daartoe aangewezen plaatsen toegestaan als standwerker op een warenmarkt op te treden.

  • 2. De toewijzing van standwerkersplaatsen geschiedt per marktdag bij loting, ter bepaling van de volgorde van keuze en met inachtneming van de wijze van werken. Het hier bepaalde geldt niet voor degenen, die als standwerker het recht op een vaste standwerkersplaats hebben verkregen. Op standwerkers is overigens artikel 21, lid 2, van toepassing.

  • 3. Tot de loting voor een vergunning voor een standwerkersplaats kunnen slechts worden toegelaten marktkooplieden die handelsbekwaam zijn en aantonen dat zij voldoen aan de in artikel 16, lid 2, sub a. en c. gestelde eisen, onverminderd het bepaalde in artikel 16, lid 3 en 4, met dien verstande, dat ellereerst tot de loting worden toegelaten:

    • a.

      door het Centraal Registratiekantoor Detailhandel-Ambacht als standwerkers geregistreerde epersonen, van wie is gebleken dat zij in de uitoefening van de markthandel uitsluitend en daadwerkelijk als standwerker plegen op te treden;

    dat eerst nadien tot de loting worden toegelaten:

    • b.

      andere kooplieden, die door het Centraal Registratiekantoor Detailhandel-Ambacht als standwerker geregistreerd zijn of in het bezit zijn van een voorlopig standwerkersbewijs en ten aanzien van wie niet is gebleken is dat zij op een standwerkersplaats niet daadwerkelijk actief zijn als standwerker.

  • 4. Standwerkers die gezamenlijk willen optreden, kunnen slechts gezamenlijk voor een vergunning voor een standwerkersplaats loten en gezamenlijk slechts één soort artikel op de voor standwerkers geboden wijze ten verkoop aanbieden.

  • 5. Indien de omstandigheden op de markt daartoe aanleiding geven, kan het bestuursorgaan beperkingen stellen aan het aantal af te geven vergunningen voor standwerkersplaatsen per artikelengroep.

  • 6. Een standwerker mag de aan hem toegewezen plaats niet te zamen met een ander benutten, waaronder mede wordt verstaan dat zij zich niet door een ander mag doen aflossen. Het bovenstaande geldt niet voor degenen bedoeld in het vierde lid van dit artikel.

Artikel 25 Persoonlijk innemen van een standplaats door de vergunninghouder

  • 1. Een standplaats moet door de vergunninghouder persoonlijk worden ingenomen; hij mag deze derhalve niet aan een ander afstaan of in gebruik geven.

  • 2. De houder van een standplaats mag zich doen bijstaan.

Artikel 26 Schriftelijke mededeling van ziekte bij de marktmeester

  • 1. Vergunninghouders van vaste plaatsen, die wegens ziekte verhinderd zijn hun standplaats te bezetten, alsmede degenen, die op de in artikel 12, lid 1 bedoelde lijst staan ingeschreven en die zich om dezelfde reden niet ter markt kunnen melden, dienen de marktmeester daarvan schriftelijk in kennis te stellen.

  • 2. Deze schriftelijke mededeling dient tijdig voor de betreffende marktdag te worden ingezonden. Bij plotselinge verhindering moet de marktmeester mondeling of telefonisch worden ingelicht, gevolgd door een schriftelijke bevestiging van deze melding.

  • 3. Bij langdurige afwezigheid van een marktkoopman wegens ziekte dient ten bewijze van deze reden van verhindering iedere drie maanden een geneeskundige verklaring te worden overgelegd.

  • 4. Aan marktkooplieden, die hebben voldaan aan het bepaalde in de drie voorafgaande leden en die houder zijn van een vaste plaats, kan desgewenst worden toegestaan zich tijdens de duur van hun ziekte te doen vervangen door een lid van zijn gezin voor een termijn van niet langer dan 2 jaren, gerekend vanaf de eerste dag van hun afwezigheid van de markt als gevolg van ziekte.

Artikel 27 Vakantie vergunninghouder

  • 1. Degenen, bedoeld in artikel 12 en artikel 15, lid 2, die wegens vakantie een markt niet kunnen bezoeken, dienen daarvan tijdig onder opgave van de duur van de vakantie, met inachtneming van het hierna onder lid 2 bepaalde, schriftelijke mededeling te doen aan de marktmeester.

  • 2. De in artikel 19, lid 1, onder d, vervatte regeling inzake de verplichting tot een regelmatige bezetting van een toegewezen vaste plaats teneinde de verkregen rechten op de vaste plaats te behouden, alsmede de in artikel 23, onder d, vervatte regeling inzake de verplichting tot een regelmatige aanmelding op de markt teneinde de inschrijving op de in artikel 12, lid 1, bedoelde lijst gehandhaafd te doen blijven, blijft per kalenderjaar ten hoogste vier marktdagen buiten werking, indien de rechthebbende, na te hebben voldaan aan het onder lid 1 genoemde voorschrift, wegens vakantie afwezig is.

  • 3. De rechthebbenden, als hierboven bedoeld, kunnen op buitenwerkingstelling van de onder lid 2 aangeduide regelingen alleen dan aanspraak maken, indien zij op de marktdag, voorafgaande aan hun afwezigheid wegens vakantie de hun toegewezen vaste plaats hebben bezet dan wel als op de in artikel 12, lid 1, bedoelde lijst ingeschreven gegadigden een plaats hebben toegewezen gekregen of blijkens hun aanmelding bij de dienstdoende marktmeester getracht hebben een plaats te verkrijgen.

  • 4. De rechthebbenden als bedoeld onder lid 2 hebben voorts, tot behoud van hun eerder omschreven rechten, de verplichting op de eerste marktdag, volgend op die, waarop zij -binnen het onder lid 2 gestelde maximum aantal marktdagen- wegens vakantie afwezig waren, hun vaste plaats weer in te nemen dan wel zich weer ter markt te melden teneinde te trachten een opengebleven marktplaats toegewezen te krijgen.

Artikel 28 Tijdelijke ontheffing om standplaats door vergunninghouder zelf in te nemen

  • 1. In bijzondere omstandigheden kan door of vanwege het bestuursorgaan aan hen, die zijn ingeschreven op de in artikel 15, lid 2, bedoelde lijst of aan hen, die zijn ingeschreven op de in artikel 12, lid 1 bedoelde lijst op schriftelijk verzoek tijdelijk ontheffing worden verleend van de verplichting om zelf op hun vaste plaats aanwezig te zijn, dan wel zich bij de marktmeester aan te melden voor het verkrijgen van een dagplaats.

  • 2. In de gevallen, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, alsmede in die, bedoeld in artikel 26 of in artikel 27 kan het bestuursorgaan de houder van een vaste plaats vergunning verlenen zich te laten vervangen.

Hoofdstuk 3 Overige maatregelen van orde

Artikel 29 Tijdstip aan- en afvoer goederen of waren

Het is verboden vroeger dan twee uur voor de aanvang van de markt goederen of waren ter markt aan te voeren.

De aanvoer moet zijn beëindigd om 8.30 uur, behoudens bijzondere omstandigheden, zulks ter beoordeling van de marktmeester. De afvoer moet zijn beëindigd en de voertuigen moeten verwijderd zijn uiterlijk één uur na de sluitingstijd van de markt.

Artikel 30 Verplichting tot sluitingstijd standplaats te blijven innemen

De vergunninghouder is verplicht zijn standplaats tot de sluitingstijd van de markt te blijven innemen. De marktmeester kan in bijzondere gevallen te zijner beoordeling van deze verbodsbepaling ontheffing verlenen.

Artikel 31 Verbod tot het aanwezig hebben van rij- en voertuigen voor aan- en afvoer op de markt

Het is verboden rij- en voertuigen, waarmee goederen of waren ter markt worden of zijn aangevoerd, op de markt aanwezig te hebben op een andere plaats dan die, welke door of vanwege de marktmeester is aangewezen.

Artikel 32 Verboden voor vergunninghouders

Het is de standplaatshouder verboden:

  • a.

    zich behoudens toestemming van de marktmeester langer dan 30 minuten van zijn uitstalling te verwijderen; gedurende deze tijd mag hij zijn standplaats niet onbeheerd achterlaten;

  • b.

    op het marktterrein op een andere dan voor de markt bestemde tijd goederen of waren te koop aan te bieden, te verkopen of af te leveren;

  • c.

    meer ruimte in te nemen dan hem is toegestaan;

  • d.

    de opstal op zijn standplaats tijdens de markt af te breken of te verplaatsen;

  • e.

    de doorgang in de wandelgangen op en langs het marktterrein op enigerlei wijze te hinderen of te belemmeren;

  • f.

    zich behoudens toestemming van de marktmeester aan de voorzijde van de standplaats op te houden bij het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of waren;

  • g.

    op de standplaats andere goederen of waren in voorraad te hebben dan die, waarvoor toestemming is verleend;

  • h.

    op de markt afval aan te voeren. Onder afval wordt mede verstaan waren of goederen of partijen daarvan, die geheel of gedeeltelijk of in belangrijke mate ongeschikt zijn om te verhandelen.

Artikel 33 Verplichtingen vergunninghouders

  • 1. De vergunninghouder is verplicht er zorg voor te dragen, dat zijn standplaats, zulks ter beoordeling van de marktmeester, steeds een goed verzorgd aanzien biedt.

  • 2. Hij dient zijn kraam aan de voorzijde tussen verkoopblad en grond met zeilen af te schermen.

  • 3. Tijdens de markt dient hij zijn afvallen, verpakkingsmaterialen e.d. zelf in te zamelen.

  • 4. Alvorens hij het marktterrein verlaat dient hij zijn standplaats en de onmiddellijke omgeving daarvan schoon op te leveren en het afval in de stortplaatsen of anderszins te deponeren.

Artikel 34 Verbod tot het aanwezig hebben van luidsprekers etc.

  • 1. Het is verboden tijdens de markt op het marktterrein gebruik te maken van luidsprekers, versterkers en andere middelen ter versterking van het geluid.

  • 2. Het op de standplaats aanwezig hebben van radiotoestellen, grammofoons, bandrecorders en dergelijke toestellen, anders dan ten verkoop, is evenmin toegestaan.

  • 3. Het bestuursorgaan kan in bijzondere gevallen van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen, zo nodig onder door dat bestuursorgaan te stellen voorschriften.

Artikel 35 Verbod tot het aanwezig hebben van verwarmingstoestellen etc.

  • 1. Het is de standplaatshouder verboden verwarmingstoestellen en/of bak- en kookinstallaties te gebruiken.

  • 2. Het bestuursorgaan kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen onder door dat bestuursorgaan te stellen voorschriften.

Artikel 36 Verplichting tot het aanwezig hebben van korven o.i.d. voor vergunninghouders aan wie het is toegestaan geringe eet- en drinkwaren gereed te maken

Vergunninghouders aan wie vergunning is verleend op hun standplaats geringe eet- en drinkwaren voor de consumptie gereed te maken, dienen aan de voorzijde van hun kraam of verkoopgelegenheid een tweetal korven of bakken van voldoende grootte te plaatsen, zulks ten genoegen van de marktmeester.

Artikel 37 Verplichting naamsaanduiding vergunninghouder aan kraam

Vergunninghouders zijn verplicht gedurende de tijd, dat zij hun goederen of waren ten verkoop aanbieden, op een duidelijk zichtbare plaats aan hun marktkraam of verkoopgelegenheid, een bord ter breedte van 40 centimeter en ter hoogte van 20 centimeter te hebben, waarop duidelijk leesbaar de voorletters, de naam, het adres en de woonplaats van de rechthebbende op de betreffende standplaats zijn aangegeven. Het naambord moet ten genoegen van de marktmeester in goede staat worden gehouden.

Artikel 38 Prijsaanduiding

Onverminderd het bepaalde in het Besluit prijsaanduiding, dient, indien de ten verkoop aangeboden goederen of waren geprijsd worden, de prijsaanduiding tot generlei misverstand aanleiding te kunnen geven en voor het publiek duidelijk leesbaar te zijn.

Artikel 39 Bescherming eet- en drinkwaren tegen verontreiniging

De vergunninghouder wie tevens vergunning is verleend tot de verkoop van eet- en drinkwaren, is verplicht, onverminderd het bepaalde in de warenwetgeving, zijn goederen of waren op zodanige wijze uit te stallen, dat zij voldoende beschermd zijn tegen verontreiniging door stof, vuil of anderszins.

Artikel 40 Meet- en weegapparatuur

  • 1. Onverminderd het bepaald in de IJkwet en het IJkregeglement is de vergunninghouder, die zijn goederen of waren per maat of gewicht verkoopt, verplicht ervoor zorg te dragen dat zijn meet- of weegwerktuigen in deugdelijke staat verkeren.

  • 2. Het weegwerktuig moet zodanig aan de naar het publiek gekeerde zijde van de standplaats zijn geplaatst of aangebracht, dat het daarop bij de weging aangegeven gewicht steeds voor het publiek duidelijk leesbaar is.

Artikel 41 Verbod voertuigen

Behoudens het bepaalde in artikel 31 is het verboden zich op marktdagen met een voertuig op het marktterrein te bevinden of een voertuig op het marktterrein aanwezig te hebben.

Artikel 42 Verbod om met goederen of waren ten verkoop rond te lopen

  • 1. Het is verboden op het marktterrein tijdens de duur van de markt met goederen of waren ten verkoop rond te lopen of te rijden.

  • 2. Van het bepaalde in het eerste lid kan door het bestuursorgaan ontheffing worden verleend, voor zoveel betreft de verkoop van alcoholvrije dranken en geringe eet- en drinkwaren ten behoeve van de vergunninghouders.

Artikel 43 Verbod tot het venten met gedrukte of geschreven stukken etc.

  • 1. Het is verboden tijdens de duur van de markt op het marktterrein te venten met gedrukte of geschreven stukken of afbeeldingen of godsdienstige, politieke of andere propaganda te voeren.

  • 2. Onder het voeren van propaganda als in het eerste lid bedoeld wordt niet verstaan het aanprijzen van koopwaar op de markt.

  • 3. Het is verboden op de markt een artikel aan te prijzen als een geneesmiddel, bedoeld in de Wet op de geneesmiddelenvoorziening.

  • 4. Van het bepaalde in het eerste lid kan door het bestuursorgaan ontheffing worden verleend.

Hoofdstuk 4 Voorschriften voor verwarmings-, braad-, bak- en kookinstallaties

Artikel 44 A. Algemeen

  • 1. In de bakinrichtingen mag uitsluitend als brandstof voor kook- en bakinrichting worden aangewend:

    • a.

      butaan, voor een daarvoor goedgekeurde installatie, of

    • b.

      propaan, voor een daarvoor goedgekeurde installatie.

    Het gebruik van LPG is niet toegestaan.

  • 2. De gasflessen cq. reservoirs mogen geen grotere waterinhoud hebben dan 45 liter. De nominale inhoud van de gevulde en lege flessen cq. reservoirs mogen per inrichting gezamenlijk niet meer bedragen dan 110 liter.

  • 3. De gehele installatie moet in goede staat van onderhoud verkeren en in zindelijke staat worden gehouden.

  • 4. Installaties mogen tijdens de markttijd niet onbeheerd worden gelaten.

  • 5. In de inrichting dient onbelemmerd bereikbaar en voor direct gebruik beschikbaar een aan de eisen voldoend handbrandblustoestel van min. 6 kg. bluspoeder of koolzuur aanwezig zijn.

  • 6. De eigenaar/gebruiker dient een brandverzekering te hebben afgesloten welke is afgestemd op het gebruik van de apparatuur.

Artikel 44 B. Voorschriften voor mobiele inrichtingen

  • 1. De brandstofreservoirs moeten zijn geplaatst in een uitsluitend daarvoor ingerichte ruimte, waarvan de vloer, de wanden en de afdekking een brandwerendheid moeten bezitten van tenminste 30 minuten. De ruimte mag uitsluitend aan de buitenzijde van de bakkraam toegankelijk zijn en moet door middel van een deur of luik zijn afgesloten.

  • 2. Het (de) reservoir(s) ten behoeve van de brandstof voor de bak- en braadinrichting dient te zijn voorzien van een keurmerk van de Dienst voor het Stoomwezen, waarvan de geldigheidsduur niet mag zijn verstreken.

  • 3. Indien een reservoir met, door samenpersen tot vloeistof verdicht of onder druk in vloeistof opgeloste gas is opgeslagen in een besloten ruimte moet deze ruimte op doelmatige wijze en rechtstreeks op de buitenlucht zijn geventileerd. De ventilatie-opening moet zo laag mogelijk in de wand van de ruimte zijn aangebracht.

  • 4. Het reservoir mag niet aan verwarming of langdurig aan rechtstreekse zonnestraling worden blootgesteld, noch opengesteld op een plaats waar de temperatuur tot boven 35 graden kan oplopen.

  • 5. Het reservoir moet zodanig zijn opgesteld dat het niet kan vallen en is gevrijwaard tegen beschadiging. Het reservoir moet gemakkelijk kunnen worden verwijderd ingeval van brand.

  • 6. De verbinding tussen brandstofreservoir en de bak- of braadtoestellen moet bestaan uit een koperen leiding of uit een goedgekeurde hogedrukslang, die niet langer is dan 1 meter.

  • 7. Gasslangen moeten zijn aangesloten op deugdelijke slangpilaren en zijn geborgd met slangklemmen, die de slang niet beschadigen.

  • 8. Bij elke bak- of braadpan moet een goed passend deksel, voor direct gebruik gereed, aanwezig zijn, waarmee in geval van brand de bak- of braadpan kan worden afgesloten.

  • 9. Elk bak- en braadtoestel moet zijn voorzien van een goed functionerende thermostaat of een andere beveiligingsinrichting, die bij oververhitting van de olie of van het vet automatisch de gasvlam op de laagste stand schakelt of de gastoevoer stopt.

  • 10. Een eventueel aanwezig gascomfoor moet zijn opgesteld op een plaat van onbrandbaar- en de warmte slecht geleidend materiaal.

  • 11 Het draagvlak onder de bak- en braadtoestellen moet tot tenminste 10 cm buiten de toestellen onbrandbaar zijn, dan wel zijn bekleed met een onbrandbaar- en de warmte slecht geleidend materiaal.

  • 12 Brandbare constructie-onderdelen binnen een afstand van 30 cm van de bak- en braadtoestellen en van de afvoerleidingen moeten zijn bekleed met een onbrandbaar- en de warmte slecht geleidend materiaal.

  • 13 De verbrandingsgassen van de bak- en braadtoestellen moeten door middel van afvoerleidingen van onbrandbaar- en hittebestendig materiaal worden afgevoerd. De dakdoorvoer moet een dubbelwandige nisbus zijn.

  • 14 Afzuigkappen of wasemkappen moeten van onbrandbaar- en hittebestendig materiaal zijn.

  • 15 Tussen de mobiele bakkraam en de belendende bebouwing dient een open ruimte van tenminste 10 meter aanwezig te zijn; ten opzichte van brandgevaarlijke of monumentale bebouwing dient deze afstand tenminste 15 meter te bedragen.

Artikel 44 C. Voorschriften voor verwarmings-, bak-, braad-, en kookinstallaties, niet zijnde mobiele bakkramen, als bedoeld onder B

  • 1. De gasflessen moeten door de dienst voor het Stoomwezen op hun sterkte zijn beproefd en van een door deze dienst erkend geldig keurmerk zijn voorzien; de afsluiters op de gasflessen moeten een door deze dienst goedgekeurd type zijn; indien deze keuring blijkens het ingeponst keurmerk en datum meer dan 10 jaar geleden heeft plaatsgevonden, mogen de gasflessen niet meer worden gebruikt.

  • 2. De gasflessen moeten zodanig zijn opgesteld, dat zij niet kunnen omvallen en zodanig zijn geplaatst, dat zij op elk moment gemakkelijk verwijderd kunnen worden.

  • 3. De gasflessen moeten zodanig zijn opgesteld, dat geen gevaar voor kunstmatige verhitting bestaat.

  • 4. De gasflessen mogen niet in een ten opzichte van het maaiveld of de straat verdiept gedeelte staan opgesteld.

  • 5. De installatie moet op de gasfles zijn aangesloten door, hetzij een vaste stalen of koperen leiding, hetzij een buigzame leiding, bestaande uit een goedgekeurde hogedrukslang met een lengte van 1 meter, welke met doelmatige slangklemmen is bevestigd.

  • 6. Een slang moet vrij en ongespannen zijn aangebracht en geen grotere lengte hebben dan 1 meter; ze mag op geen enkele wijze aan ontoelaatbare temperatuursinvloeden of mechanische beschadiging worden blootgesteld.

  • 7. Bij gebruikmaking van een slang mag slechts één toestel direct op de gasfles zijn aangesloten; indien meer toestellen moeten worden aangesloten, moet op de gasfles een vaste leiding zijn aangebracht en moeten de slangen door middel van doelmatige slangklemmen op aan deze leiding aangebrachte aansluitkranen worden aangesloten.

  • 8. Open bakken met olie, vet e.d. moeten voorzien zijn van een goedsluitende deksel, welke zich tijdens de gehele duur van het gebruik van de bak in de onmiddellijke omgeving daarvan dient te bevinden, zodat de bak zonodig direct kan worden afgesloten.

  • 9. Installaties mogen niet onbeheerd worden gelaten.

  • 10. Na afloop van de activiteiten mogen geen gasflessen worden achtergelaten, ook niet als deze ledig of nagenoeg ledig zouden zijn.

  • 11 De inrichting dient zodanig te worden opgesteld dat ingeval van brand geen gevaar ontstaat voor objecten in de nabijheid.

Artikel 45

Indien men gebruik maakt van kraamverwarming dienen de aanwijzingen welke door of namens de commandant van de brandweer worden gegeven stipt en terstond te worden opgevolgd. In de directe nabijheid moet onbelemmerd bereikbaar en voor direct gebruik gereed een aan de eisen voldoend handbrandblustoestel van minimaal 6 kg bluspoeder aanwezig te zijn.

Hoofdstuk 5 Straf- en Slotbepalingen

Artikel 46 Wangedrag etc.

Degene, die in strijd handelt met de bepalingen van deze verordening of zich aan wangedrag of bedrog op de markt schuldig maakt, het marktpersoneel in de uitoefening van zijn taak belemmert, dan wel direct of indirect de orde op de markt verstoort of in gevaar brengt, een en ander ter beoordeling van de marktmeester, kan, onverminderd het bepaalde in de artikelen 47 en 48 door de marktmeester gelast worden zich met zijn goederen of waren ogenblikkelijk van de markt te verwijderen, aan welke last onmiddellijk gevolg dient te worden gegeven.

Artikel 47 Vervallenverklaring standplaatsvergunning of doorhaling wachtlijst

Het bestuursorgaan kan het recht op een vaste plaats, al dan niet voorwaardelijk vervallen verklaren of de inschrijving op de in artikel 12, lid 1, bedoelde lijst doen doorhalen, dan wel het recht op een standplaats telkens voor ten hoogste twee achtereenvolgende marktdagen ontnemen, indien:

  • a.

    de rechthebbende de in deze verordening opgenomen bepalingen overtreedt;

  • b.

    van de plaats gebruik wordt gemaakt, strijdig met het doel, waarvoor zij is bestemd;

  • c.

    de rechthebbende zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • d.

    de rechthebbende niet of niet tijdig het marktgeld voldoet.

Artikel 48 Geen hernieuwde inschrijving op wachtlijst zolang verschuldigd marktgeld niet is voldaan

Ieder, die wegens wanbetaling het recht op zijn vaste plaats heeft verloren, of wiens inschrijving op de in artikel 12, lid 1, bedoelde lijst om deze reden is doorgehaald, wordt niet opnieuw als gegadigde voor een standplaats ingeschreven, zolang het verschuldigde marktgeld niet is voldaan.

Artikel 49 Vaststelling geldboetecategorie bij overtreding diverse bepalingen van deze verordening

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 6, 7, 8, 9, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 39, 40, 41, 42 en 43 dezer verordening wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie. Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 50 Opsporingsambtenaar

  • 1. De opsporing van de in artikel 49 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het bestuursorgaan met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

  • 2. De krachtens het eerste lid aangewezen personen leggen in handen van de burgemeester de volgende eed of belofte af: "Ik zweer (beloof) dat ik mijn functie als opsporingsambtenaar met alle ijver en zonder aanziens des persoons zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God almachtig (Dat beloof ik)."

Artikel 51 Beroep tegen beslissing marktmeester

Van een beslissing door de marktmeester op grond van deze verordening genomen, kan degene, te wiens aanzien deze beslissing geldt, bij het bestuursorgaan in beroep gaan.

Ondertekening

in te trekken de Marktverordening, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 26 februari 1987.
te bepalen dat in de gemeente Doesburg op de Markt en het parkeerterrein aan de Kosterstraat, grenzend aan de Markt, wekelijks op woensdag van 8.00 tot 12.30 uur en op zaterdag van 08.00 tot 15.00 uur markten worden gehouden van aardappelen, groenten en fruit, zuivelproducten en eieren, vis, vleeswaren en andere levensmiddelen, zaden, bloemen, planten en heesters, uitdragerswaren, manufacturen, galanterieen, huishoudelijke en andere winkelartikelen en waren, waarvan de verkoop op de markt niet krachtens wettelijk voorschrift ongeoorloofd is.
Dit besluit treedt in werking op 1 juni 1995.
Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Doesburg in zijn openbare vergadering van 24 mei 1995.
De secretaris, De voorzitter,

Toelichting

ALGEMENE TOELICHTING

De Marktverordening is afgestemd op de Algemene wet bestuursrecht. Bepalingen ten aanzien van termijnen zijn zoveel mogelijk vermeden, zodat de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht gelden (beslistermijn 8 weken). Voorliggende verordening is nagenoeg gelijk aan de huidige Marktverordening, welke dateert van 26 februari 1987 en geënt was op de ontwerp-verordening van de Unificatie-commissie van de Vereniging van Hoofdambtenaren bij het Marktwezen in Nederland van juli 1974. De voorliggende verordening is gebaseerd op de model-marktverordening met toelichting van het Centraal Overleg Marktaangelegenheden (in dit overleg werken naast bovengenoemde vereniging van Hoofdambtenaren bij het Marktwezen samen de Afdeling Markt-, Straat en Rivierhandel van het Bedrijfschap Detailhandel en de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel) van juli 1987 (ontvangen op 23 september 1987).

Wijzigingen cq. aanpassingen hebben betrekking op:

  • -

    artikel 1 toevoeging commandant van de brandweer in verband met de artikelen 44 en 45;

  • -

    wijziging van de term "college van burgemeester en wethouders" in "bestuursorgaan";

  • -

    schrappen van artikel 3, lid 3 en artikel 4, lid 2 (bekendmaking van besluiten) in verband met bepalingen in Algemene wet bestuursrecht (art. 3:41 en 3:42);

  • -

    in artikel 16, lid 7 is aandacht besteed aan de status van ondernemers, die hun bedrijf uitoefenen in de vorm van een rechtspersoon;

  • -

    voorts is in artikel 12, lid 3, 4 en 5 geregeld de problematiek van de opvolging op marktplaatsen;

  • -

    in artikel 16 wordt omschreven waaraan aanvrager dient te voldoen; toegevoegd is hetgeen is bepaald in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht en aanzien van de aanvraag (deze dient te bevatten naam en adres aanvrager, de dagtekening en de aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd);

  • -

    artikel 17 lid 4 van de vigerende verordening bevatte een termijn, welke is geschrapt in verband met de Awb;

  • -

    artikel 18 lid 4 bevat een bepaling over het overschrijven van het recht op een standplaats op de achterblijvende echtgenoot/echtgenote. Toegevoegd is de zinsnede dat hiermee gelijkgesteld wordt degene met wie de standplaatshouder blijkens een notariele akte of een daarmee gelijk te stellen document een met een huwelijk gelijk te stellen samenlevingsvorm onderhield.

  • -

    de voorschriften voor braad-, bak- en kookinstallaties zijn in overleg met de commandant van de brandweer aangepast (onder andere wijziging inhoud brandstofreservoirs);

  • -

    de beroepsmogelijkheid op de gemeenteraad is vervallen. Op grond van de Awb geldt daarom bezwaar bij bestuursorgaan (college van b. en w. en wel binnen 6 weken), vervolgens beroep bij de rechtbank Arnhem, sector bestuursrecht.

Omdat de verordening inhoudelijk nauwelijks gewijzigd is, is de toelichting van de huidige verordening nagenoeg geheel overgenomen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING OP DE MARKTVERORDENING

Artikel 1

Ter bevordering van de duidelijkheid zijn in dit artikel definities gegeven van de meeste in de verordening gebruikte algemene begrippen. Hoewel de term "marktmeester" nog maar sporadisch in de verordening voorkomt, zal in de praktijk het goed functioneren van de markt goeddeels van zijn inspanningen afhankelijk zijn.

Ingevoegd is het begrip "vergunninghouder", teneinde meer uniformiteit met andere gemeentelijke verordeningen te bewerkstelligen (zie ook toelichting bij artikel 11).

 

Artikel 2

In dit artikel is de samenstelling van de marktcommissie geregeld. In diverse artikelen worden taken van deze commissie omschreven.

 

Artikel 3

Wanneer een algemeen erkende christelijke feestdag, de Nieuwjaarsdag of een bijzondere feestdag op de voor de markt vastgestelde dag valt, zal voor de markt -zo dit mogelijk is- in dezelfde week een andere dag moeten worden aangewezen. Bij het kiezen van deze dag zal aan verschillende factoren aandacht moeten worden besteed; te denken valt hierbij aan bijvoorbeeld een zo gunstig mogelijke dag voor het publiek, terwijl tevens rekening moet worden gehouden met de markten in de omgeving. Zou immers een dag gekozen worden, waarop het merendeel van de marktkooplieden een andere markt heeft, dan zullen verscheidene kooplieden verstek moeten laten gaan. Het is in dit verband noodzakelijk met instanties, welke de belangen van de marktkooplieden behartigen, over de vervangende dag overleg te plegen. Uiteraard dienen zowel kooplieden als publiek vroegtijdig van een en ander in kennis te worden gesteld.

 

Artikel 4

Met nadruk wordt er op gewezen, dat slechts dringende redenen tot het verplaatsen van de markt mogen leiden. Te denken valt bijvoorbeeld aan het verrichten van bestratings- en rioleringswerkzaamheden op het marktterrein en aan grootschalige evenementen (braderie).

De ervaring heeft geleerd dat marktverplaatsingen de kooplieden sterk in hun omzet benadelen, zodat verplaatsingen van de markt zoveel mogelijk dienen te worden vermeden.

 

Artikel 5

Het aantal kooplieden, dat een plaats op de markt moet innemen, behoort dusdanig te zijn, dat er enerzijds een gezonde concurrentie bestaat en dat anderzijds de kooplieden een redelijke omzet op de markt kunnen behalen.

Uit dien hoofde zal het bestuursorgaan het totaal aantal op de markt toe te laten kooplieden aan een maximum moeten binden; dit maximum behoort te worden vastgesteld in overleg met de instanties, welke de belangen van de ambulante handel behartigen, waarbij uiteraard ook de belangen van de bevolking niet uit het oog mogen worden verloren.

Teneinde voorts de orde op de markt te waarborgen, dient de mogelijkheid te worden geschapen, dat voor het verhandelen van bepaalde artikelen of voor het handeldrijven op een andere wijze dan de traditionele met gebruikmaking van marktkramen, afzonderlijke gedeelten van het marktterrein worden aangewezen.

Het tweede lid van dit artikel schept de mogelijkheid een beperkt aantal kooplieden voor alle of voor een aantal branches toe te laten. Op deze wijze kan bereikt worden, dat op de markt een zo groot mogelijke verscheidenheid aan branches aanwezig is en kan voorkomen worden, dat teveel kooplieden van een artikelengroep op de markt optreden. In de tekst van de verordening is met opzet niet het woord "branche" gebruikt. Op gesaneerde markten komt het immers dikwijls voor dat kooplieden slechts bepaalde artikelen uit een branche verkopen, terwijl andere kooplieden, ingeschreven voor dezelfde branche, doch met een ander assortiment, op een bepaald moment eveneens overgaan tot verkoop van het reeds door eerstgenoemden aangeboden artikelen; daarbij beroepen de laatsten zich op de branche waarvoor zij staan ingeschreven.

Door nu van artikelengroep te spreken wordt het bestuursorgaan in staat gesteld tot een duidelijke afbakening van het door elke koopman te voeren assortiment.

Ten aanzien van de sanering van markten zij overigens met nadruk gesteld dat het Centraal Overleg Marktaangelegenheden (het C.O.M., waarin samenwerken de Vereniging van Hoofdambtenaren bij het Marktwezen in Nederland, de Afdeling Markt-, Straat- en Rivierhandel van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel en de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel) na rijp beraad en aan de hand van de ervaringen uit de praktijk, heeft gemeend dat de grens voor het al dan niet saneren van een markt dient te worden gelegd bij ongeveer 60 standplaatshouders. Onder die grens is het in het belang van de verscheidenheid aan assortiment niet verstandig om de markt vrij te laten, boven de grens van 60 standplaatshouders wordt een gesaneerde markt niet meer werkelijk verantwoord geacht.

Het bepaalde in het derde lid maakt het mogelijk een koopman/vrouw een grotere plaats toe te wijzen dan de ruimte, welke door een enkele kraam wordt ingenomen.

 

Artikel 7

Ter verkrijging van de nodige uniformiteit op een warenmarkt is het gewenst het plaatsen van marktkramen aan een vergunning te binden. Veelal zal de marktkramenexploitatie, onder de nodige voorschriften, in handen van een particuliere firma worden gegeven. In dat geval kan men zowel denken aan het stellen van voorschriften in de vergunning, als aan het aangaan van een privaatrechtelijke overeenkomst tussen gemeente en kramenexploitant, waarin de af te geven vergunning wordt gerefereerd.

 

Artikel 8

Mede met het oog op de veiligheid van de kooplieden en van het publiek is het gewenst, dat voor de stroomlevering en voor het aanbrengen van de verlichtingsarmaturen een terzake bevoegde instantie of een erkende firma wordt aangewezen.

 

Artikel 10

De verordening gaat ervan uit, dat in principe alle plaatsen op een warenmarkt periodiek als vaste plaatsen worden toegewezen, zulks met uitzondering van standwerkersplaatsen.

 

Artikel 11

Het toewijzen van een standplaats is in feite het verlenen van een vergunning tot het innemen van een standplaats. Op advies van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (V.N.G.) is besloten dit ook formeel in de verordening te verwoorden.

Mede om die reden is de term standplaatshouder grotendeels vervangen door vergunninghouder.

 

Artikel 12

Voor het goed functioneren van de markt is een deugdelijke registratie van de marktkooplieden noodzakelijk. Deze registratie dient te geschieden zodra zij zich voor de eerste maal op een markt als gegadigden voor een plaats melden.

Aangezien van het begin af aan moet vaststaan welke artikelen de marktkooplieden op hun plaats mogen verkopen, dient zulks bij de registratie te worden vermeld. Om de koopman de nodige rechtszekerheid te verschaffen is het gewenst, dat hij van zijn inschrijving als gegadigde voor een standplaats een schriftelijk bewijs krijgt. De bepalingen in de leden 3 en volgende maken een beperkte mate van "erfopvolging" mogelijk, zonder dat deze opvolging kan worden beschouwd als een vermogensbestandeel.

Opbouw van anciënniteit via de wachtlijst wordt nu mogelijk voor kinderen die hun ouders op de markt assisteren en die later dat bedrijf willen voortzetten. Uiteindelijk is gekozen voor het beginsel van het verwerven van een plaats op de markt en niet voor het verkrijgen van de plaats, waarmee de standplaats van de ouders wordt bedoeld.

 

Artikel 15

Om aan de houders van vaste plaatsen de nodige rechtszekerheid te verschaffen is het gewenst hun een bewijs te verstrekken, waaruit blijkt, dat zij hun plaats rechtens bezetten. Voor de op dit bewijs te vermelden omschrijving van de plaats ware zo mogelijk gebruik te maken van een nummering, welke vastligt op een ten kantore van de marktbeheerder berustende plattegrond van de markt.

 

Artikel 16

Voornamelijk ter bescherming van de bonafide ambulante handel is in dit artikel een aantal voorschriften opgenomen, waaraan een koopman dient te voldoen om in aanmerking te komen voor een vaste plaats. Aangezien handelsbekwaamheid moeilijk kan worden aangetoond, is dit vereiste weliswaar in de aanhef van het eerste lid opnomen, doch niet als een door een koopman aan te tonen hoeigheid.

Lid 7 is opgenomen aangezien in de loop der jaren een niet onaanzienlijk aantal marktkooplieden als rechtsvorm voor hun onderneming de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid heeft gekozen.

Een strikte toepassing van de in het tweede lid van artikel 16 opgenomen eisen betekent dat iemand, die niet zelf als ondernemer, maar als vertegenwoordiger van een rechtspersoon op de markt wil opereren, niet voor een plaats in aanmerking kan komen. Daar hij geen zelfstandig ondernemer is, kan hij immers niet aan de eisen voldoen.

Deze situatie is ongewenst, aangezien zowel een natuurlijk persoon die namens een rechtspersoon de markthandel wil uitoefenen, als ook deze rechtspersoon, niet voor een standplaats in aanmerking kan komen. Door deze bepaling wordt de mogelijkheid voor deze categorie van bedrijven opengesteld, zonder het met de bepaling in het tweede lid bedoelde doel te frustreren.

 

Artikel 17

Dit artikel regelt de toewijzing van vaste plaatsen op een warenmarkt, welke toewijzing periodiek behoort te geschieden. Aangezien niet alle standplaatsen dezelfde mogelijkheden bieden is het vanzelfsprakend, dat in eerste aanleg aan vaste standplaatshouders de gelegenheid wordt geboden een naar hun oordeel betere standplaats te verkrijgen. Na hen kunnen de overige gegadigden voor een standplaats in de gelegenheid worden gesteld een keuze te doen uit de dan nog beschikbare plaatsen. De volgorde van inschrijving op de lijst, bedoeld in artikel 12 van deze verordening is hierbij bepalend.

Vanzelfsprekend dient de categorie bedoeld in artikel 12, lid 3 e.v. (assisterende kinderen) van toewijzing van en vaste plaats te worden uitgesloten zo lang daar nog geen behoefte aan bestaan. Indien het bestuursorgaan toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in het tweede lid van artikel 5 van deze verordening, zal bij toewijzing van vaste plaatsen met de door hen vastgestelde branche-indeling rekening dienen te worden gehouden.

Het bereiken van de 65-jarige leeftijd wordt vrij algemeen in ons land aanvaard als tijdstip, waarop men zijn arbeid kan beeindigen. Een ieder komt op die leeftijd in ieder geval voor een uitkering krachtens de Algemene Ouderdomswet en dikwijls nog voor een pensioen in aanmerking.

 

Artikel 19

Voor de noodzakelijke continuiteit in de bezetting van de marktplaatsen is het van groot belang houders van vaste plaatsen aan een verschijningsplicht te binden. Om deze reden is in het eerste lid onder d. bepaald, dat de standplaatshouder, die zijn vaste plaats niet tenminste eenmaal per twee weken inneemt zijn recht op deze plaats verliest.

Uiteraard dienen de rechten van de kooplieden, indien en voor zo lang zijde hun toegewezen plaats zelf blijven bezetten, onaangetast te blijven. Voor de gevallen waarin zij op oudere leeftijd tengevolge van een - vaak ongeneeslijke - ziekte of wegens ouderdom van hun plaats geen gebruik meer maken is in het tweede lid- aangezien hier de belangen van de jongere kooplieden, die nog geen plaats op de markt hebben kunnen veroveren, in het geding komen- de mogelijkheid geschapen na twee jaren de rechten op een vaste plaats te laten vervallen.

Komt een standplaatshouder(ster) te overlijden, dan moet het op sociale overwegingen gerechtvaardigd worden geacht, dat zijn (haar) rechten op een vaste plaats op de overblijvende echtgenote (echtgenoot) kunnen worden overgeschreven.

 

Artikel 20

Het is duidelijk, dat over een vaste plaats beschikt moet kunnen worden ten gunste van een andere koopman, indien de rechthebbende op de plaats de markt op een bepaalde dag niet bezoekt.

Uit dien hoofde verdient het aanbeveling te bepalen, dat de vaste plaats voor een bepaald uur ingenomen moet zijn; indien bekend is dat de rechthebbende later op de markt verschijnt, zal de plaats uiteraard open moeten blijven.

Vroegtijdig -eventueel voor de openingstijd van de markt -toewijzen van de dagplaatsen (zie hiervoor ook artikel 22, eerste lid) biedt het voordeel, dat het publiek weinig of geen hinder ondervindt van het aanvoeren van de marktartikelen. Wenst men er echter de voorkeur aan te geven, dat de houder van een vaste plaats nog enige voorrechten geniet boven de pas beginnende kooplieden, die nog niet over een vaste plaats beschikken, dan zou het toewijzen van dagplaatsen na de opening van de markt dienen te geschieden.

 

Artikel 21

Voor het goed functioneren van de markt is een deugdelijke registratie van de marktkooplieden noodzakelijk. Deze registratie dient te geschieden zodra zij zich voor de eerste maal op een markt als gegadigde voor een plaats melden.

Aangezien van het begin af aan moet vaststaan welke artikelen de marktkooplieden op hun plaats mogen verkopen, dient zulks bij de registratie te worden vermeld. Om de koopman de nodige rechtszekerheid te verschaffen is het gewenst, dat hij van zijn inschrijving als gegadigde voor een dagplaats een schriftelijk bewijs krijgt.

 

Artikel 22

Voor het eerste lid van dit artikel wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 20. Ook hier is weer sprake van het afgeven van een vergunning; dit kan natuurlijk mondeling, doch het verdient aanbeveling de marktmeester een (b.v. standaard voorbedrukte) schriftelijke vergunning te laten afgeven waarop hij het nummer van de standplaats invult. Voor hety tweede lid van dit artikel geldt mutatis mutandus hetgeen reeds in de toelichting bij artikel 17 werd vermeld. Uiteraard dient, indien voor de markt een indeling naar branches is vastgesteld, daarmede bij het toewijzen van dagplaatsen rekening te worden gehouden.

 

Artikel 23

Evenals zulks voor de houders van vaste plaatsen in artikel 17 is geschied, zijn hier de redenen aangegeven, waarom een koopman van de lijst van gegadigden voor een dagplaats dient te worden afgevoerd. Voor deze groep van kooplieden is echter, aangezien voor hen niet altijd een plaats beschikbaar zal zijn, de frequentie van de verschijningslicht ruimer gesteld dan bij de houders van vaste plaatsen. Aangezien ervan wordt uitgegaan, dat de gegadigden voor een dagplaats op het tijdstip, waarop zij voor een vaste plaats in aanmerking komen, inmiddels van het uitoefenen van de markthandel hun hoofdberoep hebben gemaakt, is in lid f. bepaald, dat zij, indien zij weigeren een vaste plaats te aanvaarden, daarmede hun rechten als gegadigden op een dagplaats verliezen.

 

Artikel 24

Gebleken is, dat er een sterke behoefte bestaat aan uniforme en duidelijke richtlijnen voor de toewijzing van standwerkersplaatsen, zowel bij de marktbeheerders als bij de marktgebruikers, in het bijzonder bij de standwerkers zelf. Deze groep kooplieden heeft een geheel eigen wijze van werken. Bij benadering van het publiek treden zij geheel anders op dan de zgn. "stille kramers". Zij verhogen de levendigheid en aantrekkelijkheid van de warenmarkten in belangrijke mate en vormen daardoor een onmisbaar element in het geheel van het marktgebeuren.

Teneinde verstarring -waardoor aan deze bijzondere functie afbreuk zou worden gedaan- tegen te gaan en tevens om te voorkomen, dat de standwerker, die jaar in jaar uit dezelfde plaats bezet, langzamerhand een "stille kramer" zou worden, wordt het in het algemeen ongewenst geacht aan deze categorie kooplieden vaste plaatsen toe te wijzen, een standpunt, dat door de officiele landelijke organisatie van standwerkers steeds met klem naar voren wordt gebracht. Vooral ook omdat het werkterrein van de standwerkers zich over het gehele land uitstrekt, is het voorts wel dringend gewenst, dat de regels terzake van de toewijzing van de plaatsen aan deze bijzondere categorie kooplieden op alle markten in Nederland zoveel mogelijk gelijkluidend zijn.

Voor degenen, die nog niet over een registratiebewijs als standwerker beschikken is in lid 3, sub b en in lid 4 een regeling getroffen, op grond waarvan ook zij tezamen met de reeds geregistreerde standwerkers tot de markt kunnen worden toegelaten, zulks om hun de kans te geven, te bewijzen, dat zij het vak van standwerker verstaan.

Ten aanzien van het aantal per markt voor standwerkers aan te wijzen plaatsen ware als regel te stellen, dat er per 20 tot 25 plaatsen voor zgn. "stille kramers" één standwerkersplaats behoort te zijn.

Uiteraard dient van tijd tot tijd voor elke markt afzonderlijk te worden bezien of deze "vuistregel" nog wel geldend is te achten. Alhoewel in principe een scherpe scheiding tussen de voor zgn. "stille kramers" en de voor standwerkers bestemde plaatsen dient te blijven bestaan, zal het in sommige gevallen -in het belang van de markt danwel uit billijkheidsoverwegingen tegenover de betrokken kooplieden- niet van overwegend bezwaar zijn opengebleven standwerkersplaatsen aan "stille kramers" toe te wijzen, met dien verstande dat aan laatstbedoelde kooplieden wordt duidelijk gemaakt, dat zij hieraan nimmer enig recht op de betreffende plaats zullen kunnen ontlenen. Tot toewijzing van dergelijke plaatsen aan "stille kramers" ware alleen dan over te gaan indien op de markt beslist geen voor deze categorie kooplieden bestemde plaatsen meer beschikbaar' zijn.

Op markten, waarvoor een branche-indeling is vastgesteld zou door het onbeperkt toelaten van standwerkers het voor die markten geldende branchepatroon kunnen worden verstoord.

Anderzijds zou het niet toelaten van standwerkers met artikelen, waarvoor de brancheregeling geldt, te hunnen aanzien tot onbillijkheden leiden. Lid 5 houdt daarom een regeling in voor een beperkte toewijzing van standwerkersplaatsen op dergelijke markten.

 

Artikelen 25, 26, 27 en 28

In artikel 25 is bepaald, dat de standplaatshouder in principe verplicht is zelf op zijn standplaats aanwezig te zijn. De uitzonderingen op dit beginsel zijn geregeld in artikel 26 (verhindering wegens ziekte), in artikel 27 (verhindering wegens vakantie) en in artikel 28 (verhindering wegens andere bijzondere omstandigheden).

Deze regelingen behoeven geen nadere toelichting.

In elk van deze gevallen kan het bestuursorgaan aan een houder van een vaste plaats toestaan zich op zijn plaats te laten vervangen. Voor de goede gang van zaken op de markt en in het belang van een verantwoorde administratie is het wel noodzakelijk, dat de marktbeheerder van elke verhindering tot marktbezoek zo tijdig mogelijk op de hoogte wordt gesteld.

 

Artikel 29

De op grond van het bepaalde in dit artikel op te nemen tijden zullen in overleg met de instanties, welke de belangen van de ambulante handel behartigen, vastgesteld moeten worden, een en ander in samenhang met het bepaalde in artikel 20.

 

Artikel 30

Het moet zonder meer duidelijk worden geacht, dat het in het algemeen in het belang van de orde op de markt de standplaatshouders niet kan worden toegestaan de markt op willekeurige voor de sluitingstijd gelegen momenten te verlaten.

 

Artikel 32

Dit artikel geeft algemene aanwijzingen aan de marktkooplieden ten aanzien van de wijze van bezetting van de standplaats, van de verkooptijden, van de verkoopruimte, van de opstal waarvan verkocht mag worden, van de te verkopen artikelen en van de plaats waar de koopman zich tijdens de markttijden behoort te bevinden. Voor wat dit laatste punt betreft zou bv. aan standwerkers, die er in het algemeen een geheel eigen wijze van verkopen op na houden en die ook speciaal daarvoor aangewezen plaatsen op het marktterrein bezetten, kunnen worden toegestaan hun waren, staande voor de marktkraam, aan het publiek aan te bieden.

 

Artikel 33

Het behoeft geen betoog, dat het voor het aanzien van de warenmarkten dringend noodzakelijk is, dat de kooplieden er zorg voor dragen, dat de terreinen tijdens de markttijd schoon worden gehouden en dat zij na de markttijd schoon worden opgeleverd. Aangezien de kosten van het schoonmaken van de marktterreinen van grote invloed zijn op de hoogte van de marktgeldtarieven is hiermede ook het eigenbelang van de kooplieden in hoge mate gediend.

 

Artikel 35

Het toelaten tot warenmarkten van kooplieden, die hun waren ter plaatse voor de consumptie gereedmaken, impliceert, dat men hen toestaat van verwarmingsapparaten gebruik te maken. In sommige gevallen zullen elektrische ovens en kookplaten gebruikt worden, doch men is daarbij afhankelijk van een aansluiting aan het elekrticiteitsnet en daarom zal hier veelal gecomprimeerd gas in flessen worden gebruikt. Ook voor andere doeleinden wordt op markten van gasflessen gebruik gemaakt. Het is duidelijk, dat hierbij gevaarlijke situaties kunnen optreden en derhalve is het gewenst het gebruik van deze gasflessen aan voorschriften te verbinden (zie artikel 43).

 

Artikel 36

Dit artikel is opgenomen om zoveel mogelijk te voorkomen, dat de markt wordt vervuild door zakjes en servetjes, waarin geringe eetwaren, welke ter plaatse plegen te worden genuttigd, op de markt worden verkocht.

 

Artikel 37

Bij herhaling is gebleken, dat de kopers op een markt er behoefte aan hebben te weten bij wie zij hun inkopen hebben gedaan. Zulks moet ook voor iedere bonafide marktkoopman of -koopvrouw van belang worden geacht.

Het vormen van een vaste klantenkring kan hierdoor tevens worden bevorderd. Vermelding van adres en woonplaats wordt voor een goede identificatie van de betreffende koopman of koopvrouw nodig geacht.

 

Artikelen 38, 39 en 40

Deze artikelen zijn opgenomen om te voorkomen, dat het aanzien van de markt wordt geschaad door praktijken van kooplieden, die hetzij misleidende prijsaanduidingen gebruiken, dan wel hun waren op minder hygienische wijze uitstallen of ondeugdelijke meet- of weegwerktuigen gebruiken.

Weliswaar zullen bepaalde overtredingen ook door andere instanties kunnen worden geconstateerd, doch het algemeen marktbelang vergt een snel en doelmatig optreden. Dit wordt mogelijk gemaakt door de sancties, welke in de artikelen 46 en 47 zijn gesteld op het niet nakomen van deze voorschriften.

Teneinde strijd met hogere wetgeving te voorkomen, waardoor gevaar van onverbindendverklaring van de artikelen 38, 39 en 40 door rechtelijke instanties dreigt, is in elk dezer artikelen verwezen naar de betreffende wetten.

 

Artikel 41

Het tijdens de markt op het marktterrein rijden met wagens, karren, auto's e.d. is uiterst hinderlijk, zowel voor het publiek als voor de kooplieden, wier bedrijf "in volle gang" is. In samenhang met artikel 31 zal de hierdoor ontstane overlast tot een minimum worden beperkt. Ook het aan de hand meevoeren van fietsen en bromfietsen is op grond van dit artikel niet toegestaan.

 

Artikel 42

De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door de marktkooplieden aan wie door het bevoegd gezag een plaats is toegewezen.

Iedere andere wijze van verkopen op markten behoort verboden te zijn. Een uitzondering op deze regel kan worden gemaakt voor degenen, die de kooplieden van koffie, soepen e.d. voorzien.

 

Artikel 43

Voor de handhaving van de orde op de markten is het noodzakelijk, dat propaganda tijdens de duur van een markt in de hand wordt gehouden.

Indien men dit soort activiteiten toelaat, kan dit immers leiden tot opeenhoping van mensen en daarmee tot wanordelijkheden. Mocht de gemeente in haar A.P.V. (Algemene Plaatselijke Verordening) beschikken over een bepaling waarin een soortgelijk verbod is opgenomen voor door het bestuursorgaan aangewezen wegen of gedeelte van wegen, dan wordt afgeraden dit artikel in de marktverordening op te nemen. In dat geval dient het bestuursorgaan op grond van het betreffende A.P.V.-artikel het marktterrein aan te wijzen als plaats (weg of weggedeelte) waar het verboden is met gedrukte stukken te venten, deze te verspreiden of propaganda te voeren.

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten is de mening toegedaan dat artikel 43 van deze verordening dient te worden geschrapt in verband met strijd met artikel 7 van de Grondwet. Het C.O.M. en ook het bestuursorgaan is met deze zienswijze niet eens.

Weliswaar zou men hier kunnen spreken van een algemeen verbod, bezien in het kader van deze verordening, maar aangezien het voor de markt bestemde gedeelte van de gemeente nooit het gehele grondgebied van de gemeente kan omvatten, waarbij in aanmerking dient te worden genomen dat de raad wèl verordenende bevoegdheid heeft ten aanzien van het gehele grondgebied, moet men hier naar de mening van het bestuursorgaan toch spreken van een beperkt gebod (alleen voor het marktterrein en uitsluitend gedurende de tijd dat de markt gehouden wordt), hetgeen wel degelijk door de raad in deze vorm kan worden uitgevaardigd.

Het verschil van mening tussen V.N.G. en C.O.M. is dan ook louter van formeel-juridische aard, waarbij het C.O.M. bij hantering van de marktverordening uitgaat van de het gehele stelsel van door de raad vastgestelde verordeningen, terwijl de V.N.G. deze verordeningen als een "lex sui generis" (geheel op zichzelf staande wet) ziet, hetgeen naar het oordeel van het C.O.M. en die van het bestuursorgaaan een onjuiste interpretatie is.

Indien men de voorkeur geeft aan de zienswijze van de V.N.G., dan is het aanbevelenswaard om, indien men niet over een zodanig artikel in de A.P.V. beschikt, alsnog in die verordening een bepaling op te nemen waarbij het bestuursorgaan mogelijk wordt gemaakt bepaalde gedeelten van de gemeente aan te wijzen waar het venten met of het verspreiden van gedrukte stukken of het voeren van propaganda is verboden, waarna het marktterrein als zodanig door het bestuursorgaan dient te worden aangewezen.

 

Artikelen 46, 47, 48 en 49

Tegen overtredingen van de in deze verordening opgenomen bepalingen alsmede tegen handelingen, welke de orde op de markt op enigerlei wijze kunnen verstoren, verdient voor wat de marktkooplieden betreft een administratieve afhandeling de voorkeur. Verwacht mag worden, dat van de bepalingen, opgenomen in de eerste drie artikelen, een sterk preventieve werking zal uitgaan.

In artikel 46 is een passage gewijd aan de niet-actieve standwerker (zie ook de toelichting bij artikel 24). Duidelijk kwam in het C.O.M. de wens naar voren om dergelijke "verkapte stille kramers" hard aan te pakken.

Alleen met betrekking tot de voorschriften die ook dor niet-kooplieden kunnen worden overtreden, zijn in artikel 49 strafbepalingen opgenomen. In het algemeen gesproken zal hier slechts in uitzonderingsgevallen gebruik van behoeven te worden gemaakt.

Volgens artikel 154 van de Gemeentewet kan de gemeenteraad op overtreding van zijn verordeningen hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de 2e geldboetcategorie stellen, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Op 1 mei 1984 is de wet indeling geldboetecategorieën in werking getreden, bij welke wet de in het Wetboek van Strafrecht en in een aantal andere wetten vervatte delicten werden ingedeeld in geldboetecategorieën.

Bij deze wet werd ook artikel 195 (thans 154) van de gemeentewet aangepast aan het stelsel van geldboetecategorieën. In artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht is sinds 1 mei 1983 voorzien in de volgende zes geldboetecategorieën, aan de hand waarvan een geldboete voor strafbare feiten kan worden opgelegd:

de eerste is                f. 500,--

de tweede is              f. 5.000,--

de derde is                 f. 10.000,--

de vierde is                f. 25. 000, --

de vijfde is                  f. 100.000,--

de zesde is                f.1.000.000,--

Het algemeen geldende minimum van de geldboete bedraagt vijf gulden (artikel 23, lid 2).

In het stelsel van geldboetecategorieën geeft de wetgever in formele zin steeds aan in welke geldboetecategorie een strafbaar feit is ingedeeld waarbij echter in artikel 154 van de Gemeentewet aan de gemeentelijke wetgever de keuzemogelijkheid wordt gelaten om op overtreding van verordeningen geldboete te stellen van de tweede of eerste categorie. De eerste categorie zal in aanmerking komen voor lichte overtredingen. Door te kiezen voor de eerste categorie kan de gemeentelijke wetgever aangeven dat hij overtreding van een door hem vastgestelde norm minder ernstig acht.

Overigens mag de gemeentelijke wetgever binnen deze categorieën niet differentiëren; hij mag slechts kiezen voor hetzij de tweede, hetzij de eerste geldboetecategorie.

Het nieuwe stelsel van geldboetecategorieën heeft niets afgedaan aan de traditionele vrijheid van de rechter om binnen de door de wet gestelde grenzen de soort en de inzet van de straf in een concreet geval te bepalen.Tot de grens van de door de gemeentelijke wetgever gekozen geldboetecategorie zal de strafrechter dus steeds de straf in het concrete geval moeten bepalen. Artikel 24 van het Wetboek van Strafrecht legt de rechter de plicht op rekening te houden met de draagkracht van de verdachte.