Regeling vervallen per 01-01-2020

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2019

Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2019

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2019

Het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem;

Overwegende dat het college de bevoegdheid heeft om gemeentelijke beleidsregels vast te stellen voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2019, nader te noemen de Verordening;

Overwegende dat het Beleidskader sociaal domein Doetinchem 2017-2020, de Verordening , het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem, de Beleidsregels Beschermd Wonen gemeente Doetinchem 2019 onlosmakelijk zijn verbonden met elkaar;

Gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2019 en het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Vast te stellen het navolgende:

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2019

Artikel 1 Begripsbepalingen

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: de wet) en de daarop gebaseerde lagere regelgeving, de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2019 en het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2019.

De beleidsregels moeten ook in acht genomen worden door het Buurtplein B.V. (verder te noemen: het Buurtplein), aangezien zij aan hen door het college gemandateerde bevoegdheden uitoefenen.

Buurtcoach:

een generalist met kennis over de gehele breedte van het sociale domein, die als aanspreekpunt fungeert in de wijk, de verbinding vormt tussen ingezetenen en benodigde ondersteuning en een coördinerende rol heeft bij meervoudige problematiek;

Consulent:

de medewerker van het Buurtplein, die namens het college op grond van de Wmo 2015 bepaalt of en voor hoe lang een maatwerkvoorziening wordt ingezet.

Artikel 2 Melding hulpvraag

  • 1. De melding voor een algemene voorziening kan schriftelijk, elektronisch, telefonisch of mondeling worden gedaan bij de gecontracteerde aanbieder.

  • 2. De melding voor een maatwerkvoorziening kan schriftelijk, elektronisch, telefonisch of mondeling worden gedaan bij het Buurtplein.

Artikel 3 Cliëntondersteuning

Cliëntondersteuning is onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen (artikel 1.1.1. van de wet). En betreft kortom alle levensdomeinen.

De cliënt bepaalt of en wie hij als cliëntondersteuner wil. Dat kan iemand zijn uit zijn eigen netwerk. Het kan ook een ondersteuner zijn die de gemeente gratis biedt. Dit is de buurtcoach van het Buurtplein of de medewerker van een tweede organisatie waar de gemeente een contract mee heeft. De inzet van een tweede organisatie is vanaf het begin van de hulpvraag mogelijk. De cliënt wordt over deze mogelijkheid geïnformeerd wanneer hij wordt uitgenodigd voor een gesprek voor een maatwerkvoorziening.

Artikel 4 Advies maatwerkvoorziening

Voor de toepassing van artikel 5, zesde lid van de Verordening, bepaalt de consulent of het bij het beoordelen van de toegang tot de maatwerkvoorziening noodzakelijk is om een externe deskundige in te schakelen, bijvoorbeeld een medisch of bouwkundig adviseur. Een medisch advies ligt voor de hand als er sprake is van een progressief ziektebeeld en/of een medisch moeilijk te objectiveren aandoening. Daarnaast kan een advies zinvol zijn voor het in kaart brengen van de behandel- en ontwikkelingsmogelijkheden van de cliënt. Om tot een bepaling van de goedkoopst adequate voorziening te komen kan een bouwkundig advies worden aangevraagd. De kosten van het advies komen voor rekening van het Buurtplein.

Als het adviestraject niet binnen de wettelijke onderzoekstermijn van zes weken kan worden afgerond, kan deze termijn na overleg met de cliënt worden verlengd. Hetzelfde geldt voor een adviestraject dat is gestart nadat de cliënt de aanvraag heeft ingediend.

Artikel 5 Het Gesprek

Wanneer na de melding verdere vraagverheldering of verdieping nodig blijkt te zijn, dan zal de buurtcoach of de consulent van het Buurtplein eerst een vooronderzoek doen naar de al beschikbare informatie binnen de gemeente. Daarna zal het gesprek worden gevoerd. De cliënt kan zich laten bijstaan door zijn mantelzorger en/of een cliëntondersteuner. De buurtcoaches en de consulenten zijn geschoold in het voeren van ‘het Gesprek’.

‘Het Gesprek’ is het uitgangspunt tijdens het uitgebreide onderzoek naar de situatie van de cliënt. Zie Daarbij is aandacht voor:

  • -

    de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;

  • -

    het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

  • -

    de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp te voorzien in zijn behoefte;

  • -

    de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie;

  • -

    de behoefte aan ondersteuning van de mantelzorger(s) van de cliënt;

  • -

    de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door zorgverzekeraars en zorgaanbieders in de behoefte te voorzien aan maatschappelijke ondersteuning

  • -

    dat bij een maatwerkvoorziening een eigen bijdrage van de cliënt gevraagd kan worden; in het gesprek is het verplicht om (indien van toepassing) de eigen bijdrage te noemen en (zo mogelijk) te berekenen.

(Zie ook art. 2.3.2 van de Wet en de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 21-03-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:819).

Uitgangspunt bij ‘het Gesprek’ is de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt om het probleem zelf of met steun van zijn omgeving op te lossen.

Als een cliënt voor een persoonsgebonden budget wil kiezen, wordt door de consulent uitgelegd hoe de procedure voor een persoonsgebonden budget in werking treedt. Cliënten moeten vooraf goed weten wat het persoonsgebonden budget inhoudt en welke verantwoordelijkheden zij of hun budgetbeheerder daarbij hebben.

Artikel 6 Algemene criteria voor een maatwerkvoorziening

De wet doet een beroep op de eigen kracht en eigen mogelijkheden van ingezetenen. Het uitgangspunt van de wet is dat mensen langer thuis blijven wonen met waar mogelijk hulp van hun eigen sociale netwerk en zo nodig aanvullende ondersteuning vanuit de gemeente. Voordat er een beroep wordt gedaan op publiek gefinancierde voorzieningen moeten eerst de eigen kracht en het sociale netwerk worden aangesproken. Zoals vermeld in artikel 10 van de Verordening betekent dit dat een maatwerkvoorziening pas aan de orde kan zijn als de cliënt zijn beperkingen of problemen niet kan verminderen of wegnemen met behulp van eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg, hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen.

In elke afzonderlijke situatie beoordeelt de consulent de eigen kracht en mogelijkheden van de cliënt. Dit doet de consulent niet door de beperking als uitgangspunt te nemen, maar door juist te kijken naar wat de cliënt zelf en/of met hulp van zijn sociaal netwerk wel kan. Dit hangt onder andere af van het type ondersteuning dat wordt gevraagd, van de draagkracht van het sociaal netwerk en van de bereidheid van zowel de cliënt als het sociaal netwerk om hulp te ontvangen respectievelijk te bieden.

Het college verwacht van de cliënt dat hij de consulent actief informeert over personen uit zijn sociaal netwerk en wat deze personen voor hem kunnen betekenen op het gebied van zorg en ondersteuning. De consulent probeert de cliënt ook te ondersteunen in het betrekken van personen uit de sociale omgeving.

Eigen kracht

Eigen kracht verwijst naar de mogelijkheden van de cliënt om zelf bij te dragen aan zijn zelfredzaamheid en participatie. Het college verwacht van de cliënt dat hij zich inspant om dat aan te wenden wat binnen zijn bereik ligt om zelf in zijn behoefte op het gebied van maatschappelijke ondersteuning te voorzien. De consulent beoordeelt hierbij ook of de cliënt met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn beperkingen kan oplossen of verminderen.

Gebruikelijke hulp

De consulent beoordeelt of, en zo ja, in hoeverre de cliënt met gebruikelijke hulp in staat is zijn problemen op te vangen. Onder gebruikelijke hulp wordt de normale, dagelijkse hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten verstaan. Het voeren van een gemeenschappelijk huishouden brengt immers een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het functioneren van dat huishouden met zich mee.

Mantelzorg

Mantelzorg betreft ondersteuning voor een naaste ten behoeve van diens zelfredzaamheid en participatie, die qua omvang en intensiteit de gebruikelijke hulp overstijgt en die rechtstreeks voortkomt uit de sociale relatie tussen personen. Mantelzorg wordt niet verleend in het kader van een hulpverlenend beroep. De ondersteuning is vrijwillig, maar voelt voor de betrokkenen vaak als vanzelfsprekend.

Gezien de intensiviteit van de ondersteuning en de vaak hoge mate waarin de cliënt afhankelijk is van de ondersteuning, is het met name bij mantelzorg van belang om inzicht te krijgen in de belastbaarheid van de mantelzorger. Om hier meer inzicht in te krijgen kan de consulent gebruik maken van bijlage 2 ‘Onderzoeken van (dreigende) overbelasting’ en de EDIZ vragenlijst ‘Erkende Druk door Informele Zorg’. Ook kan medisch of ander deskundig advies worden ingewonnen door de consulent. Als de belastbaarheid te beperkt blijkt, wordt gekeken naar mogelijkheden ter ondersteuning van de mantelzorger door middel van voorliggende voorzieningen. Als dit de mantelzorger niet voldoende ontlast, kan (tijdelijk) een maatwerkvoorziening ingezet worden ten behoeve van het (op termijn) in stand houden van de mantelzorg.

Sociaal netwerk

Met het sociaal netwerk worden personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt bedoeld. Hierbij kan gedacht worden aan uitwonende kinderen, buren, vrienden, vrijwilligers e.d.

Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Het is niet de bedoeling dat het college voorzieningen verstrekt, waarvan het gelet op de omstandigheden van de cliënt, aannemelijk is dat deze daarover, ook als hij of zij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken (zie uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 juli 2010, ECLI:NLCRVB:2010:BN1265). Dergelijke voorzieningen worden gezien als algemeen gebruikelijk.

De consulent dient per geval te beoordelen of een voorziening algemeen gebruikelijk is voor de cliënt in kwestie (zie uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 november 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BK5657). Om algemeen gebruikelijk te zijn voor de betrokken cliënt moet de voorziening in ieder geval aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • 1.

    de voorziening is daadwerkelijk beschikbaar;

  • 2.

    de voorziening kan door de cliënt worden bekostigd en;

  • 3.

    de voorziening biedt een passende bijdrage.

De volgende criteria kunnen ook een rol spelen bij deze beoordeling (zie uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 februari 2016, ECLI:NLCRvB:2016614):

  • 1.

    de voorziening is verkrijgbaar in een winkel of webshop;

  • 2.

    het is gangbaar dat de voorziening ook wordt aangeschaft voor personen zonder beperking of;

  • 3.

    de voorziening behoort, gelet op de maatschappelijke normen, tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van de cliënt.

Zie voorts bijlage 1 voor een niet-limitatieve lijst aan algemeen gebruikelijke voorzieningen.

Artikel 7 Specifieke criteria voor een maatwerkvoorziening

Zoals bepaald in artikel 11, eerste lid, onderdeel b van de Verordening bestaat er slechts aanspraak op een maatwerkvoorziening indien deze als goedkoopst adequate maatwerkvoorziening is aan te merken.

Adequaat houdt in dat de voorziening haar doel moet bereiken op het gebied van zelfredzaamheid en participatie. Hierbij wordt rekening gehouden met de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de cliënt. Als meerdere voorzieningen voldoen aan het criterium van adequaatheid, dan wordt de goedkoopste toegekend.

Bij het vaststellen van het persoonsgebonden budget betekent dit dat de hoogte van het persoonsgebonden budget wordt gekoppeld aan de in die situatie te verstrekken goedkoopst adequate maatwerkvoorziening.

Eigenschappen die kostenverhogend werken zonder dat zij de voorziening meer adequaat maken, zullen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Wel kan de consulent besluiten om een product dat duurder is dan een vergelijkbaar product, maar dat wel langer meegaat en dus uiteindelijk goedkoper is, te verstrekken.

Het is mogelijk om een persoonsgebonden budget te verstrekken voor een maatwerkvoorziening die duurder is dan de goedkoopst adequate voorziening, mits de cliënt het prijsverschil uit eigen middelen betaalt.

Artikel 8 Toegang en toekenning algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen

  • 1. De gecontracteerde aanbieder van de algemene voorziening beoordeelt of de ingezetene in aanmerking komt voor de algemene voorziening en maakt afspraken met de ingezetene over de in te zetten ondersteuning.

  • 2. De consulent neemt op grond van het onderzoek zoals bedoeld in artikel 5 van de Verordening een besluit op een aanvraag voor een maatwerkvoorziening. Het besluit wordt kenbaar gemaakt door middel van een beschikking.

Artikel 9 Duur toekenning

9.1 Algemene voorzieningen

Algemene voorziening Buurtplein, Elver , Pauropus en stadskamer

De cliënt kan in aanmerking komen voor bovenstaande algemene voorzieningen voor de periode dat de algemene voorziening wordt aangeboden mits hij aan de criteria zoals genoemd in artikel 9 van de Verordening voldoet.

Algemene voorziening Schoonmaakhulp

De algemene voorziening Schoonmaakhulp kan zonder einddatum worden verstrekt. De cliënt kan gebruik maken van Schoonmaakhulp voor de periode dat de algemene voorziening wordt aangeboden. Een toekenning zonder einddatum is alleen mogelijk als gezien de beperkingen en persoonskenmerken van de cliënt veranderingen in de eigen kracht of thuissituatie niet waarschijnlijk worden geacht. Als er mogelijk nog verandering optreedt in de situatie van de cliënt of zijn netwerk kan gekozen worden voor een geldigheidsduur van één jaar of vijf jaar. Indien de cliënt tijdelijk huishoudelijke hulp nodig heeft, omdat hij of zijn partner uit een ziekenhuisopname komt, kan er voor maximaal drie maanden met incidenteel de mogelijkheid tot een eenmalige verlenging van drie maanden Schoonmaakhulp - korting worden ingezet.

Hoe korter de termijn waarbinnen de met de ondersteuning na te streven doelen naar verwachting worden behaald en/of hoe aannemelijker het is dat zich veranderingen in de situatie van de cliënt kunnen voordoen, des te korter de geldigheidsduur. De gecontracteerde aanbieder bepaalt per cliënt welke geldigheidsduur passend is aan de hand van:

  • -

    De mate waarin veranderingen in de eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg of hulp van personen uit het sociale netwerk worden verwacht; en

  • -

    De mate waarin bij de cliënt veranderingen binnen de levensdomeinen financiën, huisvesting, huiselijke relaties/sociaal netwerk, geestelijke gezondheid/sociaal emotionele ondersteuning, lichamelijke gezondheid, algemeen dagelijkse levensverrichtingen/lichamelijke verzorging worden verwacht, welke van invloed kunnen zijn op de behoefte van de cliënt aan huishoudelijke hulp.

9.2 Maatwerkvoorzieningen gericht op diensten

Een maatwerkvoorziening kan worden toegekend voor een periode van maximaal vijf jaar. De termijn van vijf jaar geldt zowel voor Wmo-diensten in natura als voor persoonsgebonden budgetten. Een uitzondering op de genoemde maximale indicatieduur van vijf jaar geldt voor natura verstrekkingen van de diensten Ondersteuning thuis – Schoon huis en Begeleiding Individueel – Stabiliseren en Overnemen. Deze diensten kunnen voor onbepaalde tijd worden toegekend. Hiervoor is gekozen omdat Ondersteuning thuis – Schoon huis en Begeleiding Individueel – Stabiliseren en Overnemen gericht zijn op het stabiliseren en voorkomen van achteruitgang bij een cliënt met beperkte verandercapaciteit. Het college wil cliënten niet elke vijf jaar confronteren met een herbeoordeling als vooraf al met hoge waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat dit niet tot een andere vorm van ondersteuning zal leiden. Een toekenning voor onbepaalde tijd is alleen mogelijk als, gezien de beperkingen en persoonskenmerken van de cliënt, veranderingen in de eigen kracht of thuissituatie niet waarschijnlijk worden geacht.

Vooralsnog heeft het college ervoor gekozen om bij de inzet van een persoonsgebonden budget geen toekenning voor onbepaalde tijd af te geven. De reden hiervoor is om juist bij het persoonsgebonden budget zicht te houden of de budgethouder in staat is en blijft om ook in de toekomst verantwoorde ondersteuning in te kopen.

De consulent bepaalt per cliënt welke indicatieduur passend is aan de hand van:

  • -

    de mate waarin veranderingen in de eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg of hulp van personen uit het sociale netwerk worden verwacht en;

  • -

    de mate waarin bij de cliënt veranderingen binnen de levensdomeinen financiën, dagbesteding/tijdsbesteding/scholing/werk, huisvesting, huiselijke relaties/sociaal netwerk, geestelijke gezondheid/sociaal emotionele ondersteuning, lichamelijke gezondheid/algemeen dagelijkse levensverrichtingen/lichamelijke verzorging, verslaving of justitie (zoals genoemd in de Zelfredzaamheidsmatrix) worden verwacht, die van invloed kunnen zijn op de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • -

    Hoe korter de termijn waarbinnen de met de ondersteuning na te streven doelen naar verwachting worden behaald en/of hoe aannemelijker het is dat zich veranderingen in de situatie van de cliënt kunnen voordoen, des te korter de indicatieduur.

Bovenstaande laat onverlet de mogelijkheden tot het herzien dan wel intrekken van een beslissing, zoals bepaald in artikel 2.3.10 van de wet. Ook dient de cliënt op grond van artikel 2.3.8 van de wet aan het college mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat zij aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing.

Als blijkt dat na afloop van de indicatieduur ondersteuning nodig blijft, moet de cliënt dan wel de zorgaanbieder een nieuwe melding doen. Als de cliënt zich minder dan acht weken voor afloop van de indicatieduur meldt, kan het zijn dat de nieuwe indicatie niet direct aansluit op de oude indicatie.

9.3 Maatwerkvoorzieningen gericht op producten (hulpmiddelen)

Een product wordt zonder einddatum verstrekt. Zolang het product een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning kan de cliënt hiervan gebruik maken. Het feit dat een hulpmiddel is afgeschreven betekent niet automatisch dat het recht op een nieuw of gebruikt product ontstaat. Zolang het verstrekte product of via het persoonsgebonden budget aangeschafte product technisch nog voldoet, bestaat geen recht op vervanging van het product.

Bij de toekenning van een product wordt eerst gekeken of er een gebruikt product in het depot beschikbaar is alvorens een nieuw product te verstrekken. Bij een herverstrekking uit het depot wordt de eigen bijdrage in de kosten evenredig met de afschrijvingstermijn door het college aan de cliënt opgelegd.

Artikel 10 Inhoud beschikking

Als de consulent besluit een maatwerkvoorziening toe te kennen, wordt in de beschikking in ieder geval opgenomen:

  • -

    welke maatwerkvoorziening wordt ingezet ten behoeve van welke doelen;

  • -

    of de maatwerkvoorziening in natura of als persoonsgebonden budget wordt verstrekt;

  • -

    de duur van de indicatie;

  • -

    op welke wijze bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt en;

  • -

    welke kostprijs geldt ten behoeve van de bijdrage in de kosten, zoals bedoeld in artikel 21 van de Verordening.

Artikel 11 Wettelijke afbakening hulpmiddelen

Vanaf 1 januari 2013 is de uitleen van hulpmiddelen onder de werking van de Zorgverzekeringswet gebracht. Voor de beantwoording van de vraag of een verzekerde in aanmerking komt voor bepaalde hulpmiddelen via de uitleen is afhankelijk van de vraag of hij daar voor een beperkte of onzekere duur op is aangewezen (artikel 2.12 lid 2 Regeling zorgverzekering). Het gaat om rolstoelen, drempelhulpen, transferhulpmiddelen en hulpmiddelen voor het zich wassen en zorgdragen voor de toiletgang. Staat op voorhand vast dat de cliënt voor onbeperkte duur is aangewezen op een dergelijk hulpmiddel wordt deze op grond van de wet verstrekt. In de praktijk kan overigens nog steeds de zes-maanden-termijn worden gehanteerd (2 x 3 maanden uitleen) zoals die gold tot 1 januari 2013. Zodra dan voor gebruik van het hulpmiddel moeten worden betaald, kan aanspraak bestaan op een maatwerkvoorziening op grond van de wet. In het algemeen geldt dat, indien en voor zover, de cliënt gebruik kan maken van de uitleen het tot zijn eigen verantwoordelijkheid behoort dat ook te doen.

In principe zal een hulpmiddel voor verplaatsing in, om en nabij het huis verstrekt worden als men een dergelijke voorziening voor dagelijks gebruik nodig heeft. Een hulpmiddel voor incidenteel gebruik valt hier niet onder.

Artikel 12 Maatwerkvoorziening ‘Ondersteuning thuis – Schoon huis’ en ‘Ondersteuning thuis – Coachen gericht op het huishouden’.

Gemeente Doetinchem kent twee maatwerkvoorzieningen in het kader van hulp bij het huishouden, namelijk:

  • 1.

    Ondersteuning thuis – Schoon huis, waarbij de focus ligt op het overnemen van schoonmaakactiviteiten.

  • 2.

    Ondersteuning thuis – Coachen gericht op het huishouden, waarbij waar nodig de schoonmaakactiviteiten worden overgenomen en er sprake kan zijn van lichte vormen van begeleiding.

In bijlage 3 Ondersteuningsvormen staan beide maatwerkvoorzieningen gedefinieerd. Bij de toekenning van een indicatie Ondersteuning Thuis – Schoon huis levert de consulent maatwerk. Bij het bepalen van de benodigde omvang van de maatwerkvoorziening wordt bekeken welke activiteiten die onderdeel uitmaken van het huishouden moeten worden overgenomen door een huishoudelijke hulp. Hierbij wordt gebruik gemaakt van normtijden uit de ‘Richtlijn Indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden (MO-zaak, 2011). Het is aan de consulent om van geval tot geval te beoordelen welke ondersteuning noodzakelijk is om de cliënt in staat te stellen een schoon en leefbaar huis te hebben.

Artikel 13 Ondersteuning gericht op het wonen

Zoals bepaald in artikel 12 van de Verordening kan de cliënt die, gezien zijn beperkingen, niet normaal gebruik kan maken van de woning waar hij zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben, in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening gericht op het wonen. De consulent kan een maatwerkvoorziening verlenen in de vorm van een woningaanpassing of een maatwerkvoorziening ten behoeve van het zich kunnen verplaatsen in en om de woning, zoals een traplift. De maatwerkvoorziening is gericht op het opheffen of verminderen van problemen bij het normale gebruik van de woning. Hierbij kunnen enkel woonvoorzieningen worden getroffen in ruimtes met een elementaire woonfunctie voor de ingezetene in kwestie. In beginsel zijn dit de woonkamer, slaapkamer, keuken, wc en de badkamer.

De cliënt is zelf verantwoordelijk voor het veilig stallen en opbergen (droog en afgesloten) van hulpmiddelen, die als maatwerkvoorziening door de gemeente beschikbaar worden gesteld. Dit geldt tevens voor een hulpmiddel dat door inzet van een persoonsgebonden budget is aangeschaft.

13.1 Eigen kracht

Bij de aanvraag van een woonvoorziening hanteert het college bij de beoordeling van de eigen kracht in de zin van artikel 10, eerste lid van de Verordening het uitgangspunt dat cliënten zelf verantwoordelijk zijn voor de keuze van een woning die aansluit op hun specifieke situatie. Het college verwacht van de cliënt dat hij – voor zover mogelijk – bij de keuze van een woning rekening houdt met zijn huidige en voorzienbare toekomstige beperkingen.

13.2 Algemeen gebruikelijke renovatie van badkamer of keuken

Er worden geen voorzieningen verleend die algemeen gebruikelijk zijn voor de cliënt in kwestie. Dit betekent dat, als er sprake is van renovatie van voorzieningen die technisch of economisch zijn afgeschreven, in beginsel geen voorziening gericht op het wonen zal worden verstrekt. Voor zowel ingezetenen met als zonder beperkingen geldt immers dat voorzieningen na verloop van tijd moeten worden vervangen of aangepast aan de eisen van de tijd.

Bij het bepalen of sprake is van een algemeen gebruikelijke renovatie hanteert ons college een algemeen gebruikelijke levensduur gelijk aan de afschrijvingstermijnen zoals bepaald in het Beleid huurverhoging na woningverbetering van de vereniging Overleg Voorzitters Huurcommissies. Dit betekent dat een renovatie van de badkamer algemeen gebruikelijk worden geacht als de badkamer 25 jaar of ouder is. Een keukenrenovatie kan als algemeen gebruikelijk worden geacht bij een keuken van 15 jaar of ouder.

Een algemeen gebruikelijke renovatie dient de cliënt, dan wel de eigenaar van de woning, zelf te betalen. Wel kan er sprake zijn van bijkomende kosten zijn die niet algemeen gebruikelijk zijn. Bijvoorbeeld als de cliënt door zijn beperking een andere voorziening nodig heeft dan de standaard voorziening. Ons college kan dan volstaan met het verstrekken van de meerkosten voor het gedeelte dat niet algemeen gebruikelijk is. Hiertoe behoren ook eventuele meerkosten ten opzichte van standaard montagekosten.

Als de algemeen gebruikelijke levensduur van de voorziening nog niet is bereikt, wordt de leeftijd van de keuken of badkamer wel meegewogen bij het bepalen van de door de gemeente te verstrekken vergoeding. De vergoeding neemt af naarmate de leeftijd van de keuken of badkamer toeneemt.

13.3 Passende bijdrage in de vorm van een verhuizing

Het college gaat efficiënt om met de beschikbare middelen en de woningvoorraad. De consulent maakt hierin per individueel geval een afweging. Bij het beoordelen of een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening gericht op het wonen, kan de consulent onderzoeken of een verhuizing naar een geschikte woning of gemakkelijker geschikt te maken woning een passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt. De consulent onderzoekt dit in ieder geval, maar niet uitsluitend, bij woningaanpassingen waarmee aanzienlijke kosten gemoeid zijn. Ook in situaties waarin gezien de prognose van de beperkingen die de cliënt ondervindt de woningaanpassing slechts beperkte tijd zal volstaan, wordt de mogelijkheid van een verhuizing onderzocht.

Bij de beoordeling van de vraag of er door middel van een verhuizing een passende bijdrage wordt geleverd aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt, neemt de consulent in ieder geval het volgende in overweging:

  • -

    De eigen voorkeur van de cliënt. Als de cliënt zelf verhuizen als de beste oplossing ziet, dan ligt verhuizen meer voor de hand dan als de cliënt graag in de huidige woning blijft wonen en vice versa.

  • -

    De huidige beperkingen die de cliënt op dit moment ervaart en de toekomstprognose. Verhuizen ligt bijvoorbeeld meer voor de hand als de verwachting is dat de situatie van belanghebbende snel verslechtert waardoor een aanpassing van de huidige woning slechts beperkte tijd zal volstaan. Aan de andere kant kan er bijvoorbeeld sprake zijn van een medische contra-indicatie voor verhuizen.

  • -

    De snelheid waarmee in een oplossing kan worden voorzien. Verhuizen kan sneller een oplossing bieden dan het doorlopen van het proces van een woningaanpassing (inclusief uitwerking van plannen, aanvragen van offertes en uitvoeren van de werkzaamheden). Het kan echter ook een tijd duren voordat een geschikte woning is gevonden. Bij een advies voor een verhuizing wordt aangeven binnen welke aanvaardbare termijn een nieuwe woning gevonden moet zijn. Bij het vaststellen van de termijn wordt rekening gehouden met de omstandigheden van de situatie die voorligt. Als er binnen de gestelde termijn geen geschikte woning beschikbaar komt, kan een maatwerkvoorziening gericht op het wonen worden toegekend.

  • -

    De gevolgen van een verhuizing voor de sociale omstandigheden van de cliënt. De binding van de cliënt met de omgeving wordt hierbij meegenomen evenals de nabijheid van voor de cliënt belangrijke voorzieningen en de nabijheid van vrienden en familie. Deze omstandigheden wegen zwaarder naarmate de afstand tussen de huidige woning en de mogelijke nieuwe woning toeneemt en naarmate de intensiteit van de mantelzorg toeneemt. Daarnaast weegt de nabijheid van vrienden en familie zwaarder als er sprake is van mantelzorg. Ook eventuele consequenties (zoals inkomstenderving) van een verhuizing voor een bedrijf aan huis worden meegewogen.

  • -

    De consequenties van een verhuizing voor de woonlasten. Een stijging van de woonlasten hoeft niet in de weg te staan van het toekennen van een verhuisurgentie. Wel wordt beoordeeld of een huurlastenstijging aanvaardbaar is voor de belanghebbende, hierbij rekening houdend met het recht op huurtoeslag en verandering in wooncomfort. In geval van een koopwoning wordt meegewogen of de belanghebbende na verkoop blijft zitten met een aanzienlijke restschuld.

Als naar oordeel van de consulent een verhuizing voorrang heeft op het aanpassen van de huidige woning, adviseert hij de cliënt in de zoektocht naar een nieuwe woning. Indien nodig kan de cliënt in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in verhuiskosten op grond van de Regeling Compensatie Zorgkosten.

13.4 Uitzonderingen

13.4.1 Bijzondere woonsituaties

In een aantal situaties zal geen sprake zijn van een resultaatsverplichting van het college, omdat in die situaties sprake is van een bijzondere woonsituatie:

  • -

    woningen die niet als zelfstandige woning dienst doen (hotels, pensions);

  • -

    woningen die niet bedoeld zijn voor permanente bewoning (tweede woningen,vakantiewoningen, recreatiewoningen);

  • -

    (een) verhuurde kamer of kamers;

Het treffen van woonvoorzieningen in één van bovenstaande woonvormen is in het kader van de wet niet mogelijk.

13.4.2 Meerdere hoofdverblijven

Een woonvoorziening wordt slechts verleend als de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waar de voorziening wordt getroffen. In uitzonderingssituaties kan er sprake zijn van twee hoofdverblijven bijvoorbeeld bij kinderen van gescheiden ouders, die in co-ouderschap door beide ouders worden opgevoed. Als kan worden aangetoond, bijvoorbeeld door een ouderschapsplan, dat de cliënt daadwerkelijk de ene helft van de tijd bij de ene ouder woont en de andere helft van de tijd bij de andere ouder kan in die situatie, indien niet anders mogelijk, worden bepaald dat twee woningen aangepast worden. Echter zal de vertrekkende ouder altijd eerst, zo nodig in afstemming met de consulent, moeten onderzoeken of een verhuizing naar een geschikte woning mogelijk is.

Bezoekbaar maken

Wanneer noodzakelijk kan één woning waar de cliënt regelmatig op bezoek komt (bijvoorbeeld van een ouder niet zijnde co-ouder) bezoekbaar gemaakt worden. Bezoekbaar houdt in dat de cliënt toegang tot de woning, één verblijfsruimte (bijvoorbeeld de woonkamer) en het toilet heeft. Er worden geen aanpassingen vergoed om logeren mogelijk te maken.

Artikel 14 Vervoer (ZOOV)

14.1 Collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV) ZOOV Op Maat

ZOOV Op Maat is een aanvullend openbaar vervoerssysteem bedoeld om verplaatsingen binnen de regio Achterhoek (gemeenten Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk) mogelijk te maken. ZOOV Op Maat is tegen het openbaar vervoer tarief voor iedere ingezetene toegankelijk ongeacht of er ook regulier openbaar vervoer beschikbaar is. Er zijn wel verschillende tarieven. Voor ingezetene zonder wmo-indicatie zijn er twee OV-tarieven. Het lagere tarief geldt als er op het reistraject geen openbaar vervoer beschikbaar is. Het hogere tarief geldt als de ingezetene naar de reisbestemming (in theorie) ook met het openbaar vervoer zou kunnen reizen. De ingezetene beslist dan zelf of hij met ZOOV Op Maat reist of met het openbaar vervoer. De hoogte van de verschillende OV-tarieven zijn te vinden op de website www.zoov.nl.

Ingezetenen met een vervoersbeperking kunnen onder voorwaarden in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening ZOOV Op Maat en kunnen tegen een gereduceerd tarief reizen met ZOOV. Dit tarief is lager dan de OV-tarieven voor ingezetenen zonder vervoersbeperking. Ook deze tarieven zijn te vinden op de website www.zoov.nl.

14.2 Richtlijnen indicatie ZOOV op Maat (maatwerkvoorziening)

Als richtlijn om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening ZOOV Op Maat dient in ieder geval sprake te zijn van:

  • 1.

    geobjectiveerde beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie, psychische of psychosociale problemen al dan niet met een medisch advies waaruit blijkt dat de cliënt geen gebruik kan maken van eigen vervoer en het reguliere openbaar vervoer en

  • 2.

    een cliënt die in staat is zelfstandig te reizen met ZOOV en die periodiek één van de volgende relevante vervoersbestemmingen heeft:

    • a.

      het bezoeken van familie en vrienden of kennissen;

    • b.

      bezoek aan openbare gebouwen, winkels of kerk;

    • c.

      sociale en culturele activiteiten of;

    • d.

      medisch vervoer, bijvoorbeeld ten behoeve van fysio- of vergelijkbare therapie (binnen een afstand van 20 kilometer van de woning en wanneer andere wetgeving niet voorliggend is).

De volgende vervoersbestemmingen gelden in ieder geval als niet relevant voor een indicatie voor ZOOV en naar deze bestemmingen mag ook niet gereisd worden met ZOOV:

  • -

    vervoersbestemmingen wanneer die vanuit voorliggende wetgeving worden gefinancierd (zoals het vervoer naar het ziekenhuis – bezoek aan de specialist of onderzoek);

  • -

    vervoer van en naar dagbesteding;

  • -

    vervoer van en naar werk of;

  • -

    bovenregionale vervoersbestemmingen (Valys is hier voorliggend).

Er wordt geen onbeperkte kosteloze vervoermogelijkheid aangeboden. Een persoon zonder beperkingen maakt immers ook kosten voor vervoer. Afhankelijk van de (regionale) vervoersbehoefte van de cliënt wordt een kilometeraantal vastgesteld tot maximaal 2.000 kilometer per jaar. Onder de regionale vervoersbehoefte wordt verstaan het reizen binnen een afstand van 20 kilometer van de woning van de cliënt.

Indien er andere mogelijkheden zijn voor vervoer op de kortere afstanden, zoals de mogelijkheid van fietsen of het gebruik van een scootmobiel, zal hier rekening mee gehouden worden en kan het maximale kilometeraantal naar beneden worden bijgesteld. Als sprake is van zwaarwegende redenen kan in uitzonderingsgevallen het maximale kilometeraantal (tijdelijk) naar boven worden bijgesteld.

Bovenregionale bestemmingen vallen buiten de reikwijdte van de wet en vallen onder verantwoordelijkheid van Valys. Omdat er nog onbereikbare bestemmingen tussen de 20 kilometer en het reisgebied van Valys zitten, kan men met ZOOV ook ritten van 20 tot 40 kilometer boeken, tegen het OV-tarief van ZOOV, tot maximaal 2.000 kilometer per jaar.

Als sprake is van zwaarwegende redenen kan op individueel niveau door de consulent maximaal twee puntbestemmingen worden vastgesteld tussen de 20 en 40 kilometer waarbinnen het Wmo tarief naartoe kan worden gereisd.

14.3 ZOOV op maat individueel

ZOOV op maat als CVV is voorliggend op de individuele maatwerkvoorziening ZOOV op Maat. Alleen wanneer op basis van medisch advies is vastgesteld dat ZOOV als CVV voor een cliënt niet voldoet, kan ZOOV op Maat als individuele vervoersvoorziening worden ingezet. Bij de individuele maatwerkvoorziening ZOOV op Maat reist de cliënt zonder medepassagiers. Indien na onderzoek door de consulent blijkt dat ZOOV op Maat ook niet volstaat, kan voor een andere vervoersoplossing zonder inzet van ZOOV worden gekozen.

14.4 Begeleiding bij vervoer ZOOV

Er kan voor twee soorten begeleiding een indicatie worden toegekend voor ZOOV: medische begeleiding en sociale begeleiding. De gemeente betaalt daarvoor een opslag aan de vervoerder.

Verplichte/medische begeleiding

Van medische begeleiding is sprake als de cliënt vanwege medische of andere redenen (zoals vanwege psychiatrische, psychische of psychogeriatrische problematiek) niet in staat is zelfstandig te reizen. Hierbij moet gedacht worden aan situaties waarbij de begeleider moet kunnen ingrijpen tijdens de rit.

Als er medische redenen zijn, kan de gemeente een indicatie afgeven voor verplichte/medische begeleiding. De CVV-reiziger met verplichte/medische begeleiding mag niet alleen reizen. De medische begeleider is ten minste 12 jaar oud, is in staat om hulp te verlenen als dat nodig is en gebruikt zelf geen rolstoel. Ze reizen gezamenlijk van A naar B. De medische begeleider betaalt geen reizigersbijdrage.

Sociale begeleiding

In gevallen waar de cliënt zowel thuis als op locatie ondersteuning nodig heeft van de begeleider en er geen vervoersmogelijkheden beschikbaar zijn voor de begeleider, kan er een indicatie voor sociale begeleiding worden toegekend. In dat geval betaalt de begeleider hetzelfde tarief als de cliënt. Een begeleider die meereist zonder indicatie van de gemeente, reist als ov-reiziger mee en betaalt het ov-tarief.

Artikel 15 Persoonsgebonden budget

Een cliënt die in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening wordt door de consulent geïnformeerd over de mogelijkheid om te kiezen voor een persoonsgebonden budget, onder de voorwaarden zoals genoemd in artikel 2.3.6, tweede lid van de wet. De cliënt wordt hierbij gewezen op de mogelijkheid van het testen van zijn bekwaamheid met betrekking tot het omgaan met een persoonsgebonden budget op www.pgb-test.nl. Het testen is bedoeld om de cliënt bewust te maken van de taken en verantwoordelijkheden die horen bij het beheren van een persoonsgebonden budget, zodat hij een weloverwogen keuze voor een persoonsgebonden budget of zorg in natura kan maken.

15.1 Beoordeling van de wettelijke voorwaarden

Zoals bepaald in artikel 16, eerste lid van de Verordening, beoordeelt de consulent of de cliënt voldoet aan de wettelijke voorwaarden voor een persoonsgebonden budget. Naar oordeel van de consulent dient de cliënt op eigen kracht voldoende in staat te zijn tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, en in staat zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.

Naar oordeel van de consulent is hiervan in ieder geval geen sprake als de cliënt dan wel met hulp uit zijn sociaal netwerk of van zijn vertegenwoordiger niet het vermogen heeft om een overeenkomst aan te gaan, een ondersteuner in de praktijk aan te sturen en de administratie bij te houden.

De kwaliteit van de met een persoonsgebonden budget in te kopen maatwerkvoorziening dient van voldoende kwaliteit te zijn. De beoordeling hiervan ligt bij de consulent. Dit wil zeggen dat de maatwerkvoorziening veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt verstrekt en in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget is toegekend. Hiertoe levert de cliënt een ondersteunings- en budget plan aan, waarin de cliënt samen met de ondersteuner afspraken vastlegt inzake de gewenste ondersteuning. In het ondersteunings- en budgetplan maakt de cliënt in ieder geval inzichtelijk:

  • -

    waar de ondersteuning wordt ingekocht en waar de ondersteuning uit zal bestaan;

  • -

    hoe aan de, in het gespreksverslag of gezinsplan omschreven doelen, wordt gewerkt;

  • -

    waarom voor deze ondersteuner is gekozen;

  • -

    wie het persoonsgebonden budget gaat beheren;

  • -

    waarom hij de ondersteuning in de vorm van een persoonsgebonden budget wil ontvangen;

  • -

    welke salarisafspraken zijn gemaakt en;

  • -

    hoe de continuïteit van de ondersteuning bij ziekte of andere uitval wordt gegarandeerd.

Op grond van artikel 2.3.9, eerste lid van de wet is het college bevoegd om besluiten te heroverwegen. Bij een heroverweging evalueren de consulent en de cliënt samen de met het persoonsgebonden budget behaalde resultaten en de daaraan verbonden voorwaarden. Ook de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen heeft voldaan komt hierbij aan bod.

15.2 Beheer persoonsgebonden budget door vertegenwoordiger

Als de cliënt de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken uitvoert met hulp van een vertegenwoordiger, toetst het college deze persoon op dezelfde wettelijke voorwaarden als de cliënt. Daarnaast gelden nog enkele aanvullende voorwaarden ten aanzien van de vertegenwoordiger zoals bepaald in artikel 17 van de Verordening.

In beginsel is het toegestaan dat de cliënt zich bij het beheer van zijn persoonsgeboden budget laat vertegenwoordigen door een familielid in de eerste of tweede graad, dat tevens (een deel van) de ondersteuning levert, tenzij er naar het oordeel van het college sprake is van ongewenste belangenverstrengeling. Het belang van de cliënt moet centraal staan. Een factor die kan wijzen op ongewenste belangenverstrengeling is als de cliënt vanwege zijn beperkingen een lage mate van invloed heeft op het besluit om voor een persoonsgebonden budget te kiezen. De dubbelrol van informele zorgverlener en pgb-beheerder mag daarnaast niet ten koste gaan van het bereiken van de gewenste resultaten. Ervaringen die er vanuit het verleden eventueel al met ondersteuning en het beheer van het persoonsgebonden budget zijn, kunnen hierbij een rol spelen. Aangezien de combinatie van beheerder van het persoonsgebonden budget en uitvoerder van ondersteuning kwetsbaar is, kan ervoor gekozen worden de indicatieduur te beperken of frequenter tussentijds te evalueren hoe de ondersteuning en het beheer van het persoonsgebonden budget verloopt.

15.3 Uitgangspunten persoonsgebonden budget in sociaal netwerk

Op grond van artikel 2.3.6, vierde lid van de wet kan een cliënt die in aanmerking komt voor een persoonsgebonden budget dit inzetten om ondersteuning te betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk. Dit mag echter niet leiden tot vergoeding van ondersteuning die anders onbetaald geleverd zou worden. Uitgangspunt is dat ondersteuning uit de eigen omgeving reeds maximaal moet worden ingezet voordat een beroep gedaan wordt op het college. Voor ondersteuning die in redelijkheid verwacht mag worden van het eigen netwerk (taken die een ander onbetaald zou verrichten bij familie) ligt het niet voor de hand om een maatwerkvoorziening te verstrekken.

Een aanvraag voor een persoonsgebonden budget ter besteding aan een persoon uit het sociaal netwerk van de cliënt wordt in ieder geval niet toegekend als:

  • -

    de persoon uit het sociale netwerk op enige wijze druk heeft uitgeoefend op de cliënt in de keuze voor een persoonsgebonden budget

  • -

    de persoon uit het sociale netwerk (dreigend) overbelast is. Zie bijlage 3 ‘Onderzoeken van (dreigende) overbelasting’ of;

  • -

    de persoon uit het sociale netwerk vanwege andere redenen niet in staat is om de gevraagde ondersteuning te bieden.

Bij de beoordeling van de aanvraag weegt de consulent ook mee of:

  • -

    de continuïteit van zorg gewaarborgd is, voor zover dit noodzakelijk is voor het welbevinden van de cliënt. Is bijvoorbeeld een keer overslaan vanwege ziekte of vakantie mogelijk?

Zoals bepaald in artikel 18 van de Verordening is het tarief voor een persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk lager dan het tarief voor professionele ondersteuners.

15.4 Spelregels persoonsgebonden budget

Salarisafspraken

Naast het ondersteunings- en budgetplan moet de cliënt ook de zorgovereenkomst van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) invullen. Hierin worden afspraken over het aantal te leveren uren en uurtarieven vastgelegd.

De SVB faciliteert zowel betalingen via een vast maandloon als via facturering per uur of dagdeel. De budgetbeheerder is verantwoordelijk voor de rechtmatigheid van de bestedingen uit het budget. De gemeente vindt het belangrijk dat de budgetbeheerder hier voldoende inzicht in heeft. Daartoe hanteert de gemeente het uitgangspunt dat een betaling via facturatie de standaard is. Betaling via facturatie ondersteunt de controle op rechtmatigheid voor zowel budgetbeheerder als de gemeente. Betaling via een vast maandloon is mogelijk. Net als bij betaling via facturatie moet de cliënt de rechtmatigheid van de bestedingen kunnen aantonen en verantwoorden. Daartoe moet een administratie worden bijgehouden. Eventuele wijzigingen in de hoogte van de geleverde ondersteuning moeten worden doorgeven aan de SVB. Wanneer een budgetbeheerder kiest voor betaling via maandloon moet hij in het ondersteunings- en budgetplan aangeven dat hij zich van deze verantwoordelijkheid bewust is.

Het ondersteunings- en budgetplan en de zorgovereenkomst moeten door de consulent zijn goedgekeurd voordat de gemeente het persoonsgebonden budget bij de SVB klaarzet. Bij de herbeoordeling van de indicatie wordt het ondersteunings- en budgetplan geëvalueerd. Ook kan de gemeente steekproefsgewijs controles uitvoeren. Indien de budgetbeheerder de besteding van het persoonsgebonden budget niet adequaat kan verantwoorden, kan het college besluiten het persoonsgebonden budget te beëindigen of (een deel van) het persoonsgebonden budget terug te vorderen.

De cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is toegekend heeft de mogelijkheid om te kiezen voor een ondersteuner die een hoger tarief hanteert dan het tarief waarop het persoonsgebonden budget is gebaseerd. Indien als gevolg hiervan sprake is van meerkosten, dan komen deze volledig voor rekening van de cliënt. Indien als gevolg hiervan de cliënt minder ondersteuning inkoopt dan is geïndiceerd, dan is dit in beginsel toegestaan. Wel zal bij een herindicatie worden onderzocht wat de invloed van de lagere inzet op het beoogde resultaat is geweest.

Ondersteuning in het buitenland

Als ondersteuning is ingekocht buiten Nederland mogen de reis- en verblijfkosten hiervan niet worden betaald met een persoonsgebonden budget. Daarnaast geldt dat voor het bieden van ondersteuning aan de cliënt in het buitenland expliciet toestemming door de consulent moet worden gegeven. De consulent zal hierbij toetsen of de besteding van het persoonsgebonden budget past binnen het ondersteuningsplan en de te behalen resultaatgebieden. Daarbij geldt dat een persoonsgebonden budget maximaal dertien weken per jaar buiten Nederland mag worden besteed.

Als de cliënt langer dan zes weken per jaar in het buitenland verblijft en daar ondersteuners inhuurt die niet onder de Nederlandse sociale- en belastingwetgeving vallen, zal de hoogte van het persoonsgebonden budget verlaagd worden op grond van het voor dat land geldende aanvaardbaarheidspercentage zoals bepaald door het Menzis Zorgkantoor regio Arnhem.

Overige spelregels

Het persoonsgebonden budget kent geen vrij besteedbaar bedrag en geen eenmalige uitkering. Kosten die de ondersteuner bij een budgethouder in rekening brengt in verband met een opzegtermijn zijn niet te verhalen op de gemeente. Ook kosten die de ondersteuner de budgethouder in rekening brengt voor het niet nakomen van een afspraak kunnen niet worden verhaald op de gemeente.

Artikel 16 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

16.1 Algemene voorziening Schoonmaakhulp

Er kan maximaal 130 uur op jaarbasis tegen gereduceerd tarief worden ingezet. Het opsparen gedurende het kalenderjaar voor het doen van een ‘grote’ schoonmaak is mogelijk. Niet gebruikte uren kunnen niet worden meegenomen naar het volgende jaar.

16.2 Maatwerkvoorziening

Een maatwerkvoorziening wordt verstrekt met de bedoeling dat de cliënt gebruik gaat maken van de ondersteuning. Als binnen zes maanden na de beslissing tot het verstrekken van een voorziening nog geen voorziening is aangewend, kan het college de beslissing geheel of gedeeltelijk intrekken. Er zijn situaties denkbaar, zoals wachtlijsten of opname van de cliënt in het ziekenhuis waardoor de indicatie niet kan worden ingezet binnen de gehanteerde periode van zes maanden. De cliënt dient in een dergelijk geval uiterlijk vier weken voor het verlopen van de zes maanden contact op te nemen met ons college. De consulent beoordeelt in overleg met de cliënt en eventueel zijn ondersteuner of een opschorting of aanpassing van de indicatie noodzakelijk is.

Artikel 17 Bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 29 van de Verordening beschrijft de mogelijkheden die de gemeente heeft ter voorkoming en bestrijding van fraude.

Bij het voorkomen van fraude staat de voorlichting aan de ingezetene centraal. Deze moet vooraf weten wat zijn of haar rechten en plichten zijn en wat de consequenties zijn bij het overtreden van de regels. In de aanpak van fraudepreventie maakt gemeente Doetinchem gebruik van de principes van het hoogwaardig handhaven:

  • Vroegtijdig informeren: hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor het Buurtplein. De medewerkers van het Buurtplein informeren ingezetenen vroegtijdig over hun rechten en plichten.

  • Vroegtijdig detecteren en afhandelen: de medewerkers van het Buurtplein zijn ook alert op fraudesignalen. Bij twijfels over de rechtmatigheid, organiseren zij een huisbezoek; dit doet een beroep op de professionaliteit van het Buurtplein. Intercollegiaal overleg over het bepalen van de te nemen stappen vindt zo nodig plaats.

  • Optimaliseren van de dienstverlening: bij de inrichting van de werkprocessen wordt ook gekeken naar het effect van de werkprocessen op de bereidheid van ingezetenen om de regels na te leven.

  • Daadwerkelijk sanctioneren: Gemeente Doetinchem gaat er van uit dat de voorzieningen op rechtmatige wijze worden ingezet en verantwoord worden. Zodra er signalen zijn over onrechtmatig gebruik, wordt de nodige expertise ingezet binnen de gemeente om nader onderzoek te doen. De gemeente hanteert een krachtige consequent sanctiebeleid en een effectief opsporingsbeleid.

Deze principes worden in samenhang uitgevoerd, zo kunnen ze elkaar versterken. Er is aandacht voor bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van individuele maatwerk voorzieningen. Van de ingezetene wordt verwacht dat zij mededeling doet van wijzigingen in hun omstandigheden waarvan redelijkerwijs is in te schatten dat deze consequenties heeft voor de verstrekte voorziening. Ook wordt verwacht dat de ingezetene meewerkt aan onderzoek in geval van (vermoedens van) onrechtmatigheden.

Voor wat betreft de beheersing van de risico’s zijn onder andere goede voorlichting/ communicatie, onderlinge samenwerking, eenduidige werkwijze en het persoonsgebonden budget-trekkingsrecht belangrijke maatregelen.

Voor alle medewerkers van gemeente Doetinchem geldt dat zij zich aan de wetten moeten houden. Zodra er fraude geconstateerd wordt, moet daar op ingegrepen worden. Dit verwachten we ook van de medewerkers van het Buurtplein. Dit vertaalt zich er in eerste instantie in dat de buurtcoach, consulent of jeugd- en gezinswerker bij (vermoedens van) fraude met de betrokken ingezetene in gesprek gaat. De ingezetene heeft de plicht dit te melden bij de betrokken instantie. Wanneer aan deze oproep geen gehoor wordt gegeven zal de medewerker van het Buurtplein hiervan zelf melding moeten maken. In uitzonderlijke gevallen kan een uitzondering worden gemaakt. Dit wordt dan opgeschaald naar het college.

Artikel 18 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2019.

  • 2. Met het in werking treden van deze beleidsregels worden de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2018 ingetrokken.

  • 3. De cliënt houdt recht op een geldende indicatie verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2018 tot afloop van de indicatieduur of tot de cliënt een nieuw aanbod van het college accepteert.

  • 4. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning Doetinchem 2018 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze Verordening.

  • 5. Deze beleidsregels worden aangehaald als:

    Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2019

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem, d.d. 13 november 2018,

Drs. T. Kemper

secretaris

mr. M. Boumans MBA MPM

burgemeester

Bijlage 1 behorend bij artikel 6.5 Voorbeelden algemeen gebruikelijke voorzieningen

Hieronder volgen enkele voorbeelden van voorzieningen die als algemeen gebruikelijk beschouwd kunnen worden (dit is geen uitputtende opsomming):

  • -

    eenhendelmengkranen;

  • -

    elektrische fiets voor personen van 16 jaar en ouder;

  • -

    huishoudelijke hulp;

  • -

    keramische- of inductiekookplaat;

  • -

    losse douchestoel;

  • -

    maaltijdvoorziening;

  • -

    personenauto;

  • -

    renovatie of aanpassing van een badkamer of keuken waarvan de algemeen gebruikelijke levensduur is bereikt zoals bepaald in het Beleid huurverhoging na woningverbetering van de vereniging Overleg voorzitters huurcommissies (Rechtbank ’s-Gravenhage 07-03-2012, nr. 11/4293 AWB);

  • -

    rollator, wandelstok, krukken en looprek;

  • -

    stallingplaats scootmobiel (in bijvoorbeeld parkeergarage);

  • -

    thermostatische kranen;

  • -

    tweede toilet of sanibroyeur;

  • -

    verhoogd toilet of toiletverhoger;

  • -

    wandbeugels;

  • -

    ZOOV Op Maat tegen openbaar vervoer tarief.

Bijlage 2 Ondersteuningsvormen

In deze bijlage worden de vormen van maatwerkondersteuning gedefinieerd die vanaf 2015 als nieuwe taak naar de gemeente zijn gegaan, aangevuld met de maatwerkvoorzieningen gericht op hulp bij het huishouden:

  • 1.

    Maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden;

  • 2.

    Ondersteuning individueel: begeleiding individueel gericht op ontwikkeling of stabilisatie;

  • 3.

    Ondersteuning groep: begeleiding groep gericht op ontwikkeling of stabilisatie;

  • 4.

    Vervoer, alleen in combinatie met begeleiding groep;

  • 5.

    Persoonlijke verzorging, wanneer deze niet onder voorliggende wetgeving valt en;

  • 6.

    Logeren.

In deze bijlage wordt per ondersteuningsvorm het afwegingskader weergegeven.

2.1 Maatwerkvoorzieningen hulp bij het huishouden

De volgende twee vormen worden onderscheiden:

Ondersteuning thuis – schoon huis

Dit is het helpen bij, inslijten en/of (deels) overnemen van lichte en zware huishoudelijke taken. De cliënt heeft geen tot weinig mogelijkheden tot versterking van de zelfredzaamheid. De ondersteuning kan langdurig zijn of bij verbetering overgaan in een situatie waarbij de cliënt met minder ondersteuning of samen met zijn sociaal netwerk de beperkingen kan hanteren. De cliënt kan samen met de hulp bepalen hoe de tijd wordt besteed.

De te behalen resultaten zijn gericht op:

  • -

    Een schoon en leefbaar huis, waarbij cliënten gebruik moeten kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, een keuken, een douche/toilet en een gang/trap.

  • -

    Het voorkomen van ontregeling en vervuiling.

  • -

    Signaleren van veranderende omstandigheden en melden bij het aanspreekpunt van de cliënt.

Ondersteuning thuis – coachen gericht op het huishouden

Dit is het aanleren, oefenen en bestendigen van huishoudelijke vaardigheden en vaardigheden ten behoeven van het aanbrengen van structuur in het huishouden. Waar nodig het overnemen van lichte en zware huishoudelijke taken in de woonruimtes die in gebruik zijn om ontregeling van huishouden te voorkomen. Het bieden van lichte begeleiding bij de dagelijkse organisatie van het huishouden, zoals door het checken van producten op de houdbaarheidsdatum en het aanbrengen van structuur in de agenda. Ondersteuning thuis – Coachen gericht op het huishouden kan alleen aan de orde zijn als versterking van de zelfredzaamheid van de cliënt mogelijk is. De cliënt heeft begeleiding nodig om zichzelf te ontwikkelen om huishoudelijke vaardigheden onder de knie te krijgen. Het kan nodig zijn dat de begeleiding eerst taken overneemt en de cliënt coacht en begeleidt in het op termijn voorkomen daarvan. De ondersteuning is waar mogelijk eindig.

De te behalen resultaten zijn gericht op:

  • -

    Een schoon en leefbaar huis, waarbij inwoners gebruik moeten kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, een keuken, een douche/toilet en een gang/trap.

  • -

    Het voorkomen van ontregeling en vervuiling.

  • -

    Het aanleren van vaardigheden om zelfstandig een huishouden te kunnen voeren.

  • -

    Structuur aanbrengen in het huishouden.

  • -

    Het sociaal netwerk van de cliënt wordt betrokken waar nodig.

2.2 Ondersteuning individueel

Begeleiding Individueel is gericht op het vergroten, dan wel behouden van de zelfredzaamheid en de deelname aan de samenleving.

Van begeleiding individueel worden de volgende vormen onderscheiden:

Begeleiding individueel – ontwikkelen

De cliënt ervaart op een of meerdere levensgebieden problemen bij het opgroeien, de zelfredzaamheid en/of deelname aan de samenleving. Door het aanleren van en oefenen met vaardigheden en gedrag kan de cliënt de problemen oplossen of zodanig verbeteren dat cliënt weer zelfstandig kan functioneren, dan wel om kan gaan met de gevolgen van de (gedrags-)problemen, veilig kan opgroeien en mee kan doen in de samenleving. De cliënt beschikt over voldoende verandercapaciteit en heeft voldoende mogelijkheden tot ontwikkelen van vaardigheden. Het vergroten van de eigen kracht kan bij deze cliënt veelal een positief effect hebben op alle leefgebieden. Vaak is in het begin de Ondersteuning van intensievere aard, voor het aanleren van vaardigheden. De cliënt leert vaardigheden om voldoende te participeren, dagelijkse levensverrichtingen uit te voeren en het persoonlijke leven te structureren en daar zoveel mogelijk regie over te voeren.De cliënt is leerbaar en de Ondersteuning is in principe eindig of kan overgaan in een lichtere vorm van begeleiding zoals begeleiding gericht op stabilisatie

Begeleiding individueel – ontwikkelen plus

Aanvullend op ‘begeleiding individueel ontwikkelen en coachen bij’ geldt dat het bij ‘ontwikkelen plus’ altijd gaat om meervoudig complexe (gezins-)problematiek. Er zijn altijd beperkingen op meerdere levensdomeinen en er is altijd aanvullend sprake van gedragsproblematiek. In veel gevallen is extra inspanning nodig op het gebied van communicatie en motivatie.

Naast de Eisen van begeleiding individueel geldt bij ontwikkelen Plus de volgende aanvullende eis:

  • -

    De medewerker zoekt actief de samenwerking met andere ketenpartners, organiseert zo nodig casusoverleg in samenspraak met de Lokale Teams. En kan zo nodig terugvallen op de expertise van bijvoorbeeld een gedragswetenschapper of andere specialist op het gebied van de problematiek van de cliënt.

Begeleiding individueel – stabiliseren en helpen bij

Begeleiding individueel – stabiliseren en helpen bij is bedoeld voor cliënten die structureel begeleiding en/ of toezicht nodig hebben bij zelfstandig opgroeien. Ook kan deze categorie van ‘begeleiding individueel’ gericht zijn op het voorkomen van achteruitgang van zelfredzaamheid en het bevorderen van deelname aan de samenleving.

De cliënt ervaart op een of meerdere levensgebieden problemen bij het oplossen van problemen, het zelfstandig nemen van besluiten, het regelen van dagelijkse bezigheden en de dagelijkse routine. Cliënten zijn bij het voorkomen en/of oplossen van problemen en het nemen van besluiten afhankelijk van anderen voor structuur en regie. De cliënt beschikt over beperkte verandercapaciteit en heeft beperkt mogelijkheden tot ontwikkelen van vaardigheden of gedrag. Het samen doen, oefenen, bestendigen, deels overnemen van vaardigheden staan centraal. De Ondersteuning kan langdurig zijn, kan overgaan in een situatie waarbij de cliënt samen met zijn omgeving de beperkingen kan hanteren zonder aanvullende Ondersteuning, of overgaan naar “stabiliseren en overnemen”, of de situatie kan zodanig verslechteren dat een intramurale setting noodzakelijk is.

Begeleiding individueel – stabiliseren en overnemen

Aanvullend op Begeleiding individueel – stabiliseren en helpen bij geldt hier dat de cliënt op meerdere levensdomeinen afhankelijk is van anderen. De cliënt kan taken en vaardigheden op meerdere levensdomeinen niet meer zelfstandig of slechts met hulp uitvoeren. De begeleidingsvraag komt veelal voort uit een (chronische) aandoening. Een (progressieve) achteruitgang kan aan de orde zijn, net als fluctuerende intensiteit van ernst, en “goede” en “slechte” periodes. De inzet van de professional kan hierdoor ook fluctueren. Ondersteuning draagt bij aan het ontlasten van de mantelzorger.

Begeleiding individueel – stabiliseren plus

In tegenstelling tot begeleiding gericht op stabiliseren en helpen bij, of overnemen geldt dat het bij Stabiliseren en overnemen Plus altijd gaat om meervoudig complexe (gezins-)problematiek. Er zijn altijd beperkingen op meerdere levensdomeinen en er is altijd aanvullend sprake van gedragsproblematiek. In veel gevallen is extra inspanning nodig op het gebied van communicatie en motivatie.

Naast de Eisen van begeleiding individueel geldt bij stabiliseren en overnemen Plus de aanvullende eis:

  • -

    De medewerker zoekt actief de samenwerking met andere ketenpartners, organiseert zo nodig casusoverleg in samenspraak met de Lokale Teams. En kan zo nodig terugvallen op de expertise van bijvoorbeeld een gedragswetenschapper of andere specialist op het gebied van de problematiek van de Cliënt.

2.3 Ondersteuning groep

Begeleiding groep is gericht op een zinvolle dag-invulling, dag-structuur, aanleren, oefenen, bestendigen of overnemen van vaardigheden en het ontplooien van talenten om zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving te vergroten, dan wel achteruitgang te voorkomen.

Van begeleiding groep worden de volgende vormen onderscheiden:

Begeleiding groep – ontwikkelen

Begeleiding groep gericht op ontwikkeling is groepsgewijs coachend ondersteunen door een zinvolle dag-invulling te bieden. Het gaat om niet loonvormende activiteiten, dag-structuur, aanleren en stimuleren van (arbeids-)vaardigheden, verdienvermogen en ontplooiing van talenten om de zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving te vergroten. De Ondersteuning is gericht op door- of uitstroom richting scholing, werk, of vrijwilligerswerk. Uitstroom naar werk kan ook zijn uitstroom naar deels (al dan niet met Ondersteuning verrichten van) loonvormend werk. De Ondersteuning is gericht op het aanleren en bestendigen van vaardigheden en gedrag. De doelen zijn afgestemd op eventuele andere ondersteuning die de cliënt ontvangt, bijvoorbeeld BW, scholings-/werktraject, etc. De cliënt is leerbaar en de Ondersteuning is in principe eindig, of kan overgaan in een lichtere vorm van begeleiding groep zoals begeleiding groep gericht op stabilisatie.

Begeleiding groep – ontwikkelen plus

Aanvullend op Ontwikkelen geldt dat bij Ontwikkelen Plus het altijd gaat om meervoudig complexe (gezins-)problematiek. Er zijn beperkingen op meerdere levensdomeinen en er is altijd aanvullend sprake van gedragsproblematiek. In veel gevallen is extra inspanning nodig op het gebied van communicatie en motivatie.

Begeleiding groep – stabiliseren en begeleiden bij

Begeleiding groep gericht op stabiliseren en helpen bij is voor cliënten die structureel Ondersteuning en/of toezicht nodig hebben. Het is groepsgewijze structurele Ondersteuning door zinvolle dag-invulling, door niet loonvormende activiteiten, dag-structuur, en onderhouden van vaardigheden gericht op zelfredzaamheid, scholing, arbeid en talenten. Het doel is stabilisatie, behoud van zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving, en achteruitgang te voorkomen of te vertragen. Het samen doen, oefenen, bestendigen, en deels overnemen van vaardigheden en gedrag staan centraal. De Ondersteuning draagt bij aan het ontlasten van de mantelzorger.

De Ondersteuning kan langdurig zijn of overgaan in uitstroom naar scholing of met Ondersteuning verrichten van (deels) loonvormend werk. Ook kan een cliënt uitstromen naar een situatie waarbij de cliënt samen met zijn omgeving de beperkingen kan hanteren zonder aanvullende Ondersteuning. De cliënt ervaart op een of meerdere levensgebieden problemen bij het oplossen van problemen, het zelfstandig nemen van besluiten, het regelen van dagelijkse bezigheden en de dagelijkse routine. Cliënten zijn bij het voorkomen en/ of oplossen van problemen en het nemen van besluiten afhankelijk van anderen voor structuur en regie. De cliënt beschikt over beperkte verandercapaciteit en heeft beperkt mogelijkheden tot ontwikkelen van vaardigheden of gedrag, maar kan wel zelf om hulp vragen.

Begeleiding groep – stabiliseren en overnemen

Begeleiding groep gericht op stabiliseren en overnemen is voor cliënten die structureel Ondersteuning en/of toezicht nodig hebben. Het is groepsgewijze structurele Ondersteuning door zinvolle dag-invulling, door niet loonvormende activiteiten, dag-structuur, en onderhouden van vaardigheden gericht op zelfredzaamheid. Het doel is stabilisatie, behoud van zelfredzaamheid, deelname aan de samenleving, en achteruitgang te voorkomen of te vertragen. Aanvullend op helpen bij geldt hier dat de cliënt op meerdere levensdomeinen afhankelijk is van anderen. De cliënt kan taken en vaardigheden op meerdere levensdomeinen niet meer zelfstandig of met hulp uitvoeren. De aard van de vraag komt veelal voort uit een (chronische) aandoening. Een (progressieve) achteruitgang kan aan de orde zijn, net als fluctuerende intensiteit van ernst, en “goede” en “slechte” periodes. De inzet van de professional kan hierdoor ook fluctueren. Ondersteuning draagt bij aan het ontlasten van de mantelzorger.

Begeleiding groep – stabiliseren plus

Bovenop begeleiding groep gericht op stabiliseren en helpen bij, of overnemen geldt dat het bij Stabiliseren en overnemen Plus altijd gaat om meervoudig complexe (gezins)problematiek. Er zijn altijd beperkingen op meerdere levensdomeinen en er is altijd aanvullend sprake van gedragsproblematiek waardoor de cliënt een prikkelarme omgeving nodig heeft. In veel gevallen is extra inspanning nodig op het gebied van communicatie en motivatie.

Bovenop de Eisen aan begeleiding groep gelden bij ontwikkelen Plus deze aanvullende Eisen:

  • -

    Afstemming met overige behandelaars in de keten;

  • -

    Aanbieder borgt ADL-zorg indien noodzakelijk, ook als deze via bv de Zorgverzekeringswet loopt;

2.4 Vervoer, alleen in combinatie met begeleiding groep

Bij het product Begeleiding groep kan indien noodzakelijk een opslag voor vervoer toegekend worden door de consulent. De consulent bepaalt of een cliënt met een indicatie voor Begeleiding groep in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening naar de locatie waar de ondersteuning wordt geboden. Het vervoer wordt in ieder geval noodzakelijk geacht als:

  • a.

    de cliënt niet in staat is zelfstandig lopend, al dan niet met een algemeen gebruikelijk loophulpmiddel, de locatie te bereiken of zelfstandig met een algemeen gebruikelijk vervoermiddel te reizen en;

  • b.

    de cliënt niet met beschikbare hulp van personen uit zijn of haar sociale netwerk of vrijwilligers kan reizen of op een andere manier door hen kan worden begeleid.

2.5 Persoonlijke verzorging

Persoonlijke verzorging richt zich op algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL), persoonlijke hygiëne en lichamelijke basiszorg om een tekort aan zelfredzaamheid op dit gebied op te lossen door het aanleren dan wel overnemen van taken zodat de cliënt zo lang mogelijk zelfredzaam is en deel kan nemen aan de samenleving. Het kan gaan om taken zoals wassen, aan- en uitkleden, in en uit bed gaan, toiletgang, bewegen, vervangen katheter/stomazakje, toedienen sondevoeding, aanreiken medicijnen. Gemeenten zijn voor alle cliënten, zowel onder als boven de 18 jaar alleen verantwoordelijk voor het gedeelte van persoonlijke verzorging dat niet onder voorliggende wetgeving zoals de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg valt. Wanneer de PV gericht is op geneeskundige zorg of een hoog risico daarop dan is de Zorgverzekeringswet van toepassing (artikel 2.10 Besluit zorgverzekering).

Persoonlijke verzorging bestaat uit:

Persoonlijke verzorging – ontwikkelen

Persoonlijke verzorging – ontwikkeling is gericht op het aanleren en verbeteren van vaardigheden rondom persoonlijke hygiëne en lichamelijke basiszorg zodat de cliënt deze taken (weer) zelfstandig of met behulp van zijn/ haar omgeving kan uitvoeren. De Ondersteuning is gericht op het aanleren, oefenen en bestendigen van vaardigheden en gedrag. De cliënt is leerbaar en de Ondersteuning is in principe eindig, of kan overgaan in een lichtere vorm van Ondersteuning zoals Persoonlijke verzorging – stabiliseren.

Persoonlijke verzorging – stabiliseren.

Bij Persoonlijke verzorging – stabiliseren bestaat de Ondersteuning vooral uit het helpen bij, inslijten en of (deels) overnemen van taken in de persoonlijke hygiëne en lichamelijke basiszorg. De aard van de vraag komt veelal voort uit een (chronische) aandoening. De cliënt is beperkt leerbaar. De Ondersteuning kan bij verbetering overgaan in een situatie waarbij de cliënt samen met zijn omgeving de beperkingen kan hanteren zonder aanvullende Ondersteuning. Bij verslechtering kan in samenspraak met de wijkverpleging worden beoordeeld of er sprake is van zorg waar de Zorgverzekeringswet (of Wlz) van toepassing is.

2.6 Logeren

Logeren (kortdurend verblijf of respijtzorg) is het logeren in een accommodatie van een Instelling of in een logeergezin met als doel het tijdelijk ontlasten van de mantelzorger en/of de omgeving en/of ter preventie van ontsporing. Indien er ook sprake is van ondersteuning vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw) zoals persoonlijke verzorging en verpleging, wordt nauw samengewerkt met partners vanuit deze ondersteuning, zodat deze Ondersteuning geleverd blijft worden (werk volgt cliënt).

Cliënten hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden. Het product logeren geldt voor de tijd tussen 17:00 uur en 9:00 uur (dit is een richtlijn) en voorziet niet in dag-invulling van de tijd tussen 09:00 en 17:00 uur. Als dag-invulling in die periode niet geregeld is en wel gewenst, moet het product logeren worden aangevuld met een vorm van dagbesteding. Afhankelijk van de zorgvraag van de cliënt en de gestelde doelen kan logeren voor de dag-invulling aangevuld worden met:

  • -

    dagdelen groepsbegeleiding en/of uren individuele begeleiding voor cliënten vanaf 18 jaar;

  • -

    dagdelen groepsbegeleiding en/of uren individuele begeleiding en/of dagdelen groepsbehandeling en/of uren individuele behandeling voor cliënten onder de 18 jaar.

Bijlage 3 Onderzoeken van (dreigende) overbelasting

Het onderzoeken of er sprake is van (dreigende) overbelasting kan aan de orde zijn als er ondersteuning wordt verleend door het sociaal netwerk. Dit geldt zowel wanneer de ondersteuning kosteloos wordt verleend, zoals in het geval van mantelzorg, als wanneer de ondersteuning wordt betaald vanuit een persoonsgebonden budget.

De medewerker van het Buurtplein beoordeelt of de beperkingen in zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt voldoende worden verminderd of weggenomen met behulp van de ondersteuning uit het sociaal netwerk. Hiertoe kan de medewerker van het Buurtplein meer inzicht willen in de draagkracht van de personen uit het sociaal netwerk die de ondersteuning bieden. Een reden hiervoor kan bijvoorbeeld zijn dat deze persoon zelf aangeeft het zwaar te hebben of aangeeft klachten en symptomen te ervaren die kunnen wijzen op (dreigende) overbelasting.

Voorbeelden van fysieke en/of psychische klachten en symptomen die kunnen ontstaan als gevolg van (dreigende) overbelasting zijn:

  • -

    angst of gespannenheid: nervositeit, onrust, rusteloosheid, slecht slapen;

  • -

    depressie: hopeloosheid, huilbuien, somberheid;

  • -

    gedragsproblemen: negeren van normen en regels, onaangepast gedrag;

  • -

    gecombineerd emotioneel en gedragsgestoord: depressie en/of angst gecombineerd met een gedragsstoornis of onaangepast gedrag;

  • -

    lichamelijke klachten, verminderde prestaties of concentratieproblemen.

Er bestaat niet een simpel af te nemen test die direct uitsluitsel geeft of er sprake is van (dreigende) overbelasting. Wel kan met behulp van een vragenlijst de overbelasting (mede) onderbouwd worden. Hiertoe maken we gebruik van een erkende methodiek: de EDIZ vragenlijst ‘Erkende Druk door Informele Zorg’. Ook kan de medewerker van het Buurtplein medisch of ander deskundig advies inwinnen als hij of zij dit nodig vindt.

Als naar oordeel van de medewerker van het Buurtplein sprake blijkt van (dreigende) overbelasting kan dit reden zijn om de ondersteuning uit het sociale netwerk niet of minder in te zetten dan beoogd. In geval van mantelzorg is het ook mogelijk om een (tijdelijke) maatwerkvoorziening in te zetten ter ontlasting van de mantelzorger. Hiertoe is het wel noodzakelijk dat er een verband bestaat tussen de (dreigende) overbelasting en de ondersteuning die iemand biedt. Bij (dreigende) overbelasting door een dienstverband van veel uren of als gevolg van spanningen op het werk, zal de oplossing in de eerste plaats gezocht moeten worden in het minder uren gaan werken of het aanpakken van de spanningen op het werk.

Er moet duidelijk zijn hoe de (dreigende) overbelasting zich uit en wat deze inhoudt. Als wordt besloten tot de inzet van respijtzorg of een andere maatwerkvoorziening moeten de met de (dreigende) overbelasting gepaard gaande klachten duidelijk beschreven worden. Bij het aflopen van de indicatieduur van de (tijdelijke) maatwerkvoorziening ter ontlasting van de mantelzorger zal worden gekeken of en welke inspanningen zijn gedaan om de (dreigende) overbelasting terug te dringen.