Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening handhaving Wet werk en bijstand gemeente Doetinchem 2005

Geldend van 06-01-2005 t/m 31-12-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2005

Intitulé

Verordening handhaving Wet werk en bijstand gemeente Doetinchem 2005

VERORDENING HANDHAVING WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE DOETINCHEM 2005

De raad van de gemeente Doetinchem;

gezien het besluit van de stuurgroep herindeling Wehl/Doetinchem van 13 april 2004;

gelezen het voorstel van de stuurgroep herindeling Wehl/Doetinchem van 22 december 2004;

gelet op de artikelen 8a van de Wet werk en bijstand en de artikelen 149 en 212 van de Gemeentewet;

overwegende dat het noodzakelijk is regels te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen

van bijstand alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening handhaving Wet werk en bijstand gemeente Doetinchem 2005.

HOOFDSTUK 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      Abw: Algemene bijstandswet;

    • c.

      bijstand: de bijstand zoals genoemd onder artikel 5, onder b van de wet en artikel 35, eerste lid van de wet, respectievelijk algemene bijstand en bijzondere bijstand;

    • d.

      recidive: het binnen een periode van twee jaar wederom verwijtbaar niet-nakomen van de inlichtingenplicht;

    • e.

      inlichtingenplicht: de verplichtingen genoemd in artikel 17, eerste, tweede en vierde lid van de wet en de artikelen 28, tweede lid en 29, eerste lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • f.

      benadelingsbedrag: het brutobedrag dat ten onrechte als uitkering is verleend op grond van de wet als gevolg van het niet- of niet-behoorlijk nakomen van de inlichtingen- verplichting;

    • g.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 2 - Preventie

Artikel 2 Voorlichting en communicatie

Het college stelt een beleidsplan vast voor de afdeling werk, inkomen en zorg gemeente Doetinchem, waarin onder andere aandacht wordt besteed aan voorlichting en communicatie. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het college belanghebbenden informeert over de regelgeving en de daarin vervatte rechten en plichten die aan het aanvragen en ontvangen van bijstand verbonden zijn. Tevens worden de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet hierin omschreven.

Artikel 3 Controle bij de aanvraag en tijdens en na de beëindiging van de bijstand

  • 1. Het college beschrijft in het beleidsplan de wijze van controle bij de aanvraag.

  • 2. Het college voert heronderzoeken uit om de rechtmatigheid van de uitkering te controleren, alsmede onderzoeken naar de reden van beëindiging van de uitkering. Op basis van deze onderzoeken neemt het college een besluit met betrekking tot de rechtmatigheid van de verstrekte uitkering en de wederzijds tussen het college en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.

HOOFDSTUK 3 - Bestrijding van misbruik

Artikel 4 Verlaging van de uitkering

Indien belanghebbende onjuiste, onvolledige danwel geen inlichtingen heeft verstrekt die van belang zijn of kunnen zijn voor de hoogte, de duur of de voortzetting van de bijstand, verlaagt het college de bijstand conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand, onverminderd de mogelijkheid tot terugvordering van de eventueel ten onrechte ontvangen bijstand.

Artikel 5 Aangifte

Indien een gedraging van belanghebbende als bedoeld in artikel 4 leidt tot een benadeling van de gemeente, doet het college, onverminderd de mogelijkheid de bijstand te verlagen en de ten onrechte ontvangen bijstand terug te vorderen, aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door genoemd ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten.

HOOFDSTUK 4 - Terugvordering en verhaal

Artikel 6 Terugvordering

  • 1. Het college vordert de kosten van bijstand terug in de gevallen die in paragraaf 6.4 van de wet zijn aangegeven, voorzover zich daartegen geen andere regeling verzet.

  • 2. De kosten van bijstand worden onder een nader door het college vast te stellen bedrag niet teruggevorderd, voorzover het teveel danwel ten onrechte verstrekte bijstand betreft die niet het gevolg is van schending van de inlichtingenplicht.

  • 3. Van terugvordering kan worden afgezien, indien daarvoor een dringende reden aanwezig is.

  • 4. Het college stelt nadere regels vast omtrent de terugvordering van kosten van bijstand, kosten van invordering en wettelijke rente.

Artikel 7 Verhaal

  • 1. Het college verhaalt de kosten van bijstand tot het tijdstip waarop de artikelen in paragraaf 6.5 van de wet in werking treden, in de gevallen en overeenkomstig de regels aangegeven in de artikelen 92, tweede en derde lid tot en met 105 en 141 van de Abw, voorzover zich daartegen geen andere wettelijke regeling verzet.

  • 2. Van verhaal kan worden afgezien, indien daarvoor een dringende reden aanwezig is.

HOOFDSTUK 5 - Slotbepalingen

Artikel 8 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 9 Onvoorziene gevallen en hardheidsclausule

  • 1. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 10 Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening treedt de dag na bekendmaking in werking en werkt terug tot en met 1 januari 2005.

  • 2. Terzelfder tijd worden ingetrokken de:

    • -

      Verordening handhaving Wet werk en bijstand (van Wehl), vastgesteld op 24 juni 2004;

    • -

      Verordening handhaving Wet werk en bijstand (van Doetinchem), vastgesteld op 24 juni 2004.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als Verordening handhaving Wet werk en bijstand gemeente Doetinchem 2005.

Toelichting bij de Verordening handhaving Wet werk en bijstand gemeente Doetinchem 2005

Toelichting algemeen

In de Wet werk en bijstand (Wwb) krijgen gemeenten aanzienlijk meer beleidsvrijheid, zowel wat betreft de inhoud als de wijze van uitvoering. In ruil daarvoor worden de gemeenten volledig verantwoordelijk voor de financiering van de wet. De gemeente Doetinchem krijgt daardoor - nog meer dan voorheen - belang bij een adequate uitvoering van de wet.

In de Wwb is artikel 8a toegevoegd, inhoudende de verplichting om als gemeente regels te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand, alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

Op grond van artikel 212 van de Gemeentewet wordt een kader opgesteld om te waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, doelmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

Door te zorgen dat alleen diegenen bijstand genieten die er daadwerkelijk recht op hebben, kan de gemeente invloed uitoefenen op de bestandsgrootte. Door doelmatige handhaving als integraal onderdeel van het hele uitvoeringsproces kan de gemeente geld besparen.

De Handhavingsverordening regelt in hoofdlijnen hoe wordt omgegaan met gevallen waarbij sprake is van ten onrechte of te veel verleende bijstand. Hierin wordt specifiek geregeld hoe wordt gehandeld als bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend als gevolg van verwijtbaar niet-nakomen van de inlichtingenplicht. In ruime zin, dus ook in gevallen waarin misbruik danwel oneigenlijk gebruik van de wet wordt beoogd. De verordening geeft ruimte om door middel van beleidsregels fraude op een effectieve en efficiënte manier als sluitend aan te pakken.

Handhaving betreft alle activiteiten die erop gericht zijn dat regels worden nageleefd.

Handhavingsbeleid richt zich op preventieve én repressieve aspecten.

Misbruik en oneigenlijk gebruik moeten worden voorkomen (preventie) en nadat misbruik en oneigenlijk gebruik is vastgesteld, wordt gereageerd (repressie). Om na te gaan of mensen zich aan regels houden, controleren wij.

In deze notitie wordt per hoofdstuk een toelichting gegeven op de Verordening handhaving Wet werk en bijstand.

Hoofdstuk 1

Er is voor gekozen om begrippen die reeds zijn omschreven in de Wwb of Awb niet afzonderlijk te definiëren. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van desbetreffende definities in de Wwb of Awb de verordening moet worden aangepast.

Hoofdstuk 2

Behoorlijke voorlichting en heldere communicatie over de regelgeving en de daarin vervatte rechten en plichten zijn voorwaarden voor een transparante en rationele handhavingspraktijk. Het proces van voorlichting moet qua inhoud en werkvorm toegesneden zijn op de situatie en informatiebehoefte van de belanghebbenden.

Een goede uitvoering van de poortwachtersfunctie is vereist om alleen diegenen tot de bijstand toe te laten die er recht op hebben.

Een adequaat handhavingsbeleid aan de voorkant van het proces leidt tot een ontlasting:

er hoeven minder maatregelen opgelegd te worden en/of er hoeft minder terug- en ingevorderd te worden. Door controle op maat toe te passen, dat wil zeggen periodiek geselecteerd controleren, ook tijdens en bij beëindiging van de bijstandsperiode, worden signalen eerder gedetecteerd.

Hoofdstuk 3

Als opsporing zonder gevolgen blijft, is dat inconsequent en mogelijk een aansporing tot misbruik. Het sluitstuk van (hoogwaardige) handhaving is de feitelijke sanctionering.

Een effectieve vorm van sanctioneren betreft het verlagen van de uitkering op de mate waarin belanghebbende de opgelegde verplichtingen nakomt. De stok achter de deur wordt voelbaar. Wanneer en hoe de uitkering op grond van artikel 18 van de Wwb verlaagd wordt ingeval verplichtingen niet danwel niet correct worden nagekomen, staat beschreven in de Afstemmingsverordening.

Hoofdstuk 4

Voor terugvordering en verhaal geldt als principe dat bijstand alleen bij diegenen terechtkomt die er recht op hebben.

Door middel van terugvorderingsbeleid wordt een effectieve bijdrage aan het handhavingsbeleid geleverd. De bevoegdheid om terug te vorderen, wordt daarom door middel van de verordening tot een verplichting verheven ingeval de wet misbruikt danwel oneigenlijk wordt gebruikt, doch niet in absolute zin: om rekening te kunnen houden met bepalingen in het Burgerlijk Wetboek, de Wet schuldsanering natuurlijke personen danwel andere wettelijke regelingen, is in een algemene formulering geregeld wanneer wordt teruggevorderd.

De zogenaamde dringende reden om af te zien van terugvordering en verhaal is gelegen in de omstandigheden van het individu.

De gemeente laat zien dat handhaving een serieuze zaak is door ook bij (betrekkelijk) kleine vergrijpen over te gaan tot terugvordering, in elk geval zodra er sprake is van verwijtbaar gedrag of recidive. Er gaat een preventieve werking van uit, indien ook kleine fraude wordt teruggevorderd. Bovendien is de bereidheid van cliënten om kleine bedragen terug te betalen verhoudingsgewijs groot.

Situaties doen zich voor waarin te veel bijstand is verstrekt zonder dat er sprake is van (beoogd) misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet.

In de verordening en de beleidsregels inzake terugvordering worden mogelijkheden geboden om deze bijstand niet tegen elke prijs terug te vorderen. Onder een nader door het college vast te stellen bedrag kan van terugvordering worden afgezien om zo de gemeentelijke capaciteit in evenwichtige en evenredige mate in te zetten.

Wat betreft verhaal is er sprake van een overgangsfase tussen de regeling van onderhoudsplicht in het Burgerlijk Wetboek en het nieuwe alimentatiestelsel; gebruikmakend van de discretionaire bevoegdheid is besloten om de Abw-wetgeving inzake minderjarige kinderen en ex-partners voort te zetten.

De meest voorkomende situaties, waarin bedragen worden verhaald op een ander dan de uitkeringsgerechtigde, betreffen onderhoudsplichtigen (alimentatie), maar ook de ontvangers van een schenking of nalatenschap. Hierin wijzigt, totdat de nieuwe alimentatiewetgeving van kracht is, niets ten opzichte van het huidige beleid.

De zekerheid dat besluiten tot terugvordering danwel verhaal worden gevolgd door een streng invorderingsbeleid, draagt bij aan een beter betaalgedrag van de debiteur. Door middel van de beleidsregels inzake terugvordering wordt de gemeente Doetinchem hiertoe in staat gesteld.

Hoofdstuk 5

Dit hoofdstuk spreekt voor zich.