Regeling vervallen per 01-03-2017

Beleidsregels Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Doetinchem 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m 28-02-2017

Intitulé

Beleidsregels Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Doetinchem 2016

Het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem;

Overwegende dat het de bevoegdheid heeft om regels te stellen omtrent de te verstrekken maatwerkvoorzieningen in de vorm van zorg in natura en in de vorm van het persoonsgebonden budget in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

Gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2015 en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht

Besluit:

Vast te stellen het navolgende: Beleidsregels Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Doetinchem 2016 inclusief bijbehorende toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Alle definities die in deze beleidsregels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de hierop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur, uitvoeringsbesluiten, de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 en het Besluit maatschappelijke ondersteuning 2016.

Buurtcoach: een generalist die beschikt over kennis van het gehele sociale domein. Van werk tot jeugd tot zorg tot financiën.

Enkelvoudige problematiek: problematiek die zich concentreert op de cliënt;

Maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen als bedoeld in artikel 1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

Meervoudige problematiek: problematiek die met elkaar verweven is op meerdere levensdomeinen

Ondersteuningsplan:het ondersteuningsplan dat door de cliënt samen met de buurtcoach of de Wmo consulent wordt opgesteld.

Psychisch: een aandoening van geestelijke aard die aanwijsbaar is in DSM-IV of DSM-V (‘Diagnostic and Statitical Manual of Mental Disorders: het diagnostisch en statistisch handboek van psychiatrische aandoeningen).

Psychosociaal: hierbij gaat het om sociale en/of emotionele problemen die de leefsituatie aantoonbaar ernstig ontwrichten.

Vertegenwoordiger: een persoon of rechtspersoon, niet zijnde de betrokken zorgaanbieder, die een cliënt vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake;

WMO-consulent: De medewerker in dienst bij de gemeente Doetinchem, die bepaalt of de maatwerkvoorziening WMO wordt ingezet.

Zorg- en budgetplan: plan waaruit blijkt op welke manier het persoonsgebonden budget zal worden ingezet en besteed.

Artikel 2 Melding hulpvraag

De gemeente zorgt er voor dat een cliënt en diens vertegenwoordiger zich met een hulpvraag voor maatschappelijke ondersteuning zich kan melden.

Artikel 3 Cliëntondersteuning

Cliëntondersteuning ten opzichte van de vraag van de cliënt wordt geboden door de buurtcoach of de Wmo-consulent.

Stichting MEE Oost biedt in opdracht van de gemeente in 2016 onafhankelijke cliëntondersteuning gericht op bezwaar en beroep.

Artikel 4 Persoonlijk plan

Bij het doen van een melding wordt de cliënt op de hoogte gesteld van de mogelijkheid een persoonlijk plan in te dienen.

Artikel 5 Informatie en identificatie

  • 1. De cliënt of zijn vertegenwoordiger verschaft het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 2. De Wmo-consulent stelt de identiteit van de cliënt vast.

Artikel 6 Onderzoek

1.De Wmo-consulent of de buurtcoach, die de melding in behandeling heeft, bespreekt samen met de cliënt of met zijn vertegenwoordiger wat de hulpvraag inhoudt en waaruit de behoefte aan ondersteuning bestaat en waarom hierin niet op eigen kracht kan worden voorzien.

Aan het gesprek kunnen partner en gezinsleden van de cliënt, de cliëntondersteuner, de mantelzorger of hulpverlener deelnemen.

2.Het gesprek wordt weergegeven in een gespreksverslag of in een ondersteuningsplan, dat aan de cliënt wordt toegezonden.

Artikel 7 Advisering

De Wmo-consulent bepaalt of medisch advies noodzakelijk is voor een goede beoordeling.

Artikel 8 Aanvraag

De aanvraag voor een maatwerkvoorziening moet schriftelijk of elektronisch worden ingediend.

Artikel 9 Criteria voor maatwerkvoorziening

Een maatwerkvoorziening is aan de orde wanneer na onderzoek blijkt dat de cliënt als gevolg van zijn beperkingen, chronische psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, met algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen voldoende zelfredzaam of in staat tot participatie is.

Daarbij geldt de goedkoopst adequate oplossing als norm voor de te verstrekken voorziening .

Artikel 10 Voorwaarden en weigeringsgronden

Een maatwerkvoorziening wordt niet verstrekt in het geval dat:

  • a.

    een andere, voorliggende voorziening, zoals de Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz), Jeugdwet, Wet forensische zorg geldt; of

  • b.

    met eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg, hulp van andere personen uit het sociale netwerk, gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen of voorliggende voorzieningen of para- of medische voorzieningen kan worden opgelost; of

  • c.

    de voorziening voorafgaand aan de aanvraag zelf door de cliënt is bekostigd en waarvan door de Wmo-consulent niet meer is na te gaan of de betreffende voorziening op dat moment noodzakelijk was;

  • d.

    het een voorziening betreft die de cliënt na de melding en vóór de datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld;

  • e.

    deze niet in overwegende mate op het individu is gericht;

  • f.

    de cliënt tekortdienend besef van verantwoordelijkheid heeft getoond.

Artikel 11 Geen eenmalige uitkering uit een persoonsgebonden budget

De gemeente verstrekt geen eenmalige uitkering in het geval de zorgovereenkomst van rechtswege wordt beëindigd.

Artikel 12 Wijze van verstrekking

Een maatwerkvoorziening wordt toegekend in:

  • a.

    de vorm van een voorziening in natura of;

  • b.

    de vorm van een persoonsgebonden budget.

Artikel 13 Toekenning, resultaat, omvang en duur

  • 1. In de beschikking wordt aangegeven of de maatwerkvoorziening in natura of als persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

  • 2. Indien sprake is van een maatvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval het volgende opgenomen:

    • ·

      welke maatwerkvoorziening wordt verstrekt en wat het beoogde resultaat is;

    • ·

      de ingangsdatum en de duur waarvoor de maatwerkvoorziening wordt toegekend, met een maximum van twee jaar;

    • ·

      of een eigen bijdrage in de kosten van toepassing is;

    • ·

      of andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3. indien er sprake is van een maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget wordt in de beschikking in ieder geval het volgende opgenomen:

    • ·

      aan welk resultaat het persoonsgebonden budget moet worden besteed;

    • ·

      welke kwaliteitseisen voor de besteding van het persoonsgebonden budget gelden;

    • ·

      wat de hoogte van het persoonsgebonden budget is en hoe dit tot stand is gekomen;

    • ·

      wat de duur van de verstrekking waarop het persoonsgebonden budget ziet;

    • ·

      of eigen bijdrage in de kosten van toepassing is.

Artikel 14 Niet verzilvering

  • 1. Een persoonsgebonden budget dient volgens artikel 13 lid 5 van de Verordening door de cliënt binnen zes maanden na toekenning te worden aangewend ten behoeve van het resultaat waarvoor het is verstrekt. Deze periode van zes maanden hanteert de gemeente ook voor een voorziening in natura.

  • 2. Indien binnen de zes maanden de maatwerkvoorziening niet wordt aangewend, dan vervalt de toekenning.

  • 3. Indien de genoemde termijn in artikel 14.1 dreigt te worden overschreden, wordt de Wmo-consulent door de cliënt of zijn vertegenwoordiger of de hulpverlener minimaal vier weken voorafgaand aan het verlopen van de geldigheidsduur van de maatwerkvoorziening op de hoogte gesteld.

  • 4. Indien sprake is van een gedeeltelijke gebruik van het persoonsgebonden budget wordt de Wmo-consulent door de cliënt of zijn vertegenwoordiger of zijn hulpverlener minimaal vier weken voorafgaand aan het verlopen van de geldigheidsduur van de maatwerkvoorziening op de hoogte gesteld.

Artikel 15 Voorkoming oneigenlijk gebruik en misbruik

De gemeente neemt alle maatregelen, die nodig zijn ter voorkoming van oneigenlijk gebruik en misbruik van de toegekende voorziening.

Artikel 16 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2016.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als:Beleidsregels Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Doetinchem 2016.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethoudersvan Doetinchem, d.d. 15 december 2015,

ing. N. van Waart bc. N.E. Joosten

secretaris burgemeester

Algemene toelichting

Deze beleidsregels vormen de nadere uitwerking van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2015, verder te noemen Verordening, en het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2016, verder te noemen Besluit.

De beleidsregels gaan over de maatschappelijke ondersteuning, die het college op grond van de Verordening aan een inwoner kan bieden ten behoeve van zijn zelfredzaamheid en participatie, voor zover deze in verband met een beperking, chronische, psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit het netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat is tot participatie.

De wetgever heeft de uitvoering van de wet opgedragen aan het college van burgemeester en wethouders.

De beleidsregels Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Doetinchem 2016 zijn de nadere uitwerking van de Verordening op het gebied van melding, hulpvraag, cliëntondersteuning, het persoonlijke plan, informatie en identificatie, het onderzoek, de advisering, de aanvraag en criteria van een maatwerkvoorziening, de voorwaarden en weigeringsgronden, de wijze van verstrekking, de toekenning, het resultaat, de omvang en duur, niet verzilvering en voorkoming van oneigenlijk gebruik en misbruik.

De nummering van de artikelen in deze beleidsregels komt niet overeen met de nummering van de artikelen in de Verordening.

De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 gaat uit van maatwerk. Om toch enige eenheid te brengen in de uitvoering zijn deze beleidsregels opgesteld. De beleidsregels geven aan op welke wijze het college van haar bevoegdheid gebruik maakt. Deze regels “binden” daarmee het college. Het wordt daarmee voor elke inwoner transparant op welke manier door het college invulling wordt gegeven aan de hulpvraag.

Het beleidsplan ‘Met elkaar, voor elkaar -De Doetinchemse Keuze 3’, de preventieagenda Wmo, de Verordening, het besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2016 en deze beleidsregels zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Beleidsplan ‘De Doetinchemse Keuze 3 – Met elkaar, voor elkaar’

In de regels maatschappelijke ondersteuning zijn de visie en uitgangspunten vanuit het beleidsplan ‘De Doetinchemse Keuze 3 – Met elkaar, voor elkaar’ omgezet naar de uitvoering om de doelstellingen te realiseren. In het beleidsplan ‘Met elkaar, voor elkaar’ staat de ambitie als volgt omschreven: ‘We willen dat meer inwoners van Doetinchem zichzelf kunnen redden. Maar ook elkaar kunnen helpen. En we willen dat meer inwoners dat in een voor hen „normale‟ omgeving kunnen en doen. Meer mensen aan het werk bij gewone werkgevers, meer kinderen in het „gewone‟ onderwijs, meer mensen die in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen en meer mensen met een zinvolle dagbesteding dichtbij, liefst in de eigen wijk. Mensen die dat nodig hebben, blijven we ondersteunen’. Belangrijke doelstellingen die voor maatschappelijke ondersteuning zijn opgenomen in het beleidsplan zijn:

  • ·

    Het vergroten van de zelfredzaamheid van inwoners, huishoudens en opvoeders; en

  • ·

    Meer inwoners, maatschappelijke organisaties en bedrijven voelen zich verantwoordelijk voor de buurt.

Voor meer achtergrondinformatie over de context, visie, uitgangspunten en doelstellingen van het beleidskader voor het sociale domein in Doetinchem wordt verwezen naar het beleidsplan ‘De Doetinchemse Keuze 3 – Met elkaar, voor elkaar’.

Privacybeleid

De Gemeente Doetinchem zal ter uitvoering van artikel 8 van de Verordening overkoepelend privacybeleid opstellen en vaststellen, waaronder een apart beleidskader voor het sociale domein.

Preventie

Het preventieve beleid op het terrein van maatschappelijke ondersteuning is beschreven in de Preventieagenda Wmo. Hierin is een overzicht te vinden van activiteiten gericht op preventie.

De beleidsregels en de Preventieagenda worden samengevoegd onder de naam: Regels maatschappelijke ondersteuning.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Buurtcoach

De buurtcoach maakt onderdeel uit van het buurtcoachteam. Het buurtcoachteam is multidisciplinair. Dit betekent dat er in het team ook buurtcoaches zijn die naast hun generalistische kennis over een speciale deskundigheid beschikken (een specialisme). We noemen die ook wel: een T-profiel. Hierdoor is het mogelijk om voor een ondersteuningsvraag binnen het team kennis op te halen bij een collega met meer specifieke kennis

Meervoudige problematiek

Als gemeente kiezen we ervoor om aan de hand van elf domeinen van het dagelijks leven de mate van zelfredzaamheid te beoordelen. Deze levensdomeinen zijn respectievelijk:

  • ·

    financiën;

  • ·

    dagbesteding;

  • ·

    huisvesting;

  • ·

    huiselijke relaties;

  • ·

    geestelijke gezondheid;

  • ·

    lichamelijke gezondheid;

  • ·

    verslaving;

  • ·

    Activiteiten Dagelijks Leven: afgekort ADL;

  • ·

    sociaal netwerk;

  • ·

    maatschappelijke participatie;

  • ·

    justitie.

Op grond van de Wmo 2015 moet de gemeente de zelfredzaamheid en participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch of psychosociaal probleem bevorderen, opdat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen. Door gerichte ondersteuning bij het voeren van regie op het eigen leven, het uitvoeren van algemene dagelijkse levensverrichtingen en het ontmoeten van anderen, kunnen mensen die het op eigen kracht niet redden, ook niet met ondersteuning van de sociale omgeving, zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving blijven en blijven meedoen in de maatschappij. De wetgever heeft een beperking ruim geformuleerd, hetgeen inhoudt dat beperkingen kunnen ontstaan door een chronisch psychisch of psychosociaal probleem of een verstandelijke beperking of een lichamelijke beperking.

Psychisch en psychosociaal

Deze beleidsregels maken gebruik van de termen psychisch en psychosociaal. Aangezien deze termen niet in bovenliggende wetgeving (Wmo 2015) zijn gedefinieerd, vullen deze beleidsregels de termen in. Waar in deze beleidsregels “psychisch” als term wordt gebruikt, gaat het om een aandoening van geestelijke aard die aanwijsbaar is in DSM-IV of DSM-V (‘Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders: het diagnostisch en statistisch handboek van psychiatrische aandoeningen).

De term psychosociaal is complexer van aard. Het gaat daarbij om sociale en/of emotionele problemen die de leefsituatie aantoonbaar ernstig ontwrichten, bijvoorbeeld een combinatie van schulden, middelengebruik en overlastgevend gedrag of ernstige relatie- en opvoedingsproblemen in combinatie met economische onzelfstandigheid. Psychosociale problemen hebben een psychische component, bijvoorbeeld ernstige stress, angst of agressieregulatieproblemen. Deze problemen, alhoewel niet definieerbaar als een ernstige psychiatrische aandoening op grond van DSM-IV of DSM-V, kunnen wel reden zijn dat een maatwerkvoorziening nodig is waarbij de regie tijdelijk geheel of grotendeels moet worden overgenomen.

Artikel 2 Melding hulpvraag

Met een melding maakt de cliënt duidelijk dat hij een probleem ondervindt met betrekking tot zijn zelfredzaamheid of participatie. Ook een mantelzorger kan indien gewenst een melding doen en een gesprek krijgen.

Een cliënt kan zich op diverse manieren melden met een hulpvraag:

  • ·

    Telefonisch via het gemeentelijke telefoonnummer;

  • ·

    Digitaal (met Digid of zonder Digid)

  • ·

    Per e-mail;

  • ·

    Per post;

  • ·

    Bij het Buurtplein via email of telefonisch;

  • ·

    Bij het Zorgplein

  • ·

    Bij het Werkplein.

In de wijk kan de cliënt terecht bij de buurtcoach. Met de wijkverpleegkundige en of de huisarts of andere hulpverlener wordt door de gemeente afstemming gezocht, zodat zij cliënten voor een melding doorverwijzen naar de buurtcoach of het Zorgplein.

De werkwijze van de gemeentelijke frontoffice is overal identiek. We noemen dit ook wel: de harmonisatie van de frontoffice. Het maakt dus niet uit of een cliënt bij het Zorgplein aanklopt of bij het Werkplein; de meldprocedure is overal hetzelfde. Het streven is dat de cliënt maar één keer het verhaal hoeft te doen, bij maar één persoon.

Als de melding binnen is, vindt er een screening plaats. Is het een eenvoudig en enkelvoudig probleem of is er meer aan de hand? Indien sprake lijkt van een enkelvoudige vraag is het streven dat binnen 48 uur telefonisch contact wordt gezocht door het Zorgplein en wordt altijd een afspraak gemaakt met de Wmo-consulent. Het streven is dat dit gesprek uiterlijk binnen twee weken na de eerste melding plaatsvindt.

Indien er sprake lijkt van meervoudige problematiek is het streven dat binnen 48 uur contact gezocht wordt door het Buurtplein en wordt een gesprek gepland met de buurtcoach. Het streven is dat ook dit gesprek uiterlijk binnen twee weken na de eerste melding plaatsvindt.

Het Zorgplein en Buurtplein zorgen met toestemming van de cliënt voor een onderlinge overdracht als de vraag na de screening moet worden doorgeleid.

Artikel 3 Cliëntondersteuning

Op basis van de Wmo 2015 is de gemeente verantwoordelijk voor cliëntondersteuning aan alle inwoners. Cliëntondersteuning wordt in de Wmo 2015 geformuleerd als het bieden van informatie, advies en algemene ondersteuning, die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie. Wanneer een cliënt zich meldt met een hulpvraag moet hij gebruik kunnen maken van cliëntondersteuning. Hiervoor kan iemand uit het sociale netwerk, zoals familie of vrienden ingezet worden, maar het kan ook een professionele hulpverlener zijn. Cliëntondersteuning begint bij een goede toegang, zoals de buurtcoach en de Wmo-consulent bieden. De onafhankelijkheid van de cliëntondersteuning wordt gewaarborgd door de professionele autonomie en attitude van de buurtcoach en de Wmo-consulent. Deze kijkt dus onafhankelijk naar de vraag. Het kan zijn dat de Wmo-consulent of buurtcoach en de cliënt het niet eens worden. In dat geval heeft de gemeente voor de cliënt de volgende mogelijkheden voor onafhankelijke cliëntondersteuning:

  • ·

    Als de cliënt twijfelt aan de objectiviteit of onafhankelijkheid van de buurtcoach of de Wmo-consulent, kan de cliënt een andere buurtcoach of Wmo-consulent vragen. De betreffende teamleider van het Buurtplein of het Zorgplein bepaalt in samenspraak met de cliënt of een andere medewerker wordt ingezet.

  • ·

    Als er geen overeenstemming is over de gewenste en passende ondersteuning of het arrangement, is er de mogelijkheid tot ondersteuning bij het indienen van klachten, bezwaar en beroep. De cliënt kan dan gebruik maken van de onafhankelijke cliëntondersteuning van Stichting MEE Oost. De gemeente heeft met Stichting MEE Oost voor 2016 reeds afspraken gemaakt over deze vorm van onafhankelijke cliëntondersteuning. Andere vormen van cliëntondersteuning worden niet door de gemeente vergoed.

Artikel 4 Persoonlijk plan

De cliënt wordt door degene die de melding in ontvangst neemt geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zeven dagen een persoonlijk plan te overhandigen. Daarin beschrijft de cliënt de onderwerpen die tijdens het onderzoek aan de orde zullen komen. De cliënt geeft in het plan aan welke problemen hij ondervindt en welke vorm van ondersteuning naar zijn mening het meest passend is.

Het persoonlijk plan kan onderdeel uitmaken van het ondersteuningsplan.

Artikel 5 Informatie en identificatie

De cliënt dient een geldig identiteitsbewijs te overleggen en toestemming te verlenen voor de verwerking van persoonsgegevens waarover de gemeente uit andere hoofde beschikt zoals ten behoeve van uitvoering van de Jeugdwet, de Participatiewet en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening of die de gemeente van de zorgverzekeraar, de zorgaanbieder of andere derden zou willen ontvangen en die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Wmo 2015.

Artikel 6 Onderzoek

Het gesprek vindt indien mogelijk plaats met en in aanwezigheid van de cliënt.

Het gesprek

Het gesprek vormt de basis voor het onderzoek en wordt bij voorkeur door de Wmo-consulent of de buurtcoach bij de cliënt thuis en met of in aanwezigheid van de cliënt gevoerd. Het gesprek heeft een tweeledig doel, namelijk:

  • 1.

    De vraagverheldering en het vaststellen van het te behalen resultaat;

  • 2.

    Het afspreken van oplossingen; het ondersteuningsarrangement vaststellen.

Van belang is om eerst in kaart te brengen wat de ondersteuningsbehoefte en de specifieke situatie van de cliënt zijn, voordat er over oplossingen gesproken wordt.

De cliënt kan zich bij dit gesprek laten ondersteunen door anderen, bijvoorbeeld een mantelzorger of een cliëntondersteuner of hulpverlener.

Tijdens het gesprek komt de specifieke situatie van de cliënt uitgebreid aan bod. Relevante persoonskenmerken kunnen, afhankelijk van de belemmeringen die de cliënt aandraagt, bijvoorbeeld zijn:

  • ·

    de aard van de beperking of chronisch psychisch of psychosociale probleem die de cliënt ondervindt;

  • ·

    de mate waarin de cliënt actief is geweest voordat hij geconfronteerd werd met zijn beperkingen;

  • ·

    de behoeften, persoonlijkheid, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de cliënt;

  • ·

    het vermogen van de cliënt om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

  • ·

    de mogelijkheid om aanspraak te maken op een andere voorziening;

  • ·

    de mogelijkheid om de hulpvraag te beantwoorden door inzet van een algemene voorziening, waaronder het collectief aanbod van het Buurtplein;

  • ·

    de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te treffen en het beoogde doel daarvan;

  • ·

    de wijze waarop de maatwerkvoorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

  • ·

    hoe rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de cliënt.

De behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt wordt nadrukkelijk ook meegenomen in het gesprek. Ook wordt de cliënt gewezen op zijn rechten en plichten.

De onderzoeksfase is een waarborg voor de cliënt om gehoord te worden en in gezamenlijk overleg tot een kwalitatief goed ondersteuningsplan te komen. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de eigen mogelijkheden van de cliënt. Bovendien is het van belang na te gaan of de voorziening of de ondersteuning die de cliënt voor ogen heeft, geen schijnoplossing is voor mogelijk onderliggende problematiek: de vraag achter de vraag.

Vervoer

Vervoer kan een onderdeel van de ondersteuningsbehoefte zijn.

De noodzaak voor vervoer van een cliënt naar een locatie waar ondersteuning wordt geboden wordt dan ook onderzocht tijdens het gesprek.

Als er een indicatie voor vervoer wordt verstrekt dan is de zorgaanbieder voor het vervoer verantwoordelijk. Dit moet binnen het toegekende budget gerealiseerd worden.

Buurtcoach en Wmo-consulent

Een Wmo-consulent en een buurtcoach kunnen beiden betrokken kunnen zijn bij een hulpvraag.

Enkelvoudige en meervoudige problematiek

Bij aanmelding kunnen enkelvoudige vragen meestal worden opgepakt door de Wmo-consulent. Meervoudige vragen gaan vanuit de melding naar de buurtcoach.

Beiden brengen op gelijke wijze samen met de cliënt de situatie in kaart. Door alle, dan levende, vragen te verhelderen wordt met en voor de cliënt zijn situatie inzichtelijk gemaakt. De uitkomst van de integrale vraagverheldering kan leiden tot een ondersteuningsplan. Hierbij wordt uit gegaan van het principe 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur. Het ondersteuningsplan kan een combinatie zijn van inzet vanuit eigen kracht, ondersteuning door de buurtcoach, inzet van een maatwerkvoorziening of toeleiding naar andere vormen van ondersteuning. Het al dan niet inzetten van een maatwerkvoorziening wordt bepaald door de Wmo-consulent.

De buurtcoach en Wmo-consulent kunnen indien nodig samen op huisbezoek gaan. Wanneer bij meervoudige problematiek een maatwerkvoorziening nodig is werken buurtcoach en Wmo-consulent in een zo vroeg mogelijk stadium samen. Zij stemmen onderling af, middels een warme overdracht, wie er verantwoordelijk is voor het ondersteuningsplan en op welke manier de maatwerkvoorzieningen een plek krijgen binnen het ondersteuningsplan. Uitgangspunt hierbij is dat de buurtcoach bij meervoudige problematiek de regie voert.

Wanneer er bij enkelvoudige problematiek geen maatwerkvoorziening nodig is, maar wel ondersteuning door de buurtcoach dan neemt de Wmo-consulent contact op met de buurtcoach en draagt met instemming van de cliënt de ondersteuningsvraag over.  Bij enkelvoudige problematiek waarbij geen maatwerkvoorziening nodig is, verwijst de Wmo-consulent rechtsreeks naar algemene en overige voorzieningen.

Ondersteuningsplan

Als uit het gesprek blijkt dat een ondersteuningstraject nodig is, zal de buurtcoach of WMO-consulent samen met de cliënt een ondersteuningsplan maken, om doelen concreet te maken en eventueel de samenhang bij de in te zetten hulp te bewaken. Als een ondersteuningsplan niet nodig is omdat er bijvoorbeeld geen ondersteuningstraject nodig is, volgt een gespreksverslag waarin de reden daarvan is aangegeven en eventuele afspraken staan vermeld.

Tijdens het gesprek wordt aangegeven dat de cliënt of vertegenwoordiger een verslag ontvangt en dat hij kan reageren als er onduidelijkheden in staan. De WMO-consulent of buurtcoach past waar nodig het verslag aan. Het streven is het gespreksverslag binnen tien werkdagen aan de cliënt toe te zenden. Indien de termijn van tien werkdagen wordt overschreden, dan zal de cliënt hiervan op de hoogte worden gesteld tijdens het gesprek of op enig later moment.

Zowel het ondersteuningsplan als het gespreksverslag kunnen met toestemming van de cliënt of zijn vertegenwoordiger als aanvraag voor een maatwerkvoorziening dienen.

Bij het opstellen van het ondersteuningsplan is het streven om de cliënt op het niveau van participatie en zelfredzaamheid te brengen dat bij zijn situatie past. Daarbij zijn met name van belang:

  • ·

    de situatie van de cliënt voordat hij getroffen werd door zijn beperkingen;

  • ·

    de situatie van personen die geen beperkingen hebben in vergelijkbare omstandigheden en in dezelfde leeftijdscategorie;

  • ·

    de leerbaarheid van de cliënt, waaronder mede begrepen de mate waarin gestreefd kan worden naar verbetering, stabilisatie of vertraging van achteruitgang in de zelfredzaamheid en participatie, gelet op de beperkingen van de cliënt.

Aanvaardbaar wil van de andere kant zeggen, dat de cliënt zich soms bij neer moet leggen dat er belemmeringen blijven of dat de situatie niet meer kan worden zoals het voorheen was, toen hij nog geen belemmeringen ondervond.

Informeren over rechten en plichten

De Wmo-consulent informeert de cliënt en/of zijn vertegenwoordiger over de mogelijkheid zich te laten ondersteunen door een cliëntondersteuner, en ondersteuning van anderen; de wens van de cliënt staat hierbij centraal.

Wanneer een maatwerkvoorziening aangewezen is, informeert de Wmo-consulent de client of zijn vertegenwoordiger over het door de gemeente gecontracteerde aanbod. Ook informeert de Wmo-consulent de cliënt over de mogelijkheid om te kiezen voor een verstrekking van een persoonsgebonden budget.

De Wmo-consulent wijst de cliënt in het gesprek expliciet op de mogelijkheid om zijn bekwaamheid met betrekking tot het omgaan met een persoonsgebonden budget, te testen. Het testen is bedoeld om de cliënt bewust te maken van de taken en verantwoordelijkheden die horen bij het beheren van een persoonsgebonden budget. Hiermee kan hij een weloverwogen keuze voor persoonsgebonden budget of zorg in natura maken.

In het geval er een maatwerkvoorziening wordt ingezet informeert de Wmo-consulent de cliënt over de verschuldigde eigen bijdrage en hoe de hoogte daarvan vastgesteld en hoe deze geïnd wordt.

De vertegenwoordiger

Een vertegenwoordiger is op grond van de definitie van de Wmo 2015 de persoon of rechtspersoon die een cliënt vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.

Op grond van de wet kunnen als vertegenwoordiger optreden de curator, de mentor of de gevolmachtigde van de cliënt. De bewindvoerder staat hier niet bij. De bewindvoerder kan alleen als vertegenwoordiger optreden als deze is gevolmachtigd door de cliënt.

Curatele, bewind en mentorschap zijn verschillende maatregelen om mensen te beschermen, die zelf geen goede beslissingen kunnen nemen, bijvoorbeeld door een verstandelijke beperking, een verslaving of dementie. Bewind is bedoeld voor wie zijn financiële zaken zelf niet kan regelen. Mentorschap gaat over het nemen van beslissingen over de verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding van de cliënt. Curatele is bedoeld voor mensen die hun financiële en persoonlijke zaken niet zelf kunnen regelen. Die mensen zijn handelingsonbekwaam. Curatele, bewind en mentorschap kunnen worden aangevraagd bij de kantonrechter.

Als een curator, mentor of gevolmachtigde ontbreekt, kunnen ook als vertegenwoordiger optreden:

  • ·

    Echtgenoot, geregistreerd partner of andere levensgezel van de cliënt of;

  • ·

    Zijn ouder, kind, broer of zus.

Deze personen kunnen alleen als een vertegenwoordiger optreden als de cliënt dat wenst. Om die reden is het gewenst dat een schriftelijke machtiging van de cliënt wordt overlegd. Een buurvrouw, vriend of kennis, kan alleen als vertegenwoordiger optreden als deze expliciet door de cliënt is gevolmachtigd.

Het z org- en budgetplan

Het zorg- en budgetplan voor inzet van ondersteuning via een voorziening in natura of via een persoonsgebonden budget bevat de volgende elementen:

  • ·

    Korte omschrijving cliënt (zoals persoonsgegevens, school, werk, hobby’s, diagnose/problematiek, cliëntsysteem (sociaal netwerk));

  • ·

    Aan welke doelen is gewerkt tijdens de vorige indicatieperiode (indien sprake is van een herindicatie);

  • ·

    Welke resultaten zijn behaald:

  • ·

    Progressie of ontwikkeling;

  • ·

    Stabilisatie;

  • ·

    Terugval of escalatie.

  • ·

    Aan welke doelen de komende periode wordt gewerkt;

  • ·

    Waar de ondersteuning uit zal bestaan;

  • ·

    Waar de ondersteuning wordt ingekocht;

  • ·

    Hoe de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid van de ondersteuning is gewaarborgd;

  • ·

    Indien van toepassing: hoe de continuïteit van de ondersteuning bij ziekte of andere uitval wordt gegarandeerd;

  • ·

    Indien van toepassing: bij ondersteuning uit het sociaal netwerk motiveert de zorgverlener in het zorgplan waarom de zorgverlener capabel is om de ondersteuning te bieden;

  • ·

    Hoeveel uur per week de cliënt of de zorgverlener aan het werken aan deze doelen besteedt;

  • ·

    Na hoeveel tijd de doelen zijn bereikt met een maximale looptijd van twee jaar.

De Wmo-consulent beoordeelt en bepaalt of aan de voorwaarden voor een verstrekking van een persoonsgebonden budget is voldaan.

Artikel 7 Advisering

Advies kan worden gevraagd wanneer het een eerste melding betreft, bij twijfel over de medische noodzaak of bij een voorgenomen afwijzing van een maatwerkvoorziening. Ook kan een medisch advies zinvol zijn om te beoordelen of het om een progressief ziektebeeld gaat en voor het in kaart brengen van de behandel- en ontwikkelingsmogelijkheden van de cliënt. Daarnaast kan het medisch advies noodzakelijk zijn om objectief te bezien of de beperkingen die de cliënt benoemt overeenkomen met het ziektebeeld.

De cliënt dient door een toestemmingsformulier toestemming te geven voor het opvragen van informatie bij derden.

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft enige algemene bepalingen over (externe) advisering. Onder adviseur wordt verstaan: een persoon of college, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het adviseren inzake door een bestuursorgaan te nemen besluiten en niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van dat bestuursorgaan. De advisering zal verder altijd plaatsvinden door een onafhankelijke organisatie die niet aan de gemeente verbonden is.

Er worden niet meer gegevens opgevraagd dan noodzakelijk voor het nemen van een besluit op de aanvraag. Ten aanzien van het omgaan met de – vaak privacygevoelige – gegevens houden we rekening met de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). De kosten van het medisch advies zijn voor rekening van de gemeente. In het geval dat wordt afgeweken van een medisch advies, moet in de beschikking worden gemotiveerd waarom hiervan wordt afgeweken.

Artikel 8 Aanvraag

Een aanvraag kan pas worden ingediend als het onderzoek is afgerond. Is het onderzoek niet binnen zes weken afgerond en zijn er geen redenen om deze termijn op te schorten, dan mag de cliënt wel een aanvraag indienen.

Artikel 9 Criteria voor maatwerkvoorziening

Een maatwerkvoorziening wordt in de wet als volgt gedefinieerd:

‘Op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:

  • ·

    ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen;

  • ·

    ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen;

  • ·

    ten behoeve van beschermd wonen en opvang.’

Het is aan de Wmo-consulent om een maatwerkvoorziening te verstrekken, ter ondersteuning van de zelfredzaamheid of participatie van de cliënt, voor zover er geen andere oplossingen voor de hulpvraag vóórliggen. Uitgangspunt voor een Wmo-verstrekking is niet alleen de diagnose of beperking van de cliënt. De Wmo betrekt uitdrukkelijk ook de eigen mogelijkheden van de cliënt of zijn sociale netwerk bij de oplossing van zijn probleem. Een maatwerkvoorziening moet daarmee beschouwd worden als aanvulling op de eigen mogelijkheden van de cliënt.

Chronisch

In artikel 9 wordt het begrip chronisch gebruikt. Een nuancering is op zijn plaats.

Een beperking hoeft niet altijd van chronische aard te zijn. Soms is tijdelijke ondersteuning aan de orde of is iemand leerbaar, waardoor de ondersteuningsbehoefte kan veranderen.

In de Verordening is geen limitatieve opsomming opgenomen welke maatwerkvoorzieningen worden verstrekt. Maatwerk is het uitgangspunt. In bijlage 1 is een opsomming opgenomen van een aantal maatwerkvoorzieningen die de gemeente momenteel inzet. Deze opsomming is niet limitatief.

Goedkoopst adequaat

In artikel 10, lid 2 van de Verordening is bepaald dat de naar objectieve maatstaven gemeten "goedkoopst adequate" voorziening geldt als norm voor de verstrekking. Adequaat houdt in dat de voorziening haar doel moet bereiken op het gebied van zelfredzaamheid of participatie. Voldoen meerdere voorzieningen aan dit criterium, dan zal de gemeente de goedkoopste voorziening toekennen.

Artikel 10 Voorwaarden en weigeringsgronden

Voor het behoud of de versterking van de zelfredzaamheid en of participatie staat de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt en zijn sociale netwerk met de Wmo 2015 veel nadrukkelijker voorop.

Voorliggende voorziening

De gemeente is alleen aan zet voor zover de cliënt op grond van een voorliggende voorziening of met eigen kracht, met steun van zijn omgeving, of met een algemene voorziening onvoldoende geholpen is.

Eigen kracht

De gemeente wil ‘eigen kracht’ insteken vanuit het welbevinden en de mogelijkheden van de cliënt; door niet het probleem als uitgangspunt van gesprek te nemen, maar door te bespreken wat de cliënt kan. ‘Eigen kracht’ wordt daarmee op een positieve manier uitgangspunt van het gesprek. Eventuele compensatie vanuit de gemeente komt daarmee pas in een later stadium van het gesprek aan bod.

De ‘eigen kracht’ van de cliënt heeft betrekking op de mogelijkheden van de cliënt om zelf bij te dragen aan zijn zelfredzaamheid en participatie. De ‘eigen kracht’ komt niet alleen tot uitdrukking op het moment dat de cliënt al belemmeringen heeft, maar ook daarvoor al, door bijvoorbeeld te anticiperen op een levensfase waarin belemmeringen niet ongebruikelijk meer zijn. Het gebruik van eigen kracht’ betekent ook dat de cliënt zelf voorziet in de kosten of voorziening die algemeen gebruikelijk zijn. Gebruik maken van de ‘eigen kracht’ veronderstelt daarnaast dat de cliënt zich voldoende verzekert, bijvoorbeeld door een passende aanvullende zorgverzekering af te sluiten die aansluit bij de situatie van de cliënt. Om een goede beoordeling van de ‘eigen kracht’ te kunnen maken is het gewenst dat het gesprek niet alleen met de cliënt, maar ook met leden uit zijn sociaal netwerk, de mantelzorger, en de eventuele hulpverlener wordt gevoerd.

Bij het onderscheid tussen eigen kracht en de inzet van een voorziening speelt onder andere mee: de aard en omvang van de hulp die op eigen kracht en binnen het eigen netwerk wordt geboden en de noodzaak van continuïteit.

Sociaal netwerk

Het ‘sociale netwerk’ wordt in de Wmo 2015 als volgt omschreven:

Personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt.

Bij het beoordelen van de hulpvraag voor maatschappelijke ondersteuning wordt altijd gekeken of door inzet van het ‘sociale netwerk’ een maatwerkvoorziening kan worden voorkomen.

Indien partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten of andere personen uit zijn sociale netwerk naar het oordeel van de Wmo-consulent de noodzakelijke ondersteuning kunnen bieden, is een cliënt niet aangewezen op ondersteuning vanuit de gemeente. Ook wordt gekeken wat vanuit het bredere sociale netwerk aan ondersteuning kan worden geboden. Hiermee worden onder andere (uitwonende) familieleden, vrienden of bekenden bedoeld.

In het geval sprake is van dreigende overbelasting van de mantelzorger kan er een nieuwe melding worden gedaan. De Wmo-consulent bekijkt dan samen met de cliënt en de mantelzorger naar andere passende oplossingen.

Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Algemeen gebruikelijke voorzieningen’ wordt in de wet niet nader gedefinieerd.

Algemeen gebruikelijk’ slaat enerzijds op voorzieningen en anderzijds op kosten. Een ‘algemeen gebruikelijke voorziening’ is een voorziening die niet bij wet, waaronder de Wmo 2015, wordt aangeboden en die, indien voorhanden, in redelijkheid een oplossing kan bieden voor de ondersteuningsbehoefte van de cliënt. Het gaat hierbij om voorzieningen zoals een boodschappendienst, een maaltijdvoorziening, gemaksdiensten, hondenuitlaatdienst, klussendienst, niet wettelijke kinderopvang, voorzieningen die via een aanvullende zorgverzekering worden aangeboden, alarmering etc.

Daarnaast kan het gaan om voorzieningen die:

  • ·

    Niet speciaal bedoeld zijn voor mensen met een beperking;

  • ·

    In de reguliere handel verkrijgbaar zijn;

  • ·

    Niet meer kosten dan een vergelijkbaar product.

Daarnaast zijn er kosten waarmee een cliënt te maken krijgt, die ‘algemeen gebruikelijk’ zijn en niet specifiek zijn voor iemand met een beperking. Het kan bijvoorbeeld gaan om de kosten die samenhangen met het gebruik van een ‘algemeen gebruikelijke voorziening’ of algemene voorziening of de kosten van een verhuizing.

De Wmo-consulent zal bekijken of de voorziening of de kosten ‘algemeen gebruikelijk’ zijn. Het is in principe de cliënt die moet aantonen dat een ‘algemeen gebruikelijke voorziening’ voor hem niet tot de - financiële - mogelijkheden behoort. Daarbij kan het inkomen van de cliënt een rol spelen, maar ook het feit dat hij door een schuldsaneringtraject of beslag op zijn inkomen geen financiële ruimte meer heeft om te sparen of een lening af te sluiten. Maar ook andere redenen behalve financiële kunnen hierbij een rol spelen.

Als er sprake is van een plotselinge optredende, onvoorziene noodzaak kunnen voorzieningen of kosten, die normaal gesproken als ‘algemeen gebruikelijk’ worden aangemerkt, dat toch niet zijn.

Algemene voorziening

Een ‘algemene voorziening’ is in de wet als volgt gedefinieerd:

Aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op het versterken van zelfredzaamheid en participatie, of op opvang.

‘Algemene voorzieningen’ zijn voorzieningen die vrij toegankelijk zijn. Wel kunnen er globale restricties en toegangscriteria worden gesteld. Bijvoorbeeld aan de frequentie waarmee de voorziening wordt bezocht of dat men behoort tot de doelgroep waarvoor de voorziening is bedoeld. Aan deelname kunnen kosten verbonden zijn. Deze zijn voor rekening van de cliënt. Voorbeelden van algemene voorzieningen zijn het openbaar vervoer en het aanbod in wijk- en buurtcentra in Doetinchem.

Individueel gericht

In artikel 11 onder g van de Verordening is bepaald dat de maatwerkvoorziening gericht is op het individu.

Tekort verantwoordelijkheidsbesef

In het geval dat de cliënt voor een oplossing heeft gekozen, waarbij hij geen rekening heeft gehouden met zijn gezondheidssituatie, is sprake van een tekort aan verantwoordelijkheidsbesef. Denk daarbij aan de situatie dat iemand die niet kan traplopen, verhuist naar een woning waar hij de trap op moet om zijn slaap- en badkamer te bereiken. Deze persoon is dan simpelweg naar een ongeschikte woning verhuisd. Hij had moeten weten dat hij in deze woning deze beperkingen zou ervaren. Over een dergelijk situatie is ook al jurisprudentie verschenen (zie CRvB 15-05-2013, nr. 11/713 WMO).

Artikel 11 Geen eenmalige uitkering uit persoonsgebonden budget

Er wordt geen eenmalige uitkering aan de zorgverlener toegekend bij beëindiging van de zorgovereenkomst uit een persoonsgebonden budget van rechtswege zoals door overlijden van de cliënt. In het geval van een persoonsgebonden budget heeft de gemeente geen directe relatie met de zorgverlener. De zorgverlener is met de cliënt een overeenkomst aangegaan en daarmee heeft de gemeente geen verantwoordelijkheid jegens de zorgverlener.

Artikel 12 Wijze van verstrekking

D e voorziening in natura

De eerste mogelijkheid is de voorziening in natura. Het verkrijgen van een voorziening in natura gaat via een van de gecontracteerde aanbieders, waarmee de gemeente afspraken heeft gemaakt.

H et persoonsgebonden budget

De tweede mogelijkheid is een persoonsgebonden budget. Hiermee kan de cliënt zelf voorzieningen inkopen bij een aanbieder naar keuze. In de Memorie van toelichting op de wet wordt een drietal voorwaarden gegeven, waaraan voldaan moet zijn:

  • 1.

    De Wmo-consulent acht de cliënt of diens vertegenwoordiger in staat de aan het persoonsgebonden budget verbonden taken zoals het sluiten van overeenkomsten en het aansturen en aanspreken van de hulpverlener op zijn verplichtingen op een verantwoorde wijze uit te voeren.

  • 2.

    De aanvrager stelt zich gemotiveerd op het standpunt dat het door de gemeente gecontracteerde aanbod niet passend is voor zijn specifieke situatie zoals niet goed vooraf planbare hulp of ondersteuning, op ongebruikelijke tijden of op veel korte momenten gedurende de dag.

  • 3.

    Diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen moeten van goede kwaliteit zijn.

Naast bovengenoemde wettelijke voorwaarden stelt de gemeente de volgende aanvullende voorwaarden:

  • 4.

    Het persoonsgebonden budget kan uitsluitend worden ingezet voor kosten van de toegekende maatwerkvoorziening;

  • 5.

    Een voorziening die is aangeschaft met een persoonsgebonden budget kan, zodra deze voorziening niet meer wordt gebruikt, onder verrekening van eventueel ingebrachte eigen middelen, door de gemeente worden opgehaald en voor herverstrekking beschikbaar worden gesteld;

  • 6.

    Op grond van artikel 13 lid 4 van de Verordening is het toegestaan dat een cliënt met het persoonsgebonden budget diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen betrekt van een persoon die behoort tot het sociale netwerk, mits:

    • a.

      De ondersteuning aan de cliënt niet leidt tot overbelasting bij de persoon die deze niet professionele hulp of ondersteuning biedt;

    • b.

      De persoon die de ondersteuning biedt op geen enkele wijze druk heeft uitgeoefend op de cliënt.

  • 7.

    De cliënt draagt de verantwoordelijkheid voor het bewaken van de kwaliteit en continuïteit van de ondersteuning die hij betrekt van personen die tot het sociale netwerk behoren.

  • 8.

    De betrokken professionele hulpverlener kan geen budgethouder voor de cliënt zijn.

Op grond van artikel 13 lid 4 onder a van de Verordening is bepaald dat voor de inzet van het sociaal netwerk een lager tarief wordt vastgesteld. Dit tarief is vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2016.

De hoogte van het persoonsgebonden budget is gebaseerd op de daadwerkelijk geleverde ondersteuning. In het geval de client besluit voor het verstrijken van de geldigheidsduur van zijn beschikking de ondersteuning te beëindigen, dan vervalt het persoonsgebonden budget op de dag dat de ondersteuning wordt beëindigd. Er kan geen persoonsgebonden budget worden verstrekt voor de periode van de opzegtermijn, die de cliënt met zijn zorgaanbieder is overeenkomen. Ook kosten die de aanbieder de cliënt in rekening brengt voor het niet nakomen van een afspraak kunnen niet worden verhaald op de gemeente.

Tussenpersonen, belangenbehartigers en administratiekosten mogen niet uit het persoonsgebonden budget betaald worden.

Een persoonsgebonden budget wordt alleen op grond van een goedgekeurd zorg- en budgetplan toegekend.

Er wordt nimmer een persoonsgebonden budget toegekend voordat er een zorg- en budgetplan is overlegd.

Inzet persoonsgebonden budget sociaal netwerk

Het is naar de mening van de regering heel normaal dat je je inspant om je eigen situatie te verbeteren of dat je iets doet voor een partner of familielid als die niet geheel op eigen kracht kan deelnemen aan de samenleving. De regering stapt af van het automatisme dat de overheid per definitie deze rol naar zich toetrekt, maar gaat niet zo ver om het sociaal netwerk te verplichten om ondersteuning te bieden waar dat mogelijk is.

Goede zorg, goede gezondheid en actieve deelname aan de maatschappij zijn niet alleen een zaak van de overheid. De zorgrelaties tussen mensen onderling staan voorop. Zorgrelaties tussen mensen, binnen het gezin, in familie-, buurt- of andere informele of gemeenschapsverbanden vormen een belangrijk en natuurlijk vehikel voor sociale cohesie en een bron van sociaal kapitaal. Zorgen voor elkaar versterkt de individuele en collectieve vermogens in de samenleving, in een zichzelf versterkend proces.

Van gemeenten wordt verwacht om dit regeringsstandpunt nader in te vullen.

De gemeente Doetinchem gaat er van uit dat als iemand uit het eigen gezin of sociaal netwerk bereid is om ondersteuning te verlenen, hij geacht wordt dit in principe onbetaald te doen.

In het licht hiervan stelt de gemeente dat door de cliënt zeer duidelijk gemotiveerd moet worden waarom een persoon uit het sociale netwerk de hulp niet zonder inzet van een persoonsgebonden budget kan verlenen.

Daarbij geldt bovendien dat het persoonsgebonden budget voor niet-professionele zorgverleners beperkt dient te blijven tot die gevallen waarin dit de meest adequate mogelijkheid is om in de hulpvraag te voorzien.

In deze context vindt er een individuele weging plaats van de mate van eigen kracht van het gezin en het netwerk.

Bijzondere aandachtspunten met het oog op de kwaliteit van de in te zetten hulp, naast de algemene voorwaarden, voor verstrekking zijn:

  • ·

    De zorgverlener is capabel om de ondersteuning te bieden;

  • ·

    De ondersteuning aan de cliënt leidt niet tot overbelasting bij de zorgverlener;

  • ·

    Daarnaast heeft de persoon die de ondersteuning biedt op geen enkele wijze druk uitgeoefend op cliënt;

  • ·

    Ook is van belang dat de continuïteit bij ziekte of andere uitval door de zorgverlener wordt geborgd; en

  • ·

    De inzet van het sociale netwerk moet aantoonbaar doelmatig zijn en leiden tot betere en effectievere ondersteuning.

Deze punten worden getoetst in het gesprek en middels het ingediende zorg- en budgetplan.

De volgende vragen kunnen een rol spelen bij de vraag of de inzet van het sociaal netwerk de meest adequate mogelijkheid is om in de hulpvraag te voorzien.

  • ·

    Is er sprake van een kind waarbij het bijvoorbeeld in verband met zorgcontinuïteit of de aard van de beperking, niet mogelijk of wenselijk dat dit door een professional gedaan wordt?

  • ·

    Moet de hulp op ongebruikelijke tijden geleverd worden, is de hulp vooraf niet goed in te plannen, op veel korte momenten per dag of moet de hulp op verschillende locaties geboden worden?

Bij de vraag of iemand uit het sociaal netwerk capabel is om ondersteuning te bieden, wordt meegewogen of diegene:

  • ·

    Voldoende opvoedvaardigheden heeft;

  • ·

    Bereidheid heeft tot het volgen van trainingen/cursussen waar nodig;

  • ·

    Bereid is tot samenwerking met professionals waar nodig;

  • ·

    Niet overbelast is of dreigt te raken.

Zowel de bedragen voor zorg in natura als de maximale hoogte van het persoonsgebonden budget zijn vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem. Jaarlijks kunnen de bedragen wijzigen.

Artikel 13 Toekenning, resultaat, omvang en duur

Duur van de beschikking

Het algemene uitgangspunt is dat een maatwerkvoorziening niet langer wordt verstrekt dan twee jaar, met uitzondering van eenmalige verstrekkingen.

Voor deze periode is gekozen, aangezien de gemeente nog onvoldoende zicht heeft op allerlei veranderingen. De gemeente heeft nog niet alle gesprekken met cliënten kunnen voeren en heeft nog geen zicht op de financiële middelen vanuit het Rijk voor de komende jaren.

Ook wordt sturing op kwaliteit van de ondersteuning beter mogelijk.

Artikel 14 Niet verzilvering

Er zijn situaties denkbaar zoals wachtlijsten, opname van cliënt in het ziekenhuis waardoor verzilvering binnen de gehanteerde periode van zes maanden niet kan plaatsvinden.

De Wmo-consulent beoordeelt in overleg met de cliënt en/of zijn vertegenwoordiger of hulpverlener in dat geval of een verlenging of aanpassing van de maatwerkoplossing noodzakelijk is.

Artikel 15 Voorkoming oneigenlijk gebruik en misbruik

In de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2015 is ter voorkoming van oneigenlijk gebruik van een verstrekte voorziening de mogelijkheid geboden om, al dan niet steekproefsgewijs, controle hierop uit te oefenen. Op grond van de Verordening is het college bevoegd nadere regels met betrekking tot de controle op de besteding te stellen.

Mocht er sprake zijn van een ten onrechte toegekende maatwerkvoorziening, dan vergemakkelijkt een duidelijke formulering in de beschikking een eventuele beëindiging of terugvordering van de maatwerkvoorziening.

In de Verordening is in artikel 15 de bepaling opgenomen dat, indien er, naar later blijkt, ten onrechte een maatwerkvoorziening is verstrekt, het college bevoegd is de maatwerkvoorziening, of de kosten hiervan, geheel of gedeeltelijk terug te vorderen.

Ook de Memorie van Toelichting op de wet geeft een aantal maatregelen aan ter voorkoming van misbruik of fraude. De regering hecht eraan dat gemeenten actief invulling geven aan de bestrijding van misbruik.

  • ·

    Allereerst dient een aanvrager of cliënt zich altijd te identificeren, zowel richting de gemeente als richting de aanbieder.

  • ·

    Een tweede maatregel, die door de wetgever is genomen, is de invoering van het trekkingsrecht via de Sociale Verzekeringsbank. Voor het trekkingsrecht via de Sociale Verzekeringsbank is gekozen om fraude met besteding van het persoonsgebonden budget te voorkomen.

  • ·

    Daarnaast zijn alle actoren die een rol spelen bij de uitvoering van deze wet zoals het CAK, de Sociale Verzekeringsbank, toezichthoudende ambtenaren, desgevraagd de persoonsgegevens, waaronder persoonsgegevens betreffende de gezondheid, aan de Wmo-consulent te verstrekken, voor zover deze die gegevens nodig heeft voor de uitvoering van taken op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Het college hanteert met het oog op fraudepreventie de principes:

  • ·

    Vroegtijdig informeren: hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor de Wmo-consulent. Hij informeert de cliënt vroegtijdig over zijn rechten en plichten.

  • ·

    De cliënt meldt alle signalen, waarbij door zorgaanbieders andere ondersteuning wordt geboden, dan is overeengekomen.

  • ·

    Vroegtijdig detecteren en afhandelen: de Wmo-consulent is ook alert op fraudesignalen. Bij twijfels over de rechtmatigheid organiseert hij een huisbezoek.

  • ·

    Buurtcoaches en Stichting MEE Oost melden fraudesignalen aan de Wmo-consulent.

  • ·

    Optimaliseren van de dienstverlening: bij de inrichting van de werkprocessen kijkt de gemeente ook naar het effect van de werkprocessen op de bereidheid van cliënten om de regels na te leven.

  • ·

    Daadwerkelijk sanctioneren: de gemeente hanteert een sanctie- en opsporingsbeleid.

Artikel 16 Inwerkingtreding en citeertitel

Geen toelichting.

Bijlage 1. Behorend bij de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2016

In de begripsbepalingen van de Wmo 2015 is de maatwerkvoorziening als volgt gedefinieerd:

‘op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:

Ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen, kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen;

Ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen.

In de Memorie van Toelichting op de Wmo 2015 zijn de begrippen hulpmiddelen en woningaanpassingen omschreven.

Hulpmiddelen

In de Memorie van Toelichting wordt ‘dit begrip gebruikt ter aanduiding van een breed scala van roerende zaken om beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie te verminderen of weg te nemen zoals rolstoelen, middelen om het verrichten van bepaalde handelingen te vereenvoudigen of mogelijk te maken’.

Woningaanpassing

‘Dit begrip wordt gebruikt ter aanduiding van zowel een bouwkundige ingreep, dat wil zeggen een verbouwing als een woontechnische ingreep, dat wil zeggen het aanbrengen van specifieke voorzieningen in de woning zonder aantasting van het gebouw in of aan een woonruimte’.

De gemeente Doetinchem hanteert als gemeentelijke beleid ten behoeve van de zelfredzaamheid onder andere de volgende diensten, dit is geen limitatieve opsomming:

Ondersteuning thuis

Wat is het?

Gericht op zelfredzaamheid

Te behalen resultaat

Schoon huis

De cliënt ondersteunen bij en overnemen van de zware taken in het huishouden (denk aan keuken, sanitair, vloeren) om vervuiling te voorkomen. Uitgangspunt is 2 uur tenzij er gelet op de persoonskenmerken redenen aanwezig zijn om extra of minder tijd toe te kennen. De cliënt is vrij om met de hulp te bepalen hoe de tijd wordt besteed.

·Het voorkomen van vervuiling, door het uitvoeren van huishoudelijke taken.

·Een schoon en leefbaar huis, waarbij de nadruk ligt op badkamer, keuken en toilet.

·Veranderende omstandigheden signaleren en melden bij het aanspreekpunt van het gezin.

Coachen gericht op huishouden

De cliënt ondersteunen met het aanbrengen van structuur binnen het huishouden en waar nodig het overnemen van de zwaar huishoudelijke taken (denk aan keuken, sanitair, vloeren) om ontregeling van het huishouden te voorkomen.

·Het schoonhouden van het huis van de cliënt, waarbij de nadruk ligt op de badkamer, keuken en toilet.

·Het aanleren van huishoudelijke taken.

·Het aanbrengen van structuur binnen uw huishouden.

·Betrekken van het sociale netwerk van de cliënt sociale omgeving waar nodig.

Overnemen

De cliënt structureel ondersteunen bij het oplossen van problemen en/of het nemen van besluiten op een of meerdere levensgebieden. De ondersteuning is gericht op het aanbrengen van structuur en voeren van de regie.

·Het voorkomen van ontregeling binnen het huishouden van de cliënt.

·Oefenen en inslijten van vaardigheden.

·Betrekken van het sociale netwerk van de cliënt waar nodig.

·Overnemen of toezicht houden op het op orde hebben van de dagelijkse activiteiten/daginvulling van de cliënt.

Coachen

De cliënt coachend ondersteunen bij het aanbrengen van structuur en het voeren van de regie. De ondersteuning is gericht op het aanleren en inslijten van vaardigheden en problemen op allerlei gebieden voorkomen. De cliënt is leerbaar (hoeft niet altijd, sommige doelgroepen moet wel coachend ondersteund worden maar zijn niet leerbaar) en de ondersteuning is in principe eindig.

·Het vergroten van de zelfredzaamheid van cliënt, door het aanleren van vaardigheden.

·Het versterken en betrekken van het sociale netwerk van de cliënt.

·Het aanbrengen van structuur.

·De cliënt helpen te komen tot een zinvolle dagbesteding.

·Het voorkomen van ontregeling van het huishouden van de cliënt/gezin .

Ondersteuning Buitenshuis

Wat is het?

Gericht op participatie

Te behalen resultaat

Dagbesteding - overnemen

De cliënt structureel ondersteunen bij het oplossen van problemen en/of het nemen van besluiten. De ondersteuning is gericht op het aanbrengen van structuur en voeren van de regie op een zinvolle daginvulling.

·Aanbrengen of overnemen van dagstructuur

·Overnemen van handelingen die u niet meer zelfstandig kan uitvoeren

·Oefenen en inslijten van vaardigheden die uw zelfredzaamheid vergroten.

·Betrekken van het sociale netwerk van cliënt waar nodig.

·Het bieden van een zinvolle daginvulling.

Dagbesteding - coachen

De cliënt coachend ondersteunen bij het aanbrengen van structuur en het voeren van de regie op een zinvolle daginvulling. De ondersteuning is gericht op het aanleren en inslijten van vaardigheden en problemen op allerlei gebieden voorkomen. De cliënt is leerbaar (hoeft niet altijd, sommige doelgroepen moeten wel coachende dagbesteding ontvangen, maar zijn niet leerbaar) en de ondersteuning is in principe eindig.

·Aanbrengen van dagstructuur

·Het vergroten van de zelfredzaamheid van cliënt, door het aanleren van vaardigheden.

·Aanleren en overbrengen van vaardigheden gericht op werk.

·De cliënt helpen te komen tot een zinvolle dagbesteding.

·Het versterken en betrekken van uw sociale omgeving.

Kortdurend verblijf respijtzorg)

Ontregeling van het huishouden/gezin voorkomen. Zinvolle daginvulling.

·Bevorderen van deelname aan maatschappelijke activiteiten.

·Versterken van het sociale netwerk van de cliënt.

·Ontregeling van het huishouden van de cliënt/gezin voorkomen

·Het bieden van een zinvolle daginvulling

Opslag vervoer

Wanneer uit het Gesprek blijkt dat de cliënt en zijn sociale netwerkn geen mogelijkheid heeft om de locatie van de dagbesteding te bereiken wordt er een individuele opslag voor vervoer toegekend. De aanbieder regelt zelf, in samenspraak met de cliënt, passend en veilig vervoer.

Opslag vervoer rolstoel

Wanneer uit het Gesprek blijkt dat de cliënt en zijn sociale netwerk geen mogelijkheid heeft om de locatie van de dagbesteding te bereiken wordt er een individuele opslag voor vervoer toegekend. De aanbieder regelt zelf, in samenspraak met de cliënt, passend en veilig vervoer.