Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Doetinchem 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Intitulé

Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Doetinchem 2015

De raad van de gemeente Doetinchem;

gezien het advies van de sociale raad;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 november 2014;

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Doetinchem 2015.

Hoofdstuk 1 – ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    tegenprestatie: het naar vermogen verrichten van door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijke nuttige werkzaamheden, die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.

  • b.

    mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit dienst directe omgeving, waarbij deze zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

Hoofdstuk 2 – Beleid

Artikel 2. Verslag over beleid

  • 1. Het college zendt jaarlijks aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid van het beleid

  • 2. Het verslag, zoals bedoeld in het eerste lid, bevat het oordeel van de sociale raad.

Hoofdstuk 3 – De tegenprestatie naar vermogen

Artikel 3. Inhoud van de tegenprestatie

Het college kan onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden opdragen aan een uitkeringgerechtigde voor zover die werkzaamheden:

  • a.

    naar hun aard niet gericht zijn op toeleiding naar de arbeidsmarkt;

  • b.

    niet zijn bedoeld als re-integratie-instrument;

  • c.

    worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid in de organisatie waarin ze worden verricht; en

  • d.

    niet leiden tot verdringing.

Artikel 4. Het opdragen van een tegenprestatie

  • 1. Het college kan een belanghebbende die bijstand ontvangt op basis van artikel 1, onder b van de Participatiewet een tegenprestatie opdragen.

  • 2. Het college draagt in elk geval geen tegenprestatie op aan:

    • a.

      de belanghebbende die aantoonbaar vrijwilligerswerk verricht dat naar aard en omvang minimaal vergelijkbaar is met een tegenprestatie als bedoeld in deze verordening;

    • b.

      de belanghebbende die aantoonbaar mantelzorg verricht.

  • 3. Bij het opdragen van een tegenprestatie houdt het college rekening met de volgende factoren:

    • a.

      het vermogen van belanghebbende om de tegenprestatie te verrichten;

    • b.

      de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden;

    • c.

      de persoonlijke wensen en kwaliteiten van een belanghebbende.

Artikel 5. Duur en omvang van een tegenprestatie

  • 1. Een tegenprestatie wordt opgedragen voor de duur van maximaal 6 maanden.

  • 2. Een tegenprestatie wordt opgedragen voor maximaal acht 8 uren per week.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Artikel 7. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ Doetinchem 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van 27 november 2014,
griffier voorzitter

Algemene toelichting Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Doetinchem 2015

Het college heeft op grond van de Participatiewet de opdracht beleid te ontwikkelen ten behoeve van het verrichten van een tegenprestatie als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, en het uitvoeren ervan, overeenkomstig de verordening bedoeld in artikel 8a, eerste lid, onderdeel b.

De wet verplicht een belanghebbende niet meer integraal tot het leveren van een tegenprestatie voor het ontvangen van een uitkering. Wel is het college bevoegd een belanghebbende te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten, maar alleen als die tegenprestatie niet direct samenhangt met arbeidsinschakeling.

In het Uitvoeringsplan Participatiewet 2015 – 2018 is over het opleggen van een tegenprestatie gesteld dat het principe van wederkerigheid wordt omarmd en het leveren van een tegenprestatie voor het ontvangen van een uitkering als een vanzelfsprekendheid wordt gezien. Maar ook dat terughoudend wordt omgegaan met het daadwerkelijk opleggen van een verplichting tot het verrichten van een tegenprestatie, omdat het belangrijk is dat mensen vanuit eigen motivatie maatschappelijk nuttige werkzaamheden verrichten. In verband hiermee wordt extra ingezet op het motiveren van mensen.

Als het college besluit een tegenprestatie op te leggen, is de belanghebbende gehouden de naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten. Het niet nakomen van deze verplichting kan gevolgen hebben voor de (hoogte van) de uitkering. Dit is vastgelegd in de Afstemmingverordening Participatiewet, IOAW en IAOZ en verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Doetinchem 2015.

Individuele omstandigheden

Het college houdt bij het opleggen van een tegenprestatie rekening met de persoonlijke situatie en de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende. Hierbij worden de in deze verordening neergelegde criteria in acht genomen. De persoonlijke wensen en kwaliteiten van belanghebbende worden zo veel mogelijk meegewogen.

Als het college een tegenprestatie vraagt van belanghebbende, moet het een duidelijke omschrijving geven van de te verrichten werkzaamheden. Het moet voor een belanghebbende immers duidelijk zijn welke tegenprestatie van hem verwacht wordt (zie Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25-02-2013, nr. 12/3649, ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5171).

Geen tegenprestatie

Als de belanghebbende aantoonbaar vrijwilligerswerk verricht dat naar aard en omvang minimaal vergelijkbaar is met een tegenprestatie als bedoeld in deze verordening, wordt geen tegenprestatie opgelegd. Hetzelfde geldt voor de belanghebbende die aantoonbaar mantelzorg verricht.

De plicht tot tegenprestatie is voorts niet van toepassing op een belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (artikel 9, vijfde lid, van de Participatiewet).

De plicht tot tegenprestatie is evenmin van toepassing op een alleenstaande ouder die in het bezit is van een ontheffing als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Participatiewet (artikel 9, zevende lid, van de Participatiewet).

Afstemmen

Net als bij het niet nakomen van de arbeids- en re-integratieverplichting geldt voor het niet nakomen van een door het college opgelegde tegenprestatie dat de bijstand kan worden afgestemd overeenkomstig de gemeentelijke afstemmingsverordening.

Bevoegdheid opdragen tegenprestatie

De bevoegdheid van het college om een belanghebbende te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten geldt al sinds 1 januari 2012. De regering meent dat de tegenprestatie voor uitkeringsgerechtigden een gelegenheid is om te blijven participeren in de samenleving en om een sociaal netwerk, arbeidsritme en regelmaat te behouden. Dit zijn volgens de regering ook noodzakelijke voorwaarden om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten (TK 2013-2014, 33 801, nr. 3, p. 29).

Tegenprestatie is geen re-integratie-instrument

Het opdragen van een tegenprestatie heeft niet primair tot doel de re-integratie van een belanghebbende te bevorderen, maar moet worden gezien als een nuttige bijdrage aan de samenleving (TK 2013-2014, 33 801, nr. 7, p. 49-50). De tegenprestatie is daarom naar zijn aard niet gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt en is niet bedoeld als re-integratie-instrument. Voorts mag een tegenprestatie het accepteren van passende arbeid of het leveren van re integratie-inspanningen niet belemmeren. Immers, als uitgangspunt geldt: werk boven uitkering.

Verordeningplicht

De Wet maatregelen WWB legt de gemeenteraad de verplichting op om bij verordening regels vast te stellen over het opdragen van een tegenprestatie aan mensen met een bijstandsuitkering in de leeftijd van 18 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd. Deze verordeningopdracht is neergelegd in artikel 8a, eerste lid, onderdeel b Participatiewet. Het is aan de gemeente om de duur, omvang en inhoud van de tegenprestatie te regelen (zie TK 2013-2014, 33 801, nr. 24, p. 6).

Ontwikkelen beleid door college

Het college heeft de opdracht beleid te ontwikkelen ten behoeve van het verrichten van een tegenprestatie en het uitvoeren ervan overeenkomstig de verordening tegenprestatie. Dit volgt uit artikel 7, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet.