Regeling vervallen per 01-10-2011

Algemene subsidieverordening maatschappelijk en sociaal welzijn voor de gemeente Doesburg 2002

Geldend van 01-01-2002 t/m 30-09-2011

Intitulé

Algemene subsidieverordening maatschappelijk en sociaal welzijn voor de gemeente Doesburg 2002

De raad van de gemeente Doesburg;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 december 2001, nr. 5:

overwegende dat het aanbeveling verdient de Algemene subsidieverordening "Maatschappelijk en sociaal cultureel welzijn" voor de gemeente Doesburg, vastgesteld op 26 augustus 1999, aan te passen aan hetgeen is bepaald in de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de Algemene subsidieverordening "Maatschappelijk en sociaal cultureel welzijn" voor de gemeente Doesburg (2002)

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen en reikwijdte

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    bijzondere subsidieverordening: het wettelijk voorschrift als bedoeld in artikel 4:23, eerste lid van de wet;

  • c.

    verstrekken van subsidie: het besluiten tot verlenen, vaststellen, intrekken en wijzigen van subsidie;

  • d.

    activiteitenverslag: het verslag dat de aard en omvang beschrijft van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, de nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen vergelijkt en een toelichting geeft op de verschillen.

Artikel 1.2 Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op alle door de gemeente Doesburg te verstrekken subsidies op het terrein van maatschappelijk en sociaal cultureel welzijn, tenzij anders is bepaald.

  • 2. Bij bijzondere subsidieverordening of bij een besluit van de gemeenteraad waarbij subsidie wordt verstrekt, kan worden bepaald dat deze verordening tevens in andere gevallen van toepassing is.

Paragraaf 2 Subsidiekarakter

Artikel 1.3 Subsidieplafond

  • 1. De gemeenteraad stelt jaarlijks bij de gemeentebegroting een budget vast ter verlening van subsidies als bedoeld in deze verordening.

  • 2. De gemeenteraad verdeelt het in het eerste lid bedoelde budget onder in deelbudgetten. Deze deelbudgetten worden aangemerkt als subsidieplafond.

Artikel 1.4 Subsidiedoeleinden

De deelbudgetten bedoeld in artikel 1.3 kunnen onder meer worden onderscheiden in:

  • -

    budget voor vrijwilligerswerk jeugd- en jongeren;

  • -

    budget voor vrijwilligerswerk gehandicapten;

  • -

    budget voor podiumkunsten;

  • -

    budget voor amateuristische zangkoren;

  • -

    budget voor cultuurbehoud;

  • -

    budget voor muziekcorpsen;

  • -

    budget voor samenwerkende welzijnsorganisaties.

  • -

    budget voor sport

  • -

    budget voor wijkraden en wijkverenigingen

Artikel 1.5 Nadere regels

De gemeenteraad kan bij bijzondere verordening nadere regels vaststellen voor het verstrekken van subsidies.

Artikel 1.6 Natuurlijk persoon/rechtspersoon

  • 1. Een subsidie wordt verstrekt aan een natuurlijk persoon of aan een rechtspersoon.

  • 2. Hoofdstuk 4, afdeling 4.2.8 van de wet is van toepassing op de rechtspersoon aan wie een exploitatiesubsidie per boekjaar wordt verstrekt.

Artikel 1.7 Algemene vereisten

De aanvrager dient

  • a.

    te voldoen aan de bij of krachtens deze verordening gestelde eisen;

  • b.

    activiteiten te verrichten die geheel of in overwegende mate gericht zijn op de gemeente Doesburg of aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente Doesburg.

  • c.

    aan te tonen dat, met inbegrip van de aangevraagde subsidie, voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om de activiteiten redelijkerwijs te kunnen realiseren;

  • d.

    aan te tonen dat de eventueel te verstrekken subsidie alleen wordt gebruikt voor het doel waarvoor het is aangevraagd;

  • e.

    zijn personeel, vrijwilligers en degenen ten behoeve van wie activiteiten worden georganiseerd, in de gelegenheid te stellen invloed uit te oefenen op het beleid;

  • f.

    zijn aanbod open te stellen voor alle groeperingen zonder onderscheid naar leeftijd, ras, godsdienst, levensovertuiging, sekse of seksuele geaardheid, tenzij sprake is van een op een specifieke doelgroep gericht beleid;

  • g.

    zijn accommodatie waar mogelijk bereikbaar en bruikbaar te doen zijn voor lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten;

  • h.

    geen activiteiten te verrichten die in strijd zijn met de wet of de openbare orde.

Artikel 1.8 Personeelsinformatie

Indien subsidie wordt verstrekt voor personeelskosten, wordt de subsidiabele personeelsformatie vastgesteld door burgemeester en wethouders.

Artikel 1.9 Inflatiecorrectie

Op de jaarlijkse subsidies wordt ieder jaar een inflatiecorrectie toegepast volgens de juni- circulaire Gemeentefonds van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, waarbij 1997 als basisjaar geldt. Uitgangspunt voor de indexering is de subsidie als bedoeld in artikel 1.13.

Er wordt geen inflatiecorrectie toegepast op subsidies in de vorm van een percentage op de exploitatielasten waaraan geen maximum is verbonden.

Paragraaf 3 De aanvraag

Artikel 1.10 Indiening aanvraag

  • 1. De aanvraag tot het verlenen van subsidie wordt ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2. Een volledige aanvraag wordt ingediend op een door burgemeester en wethouders te bepalen wijze.

  • 3. Als voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie is aangevraagd bij één of meer andere bestuursorganen, doet de aanvrager daarvan mededeling in de aanvraag.

Artikel 1.11 Aanvraag jaarlijkse subsidie

  • 1. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie, wordt ingediend vóór 1 juli van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Bij de aanvraag worden in elk geval de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een jaarprogramma;

    • b.

      begroting van lasten en baten voor het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, voorzien van een toelichting;

    • c.

      de laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek) dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, als deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag, voorzien van een accountantsverklaring;

    • d.

      de statuten, indien een rechtspersoon voor de eerste maal subsidie aanvraagt.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het tweede lid, onderdeel c.

Artikel 1.12 Aanvraag eenmalige subsidie

  • 1. De aanvraag voor een eenmalige subsidie wordt ingediend tenminste acht weken voor aanvang van de activiteit.

  • 2. Bij de aanvraag worden in elk geval de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een beschrijving van de aard en omvang van de activiteiten en de daarmee beoogde doelstellingen;

    • b.

      een begroting, voorzien van een toelichting;

    • c.

      een overzicht van bezittingen, schulden en vorderingen en het eigen vermogen.

Paragraaf 4 De subsidieverlening

Artikel 1.13 Beslistermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders bevestigen binnen twee weken de ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen op de aanvraag binnen acht weken na vaststelling van de desbetreffende gemeentebegroting.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen de in het vorige lid genoemde termijn, met redenen omkleed, eenmalig met 8 weken verlengen.

  • 4. In een bijzondere subsidieverordening of bij een besluit van de gemeenteraad waarbij subsidie wordt verstrekt, kan een andere beslistermijn worden bepaald.

Artikel 1.14 Periodieke aanspraak

Een subsidie in de vorm van en periodieke aanspraak op financiële middelen als bedoeld in artikel 4:32 van de wet, wordt verleend voor ten hoogste vier jaar.

Artikel 1.15 Preventieve weigeringsgronden

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie weigeren indien een begin is gemaakt met de activiteiten of de activiteiten reeds zijn uitgevoerd zonder schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders.

Paragraaf 5 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 1.16 Nadere verplichtingen

Burgemeester en wethouders kunnen de subsidieontvanger ook andere dan de in artikel 4:37 van de wet genoemde verplichtingen opleggen, die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 1.17 Vergoeding bij vermogensvorming

  • 1. Voorzover het verstrekken van subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, is hiervoor een vergoeding verschuldigd.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen het bedrag van de vergoeding vast binnen een jaar nadat zij op de hoogte zijn gekomen of konden zijn van de omstandigheid die het recht op vergoeding deed ontstaan.

Artikel 1.18 Accountantscontrole

  • 1. Als subsidie is verstrekt voor een bedrag van € 11344,51 of hoger geeft de subsidieontvanger opdracht tot onderzoek van het financieel verslag dan wel de jaarrekening aan een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2. De accountant onderzoekt of het financieel verslag dan wel de jaarrekening voldoet aan de bij of krachtens de wet en deze verordening gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag - voorzover hij dat verslag kan beoordelen- met het financieel verslag verenigbaar is.

  • 3. De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid van het financieel verslag of de jaarrekening.

  • 4. Bij het verlenen van de subsidie kan worden bepaald, dat de opdracht in het eerste lid tevens strekt tot een onderzoek naar de naleving van verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn. In de beschikking tot subsidieverlening wordt de reikwijdte en intensiteit van de controle vermeld. De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek in een schriftelijke verklaring weer.

  • 5. Bij de aanvraag tot het vaststellen van de subsidie wordt de verklaring als bedoeld in het tweede lid en, als deze is vereist, de verklaring als bedoeld in het derde lid, overgelegd.

Artikel 1.19 Administratie en financieel beheer

  • 1. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat de rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en ontvangsten die voor het vaststellen van de subsidie van belang zijn altijd kunnen worden nagegaan.

  • 2. Het boekjaar dient gelijk te zijn aan het kalenderjaar.

  • 3. De subsidieontvanger verleent zo nodig inzage in de boeken en de administratie aan door of namens burgemeester en wethouders aangewezen functionarissen op de plaats en wijze als verzocht.

Paragraaf 7 De subsidievaststelling

Artikel 1.20 Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. De subsidieontvanger dient binnen zes maanden na afloop van de activiteit of na afloop van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend, een aanvraag tot het vaststellen van subsidie in, tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is aangegeven.

  • 2. Bij de aanvraag bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval overgelegd:

    • a.

      een rekening van baten en lasten voorzien van een toelichting;

    • b.

      een overzicht van bezittingen;

    • c.

      een activiteitenverslag.

  • 3. Wanneer de subsidieontvanger ingevolge artikel 2:361 Burgerlijk Wetboek verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening, overlegt hij de jaarrekening in plaats van het financiële verslag als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 1.21 Beslistermijn

Burgemeester en wethouders beslissen binnen dertien weken na ontvangst over de aanvraag tot subsidievaststelling.

Artikel 1.22 Subsidievaststelling zonder subsidieverlening

Indien een beschikking tot subsidievaststelling wordt gegeven zonder dat een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, is artikel 1.16 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 1.23

Wanneer het eigen vermogen en/of de financiële reserves meer bedragen dan 25% van de exploitatielasten in het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, wordt de subsidie lager vastgesteld dan het bedrag genoemd in de beschikking tot subsidieverlening.

Paragraaf 8 Intrekken of wijzigen

Artikel 1.24 Intrekken of wijzigen

Burgemeester en wethouders trekken de subsidieverlening of de subsidieverstrekking in dan wel wijzigen de subsidie ten nadele van de subsidieontvanger indien:

  • a.

    de subsidieontvanger handelt in strijd met hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald;

  • b.

    de subsidieontvangende instelling wordt opgeheven of haar doelstelling is gewijzigd;

  • c.

    de administratie of het financieel beheer niet aan de gestelde eisen voldoet en de door burgemeester en wethouders ter zake gegeven aanwijzingen tot verbetering niet worden opgevolgd;

  • d.

    conservatoir beslag is gelegd op het vermogen of een deel van het vermogen van de subsidieontvanger;

  • e.

    de subsidieontvanger surséance van betaling is verleend of in staat van faillissement is verklaard.

Paragraaf 9 Betaling en terugvordering

Artikel 1.25 Betaling

Het subsidiebedrag wordt betaald binnen vier weken na de beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 1.20.

Artikel 1.26 Verlening van voorschotten

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen voorschotten verlenen.

  • 2. De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag en de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

Paragraaf 10 Krediet en garantie

Artikel 1.26

Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat deze verordening niet van toepassing is op het verlenen van krediet en garantie.

HOOFDSTUK 2 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 2.1 Onvoorziene gevallen

  • 1. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening.

Artikel 2.2 Periodiek verslag

Burgemeester en wethouders bieden ten minste eenmaal in de vier jaren een verslag aan de gemeenteraad over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk.

Artikel 2.3 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: "Algemene subsidieverordening maatschappelijk en sociaal cultureel welzijn" voor de gemeente Doesburg (2002).

Artikel 2.4 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2002. Op dit tijdstip wordt de Algemene subsidieverordening maatschappelijk en sociaal cultureel welzijn voor de gemeente Doesburg, vastgesteld op 26 augustus 1999, ingetrokken.

  • 2. Op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend, blijven de bepalingen van toepassing van de verordening als bedoeld in het eerste lid, tweede zin, alsmede de daarop gebaseerde deelverordeningen, vastgesteld op 30 oktober 1997.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Doesburg in zijn openbare vergadering van 13 december 2001.
De secretaris, De voorzitter,

Artikelsgewijze toelichting op de Algemene Subsidieverordening 2002

Algemeen

  • 1.

    Begrippen die expliciet worden gedefinieerd in de Awb worden in deze verordening niet nader omschreven. Dit geldt eveneens voor bepalingen die zijn opgenomen in de subsidietitel van de Awb.

  • 2.

    Het is een algemene jurisprudentieregel dat burgemeester en wethouders nadere voorschriften mogen opleggen bij een beschikking tot subsidieverlening; dit behoeft niet in een verordening te worden geregeld.

Artikel 1.3

Deze bepaling verduidelijkt dat alleen subsidie wordt verstrekt indien de gemeenteraad hiervoor gelden heeft opgenomen in de begroting.

Artikel 1.4

De woorden 'onder meer' geven aan dat deze opsomming niet limitatief is bedoeld.

Artikel 1.10

Het college van burgemeester en wethouders is het orgaan dat bevoegd is tot het verstrekken van subsidie. Het tweede lid geeft aan dat burgemeester en wethouders bijvoorbeeld een formulier kunnen vaststellen ten behoeve van de indiening van een aanvraag.

Artikel 1.14

Dit artikel bepaalt dat een subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak voor een bepaald tijdvak kan worden verstrekt doch ten hoogste voor een periode van vier jaren.

Artikel 1.15

Artikel 4:35 van de Awb noemt diverse preventieve weigeringsgronden, artikel 1.15 van deze verordening vormt hier een aanvuIIing op.

Artikel 1.17

De term 'voorzover' geeft aan dat er een directe relatie dient te zijn tussen het verstrekken van subsidie en de vermogensvorming; bijvoorbeeld wanneer een subsidieontvanger schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten bestemde goederen, of wanneer de rechtspersoon die subsidie ontving wordt ontbonden. Deze bepaling is gebaseerd op artikel 4.41 van de wet.

Artikel 1.18

Het lijkt redelijk om van instellingen die een subsidie ontvangen van € 11344,51 of meer te verlangen een accountantsverklaring over te leggen, ongeacht of zij een eenmalige subsidie dan wel jaarlijks een subsidie ontvangen van tenminste dit bedrag. De provincie Gelderland stelt deze eis eveneens.

Artikel 1.23

In de oude verordening is een artikel opgenomen dat dezelfde bedoeling heeft als dit nieuwe artikel 1.23; de formulering van het desbetreffende artikel was echter onhelder en daardoor verwarrend.

Het lijkt niet meer dan redelijk de subsidie lager vast te stellen wanneer een instelling kans heeft gezien op de een of andere wijze zelf gelden te genereren. De term 'wordt vastgesteld' is imperatief bedoeld. Mocht blijken dat er van een bijzonder geval sprake is, dan kunnen burgemeester en wethouders eventueel van hun bevoegdheid als bedoeld in artikel 2.1 gebruik maken. dat er van een bijzonder geval sprake is, dan kunnen burgemeester en wethouders eventueel van hun bevoegdheid als bedoeld in artikel 2.1 gebruik maken.

Artikel 1.27

De Awb verstaat onder subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuurorgaan geleverde goederen of diensten. Het verlenen van krediet en garantie kan daarom worden beschouwd als een vorm van subsidie. Op grond van artikel 1.26 kunnen burgemeester en wethouders echter bepalen dat in zo'n geval deze verordening niet van toepassing is.