Regeling vervallen per 01-01-2018

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2017

Geldend van 01-03-2017 t/m 31-12-2017

Intitulé

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2017

Het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem;

Overwegende dat het college de bevoegdheid heeft om gemeentelijke beleidsregels vast te stellen voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Doetinchem 2017, nader te noemen de Verordening;

Overwegende dat het beleidsplan ‘De Doetinchemse Keuze 3 – Met elkaar, voor elkaar’, de Verordening maatschappelijke ondersteuning, het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem, de Preventieagenda Jeugd en Wmo –met activiteiten gericht op preventie op het gebied van onder andere jeugdgezondheidszorg, onderwijs en arbeidsparticipatie- en de beleidsregels onlosmakelijk zijn verbonden met elkaar;

Gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2017 en het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Vast te stellen het navolgende:

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2017

Artikel 1 Begripsbepalingen

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: de wet) en de daarop gebaseerde lagere regelgeving, de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2017, de daarop gebaseerde lagere regelgeving en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Buurtcoach:

een generalist met kennis over de gehele breedte van het sociale domein, die als aanspreekpunt fungeert in de wijk, de verbinding vormt tussen inwoners en benodigde ondersteuning en een coördinerende rol heeft bij meervoudige problematiek;

Consulent:

de medewerker van de gemeente Doetinchem, die op grond van de Wmo 2015 bepaalt of en voor hoe lang een maatwerkvoorziening wordt ingezet.

Artikel 2 Melding

De melding kan schriftelijk, elektronisch, telefonisch of mondeling worden gedaan bij de gemeente Doetinchem, Laborijn of op locatie bij de buurtcoach.

Artikel 3 Cliëntondersteuning

Tijdens het eerste contact met de gemeente worden de inwoner en, indien van toepassing, zijn mantelzorger gewezen op de mogelijkheid gebruik te maken van cliëntondersteuning. Hiervoor kan iemand uit het sociale netwerk, zoals familie of vrienden worden ingezet, maar het kan ook een formele cliëntondersteuner zijn. Cliëntondersteuning wordt in de gemeente Doetinchem geboden door de buurtcoach en in geval van klachten, bezwaar en beroep door een hiertoe door het college gecontracteerde organisatie. De door de gemeente geboden cliëntondersteuning is gratis.

Degene die cliëntondersteuning biedt kan niet degene zijn die beslist over de aanvraag. De inwoner kan op verzoek een andere buurtcoach toegewezen krijgen als cliëntondersteuner.

Artikel 4 Advies

Voor de toepassing van artikel 4, zesde lid van de Verordening, bepaalt de consulent of het voor het vaststellen van de ondersteuningsbehoefte noodzakelijk is om een externe deskundige in te schakelen, bijvoorbeeld een medisch of bouwkundig adviseur. Een medisch advies ligt voor de hand als er sprake is van een progressief ziektebeeld en/of een medisch moeilijk te objectiveren aandoening. Daarnaast kan een advies zinvol zijn voor het in kaart brengen van de behandel- en ontwikkelingsmogelijkheden van de cliënt.

De kosten van het advies komen voor rekening van het college.

Als het adviestraject niet binnen de wettelijke onderzoekstermijn van zes weken kan worden afgerond, kan deze termijn na overleg met de cliënt worden verlengd. Hetzelfde geldt voor een adviestraject dat is gestart nadat de cliënt de aanvraag heeft ingediend.

Artikel 5 Criteria voor een maatwerkvoorziening

De Wmo 2015 doet een beroep op de eigen kracht en eigen mogelijkheden van inwoners. Het uitgangspunt van de wet is dat mensen langer thuis blijven wonen met waar mogelijk hulp van hun eigen sociale netwerk en zo nodig aanvullende ondersteuning vanuit de gemeente. Voordat er een beroep wordt gedaan op publiek gefinancierde voorzieningen moeten eerst de eigen kracht en het sociale netwerk worden aangesproken. Zoals vermeld in artikel 7 van de Verordening betekent dit dat een maatwerkvoorziening pas aan de orde kan zijn als de cliënt zijn beperkingen of problemen niet kan verminderen of wegnemen met behulp van eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg, hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen.

In elke afzonderlijke situatie beoordeelt de consulent de eigen kracht en mogelijkheden van de cliënt. Dit doet de consulent niet door de beperking als uitgangspunt te nemen, maar door juist te kijken naar wat de cliënt wel kan - zelf en/of met hulp van zijn sociaal netwerk. Dit hangt onder andere af van het type ondersteuning dat wordt gevraagd, van de draagkracht van het sociaal netwerk en van de bereidheid van zowel de cliënt als het sociaal netwerk om hulp te ontvangen respectievelijk te bieden.

Het college verwacht van de cliënt dat hij de consulent actief informeert over personen uit zijn sociaal netwerk en wat deze personen voor hem kunnen betekenen op het gebied van zorg en ondersteuning. De consulent probeert de cliënt ook te ondersteunen in het betrekken van personen uit de sociale omgeving.

Artikel 5.1 Eigen kracht

Eigen kracht verwijst naar de mogelijkheden van de cliënt om zelf bij te dragen aan zijn zelfredzaamheid en participatie. Het college verwacht van de cliënt dat hij zich inspant om dat aan te wenden wat binnen zijn bereik ligt om zelf in zijn behoefte op het gebied van maatschappelijke ondersteuning te voorzien. De consulent beoordeelt hierbij ook of de cliënt met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn beperkingen kan oplossen of verminderen.

Artikel 5.2 Gebruikelijke hulp

De consulent beoordeelt of, en zo ja in hoeverre, de cliënt met gebruikelijke hulp in staat is zijn problemen op te vangen. Onder gebruikelijke hulp wordt de normale, dagelijkse hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten verstaan. Het voeren van een gemeenschappelijk huishouden brengt immers een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het functioneren van dat huishouden met zich mee.

Artikel 5.3 Mantelzorg

Mantelzorg betreft ondersteuning voor een naaste ten behoeve van diens zelfredzaamheid en participatie, die qua omvang en intensiteit de gebruikelijke hulp overstijgt en die rechtstreeks voortkomt uit de sociale relatie tussen personen. Mantelzorg wordt niet verleend in het kader van een hulpverlenend beroep. De ondersteuning is vrijwillig, maar voelt voor de betrokkenen vaak als vanzelfsprekend.

Gezien de intensiviteit van de ondersteuning en de vaak hoge mate waarin de cliënt afhankelijk is van de ondersteuning, is het met name bij mantelzorg van belang om inzicht te krijgen in de belastbaarheid van de mantelzorger. Om hier meer inzicht in te krijgen kan de consulent gebruik maken van bijlage 2 ‘Onderzoeken van (dreigende) overbelasting’ en de EDIZ vragenlijst ‘Erkende Druk door Informele Zorg’. Ook kan medisch of ander deskundig advies worden ingewonnen door de consulent. Als de belastbaarheid te beperkt blijkt, wordt gekeken naar mogelijkheden ter ondersteuning van de mantelzorger door middel van voorliggende voorzieningen, zoals via VIT Hulp bij Mantelzorg. Als dit de mantelzorger niet voldoende ontlast, kan (tijdelijk) een maatwerkvoorziening ingezet worden ten behoeve van het (op termijn) in stand houden van de mantelzorg.

Artikel 5.4 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Het is niet de bedoeling dat het college voorzieningen verstrekt, waarvan het gelet op de omstandigheden van de cliënt, aannemelijk is dat deze daarover, ook als hij of zij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken (CRvB 14-07-2010, nr. 09/562 WVG). Dergelijke voorzieningen worden gezien als algemeen gebruikelijk.

De consulent dient per geval te beoordelen of een voorziening algemeen gebruikelijk is voor de cliënt in kwestie (CRvB 17-11-2009, nr. 08/3352 WMO). Om algemeen gebruikelijk te zijn voor de betrokken cliënt moet de voorziening in ieder geval aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • 1.

    de voorziening is daadwerkelijk beschikbaar;

  • 2.

    de voorziening kan door de cliënt worden bekostigd; en

  • 3.

    de voorziening biedt een passende bijdrage.

De volgende criteria kunnen ook een rol spelen bij deze beoordeling (CRvB 24-02-2016, nr. 13/2603 WMO-T):

  • 1.

    de voorziening is verkrijgbaar in een winkel of webshop;

  • 2.

    het is gangbaar dat de voorziening ook wordt aangeschaft voor personen zonder beperking; of

  • 3.

    de voorziening behoort gelet op de maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van de cliënt.

Hieronder volgen enkele voorbeelden van voorzieningen die als algemeen gebruikelijk beschouwd kunnen worden (dit is geen uitputtende opsomming):

  • eenhendelmengkranen;

  • elektrische fiets voor personen van 16 jaar en ouder;

  • huishoudelijke hulp;

  • keramische- of inductiekookplaat;

  • losse douchestoel;

  • maaltijdvoorziening;

  • personenauto;

  • regiotaxi;

  • renovatie of aanpassing van een badkamer of keuken waarvan de algemeen gebruikelijke levensduur is bereikt zoals bepaald in het Beleid huurverhoging na woningverbetering van de vereniging Overleg voorzitters huurcommissies (Rechtbank ’s-Gravenhage 07-03-2012, nr. 11/4293 AWB).    

  • rollator, wandelstok, krukken en looprek;

  • thermostatische kranen;

  • tweede toilet of sanibroyeur;

  • verhoogd toilet of toiletverhoger;

  • wandbeugels.

Artikel 6 Goedkoopst adequaat

Zoals bepaald in artikel 8, eerste lid, onderdeel b van de Verordening bestaat er slechts aanspraak op een maatwerkvoorziening indien deze als goedkoopst adequate maatwerkvoorziening is aan te merken.

Adequaat houdt in dat de voorziening haar doel moet bereiken op het gebied van zelfredzaamheid en participatie. Hierbij wordt rekening gehouden met de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de cliënt. Als meerdere voorzieningen voldoen aan het criterium van adequaatheid, dan wordt de goedkoopste toegekend.

Bij het vaststellen van het persoonsgebonden budget betekent dit dat de hoogte van het persoonsgebonden budget wordt gekoppeld aan de in die situatie te verstrekken goedkoopst adequate maatwerkvoorziening.

Eigenschappen die kostenverhogend werken zonder dat zij de voorziening meer adequaat maken zullen in principe niet voor vergoeding in aanmerking komen. Wel kan de consulent besluiten om een product dat duurder is dan een vergelijkbaar product, maar dat wel langer meegaat en dus uiteindelijk goedkoper is, te verstrekken.

Het is mogelijk om een persoonsgebonden budget te verstrekken voor een maatwerkvoorziening die duurder is dan de goedkoopst adequate voorziening, mits de cliënt het prijsverschil uit eigen middelen betaalt.

Artikel 7 Toekenning en duur van de indicatie

De consulent neemt op grond van het onderzoek zoals bedoeld in artikel 4 van de Verordening een besluit op een aanvraag voor een maatwerkvoorziening. Het besluit wordt kenbaar gemaakt door middel van een beschikking.

Artikel 7.1 Beschikking

Als de consulent besluit een maatwerkvoorziening toe te kennen, wordt in de beschikking in ieder geval opgenomen:

  • -

    welke maatwerkvoorziening wordt ingezet ten behoeve van welke doelen;

  • -

    of de maatwerkvoorziening in natura of als persoonsgebonden budget wordt verstrekt;

  • -

    de duur van de indicatie;

  • -

    op welke wijze bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt; en

  • -

    welke kostprijs geldt ten behoeve van de bijdrage in de kosten, zoals bedoeld in artikel 17 van de Verordening.

Artikel 7.2 Indicatieduur

Een maatwerkvoorziening kan worden toegekend voor een periode van maximaal vijf jaar. De termijn van vijf jaar geldt zowel voor maatwerkvoorzieningen in natura als voor persoonsgebonden budgetten. De consulent bepaalt per cliënt welke indicatieduur passend is aan de hand van:

  • -

    de termijn waarbinnen de door middel van de ondersteuning na te streven doelen naar verwachting worden behaald. De indicatieduur zal zoveel mogelijk aansluiten op deze termijn. Als de ondersteuning voornamelijk is bedoeld om een situatie te stabiliseren of achteruitgang te voorkomen ligt het toekennen van de maximale indicatieduur voor de hand;

  • -

    de mate waarin veranderingen in de eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg of hulp van personen uit het sociale netwerk worden verwacht; en

  • -

    de mate waarin bij de cliënt veranderingen binnen de levensdomeinen financiën, dagbesteding/tijdsbesteding/scholing/werk, huisvesting, huiselijke relaties/sociaal netwerk, geestelijke gezondheid/sociaal emotionele ondersteuning, lichamelijke gezondheid/algemeen dagelijkse levensverrichtingen/lichamelijke verzorging, verslaving of justitie (zoals genoemd in de Zelfredzaamheidsmatrix) worden verwacht, welke van invloed kunnen zijn op de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

Hoe korter de termijn waarbinnen de met de ondersteuning na te streven doelen naar verwachting worden behaald en/of hoe aannemelijker het is dat zich veranderingen in de situatie van de cliënt kunnen voordoen, des te korter de indicatieduur.

Als blijkt dat na afloop van de indicatieduur ondersteuning nodig blijft, moet de cliënt een nieuwe melding doen. Als de cliënt zich minder dan acht weken voor afloop van de indicatieduur meldt, kan het zijn dat de nieuwe indicatie niet direct aansluit op de oude.

Een uitzondering op de genoemde maximale indicatieduur van vijf jaar geldt voor natura verstrekkingen van de diensten Ondersteuning Thuis – Schoon Huis en Ondersteuning Thuis – Overnemen. Deze diensten kunnen maximaal voor onbepaalde tijd worden toegekend. Hiervoor is gekozen omdat Ondersteuning Thuis – Schoon Huis en Ondersteuning Thuis – Overnemen gericht zijn op het stabiliseren en voorkomen van achteruitgang bij inwoners met een beperkte verandercapaciteit. Het college wil cliënten niet elke vijf jaar confronteren met een herbeoordeling als vooraf al met hoge waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat dit niet tot een andere vorm van ondersteuning zal leiden. Een toekenning voor onbepaalde tijd is alleen mogelijk als gezien de beperkingen en persoonskenmerken van de cliënt veranderingen in de eigen kracht of thuissituatie niet waarschijnlijk worden geacht. De consulent bepaalt per cliënt welke indicatieduur passend is aan de hand van:

  • -

    de mate waarin veranderingen in de eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg of hulp van personen uit het sociale netwerk worden verwacht; en

  • -

    de mate waarin bij de cliënt veranderingen binnen de levensdomeinen financiën, dagbesteding/tijdsbesteding/scholing/werk, huisvesting, huiselijke relaties/sociaal netwerk, geestelijke gezondheid/sociaal emotionele ondersteuning, lichamelijke gezondheid/algemeen dagelijkse levensverrichtingen/lichamelijke verzorging, verslaving of justitie (zoals genoemd in de Zelfredzaamheidsmatrix) worden verwacht, welke van invloed kunnen zijn op de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

De indicatieduur zal korter zijn naarmate het meer aannemelijk is dat zich veranderingen in de situatie van de cliënt kunnen voordoen.

Bovenstaande laat onverlet de mogelijkheden tot het herzien dan wel intrekken van een beslissing, zoals bepaald in artikel 2.3.10 van de wet. Ook dient de cliënt op grond van artikel 2.3.8 van de wet aan het college mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat zij aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing.

Artikel 7.3 Bijdrage in de kosten bij een verstrekking uit depot

Als een voorziening wordt herverstrekt vanuit depot, betaalt de cliënt een bijdrage in de kosten gedurende de resterende tijd van de betreffende afschrijvingstermijn. Voorbeeld: een scootmobiel heeft een afschrijvingstermijn van zeven jaar. Als de scootmobiel na drie jaar wordt herverstrekt, dan vraagt het college nog vier jaar een eigen bijdrage in de kosten aan de cliënt.

De afschrijvingstermijnen zijn vermeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem.

Het feit dat een hulpmiddel is afgeschreven betekent niet automatisch dat het recht op een nieuw hulpmiddel ontstaat.

Artikel 8 Een schoon en leefbaar huis

Bij de toekenning van een indicatie Ondersteuning Thuis – Schoon Huislevert de consulent maatwerk. Het is aan de consulent om van geval tot geval te beoordelen welke ondersteuning noodzakelijk is om de cliënt in staat te stellen een schoon en leefbaar huis te hebben. Bij het bepalen van de omvang van de ondersteuning weegt de consulent in ieder geval – maar niet uitsluitend - de volgende factoren:

  • -

    Factoren die van invloed zijn op de vervuilingsgraad van het huis en die buiten de directe invloedsfeer van de cliënt liggen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een huishouden met kleine kinderen of een hulphond. De consulent kent geen extra tijd toe voor de vervuiling door overige huisdieren.

  • -

    Factoren die van invloed zijn op de hygiënebehoefte van de cliënt. Niet iedere cliënt is hetzelfde. Als de cliënt ten gevolge van zijn medisch objectiveerbare aandoening behoefte heeft aan een extra schoon huis, kan de consulent meer tijd toekennen.

  • -

    Het aantal ruimtes dat noodzakelijkerwijs moet worden gereinigd. Voor zelfredzaamheid en participatie is het niet altijd noodzakelijk dat alle ruimtes in het huis worden gereinigd. De ruimtes die in ieder geval moeten worden gereinigd zijn de keuken, de woonkamer, de slaapkamer, de badkamer en het toilet. Het kan voorkomen dat er – vanwege de specifieke beperkingen van de cliënt – meer dan 1 badkamer of 1 toilet moet worden gereinigd. Daarnaast kan het voor de zelfredzaamheid of participatie van belang zijn dat er nog 1 extra ruimte gereinigd wordt, zoals een hobbykamer of werkkamer. Hier zal de consulent dan ook extra tijd voor toekennen. Ruimtes die in ieder geval niet noodzakelijk zijn voor zelfredzaamheid en participatie zijn de tuin, de zolder en de kelder. Een eventuele logeerkamer kan in beginsel worden onderhouden door de logé.

  • -

    De grootte van het huis. Naarmate de cliënt in een groter of kleiner huis woont, zal de consulent meer of minder tijd toekennen.

  • -

    De mate waarin de cliënt bij kan dragen aan de reinigbaarheid van zijn huis. In voorkomend geval zal de cliënt gevraagd worden om enkele aanpassingen te doen met betrekking tot het gebruik van zijn huis, met het oog op een eenvoudige en tijdsefficiënte reiniging. Zo kan de consulent bijvoorbeeld van de cliënt vragen om gebruiksvoorwerpen zo veel mogelijk op te ruimen, het aantal woningdecoraties redelijkerwijs te beperken en de af te nemen oppervlakten zo veel mogelijk vrij te houden. Ook vraagt de consulent van cliënten vervuiling te voorkomen, voor zover dat binnen hun invloedsfeer ligt.

Artikel 9 Vervoer

Artikel 9.1 Vervoer naar ondersteuningslocatie

Een cliënt met een indicatie voor Ondersteuning Buitenshuis kan in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening naar de locatie waar de ondersteuning wordt geboden. Het vervoer wordt in ieder geval noodzakelijk geacht als:

  • a.

    de cliënt niet in staat is zelfstandig lopend, al dan niet met een algemeen gebruikelijk loophulpmiddel, de locatie te bereiken of zelfstandig met een algemeen gebruikelijk vervoermiddel te reizen;

  • b.

    de cliënt niet met beschikbare hulp van personen uit zijn of haar sociale netwerk of vrijwilligers kan reizen of op een andere manier door hen kan worden begeleid.

Artikel 9.2 Collectief vraagafhankelijk vervoer (cvv)

Cliënten die geen gebruik kunnen maken van het (collectief) openbaar vervoer, kunnen in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening collectief vraagafhankelijk vervoer (cvv). Het doel van deze maatwerkvoorziening is dat de cliënt met een zelfstandige vervoersbehoefte zich zelfstandig kan verplaatsen om zo deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer.

Het cvv is bedoeld voor verplaatsing in een straal tot 20 kilometer rond de woning. Afhankelijk van de vervoersbehoefte van de cliënt wordt een kilometeraantal vastgesteld tot maximaal 2.000 kilometer per jaar. Als sprake is van zwaarwegende redenen kan het maximale kilometeraantal naar boven worden bijgesteld. Eventuele kosten voor een pas die nodig is om gebruik te maken van het cvv zijn voor rekening van de cliënt.

Artikel 9.3 Richtlijnen indicatie cvv

Als richtlijn om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening cvv dient in ieder geval sprake te zijn van:

  • 1.

    geobjectiveerde beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie, psychische of psychosociale problemen al dan met een medisch advies waaruit blijkt dat de cliënt geen gebruik kan maken van eigen vervoer en het reguliere openbaar vervoer;

  • 2.

    een cliënt die in staat is zelfstandig te reizen met het cvv en die minimaal eens per 14 dagen één van de volgende relevante vervoersbestemmingen heeft:

    • a.

      het bezoeken van familie en vrienden of kennissen;

    • b.

      bezoek aan openbare gebouwen, winkels of kerk;

    • c.

      sociale en culturele activiteiten; of

    • d.

      medisch vervoer, waaronder ten behoeve van fysio- of vergelijkbare therapie (binnen een straal van 20 kilometer van de woning en wanneer andere wetgeving niet voorliggend is).

De volgende vervoersbestemmingen gelden in ieder geval als niet relevant voor een indicatie cvv:

  • vervoersbestemmingen die vanuit voorliggende wetgeving worden gefinancierd;

  • vervoer van en naar het werk; en

  • bovenregionale vervoersbestemmingen (Valys is hier voorliggend).

Artikel 9.4 Begeleiding bij vervoer

Er kan voor twee soorten begeleiding een opslag worden toegekend aan de indicatie voor cvv: medische begeleiding en sociale begeleiding.

Van medische begeleiding is sprake als de cliënt vanwege medische of andere redenen (zoals vanwege psychiatrische, psychische of psychogeriatrische problematiek) niet in staat is zelfstandig te reizen. Hierbij moet gedacht worden aan situaties waarbij de begeleider moet kunnen ingrijpen tijdens de rit.

Voor sociale begeleiding wordt in beginsel geen opslag toegekend. Als de cliënt en zijn of haar partner een gezamenlijke vervoersbestemming hebben, dan dient de partner zelf zorg te dragen voor het eigen vervoer. Enkel in gevallen waar de cliënt zowel thuis als op locatie ondersteuning nodig heeft van de partner en er geen redelijke vervoersmogelijkheden beschikbaar zijn voor de partner, kan er bij wijze van uitzondering wel een opslag worden toegekend.

Artikel 10 Ondersteuning gericht op het wonen

Zoals bepaald in artikel 9 van de Verordening kan de cliënt die, gezien zijn beperkingen, niet normaal gebruik kan maken van de woning waar hij zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben, in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening gericht op het wonen. De consulent kan een maatwerkvoorziening verlenen in de vorm van een woonvoorziening of een maatwerkvoorziening ten behoeve van het zich kunnen verplaatsen in en om de woning, zoals een traplift. De maatwerkvoorziening is gericht op het opheffen of verminderen van problemen bij het normale gebruik van de woning. Hierbij kunnen enkel woonvoorzieningen worden getroffen in ruimtes met een elementaire woonfunctie voor de inwoner in kwestie. In beginsel zijn dit de woonkamer, slaapkamer, keuken, wc en de badkamer.

Artikel 10.1 Eigen kracht

Bij de aanvraag van een woonvoorziening hanteert het college bij de beoordeling van de eigen kracht in de zin van artikel 7, eerste lid van de Verordening het uitgangspunt dat cliënten zelf verantwoordelijk zijn voor de keuze van een woning die aansluit op hun specifieke situatie. Het college verwacht van de cliënt dat hij – voor zover mogelijk – bij de keuze van een woning rekening houdt met zijn huidige en voorzienbare toekomstige beperkingen.

Artikel 10.2 Algemeen gebruikelijke renovatie van badkamer of keuken

Er worden geen voorzieningen verleend die algemeen gebruikelijk zijn voor de cliënt in kwestie. Dit betekent dat als er sprake is van renovatie van voorzieningen die technisch of economisch zijn afgeschreven een in beginsel geen voorziening gericht op het wonen zal worden verstrekt. Voor zowel inwoners met als zonder beperkingen geldt immers dat voorzieningen na verloop van tijd moeten worden vervangen of aangepast aan de eisen van de tijd.

Bij het bepalen of sprake is van een algemeen gebruikelijke renovatie hanteert het college een algemeen gebruikelijke levensduur gelijk aan de afschrijvingstermijnen zoals bepaald in het Beleid huurverhoging na woningverbetering van de vereniging Overleg voorzitters huurcommissies. Dit betekent dat een renovatie van de badkamer algemeen gebruikelijk worden geacht indien de badkamer 25 jaar of ouder is. Een keukenrenovatie kan als algemeen gebruikelijk worden geacht bij een keuken van 15 jaar of ouder.

Een algemeen gebruikelijke renovatie dient de cliënt zelf te betalen. Wel kan er sprake zijn van bijkomende kosten zijn die niet algemeen gebruikelijk zijn. Bijvoorbeeld als de cliënt door zijn beperking een andere voorziening nodig heeft dan de standaard voorziening. Het college kan dan volstaan met het verstrekken van de meerkosten voor het gedeelte dat niet algemeen gebruikelijk is. Hiertoe behoren ook eventuele meerkosten ten opzichte van standaard montagekosten.

Als de algemeen gebruikelijke levensduur van de voorziening nog niet is bereikt, wordt de leeftijd van de keuken of badkamer wel meegewogen bij het bepalen van de door de gemeente te verstrekken vergoeding. De vergoeding neemt af naarmate de leeftijd van de keuken of badkamer toeneemt.

Artikel 10.3 Passende bijdrage in de vorm van een verhuizing

Het college gaat efficiënt om met de beschikbare middelen en de woningvoorraad. De consulent maakt hierin per individueel geval een afweging. Bij het beoordelen of een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening gericht op het wonen, kan de consulent onderzoeken of een verhuizing naar een geschikte woning of gemakkelijker geschikt te maken woning een passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt. De consulent onderzoekt dit in ieder geval, maar niet uitsluitend, bij woningaanpassingen waarmee aanzienlijke kosten gemoeid zijn. Ook in situaties waarin gezien de prognose van de beperkingen die de inwoner ondervindt de woningaanpassing slechts beperkte tijd zal volstaan, wordt de mogelijkheid van een verhuizing onderzocht.

Bij de beoordeling van de vraag of er door middel van een verhuizing een passende bijdrage wordt geleverd aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt, neemt de consulent in ieder geval het volgende in overweging:

  • -

    De eigen voorkeur van de cliënt. Als de cliënt zelf verhuizen als de beste oplossing ziet dan ligt verhuizen meer voor de hand dan als de cliënt graag in de huidige woning blijft wonen en vice versa.

  • -

    De huidige beperkingen die de cliënt op dit moment ervaart en de toekomstprognose. Verhuizen ligt bijvoorbeeld meer voor de hand als de verwachting is dat de situatie van belanghebbende snel verslechtert waardoor een aanpassing van de huidige woning slechts beperkte tijd zal volstaan. Aan de andere kant kan er bijvoorbeeld sprake zijn van een medische contra-indicatie voor verhuizen.

  • -

    De snelheid waarmee in een oplossing kan worden voorzien. Verhuizen kan sneller een oplossing bieden dan het doorlopen van het proces van een woningaanpassing (incl. uitwerking van plannen, aanvragen van offertes, uitvoeren van de werkzaamheden). Het kan echter ook een tijd duren voordat een geschikte woning is gevonden. Bij een advies voor een verhuizing wordt aangeven binnen welke aanvaardbare termijn een nieuwe woning gevonden moet zijn. Bij het vaststellen van de termijn wordt rekening gehouden met de omstandigheden van de situatie die voorligt. Als er binnen de gestelde termijn geen geschikte woning beschikbaar komt, kan alsnog een maatwerkvoorziening gericht op het wonen worden toegekend.

  • -

    De gevolgen van een verhuizing voor de sociale omstandigheden van de cliënt. De binding van de cliënt met de omgeving wordt hierbij meegenomen evenals de nabijheid van voor de cliënt belangrijke voorzieningen en de nabijheid van vrienden en familie. Deze omstandigheden wegen zwaarder naarmate de afstand tussen de huidige woning en de mogelijke nieuwe woning toeneemt en naarmate de intensiteit van de mantelzorg toeneemt. Daarnaast weegt de nabijheid van vrienden en familie zwaarder als er sprake is van mantelzorg. Ook eventuele consequenties (zoals inkomstenderving) van een verhuizing voor een bedrijf aan huis worden meegewogen.

  • -

    De consequenties van een verhuizing voor de woonlasten. Een stijging van de woonlasten hoeft niet in de weg te staan van het toekennen van een verhuisurgentie. Wel wordt beoordeeld of een huurlastenstijging aanvaardbaar is voor de belanghebbende, hierbij rekening houdend met het recht op huurtoeslag en verandering in wooncomfort. In geval van een koopwoning wordt meegewogen of de belanghebbende na verkoop blijft zitten met een aanzienlijke restschuld.

Als naar oordeel van de consulent een verhuizing voorrang heeft op het aanpassen van de huidige woning, adviseert hij de cliënt in de zoektocht naar een nieuwe woning. Indien nodig kan de cliënt in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in verhuis- en inrichtingskosten door middel van de bijzondere bijstand.

Artikel 11 Persoonsgebonden budget

Een cliënt die in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening wordt door de consulent geïnformeerd over de mogelijkheid om te kiezen voor een persoonsgebonden budget, onder de voorwaarden zoals genoemd in artikel 2.3.6, tweede lid van de wet. De cliënt wordt hierbij gewezen op de mogelijkheid van het testen van zijn bekwaamheid met betrekking tot het omgaan met een persoonsgebonden budget op www.pgb-test.nl. Het testen is bedoeld om de cliënt bewust te maken van de taken en verantwoordelijkheden die horen bij het beheren van een persoonsgebonden budget, zodat hij een weloverwogen keuze voor een persoonsgebonden budget of zorg in natura kan maken.

Artikel 11.1 Beoordeling van de wettelijke voorwaarden

Zoals bepaald in artikel 12, eerste lid van de Verordening beoordeelt de consulent of de cliënt voldoet aan de wettelijke voorwaarden voor een persoonsgebonden budget. Naar oordeel van de consulent dient de cliënt op eigen kracht voldoende in staat te zijn tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, en in staat zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.

Naar oordeel van de consulent is hiervan in ieder geval geen sprake als de cliënt dan wel met hulp uit zijn sociaal netwerk of van zijn vertegenwoordiger niet het vermogen heeft om een overeenkomst aan te gaan, een ondersteuner in de praktijk aan te sturen en de administratie bij te houden.

Als de cliënt de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken uitvoert met hulp van de betrokken ondersteuner, diens personeel of op een andere wijze aan de ondersteuner verbonden persoon, kan het college een persoonsgebonden budget weigeren op grond van belangenverstrengeling. Het belang van degene die de ondersteuning met het persoonsgebonden budget biedt mag namelijk nadrukkelijk niet boven het belang van de cliënt staan. Een factor die kan wijzen op ongewenste belangenverstrengeling is als de cliënt een lage mate van invloed heeft op het besluit om voor een persoonsgebonden budget te kiezen.

Naar oordeel van de consulent dient gewaarborgd te zijn dat de met een persoonsgebonden budget in te kopen maatwerkvoorziening van voldoende kwaliteit is. Dit wil zeggen dat de maatwerkvoorziening veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt verstrekt en in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget is toegekend. Hiertoe levert de cliënt een ondersteunings- en budgetplan aan, waarin de cliënt samen met de ondersteuner afspraken inzake de gewenste ondersteuning vastlegt. In het ondersteunings- en budgetplan maakt de cliënt in ieder geval inzichtelijk:

  • -

    waar de ondersteuning wordt ingekocht en waar de ondersteuning uit zal bestaan;

  • -

    welke doelen met de ondersteuning worden nagestreefd;

  • -

    wie het persoonsgebonden budget gaat beheren;

  • -

    waarom hij de ondersteuning in de vorm van een persoonsgebonden budget wilt ontvangen;

  • -

    wat de ondersteuning kost; en

  • -

    hoe de continuïteit van de ondersteuning bij ziekte of andere uitval wordt gegarandeerd.

Op grond van artikel 2.3.9, eerste lid van de wet is het college bevoegd om besluiten te heroverwegen. Bij een heroverweging evalueren de consulent en de cliënt samen de met het persoonsgebonden budget behaalde resultaten en de daaraan verbonden voorwaarden. Ook de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen heeft voldaan komt hierbij aan bod.

Artikel 11.2 Uitgangspunten persoonsgebonden budget in sociaal netwerk

Op grond van artikel 2.3.6, vierde lid van de wet kan een cliënt die in aanmerking komt voor een persoonsgebonden budget dit inzetten om ondersteuning te betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk. Dit mag echter niet leiden tot vergoeding van ondersteuning die anders onbetaald geleverd zou worden. Uitgangspunt is dat ondersteuning uit de eigen omgeving reeds maximaal moet worden ingezet voordat een beroep gedaan wordt op het college. Voor ondersteuning die in redelijkheid verwacht mag worden van het eigen netwerk (taken die een ander onbetaald zou verrichten bij familie) ligt het niet voor de hand om een maatwerkvoorziening te verstrekken.

Een aanvraag voor een persoonsgebonden budget ter besteding aan een persoon uit het sociaal netwerk van de cliënt wordt in ieder geval niet toegekend als:

  • -

    de persoon uit het sociale netwerk op enige wijze druk heeft uitgeoefend op de cliënt in de keuze voor een persoonsgebonden budget;

  • -

    de persoon uit het sociale netwerk (dreigend) overbelast is. Zie bijlage 2 ‘Onderzoeken van (dreigende) overbelasting’; of

  • -

    de persoon uit het sociale netwerk vanwege andere redenen niet in staat is om de gevraagde ondersteuning te bieden.

Bij de beoordeling van de aanvraag weegt de consulent ook mee of:

-de continuïteit van zorg gewaarborgd is, voor zover dit noodzakelijk is voor het welbevinden van de cliënt. Is bijvoorbeeld een keer overslaan vanwege ziekte of vakantie mogelijk?

Zoals bepaald in artikel 13, vijfde lid van de Verordening is het tarief voor een persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk lager dan het tarief voor professionele ondersteuners. Een persoon uit het sociaal netwerk kan enkel worden beschouwd als professionele ondersteuner als:

  • -

    de persoon gediplomeerd is voor de geboden ondersteuning; of

  • -

    de persoon beschikt over een zogenaamde BIG-registratie; of

  • -

    de persoon is ingeschreven in het handelsregister als zijnde verlener van zorg en blijkt dat hij hier zijn hoofdarbeid uit ontleent.

Artikel 11.3 Spelregels persoonsgebonden budget

In de gemeente Doetinchem wordt geen vrij besteedbaar bedrag en geen eenmalige uitkering uit het persoonsgebonden budget verstrekt.

De cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is toegekend heeft de mogelijkheid om te kiezen voor een ondersteuner die een hoger tarief hanteert dan het tarief waarop het persoonsgebonden budget is gebaseerd. Indien als gevolg hiervan sprake is van meerkosten, dan komen deze volledig voor rekening van de cliënt. Indien als gevolg hiervan de cliënt minder ondersteuning inkoopt dan is geïndiceerd, dan is dit in beginsel toegestaan. Wel zal bij een herindicatie worden onderzocht wat de invloed van de lagere inzet op het beoogde resultaat is geweest.

Als ondersteuning is ingekocht buiten Nederland mogen de kosten hiervan in beginsel niet worden betaald met een persoonsgebonden budget, behalve als hiervoor vooraf expliciet toestemming is gegeven door het college. De consulent zal hierbij toetsen of de besteding van het persoonsgebonden budget past binnen het ondersteuningsplan en de te behalen resultaatgebieden. Daarbij geldt dat een persoonsgebonden budget maximaal dertien weken per jaar buiten Nederland mag worden besteed. Als de cliënt langer dan zes weken per jaar in het buitenland verblijft en daar ondersteuners inhuurt die niet onder de Nederlandse sociale- en belastingwetgeving vallen, zal de hoogte van het persoonsgebonden budget verlaagd worden op grond van het voor dat land geldende aanvaardbaarheidspercentage zoals bepaald door het Menzis Zorgkantoor regio Arnhem.

Artikel 12 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

Artikel 12.1 Niet-verzilvering

Een maatwerkvoorziening wordt verstrekt met de bedoeling dat de cliënt van ondersteuning gebruik gaat maken. Als binnen zes maanden na de beslissing tot het verstrekken van een voorziening nog geen voorziening is aangewend, kan het college de beslissing geheel of gedeeltelijk intrekken.

Er zijn situaties denkbaar zoals wachtlijsten of opname van de cliënt in het ziekenhuis waardoor de indicatie niet kan worden ingezet binnen de gehanteerde periode van zes maanden. De cliënt dient in een dergelijk geval uiterlijk vier weken voor het verlopen van de zes maanden contact op te nemen met het college. De consulent beoordeelt in overleg met de cliënt en eventueel zijn ondersteuner of een opschorting of aanpassing van de indicatie noodzakelijk is.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 maart 2017.

  • 2.

    Met het in werking treden van deze beleidsregels worden de beleidsregels Maatschappelijke Ondersteuning 2016 ingetrokken.

  • 3.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Doetinchem 2017.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem, d.d. 17 januari 2017,

ing. N. van Waart dr. J.M.E. Traag

secretaris burgemeester

Bijlage 1 Ondersteuning thuis en Ondersteuning buitenshuis

De gemeente Doetinchem hanteert ten behoeve van de zelfredzaamheid onder andere de volgende diensten (dit is geen limitatieve opsomming):

Ondersteuning thuis

Wat is het?

Gericht op zelfredzaamheid

Te behalen resultaat

Schoon huis

Het helpen bij, inslijten en/of (deels) overnemen van lichte en zware huishoudelijke taken.

Het verzorgen van de was enkel als structureel sprake is van extra was vanwege incontinentie of overige beperkingen.

De cliënt heeft geen tot weinig mogelijkheden tot versterking van de zelfredzaamheid. De ondersteuning kan langdurig zijn of bij verbetering overgaan in een situatie waarbij de cliënt met minder ondersteuning of samen met zijn sociaal netwerk de beperkingen kan hanteren.

De cliënt kan samen met de hulp bepalen hoe de tijd wordt besteed.

-Een schoon en leefbaar huis, waarbij de nadruk ligt op de woonruimtes die in gebruik zijn zoals de badkamer, de keuken en het toilet.

-Ontregeling en vervuiling worden voorkomen.

-Veranderende omstandigheden worden gesignaleerd en gemeld bij het aanspreekpunt van het gezin.

Coachen gericht op het huishouden

Het aanleren, oefenen en bestendigen van huishoudelijke vaardigheden en vaardigheden ten behoeve van het aanbrengen van structuur in het huishouden.

Waar nodig het overnemen van lichte en zware huishoudelijke taken in de woonruimtes die in gebruik zijn om ontregeling van huishouden te voorkomen.

Het bieden van lichte begeleiding bij de dagelijkse organisatie van het huishouden, zoals door het checken van producten op de houdbaarheidsdatum en het aanbrengen van structuur in de agenda.

Ondersteuning Thuis - Coachen gericht op het huishouden kan alleen aan de orde zijn als versterking van de zelfredzaamheid van de cliënt mogelijk is. De cliënt heeft begeleiding nodig om zichzelf te ontwikkelen om huishoudelijke vaardigheden onder de knie te krijgen. Het kan nodig zijn dat de begeleiding eerst taken overneemt en de cliënt coacht en begeleidt in het op termijn voorkomen daarvan. De ondersteuning is in principe eindig.

-Een schoon en leefbaar huis, waarbij de nadruk ligt op de woonruimtes die in gebruik zijn zoals de badkamer, de keuken en het toilet.

-Ontregeling en vervuiling worden voorkomen.

-Vaardigheden om zelfstandig een huishouden te kunnen voeren worden aangeleerd.

-Er wordt structuur aangebracht in het huishouden.

-Het sociale netwerk van de cliënt wordt betrokken waar nodig.

Overnemen

Het samen doen, oefenen, toezicht houden op en (deels) overnemen van taken en vaardigheden ten behoeve van het aanbrengen van structuur en het voeren van de regie in het eigen leven. Bijvoorbeeld bij (het leggen van) sociale contacten, het op orde hebben van de daginvulling en het doen van de administratie.

De cliënt kan taken en vaardigheden op meerdere levensdomeinen niet zelfstandig uitvoeren of is hierbij afhankelijk van anderen voor structuur en regie. De cliënt beschikt over geen tot weinig mogelijkheden tot versterking van de zelfredzaamheid. De ondersteuning kan langdurig zijn of bij verbetering overgaan in een situatie waarbij de cliënt met minder ondersteuning of samen met zijn sociaal netwerk tot voldoende zelfredzaamheid komt.

-Ontregeling van het huishouden wordt voorkomen.

-Achteruitgang van de zelfredzaamheid wordt voorkomen.

-Het sociale netwerk van de inwoner wordt betrokken waar nodig.

Coachen

Het aanleren van en oefenen met vaardigheden en gedrag om voldoende te participeren, dagelijkse levensverrichtingen uit te voeren en het eigen leven te structureren en daar zoveel mogelijk regie over te voeren.

Ondersteuning Thuis - Coachen kan alleen aan de orde zijn als versterking van de zelfredzaamheid van de cliënt mogelijk is. De cliënt heeft begeleiding nodig om zichzelf te ontwikkelen om (sociale) vaardigheden onder de knie te krijgen. Het kan nodig zijn dat de begeleiding eerst taken overneemt en de cliënt coacht en begeleidt in het op termijn voorkomen daarvan. De ondersteuning is in principe eindig.

-Ontregeling van het huishouden wordt voorkomen.

-De zelfredzaamheid van de cliënt wordt vergroot.

-De cliënt brengt structuur aan in het eigen leveren en voert hierop zoveel mogelijk de regie.

-De cliënt heeft een zinvolle dagbesteding.

-Het sociale netwerk van de cliënt wordt versterkt en betrokken waar nodig.

Ondersteuning buitenhuis

Wat is het?

Gericht op participatie

Te behalen resultaat

Dagbesteding – overnemen

De cliënt structureel ondersteunen bij het oplossen van problemen en/of het nemen van besluiten. De ondersteuning is gericht op het aanbrengen van structuur en een zinvolle daginvulling.

De cliënt kan taken en vaardigheden op meerdere levensdomeinen niet zelfstandig uitvoeren of is hierbij afhankelijk van anderen voor structuur en regie. De cliënt beschikt over geen tot weinig mogelijkheden tot versterking van de zelfredzaamheid. De ondersteuning kan langdurig zijn of bij verbetering overgaan in een situatie waarbij de cliënt met minder ondersteuning of samen met zijn sociaal netwerk tot voldoende participatie komt.

-De cliënt heeft een zinvolle daginvulling en participeert in de samenleving.

-Handelingen die de cliënt niet meer zelfstandig kan uitvoeren worden overgenomen.

-De cliënt beschikt, binnen zijn mogelijkheden, over taken en vaardigheden om structuur aan te brengen en de regie te voeren in het eigen leven.

-Het sociale netwerk van de cliënt wordt betrokken waar nodig.

Dagbesteding – coachen

De cliënt coachend ondersteunen bij het aanbrengen van structuur en het voeren van de regie op een zinvolle daginvulling. De ondersteuning is gericht op het aanleren van en oefenen met vaardigheden en gedrag om voldoende te participeren (indien mogelijk gericht op werk), dagelijkse levensverrichtingen uit te voeren en het eigen leven te structureren en daar zoveel mogelijk regie over te voeren.

Vergroting van de participatie van de cliënt is mogelijk. De cliënt heeft begeleiding nodig om zichzelf hierin te ontwikkelen. De ondersteuning is in principe eindig.

-De cliënt heeft een zinvolle daginvulling en participeert in de samenleving.

-De zelfredzaamheid van de cliënt is vergroot.

-De cliënt brengt structuur aan in het eigen leveren en voert hierop zoveel mogelijk de regie.

-De cliënt beschikt over vaardigheden gericht op werk.

-Het sociale netwerk van de cliënt wordt versterkt en betrokken waar nodig.

Kortdurend verblijf (respijtzorg)

Kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het huishouden en/of het gezin.

-De cliënt heeft een zinvolle daginvulling.

-Ontregeling van het huishouden en/of gezin van de cliënt wordt voorkomen.

-De mantelzorger wordt ontlast.

-Het sociale netwerk van de cliënt wordt versterkt.

Opslag vervoer

Het vervoeren van de cliënt naar de dagbestedingslocatie of de locatie van het kortdurend verblijf. De aanbieder van de dagbesteding regelt zelf, in samenspraak met de cliënt, passend en veilig vervoer.

De cliënt is niet in staat zelfstandig of met hulp van personen uit het sociale netwerk of vrijwilligers de locatie te bereiken.

De cliënt kan naar de dagbestedingslocatie.

Opslag vervoer rolstoel

Het vervoeren van de cliënt die afhankelijk is van een rolstoel naar de dagbestedingslocatie of de locatie van het kortdurend verblijf. De aanbieder van de dagbesteding regelt zelf, in samenspraak met de cliënt, passend en veilig vervoer.

De cliënt is niet in staat zelfstandig of met hulp van personen uit het sociale netwerk of vrijwilligers de locatie te bereiken.

De cliënt kan naar de dagbestedingslocatie.

Bijlage 2 Onderzoeken van (dreigende) overbelasting

Het onderzoeken of er sprake is van (dreigende) overbelasting kan aan de orde zijn als er ondersteuning wordt verleend door het sociaal netwerk. Dit geldt zowel wanneer de ondersteuning kosteloos wordt verleend, zoals in het geval van mantelzorg, als wanneer de ondersteuning wordt betaald vanuit een persoonsgebonden budget.

De consulent beoordeelt of de beperkingen in zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt voldoende worden verminderd of weggenomen met behulp van de ondersteuning uit het sociaal netwerk. Hiertoe kan de consulent meer inzicht willen in de draagkracht van de personen uit het sociaal netwerk die de ondersteuning bieden. Een reden hiervoor kan bijvoorbeeld zijn dat deze persoon zelf aangeeft het zwaar te hebben of aangeeft klachten en symptomen te ervaren die kunnen wijzen op (dreigende) overbelasting.

Voorbeelden van fysieke en/of psychische klachten en symptomen die kunnen ontstaan als gevolg van (dreigende) overbelasting zijn:

  • -

    angst of gespannenheid: nervositeit, onrust, rusteloosheid, slecht slapen;

  • -

    depressie: hopeloosheid, huilbuien, somberheid;

  • -

    gedragsproblemen: negeren van normen en regels, onaangepast gedrag;

  • -

    gecombineerd emotioneel en gedragsgestoord: depressie en/of angst gecombineerd met een gedragsstoornis of onaangepast gedrag;

  • -

    lichamelijke klachten, verminderde prestaties of concentratieproblemen.

Er bestaat niet een simpel af te nemen test die direct uitsluitsel geeft of er sprake is van (dreigende) overbelasting. Wel kan met behulp van een vragenlijst de overbelasting (mede) onderbouwd worden. Hiertoe maken we gebruik van een erkende methodiek: de EDIZ vragenlijst ‘Erkende Druk door Informele Zorg’. Ook kan de consulent medisch of ander deskundig advies inwinnen als hij of zij dit nodig vindt.

Als naar oordeel van de consulent sprake blijkt van (dreigende) overbelasting kan dit reden zijn om de ondersteuning uit het sociale netwerk niet of minder in te zetten dan beoogd. In geval van mantelzorg is het ook mogelijk om een (tijdelijke) maatwerkvoorziening in te zetten ter ontlasting van de mantelzorger. Hiertoe is het wel noodzakelijk dat er een verband bestaat tussen de (dreigende) overbelasting en de ondersteuning die iemand biedt. Bij (dreigende) overbelasting door een dienstverband van veel uren of als gevolg van spanningen op het werk, zal de oplossing in de eerste plaats gezocht moeten worden in het minder uren gaan werken of het aanpakken van de spanningen op het werk.

Er moet duidelijk zijn hoe de (dreigende) overbelasting zich uit en wat deze inhoudt. Als wordt besloten tot de inzet van respijtzorg of een andere maatwerkvoorziening moeten de met de (dreigende) overbelasting gepaard gaande klachten duidelijk beschreven worden. Bij het aflopen van de indicatieduur van de (tijdelijke) maatwerkvoorziening ter ontlasting van de mantelzorger zal worden gekeken of en welke inspanningen zijn gedaan om de (dreigende) overbelasting terug te dringen.