Regeling vervallen per 01-02-2012

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2010

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-01-2012

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2010

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2010

De raad van de gemeente Doetinchem;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 december 2009;

gelet op artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en op artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat het noodzakelijk is bij verordening regels vast te stellen over de door het college van burgemeester en wethouders te verlenen algemene of individuele voorzieningen en de voorwaarden waaronder personen kunnen worden gecompenseerd in de vorm van doorverwijzing naar een algemeen toegankelijke voorziening, een algemeen toegankelijke Wmo-voorziening of voor een individuele Wmo-voorziening in natura, een financiële vergoeding of een persoonsgebonden budget;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2010.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen (op alfabetische volgorde)

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • 1.

    Alfahulp: een werknemer van een particuliere werkgever (budgethouder PGB) die maximaal drie dagen per week werkt.

  • 2.

    Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend.

  • 3.

    Algemene Wmo-voorziening: een voorziening die wordt geleverd in de vorm van een doorverwijzing naar een organisatie op het terrein van zorg en welzijn en een adequate oplossing biedt voor de beperkingen die belanghebbende ondervindt.

  • 4.

    Belanghebbende: een persoon met een beperking of een chronisch psychisch probleem of psychosociaal probleem, als bedoeld in artikel 1, 1ste lid onder g, onderdeel 5 en 6 van de Wet.

  • 5.

    Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem: beleidsregels op basis waarvan het beleid van de algemene en individuele Wmo-voorzieningen concreet worden ingevuld. Deze beleidsregels worden in beginsel vierjaarlijks vastgesteld door het college.

  • 6.

    Beperkingen: moeilijkheden die een belanghebbende heeft met het uitvoeren van activiteiten.

  • 7.

    Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem: nadere uitwerking van de verordening in een besluit, vast te stellen door het college.

  • 8.

    Bouwkundige of woontechnische aanpassing: een aanpassing van de woning zelf, ter compensatie van de problemen die in de woning spelen ten aanzien van de bewoner met een beperking.

  • 9.

    Brede integrale intake: het proces van de integrale vraagverheldering naar aanleiding van de ondersteuningsvraag van de belanghebbende.

  • 10.

    Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

  • 11.

    Compensatiebeginsel: de algemene gemeentelijke verplichting aan de gemeenteraad om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek door het treffen van algemene of individuele voorzieningen een zodanige uitgangspositie te verschaffen dat zij in aanvaardbare mate zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie.

  • 12.

    Eigen bijdrage/eigen aandeel: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem van toepassing zijn.

  • 13.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening die kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager en van zijn echtgeno(o)t(e).

  • 14.

    Gebruikelijke zorg: de normale zorg die partners of ouders, inwonende kinderen en huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.

  • 15.

    Goedkoopst adequate oplossing: de algemene Wmo- of individuele Wmo-voorziening die naar objectieve maatstaven gemeten, van de geschikte oplossingen de meest goedkope, maar nog wel adequate oplossing biedt voor het compenseren van de beperkingen van een belanghebbende.

  • 16.

    Hoofdverblijf: de woonruimte waar de belanghebbende met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en op welk adres deze persoon in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven, dan wel zal staan ingeschreven.

  • 17.

    Huishoudelijke hulp: schoonmaakwerkzaamheden bij de cliënt thuis. De voorziening die de gemeente aanbiedt ter ondersteuning van het voeren van een huishouden, indien het zelf uitvoeren van de huishoudelijke taken niet mogelijk is als gevolg van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek en er geen oplossing mogelijk is binnen de leefeenheid of voorliggende voorziening. De voorziening kan worden toegekend als zorg in natura of als een hiermee vergelijkbaar en toereikend persoonsgebonden budget, waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, 1ste lid van de Wet op de loonbelasting 1964, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan.

  • 18.

    Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een huishouden voert.

  • 19.

    Individuele Wmo-voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden op voorwaarde dat een algemene of een algemene Wmo-voorziening geen adequate oplossing biedt.

  • 20.

    Leefeenheid: een eenheid (bestaande uit):

    • -

      gehuwde personen die al dan niet tezamen met een of meer ongehuwde minderjarige of meerderjarige ongehuwde personen duurzaam een huishouden voeren;

    • -

      een meerderjarige ongehuwde persoon die met een of meer ongehuwde minderjarige of meerderjarige personen een huishouden voert;

    • -

      waarbij onder gehuwde personen ook ongehuwd samenwonenden en andere meerderjarigen die met elkaar samenwonen worden opgevat.

  • 21.

    Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijk verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning, het zich in en om de woning verplaatsen, het zich zodanig lokaal verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen, het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven.

  • 22.

    Mantelzorger: een persoon die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de wet (minimaal acht uur per week voor minimaal drie maanden).

  • 23.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening.

  • 24.

    Meldformulier: een papieren en digitaal formulier van de gemeente Doetinchem dat kan worden gebruikt door de belanghebbende of iemand in zijn omgeving om de hulpvraag te melden aan de gemeente. Hiermee kan geen aanvraag worden ingediend voor een Wmo-voorziening.

  • 25.

    Persoon met participatie beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden.

  • 26.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem te stellen regels van toepassing zijn.

  • 27.

    Roerende woonvoorziening: een losse woonvoorziening, niet aard- en nagelvast met de woning verbonden, ter compensatie van de problemen die in de woning spelen ten aanzien van de bewoner met een beperking.

  • 28.

    Thuisondersteuning richt zich behalve op de huishoudelijke hulptaken ook op de ondersteuning van de cliënt bij de regie op het huishouden, met als doel het stabiliseren van de situatie of het verhogen van de zelfredzaamheid.

  • 29.

    Voorliggende voorziening: een verzamelnaam voor alle voorzieningen buiten deze verordening waarop de belanghebbende aanspraak zou moeten maken dan wel een beroep zou moeten doen ter oplossing van de ondersteuningsvraag, maar die geen algemene Wmo-voorziening betreffen.

  • 30.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt.

  • 31.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • 32.

    Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken.

Hoofdstuk 2 Compensatieplicht

Artikel 2.1 Reikwijdte compensatieplicht gemeente

Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 4 van de wet wordt iedere belanghebbende door het college gefaciliteerd om in alle redelijkheid te komen tot het behalen van de volgende resultaten:

  • 1.

    Iedere belanghebbende kan wonen in een schoon, leefbaar en voor de bewoner geschikt huis.

  • 2.

    Iedere belanghebbende kan beschikken over een georganiseerd huishouden.

  • 3.

    Iedere belanghebbende kan beschikken over primaire levensbehoeften.

  • 4.

    Iedere belanghebbende kan beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding.

  • 5.

    Iedere belanghebbende kan thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren.

  • 6.

    Iedere belanghebbende kan gebruik maken van hulpmiddelen om zich te verplaatsen in, om en nabij het huis.

  • 7.

    Iedere belanghebbende heeft de mogelijkheid om zich lokaal te kunnen verplaatsen per vervoermiddel.

  • 8.

    Iedere belanghebbende heeft de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten.

Artikel 2.2 Individueel maatwerk

Het college gaat in gesprek met belanghebbenden die het niet alleen redden en gaat samen met die belanghebbende op zoek naar een vorm van ondersteuning die recht doet aan de situatie waarin hij of zij zich bevindt. Het gaat daarbij niet alleen om individuele Wmo-voorzieningen, maar tevens om algemene voorzieningen en algemene Wmo-voorzieningen.

Bij het bepalen van de voorzieningen houdt de gemeente rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen en de financiële capaciteit van de aanvrager om zelf in maatregelen te voorzien. Omdat elke situatie anders is, levert de gemeente zo nodig maatwerk, echter binnen de gestelde kaders.

Artikel 2.3 Begrenzingen compensatieplicht

  • 1. Er bestaat geen aanspraak op maatschappelijke ondersteuning als er een voorliggende voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat. Andere wet- en regelgeving waarmee kan worden voorzien in een oplossing is daarmee voorliggend aan de Wmo.

  • 2. Wat iemand zelf kan (laten) doen of geacht wordt te doen, valt buiten de gemeentelijke compensatieplicht.

  • 3. Als het Rijk besloten heeft om bepaalde functies of voorzieningen te laten vervallen en geen overheveling heeft plaatsgevonden naar de Wmo, valt de desbetreffende voorziening buiten de gemeentelijke compensatieplicht.

  • 4. De algemene voorzieningen, algemene Wmo-voorzieningen en individuele Wmo-voorzieningen die op basis van deze Wmo-verordening kunnen worden geadviseerd of verstrekt, zijn beperkt tot ingezetenen van de gemeente Doetinchem die zijn opgenomen in de gemeentelijke basis-administratie.

HOOFDSTUK 3 TOEGANG VOORZIENINGEN

Artikel 3.1 Procedure brede integrale intake

  • 1. Met belanghebbenden met één of meerdere ondersteuningsvragen wordt door het college een gesprek gevoerd over de ondervonden participatiebeperkingen, waarbij ook mogelijke oplossingen in beeld wordt gebracht.

  • 2. Bij het zoeken naar individuele oplossingen wordt een beroep gedaan op de zelfredzaamheid, de eigen mogelijkheden en eigen netwerken van de belanghebbende.

  • 3. Algemeen en voor specifieke doelgroepen toegankelijke Wmo-voorzieningen zijn voorliggend aan individuele Wmo-voorzieningen.

  • 4. De procedure brede intake is verplicht voor burgers die een aanvraag in het kader van de Wmo willen indienen.

Artikel 3.2 Gebruik meldformulier

Belanghebbenden kunnen in de vorm van een meldformulier hun situatie voorleggen aan de Wmo-winkel. Dit formulier hoeft niet te worden ondertekend en geldt niet als aanvraag. Op basis van dit meldingsformulier zal de burger worden uitgenodigd voor een brede integrale intake.

Artikel 3.3 Gebruik aanvraagformulier

Een aanvraag voor een Wmo-voorziening moet worden ingediend in de vorm van een door het college vastgesteld aanvraagformulier. Een aanvraag kan niet per e-mail of telefonisch worden gedaan. Aanvraagformulieren worden niet vooraf meegegeven, maar kunnen pas worden ingevuld na of tijdens de brede integrale intake of tijdens een gesprek met een Wmo-klantmanager.

Artikel 3.4 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

De aanvraag voor voorzieningen inzake de wet alsook de aanvragen zorg inzake de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen bij de gemeente Doetinchem worden ingediend.

Artikel 3.5 Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen;

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of te onderzoeken.

  • 2. Het college vraagt aan het Centrum Indicatiestelling Zorg, waaraan door het college het alleenrecht is verleend, waar nodig integraal medisch advies bij individuele aanvragen inzake de wet als:

    • a.

      het gaat om een aanvraag voor een persoon die nog niet eerder een aanvraag in het kader van deze verordening heeft ingediend en het een voorziening betreft waarvan de kosten naar verwachting het bedrag als genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem te boven zal gaan;

    • b.

      de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen;

    • c.

      het college dat om overige redenen gewenst vindt.

  • 3. Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hem aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 4. Bij de integrale advisering zoals genoemd in het tweede lid maakt de adviseur van het Centrum Indicatiestelling Zorg gebruik van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF-classificatie. Tevens worden de te bereiken resultaten benoemd waartoe de compenserende voorzieningen moeten leiden.

  • 5. De beschikking vermeldt en motiveert op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de aanvaardbare in plaats van normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.

Artikel 3.6 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie bij of krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 3.7 Intrekking van een voorziening

  • 1. Het college kan een besluit, genomen bij of op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 3.8 Terugvordering

  • 1. In geval een besluit tot toekenning van een voorziening is ingetrokken, kan op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2. In geval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd als de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

Artikel 3.9 Heronderzoeken

Het college kan periodiek een heronderzoek ten aanzien van de rechtmatigheid van de verstrekte voorzieningen verrichten.

Hoofdstuk 4 Vorm van te verstrekken algemene wmo-voorzieningen

Artikel 4.1 Voorliggend aan individuele Wmo-voorzieningen

Alleen als een algemene Wmo-voorziening niet of slechts gedeeltelijk toereikend is voor de ondersteuningsvraag van de belanghebbende, wordt beoordeeld of iemand (eventueel tevens) in aanmerking kan komen voor een individuele Wmo-voorziening.

Artikel 4.2 Advies in plaats van beschikking

Een algemene Wmo-voorziening wordt niet 'verstrekt', maar wordt geadviseerd in de vorm van een adviesbrief. Tegen een adviesbrief is geen bezwaar en beroep mogelijk.

Artikel 4.3 Vormen algemene Wmo-voorzieningen

Er bestaan verschillende verschijningsvormen, die door organisaties op het terrein van zorg en welzijn worden aangeboden, die een adequaat aanbod zijn op de ondersteuningsvraag van de belanghebbende.

Hoofdstuk 5 Vorm van te verstrekken individuele Wmo-voorzieningen

Artikel 5.1 Keuzevrijheid

Een individuele Wmo-voorziening kan worden verstrekt in natura, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget.

Het college stelt aan de hand van de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem geformuleerde criteria vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden.

Artikel 5.2 Voorziening in natura

  • 1. Als een voorziening in natura wordt verstrekt, is de bruikleenovereenkomst met de gemeente Doetinchem van toepassing. In het geval van verstrekking van huishoudelijke hulp of thuisondersteuning is de uitvoeringsovereenkomst van de leverancier van toepassing;

  • 2. Een beperkt aantal voorzieningen wordt in eigendom verstrekt.

Artikel 5.3 Financiële tegemoetkoming

  • 1. Bij toekenning van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem in de beschikking opgenomen.

  • 2. Bij de beschikking wordt een Programma van Eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.

Artikel 5.4 Persoonsgebonden budget

  • 1. Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      Een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt voor individuele voorzieningen en als deze langdurig noodzakelijk zijn.

    • b.

      De omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de desbetreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten, zoals vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem.

    • c.

      De wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, wordt door het college vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem.

    • d.

      Op het persoonsgebonden budget zijn de voorwaarden persoonsgebonden budget, onderdeel dienstverlening of de voorwaarden persoonsgebonden budget, onderdeel hulpmiddelen van de gemeente Doetinchem van toepassing.

    • e.

      Een voorziening aangeschaft met een persoongebonden budget kan, zodra deze voorziening niet meer gebruikt wordt, onder verrekening van eventueel ingebrachte eigen middelen, door het college worden opgehaald en voor herverstrekking beschikbaar gesteld.

  • 2. Bij de beschikking wordt een Programma van Eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening moet voldoen.

  • 3. Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de aanvrager.

  • 4. Het college gaat steekproefsgewijs na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het is verstrekt. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem dan wel genoemd in de voorwaarden persoonsgebonden budget, onderdeel dienstverlening dan wel genoemd in de voorwaarden persoonsgebonden budget, onderdeel hulpmiddelen, op verzoek van het college per omgaande te verstrekken.

  • 5. Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden beoordeelt het college of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen, te verrekenen en/of te beëindigen.

Artikel 5.5 Eigen bijdrage en eigen aandeel

  • 1. Het college stelt jaarlijks de hoogte van de eigen bijdrage (huishoudelijke hulp en thuis-ondersteuning) en het eigen aandeel (overige woonvoorzieningen) vast in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem.

  • 2. Het college kan bij het vaststellen van de eigen bijdrage en het eigen aandeel rekening houden met het inkomen van de aanvrager en echtgeno(o)t(e).

Artikel 5.6 Beperkingen van de aanspraak

  • 1. Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

    • a.

      deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen. Uitzondering hierop is de voorziening huishoudelijke verzorging die voor een korte duur kan worden geïndiceerd;

    • b.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt;

    • c.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht.

  • 2. Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      als de voorziening voor de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • c.

      voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

    • d.

      voor zover er bij de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

    • e.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt, tenzij de (medische) noodzaak achteraf nog aangetoond kan worden;

    • f.

      als een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens enige hieraan voorafgaande verordening op het gebied van voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

Hoofdstuk 6 Vorm van te verstrekken woonvoorzieningen met betrekking tot het huishouden

Artikel 6.1 Vormen van huishoudelijke hulp

De door het college te verstrekken woonvoorzieningen, ter compensatie van beperkingen van het voeren van een huishouden, kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden;

  • b.

    huishoudelijke hulp in natura;

  • c.

    huishoudelijke hulp in de vorm van een vergelijkbaar en toereikend persoonsgebonden budget of een vergelijkbaar en toereikend persoonsgebonden budget voor alfahulp.

Artikel 6.2 Vormen van thuisondersteuning

Thuisondersteuning kent twee verschillende verschijningsvormen, namelijk:

  • a.

    thuisondersteuning in natura;

  • b.

    thuisondersteuning in de vorm van een persoonsgebonden budget (deze kan niet worden ingezet voor alfahulp).

Artikel 6.3 Omvang van huishoudelijke hulp en thuisondersteuning

  • 1. De omvang van de huishoudelijke hulp en thuisondersteuning wordt uitgedrukt in uren en minuten per week. Hiervan kan het college voor specifieke experimenten of projecten afwijken.

  • 2. De maximale geldigheidsduur van een indicatie voor huishoudelijke hulp en thuisondersteuning bedraagt vijf jaar na de datum van beschikking.

  • 3. De huishoudelijke hulp en thuisondersteuning wordt toegekend per week. De niet-ingezette uren tijdens de afwezigheid van de belanghebbende, die hulp bij het huishouden ontvangt, kan niet na afloop van de afwezigheid alsnog worden ingezet.

  • 4. De huishoudelijke hulp wordt stopgezet bij een afwezigheid van minimaal dertig dagen, bijvoorbeeld wegens vakantie of opname. Bij een afwezigheid van langer dan zestig dagen wordt de indicatie voor huishoudelijk en thuisondersteuning beëindigd.

  • 5. Na overlijden van de geïndiceerde wordt de huishoudelijke hulp of thuisondersteuning maximaal dertig dagen voortgezet in het geval dat iemand in het huishouden achterblijft en hulp behoeft.

Artikel 6.4 Omvang van het persoonsgebonden budget

Het bedrag per uur dat in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, wordt jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem.

Artikel 6.5 Primaat van algemene hulp bij huishoudelijke hulp

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdelen 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.1 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht bij:

    • a.

      problemen bij het niet beschikbaar zijn van mantelzorg of

    • b.

      het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk is en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdelen 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.1 onder b en c vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht als:

    • a.

      de in artikel 6.1 onder a genoemde voorziening een onvoldoende oplossing biedt of

    • b.

      de in artikel 6.1 onder a genoemde voorziening niet beschikbaar is.

Artikel 6.6 Gebruikelijke zorg

In afwijking van het gestelde in artikel 6.1 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid,

onder g, onderdelen 4, 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor huishoudelijke hulp als tot de leefeenheid waarvan deze persoon deel uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten, tenzij er sprake is van (dreigende) overbelasting bij de huisgenoten die de gebruikelijke zorg leveren.

Hoofdstuk 7 Overige woonvoorzieningen

Artikel 7.1 Vormen van overige woonvoorzieningen

De door het college te verstrekken overige woonvoorzieningen, ter compensatie van beperkingen van het voeren van een huishouden, kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene woonvoorziening;

  • b.

    een woonvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 7.2 Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdelen 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 7.1, onder a vermelde voorziening in aanmerking komen als aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdelen 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 7.1, onder b, c en d vermelde voorziening in aanmerking komen als de in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.

Artikel 7.3 Soorten individuele woonvoorzieningen

  • 1. De in artikel 7.1 onder b, c en d genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

    • a.

      een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;

    • b.

      een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

    • c.

      een niet-bouwkundige of niet-woontechnische woonvoorziening;

    • d.

      een uitraasruimte;

    • e.

      een losse woonunit;

    • f.

      een roerende woonvoorziening;

    • g.

      een financiële tegemoetkoming in de kosten voor onderhoud en reparatie van een woonvoorziening;

    • h.

      een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting of huurderving;

    • i.

      een financiële tegemoetkoming in de kosten van het verwijderen van woonvoorzieningen.

  • 2. Woningaanpassingen waarvan de kosten het bedrag zoals vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem te boven gaan, worden niet verleend.

Artikel 7.4 Primaat van verhuizing

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdelen 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 7.3 onder a in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdelen 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 7.3 onder b en c in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.

  • 3. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdelen 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 7.3, onder d in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

  • 4. Een naar aanleiding van een medisch verhuisadvies aangeboden adequaat geschikte woning mag tweemaal worden geweigerd. Als driemaal een aangeboden adequaat geschikte woning wordt geweigerd, wordt het besluit tot toekenning van de in artikel 7.3, eerste lid, onder a genoemde financiële tegemoetkoming ingetrokken.

Artikel 7.5 Hoofdverblijf

  • 1. Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen of hulp bij het huishouden wordt geboden.

  • 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening worden getroffen voor het bezoekbaar maken van één woonruimte als de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling. Ook aan een ouder van een minderjarig gehandicapt kind kan een financiële tegemoet-koming in de kosten van het aanpassen van één woonruimte (bezoekbaar maken) worden verstrekt, als deze minderjarige bij één van zijn ouders zijn hoofdverblijf heeft en bij de ander regelmatig (minimaal één keer per maand) op bezoek gaat.

  • 3. De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4. De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem vast te leggen maximumbedrag.

  • 5. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 7.6 Uitsluitingen

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan of het bieden van hulp bij het huishouden in hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen wat voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 7.7 Weigeringsgronden

De aanvraag voor een overige woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd als:

  • a.

    de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

  • b.

    de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij het college daarvoor tevoren schriftelijk toestemming heeft verleend;

  • c.

    deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen, het verbreden van toegangsdeuren en een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw;

  • d.

    de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

  • e.

    de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.

Artikel 7.8 Eigen bijdrage/eigen aandeel

  • 1. De gemeente maakt van haar recht gebruik om een eigen aandeel te vragen voor woonvoorzieningen. De systematiek van het eigen aandeel is onderdeel van het systeem van de eigen bijdrage.

  • 2. De hoogte van het eigen aandeel wordt gemaximeerd op de kostprijs van de individuele woonvoorziening. In het Besluit is vastgelegd voor welke individuele voorzieningen een eigen aandeel wordt gevraagd.

Artikel 7.9 Terugbetaling bij verkoop

De eigenaar-bewoner die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van zeven jaar na gereedmelding van de voorziening:

  • -

    deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden en

  • -

    de kosten van de verstrekte woonvoorziening, volgens het in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem vastgelegde afschrijvingsschema, aan het college terug te betalen, dit onder aftrek van eventueel betaalde eigen bijdrage/eigen aandeel.

Hoofdstuk 8 Lokale vervoersvoorzieningen

Artikel 8.1 Vormen van vervoersvoorzieningen

De door het college te verstrekken vervoersvoorzieningen, ter compensatie van beperkingen bij het lokaal verplaatsen, kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoersvoorziening;

  • b.

    een vervoersvoorziening in natura in de vorm van:

    • 1.

      een collectief vervoerspas;

    • 2.

      een al dan niet aangepaste bruikleen (rolstoel)auto;

    • 3.

      een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;

    • 4.

      een scootmobiel;

    • 5.

      een ander verplaatsingsmiddel;

  • c.

    een vervoersvoorziening in de vorm van een persoongebonden budget voor een ander verplaatsingsmiddel, niet zijnde de bij lid b. onder 1 en 2 genoemde voorzieningen;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van:

    • 1.

      gebruik van een individuele (rolstoel)taxi, niet zijnde een taxi van het Wmo-vervoerssysteem;

    • 2.

      gebruik van een eigen (rolstoel)auto of (rolstoel)personenbus;

    • 3.

      aanpassing van een eigen (rolstoel) auto;

    • 4.

      gebruik van een bruikleenauto.

Artikel 8.2 Het recht op een algemene voorziening

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdelen 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8.1 onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht als aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek:

  • a.

    het gebruik van het openbaar vervoer of

  • b.

    het bereiken van het openbaar vervoer

onmogelijk maken.

Artikel 8.3 Het primaat van het collectief vervoer

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdelen 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8.1, onder b en c vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer:

  • a.

    aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 8.1, onder a, onmogelijk maken dan wel

  • b.

    een collectief systeem als bedoeld in artikel 8.1, onder a, in de gemeente niet aanwezig is;

  • c.

    een collectief systeem niet toereikend is voor het vervoer op de korte afstand en in aanvulling op het collectief systeem een individuele voorziening noodzakelijk is.

Artikel 8.4 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

Als het inkomen van een ongehuwde persoon of het verzamelinkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,5 maal in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening (uitgezonderd het collectief vervoerssysteem) en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.

Artikel 8.5 Omvang in gebied en in kilometers

  • 1. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 2. De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met ten minste een omvang per jaar van 2.500 kilometer met een bandbreedte tot 3.500 kilometer mogelijk maken.

Artikel 8.6 Eigen bijdrage

  • 1. De gemeente maakt van haar recht gebruik om een eigen bijdrage te vragen voor vervoersvoorzieningen.

  • 2. De hooogte van de eigen bijdrage wordt gemaximeerd op de kostprijs van de individuele vervoersvoorziening. In het Besluit is vastgelegd voor welke individuele vervoersvoorziening een eigen bijdrage wordt gevraagd.

Hoofdstuk 9 Verplaatsen in en rond de woning: de rolstoel

Artikel 9.1 Vormen van rolstoelvoorzieningen

De door het college te verstrekken rolstoelvoorzieningen, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen, kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een algemene rolstoelvoorziening;

  • b.

    een rolstoelvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening;

  • d.

    een forfaitaire vergoeding voor de aanschaf van een sportrolstoel.

Artikel 9.2 Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel gebruik en sportrolstoel

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 9.1, onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 9.1, onder b en c vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 3. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdelen 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 9.1, onder d vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

Artikel 9.3 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners

In uitzondering op het gestelde in artikel 9.2, lid 2, komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking als hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

Artikel 10.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen bij of krachtens deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 10.2 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem geldende bedragen verhogen of verlagen conform de gemeentelijke begrotingsrichtlijnen.

Artikel 10.3 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde Wmo-beleid wordt ten minste eenmaal per vier jaar geëvalueerd. Als de evaluatie daartoe aanleiding geeft, wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na vier jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doelmatigheid en doeltreffendheid van de verordening in de praktijk.

Artikel 10.4 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2010.

  • 2. Ze treedt in werking op 1 januari 2010.

  • 3. Bij de inwerkingtreding van de in lid 1 genoemde verordening vervalt de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2008.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Doetinchem in zijn vergadering van 17 december 2009,

griffier
voorzitter