Regeling vervallen per 23-01-2021

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2020)

Geldend van 01-01-2020 t/m 22-01-2021

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2020)

Het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem;

Overwegende dat het college de bevoegdheid heeft om gemeentelijke beleidsregels vast te stellen voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2020, nader te noemen de verordening;

Overwegende dat het Beleidskader sociaal domein Doetinchem 2017-2020, de verordening, het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2020, de Beleidsregels Beschermd Wonen gemeente Doetinchem 2020 onlosmakelijk zijn verbonden met elkaar;

Gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2020 en het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Vast te stellen het navolgende:

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2020

Artikel 1 Definities

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: de wet) en de daarop gebaseerde lagere regelgeving, de verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2020.

De beleidsregels moeten ook in acht genomen worden door het Buurtplein B.V. (verder te noemen: het Buurtplein), aangezien zij aan hen door het college gemandateerde bevoegdheden uitoefenen.

Buurtcoach:

een generalist met kennis over de gehele breedte van het sociale domein, die als aanspreekpunt fungeert in de wijk, de verbinding vormt tussen ingezetenen en benodigde ondersteuning, een coördinerende rol heeft bij meervoudige problematiek en die namens het college op grond van de Wet op basis van onderzoek kan bepalen of en voor hoe lang een maatwerkvoorziening wordt ingezet;

Wmo c onsulent:

een professional die namens het college op grond van de Wet bepaalt of en voor hoe lang een maatwerkvoorziening wordt ingezet;

Medewerker van het Buurtplein

bovenstaande professionals inclusief de jeugd –en gezinswerker: een professional die hulpvragen over opvoeden en opgroeien oppakt en namens het college op grond van de Wet kan bepalen of en voor hoe lang een maatwerkvoorziening wordt ingezet.

Artikel 2 Melding behoefte aan maatschappelijke ondersteuning

  • 1. De melding voor een algemene voorziening kan schriftelijk, elektronisch, telefonisch of mondeling worden gedaan bij de gecontracteerde aanbieder.

  • 2. De melding voor een maatwerkvoorziening kan schriftelijk, elektronisch, telefonisch of mondeling worden gedaan bij het Buurtplein.

De cliënt wordt over de mogelijkheid van cliëntondersteuning geïnformeerd wanneer hij wordt uitgenodigd voor een gesprek voor een maatwerkvoorziening. Cliëntondersteuning is onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen (artikel 1.1.1. van de wet).

De cliënt bepaalt of en wie hij als cliëntondersteuner wil. Dat kan iemand zijn uit zijn eigen netwerk. Het kan ook een ondersteuner zijn die de gemeente gratis biedt. Dit is de buurtcoach van het Buurtplein of de medewerker van een tweede organisatie waar de gemeente een contract mee heeft. De inzet van een tweede organisatie is vanaf het begin van de hulpvraag mogelijk.

Artikel 3 Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren

Wanneer na de melding verdere vraagverheldering of verdieping nodig blijkt te zijn, dan zal de medewerker van het Buurtplein eerst een vooronderzoek doen naar de al beschikbare informatie binnen de gemeente. Daarna zal een keukentafelgesprek worden gevoerd. De cliënt kan zich laten bijstaan door zijn mantelzorger en/of een cliëntondersteuner. De medewerker van het Buurtplein is geschoold in het uitvoeren van het onderzoek. Het onderzoek wordt uitgevoerd aan de hand van de punten zoals vermeld in bijlage 3. Bij spoed wordt door de medewerker van het Buurtplein bij de melding een afweging gemaakt per situatie, dit is maatwerk.

Het keukentafelgesprek is het uitgangspunt tijdens het uitgebreide onderzoek naar de situatie van de cliënt. Uitgangspunt bij het keukentafelgesprek is de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt om het probleem zelf of met steun van zijn omgeving op te lossen.

Voor de toepassing van artikel 4, vijfde lid van de Verordening, bepaalt de medewerker van het Buurtplein of het bij het beoordelen van de toegang tot de maatwerkvoorziening noodzakelijk is om een externe deskundige in te schakelen, bijvoorbeeld een medisch adviseur, GZ-psycholoog of bouwkundig adviseur. Een medisch advies ligt voor de hand als er sprake is van een progressief ziektebeeld en/of een medisch moeilijk te objectiveren aandoening. Daarnaast kan een advies zinvol zijn voor het in kaart brengen van de behandel- en ontwikkelingsmogelijkheden van de cliënt. Om tot een bepaling van de goedkoopst adequate voorziening te komen kan een bouwkundig advies worden aangevraagd. De kosten van het advies komen voor rekening van het Buurtplein.

Als het adviestraject niet binnen de wettelijke onderzoekstermijn van zes weken kan worden afgerond, kan deze termijn na overleg met de cliënt worden verlengd. Hetzelfde geldt voor een adviestraject dat is gestart nadat de cliënt de aanvraag heeft ingediend.

Als een cliënt voor een pgb wil kiezen, wordt door de medewerker van het Buurtplein uitgelegd hoe de procedure voor een pgb in werking treedt. Cliënten moeten vooraf goed weten wat het pgb inhoudt en welke verantwoordelijkheden zij of hun budgetbeheerder daarbij hebben.

Artikel 4 Criteria voor een maatwerkvoorziening

Algemene criteria

De wet doet een beroep op de eigen kracht en eigen mogelijkheden van ingezetenen. Het uitgangspunt van de wet is dat mensen langer thuis blijven wonen met waar mogelijk hulp van hun eigen sociale netwerk en zo nodig aanvullende ondersteuning vanuit de gemeente. Voordat er een beroep wordt gedaan op publiek gefinancierde voorzieningen moeten eerst de eigen kracht en het sociale netwerk worden aangesproken. Zoals vermeld in artikel 8 van de Verordening betekent dit dat een maatwerkvoorziening pas aan de orde kan zijn als de cliënt zijn beperkingen of problemen niet kan verminderen of wegnemen met behulp van eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg, hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen.

In elke afzonderlijke situatie beoordeelt de medewerker van het Buurtplein de eigen kracht en mogelijkheden van de cliënt. Dit doet de medewerker van het Buurtplein niet door de beperking als uitgangspunt te nemen, maar door juist te kijken naar wat de cliënt zelf en/of met hulp van zijn sociaal netwerk wel kan. Dit hangt onder andere af van het type ondersteuning dat wordt gevraagd, van de draagkracht van het sociaal netwerk en van de bereidheid van zowel de cliënt als het sociaal netwerk om hulp te ontvangen respectievelijk te bieden.

Het college verwacht van de cliënt dat hij de medewerker van het Buurtplein actief informeert over personen uit zijn sociaal netwerk en wat deze personen voor hem kunnen betekenen op het gebied van zorg en ondersteuning. De medewerker van het Buurtplein probeert de cliënt ook te ondersteunen in het betrekken van personen uit de sociale omgeving.

Eigen kracht

Eigen kracht verwijst naar de mogelijkheden van de cliënt om zelf bij te dragen aan zijn zelfredzaamheid en participatie. Het college verwacht van de cliënt dat hij zich inspant om dat aan te wenden wat binnen zijn bereik ligt om zelf in zijn behoefte op het gebied van maatschappelijke ondersteuning te voorzien. De medewerker van het Buurtplein beoordeelt hierbij ook of de cliënt met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn beperkingen kan oplossen of verminderen.

Gebruikelijke hulp

De medewerker van het Buurtplein beoordeelt of, en zo ja, in hoeverre de cliënt met gebruikelijke hulp in staat is zijn problemen op te vangen. Onder gebruikelijke hulp wordt de normale, dagelijkse hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten verstaan. Het voeren van een gemeenschappelijk huishouden brengt immers een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het functioneren van dat huishouden met zich mee.

Mantelzorg

Mantelzorg betreft ondersteuning voor een naaste ten behoeve van diens zelfredzaamheid en participatie, die qua omvang en intensiteit de gebruikelijke hulp overstijgt en die rechtstreeks voortkomt uit de sociale relatie tussen personen. Mantelzorg wordt niet verleend in het kader van een hulpverlenend beroep. De ondersteuning is vrijwillig, maar voelt voor de betrokkenen vaak als vanzelfsprekend. Gezien de intensiviteit van de ondersteuning en de vaak hoge mate waarin de cliënt afhankelijk is van de ondersteuning, is het met name bij mantelzorg van belang om inzicht te krijgen in de belastbaarheid van de mantelzorger.

Sociaal netwerk

Met het sociaal netwerk worden personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt bedoeld. Hierbij kan gedacht worden aan uitwonende kinderen, buren, vrienden, vrijwilligers e.d.

Overbelasting

Gezien de hoge mate waarin de cliënt afhankelijk is van de ondersteuning, is het bij zowel mantelzorg als wanneer de ondersteuning wordt betaald vanuit pgb van belang te onderzoeken of er sprake is van (dreigende) overbelasting. De EDIZ vragenlijst kan helpen inzichtelijk te maken of hiervan sprake is. Voorbeelden van symptomen die kunnen wijzen op dreigende overbelasting: angst/gespannenheid, lichamelijke klachten, verminderde prestaties of concentratieproblemen. Ook kan medisch of ander deskundig advies worden ingewonnen door de medewerker van het Buurtplein om te beoordelen of er sprake is van overbelasting. (dreigende) Overbelasting kan een reden zijn om de ondersteuning uit het sociale netwerk niet of minder in te zetten dan beoogd. In geval van mantelzorg is het ook mogelijk om een (tijdelijke) maatwerkvoorziening in te zetten ter ontlasting van de mantelzorger. Hiertoe is het wel noodzakelijk dat er een verband bestaat tussen de (dreigende) overbelasting en de ondersteuning die iemand biedt. Er moet duidelijk beschreven worden hoe de (dreigende) overbelasting zich uit en wat deze inhoudt. Bij het aflopen van de indicatieduur van de (tijdelijke) maatwerkvoorziening ter ontlasting van de mantelzorger zal worden gekeken of en welke inspanningen zijn gedaan om de (dreigende) overbelasting terug te dringen.

Algemeen gebruikelijke voorzieningen

De CRvB heeft in het verleden meerdere malen uitspraken gedaan waarop de bepaling van de algemene voorzieningen is gebaseerd. Het is niet de bedoeling dat het college voorzieningen verstrekt, waarvan het gelet op de omstandigheden van de cliënt, aannemelijk is dat deze daarover, ook als hij of zij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken. Dergelijke voorzieningen worden gezien als algemeen gebruikelijk.

De medewerker van het Buurtplein dient per geval te beoordelen of een voorziening algemeen gebruikelijk is voor de cliënt in kwestie. Om algemeen gebruikelijk te zijn voor de betrokken cliënt moet de voorziening in ieder geval aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • 1.

    de voorziening is daadwerkelijk beschikbaar;

  • 2.

    de voorziening kan door de cliënt worden bekostigd en;

  • 3.

    de voorziening biedt een passende bijdrage.

De volgende criteria kunnen ook een rol spelen bij deze beoordeling:

  • 1.

    de voorziening is verkrijgbaar in een winkel of webshop;

  • 2.

    het is gangbaar dat de voorziening ook wordt aangeschaft voor personen zonder beperking of;

  • 3.

    de voorziening behoort, gelet op de maatschappelijke normen, tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van de cliënt.

Zie bijlage 1 voor een niet-limitatieve lijst aan algemeen gebruikelijke voorzieningen.

Hulpmiddelen

De uitleen van niet algemeen gebruikelijke hulpmiddelen valt onder de werking van de Zorgverzekeringswet. Om in aanmerking te komen voor bepaalde hulpmiddelen via de uitleen moet de verzekerde voor een beperkte of onzekere duur op een hulpmiddel zijn aangewezen (artikel 2.12 lid 2 Regeling zorgverzekering). Het gaat om rolstoelen, drempelhulpen, transferhulpmiddelen en hulpmiddelen voor het zich wassen en zorgdragen voor de toiletgang. Staat op voorhand vast dat de cliënt voor onbeperkte duur is aangewezen op een dergelijk hulpmiddel, dan wordt deze op grond van de wet verstrekt. In het algemeen geldt dat, indien en voor zover, de cliënt gebruik kan maken van de uitleen het tot zijn eigen verantwoordelijkheid behoort dat ook te doen.

In principe zal een hulpmiddel voor verplaatsing in, om en nabij het huis verstrekt worden als men een dergelijke voorziening voor dagelijks gebruik nodig heeft. Een hulpmiddel voor incidenteel gebruik valt hier niet onder.

Specifieke criteria

Zoals bepaald in artikel 8, eerste lid, onderdeel f van de verordening bestaat er slechts aanspraak op een maatwerkvoorziening indien deze als goedkoopst adequate maatwerkvoorziening is aan te merken. Adequaat houdt in dat de voorziening haar doel moet bereiken op het gebied van zelfredzaamheid en participatie. Hierbij wordt rekening gehouden met de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de cliënt. Als meerdere voorzieningen voldoen aan het criterium van adequaatheid, dan wordt de goedkoopste toegekend.

Bij het vaststellen van het pgb betekent dit dat de hoogte van het pgb wordt gekoppeld aan de in die situatie te verstrekken goedkoopst adequate maatwerkvoorziening. Het is mogelijk om een verstrekken voor een maatwerkvoorziening die duurder is dan de goedkoopst adequate voorziening, mits de cliënt het prijsverschil uit eigen middelen betaalt.

Eigenschappen die kostenverhogend werken zonder dat zij de voorziening meer adequaat maken, zullen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Wel kan de medewerker van het Buurtplein besluiten om een product dat duurder is dan een vergelijkbaar product, maar dat wel langer meegaat en dus uiteindelijk goedkoper is, te verstrekken.

Artikel 5 Toegang en toekenning algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen

  • 1. De gecontracteerde aanbieder van de algemene voorziening beoordeelt of de ingezetene in aanmerking komt voor de algemene voorziening en maakt afspraken met de ingezetene over de in te zetten ondersteuning.

  • 2. De medewerker van het Buurtplein neemt op grond van het onderzoek zoals bedoeld in artikel 4 van de verordening een besluit op een aanvraag voor een maatwerkvoorziening. Het besluit wordt kenbaar gemaakt door middel van een beschikking.

Artikel 6 Duur toekenning

6.1 Algemene voorzieningen

Algemene voorziening Buurtplein, Elver , Pauropus en stadskamer

De cliënt kan in aanmerking komen voor bovenstaande algemene voorzieningen voor de periode dat de algemene voorziening wordt aangeboden mits hij aan de criteria zoals genoemd in artikel 7 van de verordening voldoet.

Algemene voorziening Schoonmaakhulp

De algemene voorziening Schoonmaakhulp kan voor een periode van maximaal vijf jaar worden verstrekt. De periode van vijf jaar wordt gekozen als, gezien de beperkingen en persoonskenmerken van de client, veranderingen in de eigen kracht of thuissituatie niet waarschijnlijk worden geacht en het niet de verwachting is dat client binnen deze periode toegang krijgt tot de Wet langdurige zorg (Wlz). Als er mogelijk nog verandering optreedt in de situatie van de cliënt of zijn netwerk kan gekozen worden voor een geldigheidsduur van één jaar. Indien de cliënt tijdelijk huishoudelijke hulp nodig heeft, omdat hij of zijn partner uit een ziekenhuisopname komt, kan er voor maximaal drie maanden met incidenteel de mogelijkheid tot een eenmalige verlenging van drie maanden Schoonmaakhulp - korting worden ingezet. De gecontracteerde aanbieder bepaalt per cliënt welke geldigheidsduur passend is.

6.2 Maatwerkvoorzieningen gericht op diensten

Een maatwerkvoorziening kan worden toegekend voor een periode van maximaal vijf jaar. De termijn van vijf jaar geldt zowel voor Wmo-diensten in natura als voor pgb. Een uitzondering op de genoemde maximale indicatieduur van vijf jaar geldt voor natura verstrekkingen van de diensten Ondersteuning thuis – Schoon huis, Begeleiding individueel – stabiliseren en helpen bij en Begeleiding individueel – stabiliseren en overnemen. Deze diensten kunnen voor onbepaalde tijd worden toegekend. Hiervoor is gekozen omdat Ondersteuning thuis – schoon huis, Begeleiding individueel – stabiliseren en helpen bij en Begeleiding individueel – stabiliseren en overnemen gericht zijn op het stabiliseren en voorkomen van achteruitgang bij een cliënt met beperkte verandercapaciteit. Het college wil cliënten niet elke vijf jaar confronteren met een herbeoordeling als vooraf al met hoge waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat dit niet tot een andere vorm van ondersteuning zal leiden. Een toekenning voor onbepaalde tijd is alleen mogelijk als, gezien de beperkingen en persoonskenmerken van de cliënt, veranderingen in de eigen kracht of thuissituatie niet waarschijnlijk worden geacht en het niet de verwachting is dat de cliënt in de toekomst toegang gaat krijgen tot de Wlz.

Vooralsnog heeft het college ervoor gekozen om bij de inzet van een pgb geen toekenning voor onbepaalde tijd af te geven. De reden hiervoor is om juist bij het pgb zicht te houden of de budgethouder in staat is en blijft om ook in de toekomst verantwoorde ondersteuning in te kopen.

De medewerker van het Buurtplein bepaalt per cliënt welke indicatieduur passend is aan de hand van:

  • -

    de mate waarin veranderingen in de eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg of hulp van personen uit het sociale netwerk worden verwacht en;

  • -

    de mate waarin bij de cliënt veranderingen binnen de levensdomeinen financiën, dagbesteding/tijdsbesteding/scholing/werk, huisvesting, huiselijke relaties/sociaal netwerk, geestelijke gezondheid/sociaal emotionele ondersteuning, lichamelijke gezondheid/algemeen dagelijkse levensverrichtingen/lichamelijke verzorging, verslaving of justitie (zoals genoemd in de Zelfredzaamheidsmatrix) worden verwacht, die van invloed kunnen zijn op de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • -

    Hoe korter de termijn waarbinnen de met de ondersteuning na te streven doelen naar verwachting worden behaald en/of hoe aannemelijker het is dat zich veranderingen in de situatie van de cliënt kunnen voordoen, des te korter de indicatieduur.

Bovenstaande laat onverlet de mogelijkheden tot het herzien dan wel intrekken van een beslissing, zoals bepaald in artikel 2.3.10 van de wet. Ook dient de cliënt op grond van artikel 2.3.8 van de wet aan het college mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat zij aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing.

Als blijkt dat na afloop van de indicatieduur ondersteuning nodig blijft, moet de cliënt dan wel de zorgaanbieder een nieuwe melding doen. Als de cliënt zich minder dan acht weken voor afloop van de indicatieduur meldt, kan het zijn dat de nieuwe indicatie niet direct aansluit op de oude indicatie.

6.3 Maatwerkvoorzieningen gericht op producten (hulpmiddelen)

Een product wordt zonder einddatum verstrekt. Zolang het product een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning kan de cliënt hiervan gebruik maken. Het feit dat een hulpmiddel is afgeschreven betekent niet automatisch dat het recht op een nieuw of gebruikt product ontstaat. Zolang het verstrekte product of via het pgb aangeschafte product technisch nog voldoet, bestaat geen recht op vervanging van het product.

Artikel 7 Nadere toelichting maatwerkvoorziening

7.1 ‘Ondersteuning thuis – Schoon huis’ en ‘Ondersteuning thuis – Coachen gericht op het huishouden’

Gemeente Doetinchem kent twee maatwerkvoorzieningen in het kader van hulp bij het huishouden op het hoofdverblijf, namelijk:

  • 1.

    Ondersteuning thuisSchoon huis, waarbij de focus ligt op het overnemen van schoonmaakactiviteiten.

  • 2.

    Ondersteuning thuisCoachen gericht op het huishouden, waarbij waar nodig de schoonmaakactiviteiten worden overgenomen en er sprake kan zijn van lichte vormen van begeleiding.

In bijlage 2 Ondersteuningsvormen staan beide maatwerkvoorzieningen gedefinieerd. Bij de toekenning van een indicatie Ondersteuning Thuis – Schoon huis levert de medewerker van het Buurtplein maatwerk. Bij het bepalen van de benodigde omvang van de maatwerkvoorziening wordt bekeken welke activiteiten die onderdeel uitmaken van het huishouden moeten worden overgenomen door een huishoudelijke hulp. Hierbij wordt gebruik gemaakt van normtijden uit de ‘Richtlijn Indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden’. Het is aan de medewerker van het Buurtplein om van geval tot geval te beoordelen welke ondersteuning noodzakelijk is om de cliënt in staat te stellen een schoon en leefbaar huis te hebben.

7.2 Autoaanpassing middels pgb

Voor een autoaanpassing middels pgb vormen de werkelijke kosten van de autoaanpassing het uitgangspunt. De hoogte hiervan wordt bepaald op basis van het programma van eisen en de maximale hoogte is opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2020.

Een pgb voor een autoaanpassing wordt alleen verstrekt onder de volgende voorwaarden:

  • -

    de belanghebbende is in het bezit van een eigen auto en is de bestuurder;

  • -

    de belanghebbende is aangewezen op een vervoersvoorziening voor de korte en middellange afstand;

  • -

    er wordt geen andere vervoersvoorziening verstrekt voor de korte en middellange afstand;

  • -

    de aanpassing is functioneel noodzakelijk voor het gebruik van de auto door de belanghebbende.

Aanpassingen die bij de aanschaf van een eigen auto al in uitvoering kunnen worden gekocht worden niet vergoed.

7.3 Participatievoorziening middels pgb

Onder een participatievoorziening wordt verstaan de meerkosten voor een hulpmiddel voor vrijetijdsbesteding, dit is bijvoorbeeld een sportrolstoel. Om hiervoor in aanmerking te komen dient een (recent) bewijs van inschrijving bij een vereniging aangeleverd te worden. De hoogte van het pgb wordt bepaald op basis van het programma van eisen en de maximale hoogte is opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2020.

Artikel 8 Ondersteuning gericht op het wonen

Zoals bepaald in artikel 9 van de verordening kan de cliënt die, gezien zijn beperkingen, niet normaal gebruik kan maken van de woning waar hij zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben, in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening gericht op het wonen. De medewerker van het Buurtplein kan een maatwerkvoorziening verlenen in de vorm van een woningaanpassing of een maatwerkvoorziening ten behoeve van het zich kunnen verplaatsen in en om de woning, zoals een traplift. De maatwerkvoorziening is gericht op het opheffen of verminderen van problemen bij het normale gebruik van de woning. Hierbij kunnen enkel woonvoorzieningen worden getroffen in ruimtes met een elementaire woonfunctie voor de ingezetene in kwestie. In beginsel zijn dit de woonkamer, slaapkamer, keuken, wc en de badkamer.

De cliënt is zelf verantwoordelijk voor het veilig stallen en opbergen (droog en afgesloten) van hulpmiddelen, die als maatwerkvoorziening door de gemeente beschikbaar worden gesteld. Dit geldt tevens voor een hulpmiddel dat door inzet van een pgb is aangeschaft.

8.1 Eigen kracht

Bij de aanvraag van een woonvoorziening hanteert het college bij de beoordeling van de eigen kracht in de zin van artikel 8, eerste lid van de verordening het uitgangspunt dat cliënten zelf verantwoordelijk zijn voor de keuze van een woning die aansluit op hun specifieke situatie. Het college verwacht van de cliënt dat hij – voor zover mogelijk – bij de keuze van een woning rekening houdt met zijn huidige en voorzienbare toekomstige beperkingen. Om hierin te ondersteunen heeft gemeente Doetinchem onder andere een Belevingswoning ingericht in de wijk Schöneveld. De Belevingswoning heeft als doel er gezamenlijk voor te zorgen dat inwoners hun woning geschikter kunnen maken met behulp van eenvoudige toevoegingen, bouwkundige aanpassingen en slimme apparaten (domotica), zodat zij veilig, gezond, duurzaam en langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Kruiswijk coördineert rondleidingen en workshops in de Belevingswoning, en voert het gratis woongelukgesprek en de thuisscan uit (gratis voor leden). Voor meer informatie zie de website www.belevingswoning.nl.

Doetinchem heeft ook een ouderen ontmoetingspunt. Het 50+ Ontmoetingspunt 't Brewinc is een plek waar mensen van 50 plus elkaar kunnen ontmoeten, kunnen deelnemen aan activiteiten, of binnen kunnen lopen voor een kopje koffie. Voor meer informatie zie https://www.seniorenontmoetingspunt.nl/.

Voor meer aandacht voor vitaliteit, bewegen en sport subsidieert gemeente Doetinchem sportservice Doetinchem. Onderdeel hiervan is de beweegmakelaar. De beweegmakelaar helpt bij het vinden van een beweegactiviteit die past bij de wensen en mogelijkheden, en beantwoordt vragen over bewegen en sporten. De beweegmakelaar senioren is er voor iedere 55plusser die, op advies van de huisarts of therapeut of op eigen initiatief, gezonder wil gaan leven. Zie ook www.sportservicedoetinchem.nl.

8.2 Algemeen gebruikelijke renovatie van badkamer of keuken

Er worden geen voorzieningen verleend die algemeen gebruikelijk zijn voor de cliënt in kwestie. Dit betekent dat, als er sprake is van renovatie van voorzieningen die technisch of economisch zijn afgeschreven, in beginsel geen voorziening gericht op het wonen zal worden verstrekt. Voor zowel ingezetenen met als zonder beperkingen geldt immers dat voorzieningen na verloop van tijd moeten worden vervangen of aangepast aan de eisen van de tijd.

Bij het bepalen of sprake is van een algemeen gebruikelijke renovatie hanteert ons college een algemeen gebruikelijke levensduur gelijk aan de afschrijvingstermijnen zoals bepaald in het Beleid huurverhoging na woningverbetering van de vereniging Overleg Voorzitters Huurcommissies. Dit betekent dat een renovatie van de badkamer algemeen gebruikelijk worden geacht als de badkamer 25 jaar of ouder is. Een keukenrenovatie kan als algemeen gebruikelijk worden geacht bij een keuken van 15 jaar of ouder.

Een algemeen gebruikelijke renovatie dient de cliënt, dan wel de eigenaar van de woning, zelf te betalen. Wel kan er sprake zijn van bijkomende kosten zijn die niet algemeen gebruikelijk zijn. Bijvoorbeeld als de cliënt door zijn beperking een andere voorziening nodig heeft dan de standaard voorziening. Ons college kan dan volstaan met het verstrekken van de meerkosten voor het gedeelte dat niet algemeen gebruikelijk is. Hiertoe behoren ook eventuele meerkosten ten opzichte van standaard montagekosten.

Als de algemeen gebruikelijke levensduur van de voorziening nog niet is bereikt, wordt de leeftijd van de keuken of badkamer wel meegewogen bij het bepalen van de door de gemeente te verstrekken vergoeding. De vergoeding neemt af naarmate de leeftijd van de keuken of badkamer toeneemt.

8.3 Passende bijdrage in de vorm van een verhuizing

Het college gaat efficiënt om met de beschikbare middelen en de woningvoorraad. De wmo consulent maakt hierin per individueel geval een afweging. Bij het beoordelen of een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening gericht op het wonen, kan de wmo consulent onderzoeken of een verhuizing naar een geschikte woning of gemakkelijker geschikt te maken woning een passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt. De wmo consulent onderzoekt dit in ieder geval, maar niet uitsluitend, bij woningaanpassingen waarmee aanzienlijke kosten gemoeid zijn. Ook in situaties waarin gezien de prognose van de beperkingen die de cliënt ondervindt de woningaanpassing slechts beperkte tijd zal volstaan, wordt de mogelijkheid van een verhuizing onderzocht.

Bij de beoordeling van de vraag of er door middel van een verhuizing een passende bijdrage wordt geleverd aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt, neemt de wmo consulent in ieder geval het volgende in overweging:

  • -

    De eigen voorkeur van de cliënt. Als de cliënt zelf verhuizen als de beste oplossing ziet, dan ligt verhuizen meer voor de hand dan als de cliënt graag in de huidige woning blijft wonen en vice versa.

  • -

    De huidige beperkingen die de cliënt op dit moment ervaart en de toekomstprognose. Verhuizen ligt bijvoorbeeld meer voor de hand als de verwachting is dat de situatie van belanghebbende snel verslechtert waardoor een aanpassing van de huidige woning slechts beperkte tijd zal volstaan. Aan de andere kant kan er bijvoorbeeld sprake zijn van een medische contra-indicatie voor verhuizen.

  • -

    De snelheid waarmee in een oplossing kan worden voorzien. Verhuizen kan sneller een oplossing bieden dan het doorlopen van het proces van een woningaanpassing (inclusief uitwerking van plannen, aanvragen van offertes en uitvoeren van de werkzaamheden). Het kan echter ook een tijd duren voordat een geschikte woning is gevonden. Bij een advies voor een verhuizing wordt aangeven binnen welke aanvaardbare termijn een nieuwe woning gevonden moet zijn. Bij het vaststellen van de termijn wordt rekening gehouden met de omstandigheden van de situatie die voorligt. Als er binnen de gestelde termijn geen geschikte woning beschikbaar komt, kan een maatwerkvoorziening gericht op het wonen worden toegekend.

  • -

    De gevolgen van een verhuizing voor de sociale omstandigheden van de cliënt. De binding van de cliënt met de omgeving wordt hierbij meegenomen evenals de nabijheid van voor de cliënt belangrijke voorzieningen en de nabijheid van vrienden en familie. Deze omstandigheden wegen zwaarder naarmate de afstand tussen de huidige woning en de mogelijke nieuwe woning toeneemt en naarmate de intensiteit van de mantelzorg toeneemt. Daarnaast weegt de nabijheid van vrienden en familie zwaarder als er sprake is van mantelzorg. Ook eventuele consequenties (zoals inkomstenderving) van een verhuizing voor een bedrijf aan huis worden meegewogen.

  • -

    De consequenties van een verhuizing voor de woonlasten. Een stijging van de woonlasten hoeft niet in de weg te staan van het toekennen van een verhuisurgentie. Wel wordt beoordeeld of een huurlastenstijging aanvaardbaar is voor de belanghebbende, hierbij rekening houdend met het recht op huurtoeslag en verandering in wooncomfort. In geval van een koopwoning wordt meegewogen of de belanghebbende na verkoop blijft zitten met een aanzienlijke restschuld.

Als naar oordeel van de wmo consulent een verhuizing voorrang heeft op het aanpassen van de huidige woning, adviseert hij de cliënt in de zoektocht naar een nieuwe woning. Indien nodig kan de cliënt in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in verhuiskosten op grond van de Regeling Compensatie Zorgkosten.

8.4 Uitzonderingen

Bijzondere woonsituaties

In een aantal situaties zal geen sprake zijn van een resultaatsverplichting van het college, omdat in die situaties sprake is van een bijzondere woonsituatie:

  • -

    woningen die niet als zelfstandige woning dienst doen (hotels, pensions);

  • -

    woningen die niet bedoeld zijn voor permanente bewoning (tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen);

  • -

    (een) verhuurde kamer of kamers;

Het treffen van woonvoorzieningen in één van bovenstaande woonvormen is in het kader van de wet niet mogelijk.

Meerdere hoofdverblijven

Een woonvoorziening wordt slechts verleend als de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waar de voorziening wordt getroffen. In uitzonderingssituaties kan er sprake zijn van twee hoofdverblijven, bijvoorbeeld bij kinderen van gescheiden ouders die in co-ouderschap door beide ouders worden opgevoed. Als kan worden aangetoond, bijvoorbeeld door een ouderschapsplan, dat de cliënt daadwerkelijk de ene helft van de tijd bij de ene ouder woont en de andere helft van de tijd bij de andere ouder kan in die situatie, indien niet anders mogelijk, worden bepaald dat twee woningen aangepast worden. Echter zal de vertrekkende ouder altijd eerst, zo nodig in afstemming met de wmo consulent, moeten onderzoeken of een verhuizing naar een geschikte woning mogelijk is.

Wanneer noodzakelijk kan één woning waar de cliënt regelmatig op bezoek komt (bijvoorbeeld van een ouder niet zijnde co-ouder) bezoekbaar gemaakt worden. Bezoekbaar houdt in dat de cliënt toegang tot de woning, één verblijfsruimte (bijvoorbeeld de woonkamer) en het toilet heeft. Er worden geen aanpassingen vergoed om logeren mogelijk te maken.

Artikel 9 Vervoer

9.1 Buurtmobiel ( elektrocar )

Minder mobiele oudere inwoners van Wehl en Doetinchem die geen gebruik kunnen maken van het reguliere vervoersaanbod kunnen gebruik maken van de buurtmobiel van Contact op Wielen. Dit betreft korte afstanden naar bijvoorbeeld de winkel, arts of familie. De buurtmobiel rijdt alle dagen tussen 09.00 en 19.00 uur. Er zijn geen vaste opstappunten. Gebruik maken van de buurtmobiel kan tegen een vrije bijdrage. Meer informatie via www.contactopwielen.nl.

9.2 Collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV) ZOOV Op Maat

ZOOV Op Maat is een aanvullend openbaar vervoerssysteem bedoeld om verplaatsingen binnen de regio Achterhoek (gemeenten Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk) mogelijk te maken. ZOOV Op Maat is tegen het openbaar vervoer tarief voor iedere ingezetene toegankelijk ongeacht of er ook regulier openbaar vervoer beschikbaar is. Er zijn wel verschillende tarieven. Voor ingezetenen zonder wmo-indicatie zijn er twee OV-tarieven. Het lagere tarief geldt als er op het reistraject geen openbaar vervoer beschikbaar is. Het hogere tarief geldt als de ingezetene naar de reisbestemming (in theorie) ook met het openbaar vervoer zou kunnen reizen. De ingezetene beslist dan zelf of hij met ZOOV Op Maat reist of met het openbaar vervoer. De hoogte van de verschillende OV-tarieven zijn te vinden op de website www.zoov.nl.

9.3 Voorwaarden indicatie ZOOV Op Maat (maatwerkvoorziening)

Ingezetenen met een vervoersbeperking kunnen onder voorwaarden in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening ZOOV Op Maat en kunnen tegen een gereduceerd tarief reizen met ZOOV. Dit tarief is lager dan de OV-tarieven voor ingezetenen zonder vervoersbeperking. Ook deze tarieven zijn te vinden op de website www.zoov.nl.

Om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening ZOOV Op Maat dient in ieder geval sprake te zijn van:

  • 1.

    geobjectiveerde beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie, psychische of psychosociale problemen al dan niet met een medisch advies waaruit blijkt dat de cliënt geen gebruik kan maken van eigen vervoer en het reguliere openbaar vervoer, en

  • 2.

    een cliënt die in staat is zelfstandig te reizen met ZOOV en die periodiek één van de volgende relevante vervoersbestemmingen heeft:

    • a.

      het bezoeken van familie en vrienden of kennissen;

    • b.

      bezoek aan openbare gebouwen, winkels of kerk;

    • c.

      sociale en culturele activiteiten of;

    • d.

      medisch vervoer, bijvoorbeeld ten behoeve van fysio- of vergelijkbare therapie (binnen een afstand van 20 kilometer van de woning en wanneer andere wetgeving niet voorliggend is).

  • 3.

    Een relevante minimale vervoersbehoefte van zeven ritten (enkele reis) per maand.

De volgende vervoersbestemmingen gelden in ieder geval als niet relevant voor een indicatie voor ZOOV en naar deze bestemmingen mag ook niet gereisd worden met ZOOV:

  • -

    vervoersbestemmingen wanneer die vanuit voorliggende wetgeving worden gefinancierd (zoals het vervoer naar het ziekenhuis – bezoek aan de specialist of onderzoek);

  • -

    vervoer van en naar dagbesteding;

  • -

    vervoer van en naar werk of;

  • -

    bovenregionale vervoersbestemmingen (Valys is hier voorliggend).

Er wordt geen onbeperkte kosteloze vervoermogelijkheid aangeboden. Een persoon zonder beperkingen maakt immers ook kosten voor vervoer. Afhankelijk van de (regionale) vervoersbehoefte van de cliënt wordt een kilometeraantal vastgesteld tot maximaal 2.000 kilometer per jaar. Onder de regionale vervoersbehoefte wordt verstaan het reizen binnen een afstand van 20 kilometer van de woning van de cliënt.

Indien er andere mogelijkheden zijn voor vervoer op de kortere afstanden, zoals de mogelijkheid van fietsen of het gebruik van een scootmobiel, zal hier rekening mee gehouden worden en kan het maximale kilometeraantal naar beneden worden bijgesteld. Als sprake is van zwaarwegende redenen kan in uitzonderingsgevallen het maximale kilometeraantal (tijdelijk) naar boven worden bijgesteld.

Bovenregionale bestemmingen vallen buiten de reikwijdte van de wet en vallen onder verantwoordelijkheid van Valys. Omdat er nog onbereikbare bestemmingen tussen de 20 kilometer en het reisgebied van Valys zitten, kan men met ZOOV ook ritten van 20 tot 40 kilometer boeken, tegen het OV-tarief van ZOOV, tot maximaal 2.000 kilometer per jaar.

Als sprake is van zwaarwegende redenen kan op individueel niveau door de wmo consulent maximaal twee puntbestemmingen worden vastgesteld tussen de 20 en 40 kilometer waarbinnen het Wmo tarief naartoe kan worden gereisd.

9.4 ZOOV Op Maat individueel

ZOOV Op Maat als CVV is voorliggend op de individuele maatwerkvoorziening ZOOV Op Maat. Alleen wanneer op basis van medisch advies is vastgesteld dat ZOOV als CVV voor een cliënt niet voldoet, kan ZOOV Op Maat als individuele vervoersvoorziening worden ingezet. Bij de individuele maatwerkvoorziening ZOOV Op Maat reist de cliënt zonder medepassagiers. Indien na onderzoek door de wmo consulent blijkt dat ZOOV Op Maat ook niet volstaat, kan voor een andere vervoersoplossing zonder inzet van ZOOV worden gekozen.

9.5 Begeleiding bij vervoer ZOOV

Er kan voor twee soorten begeleiding een indicatie worden toegekend voor ZOOV: medische begeleiding en sociale begeleiding. De gemeente betaalt daarvoor een opslag aan de vervoerder.

Verplichte/medische begeleiding

Van medische begeleiding is sprake als de cliënt vanwege medische of andere redenen (zoals vanwege psychiatrische, psychische of psychogeriatrische problematiek) niet in staat is zelfstandig te reizen. Hierbij moet gedacht worden aan situaties waarbij de begeleider moet kunnen ingrijpen tijdens de rit.

Als er medische redenen zijn, kan de gemeente een indicatie afgeven voor verplichte/medische begeleiding. De CVV-reiziger met verplichte/medische begeleiding mag niet alleen reizen. De medische begeleider is ten minste 12 jaar oud, is in staat om hulp te verlenen als dat nodig is en gebruikt zelf geen rolstoel. Ze reizen gezamenlijk van A naar B. De medische begeleider betaalt geen reizigersbijdrage.

Sociale begeleiding

In gevallen waar de cliënt zowel thuis als op locatie ondersteuning nodig heeft van de begeleider en er geen vervoersmogelijkheden beschikbaar zijn voor de begeleider, kan er een indicatie voor sociale begeleiding worden toegekend. In dat geval betaalt de begeleider hetzelfde tarief als de cliënt. Een begeleider die meereist zonder indicatie van de gemeente, reist als ov-reiziger mee en betaalt het ov-tarief.

Artikel 10 Persoonsgebonden budget

Een cliënt die in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening wordt door de medewerker van het Buurtplein geïnformeerd over de mogelijkheid om te kiezen voor een pgb, onder de voorwaarden zoals genoemd in artikel 2.3.6, tweede lid van de wet. De cliënt wordt hierbij gewezen op de mogelijkheid van het testen van zijn bekwaamheid met betrekking tot het omgaan met een pgb op www.pgb-test.nl. Het testen is bedoeld om de cliënt bewust te maken van de taken en verantwoordelijkheden die horen bij het beheren van een pgb, zodat hij een weloverwogen keuze voor een pgb of zorg in natura kan maken.

10.1 Beoordeling van de wettelijke voorwaarden

Zoals bepaald in artikel 13, eerste lid van de verordening, beoordeelt de medewerker van het Buurtplein of de cliënt voldoet aan de wettelijke voorwaarden voor een pgb. Naar oordeel van de medewerker van het Buurtplein dient de cliënt op eigen kracht voldoende in staat te zijn tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, en in staat zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Daarbij zijn de tien punten voor pgb vaardigheid 1 het uitgangspunt voor de consulent.

Voorbeelden voor mogelijk relevante omstandigheden met betrekking tot een contra-indicatie ten aanzien van de pgb vaardigheid zijn: problematische schulden, ernstige verslavingsproblematiek, aanmerkelijke verstandelijke beperking, ernstig psychiatrisch ziektebeeld, vastgestelde blijvende cognitieve stoornis, of onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal.

De kwaliteit van de met een pgb in te kopen maatwerkvoorziening dient voldoende te zijn. De beoordeling hiervan ligt bij de medewerker van het Buurtplein. Dit wil zeggen dat de maatwerkvoorziening veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt verstrekt en in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het pgb is toegekend. Hiertoe levert de cliënt een ondersteunings- en budgetplan aan, waarin de cliënt samen met de ondersteuner afspraken vastlegt inzake de gewenste ondersteuning. Hierin kan de cliënt motiveren waarom hij de ondersteuning in de vorm van een pgb wil ontvangen. Daarnaast maakt de cliënt in het ondersteunings- en budgetplan in ieder geval inzichtelijk:

  • -

    waar de ondersteuning wordt ingekocht en waar de ondersteuning uit zal bestaan;

  • -

    hoe aan de, in het verslag of gezinsplan omschreven doelen, wordt gewerkt;

  • -

    waarom voor deze ondersteuner is gekozen;

  • -

    wie het pgb gaat beheren;

  • -

    welke salarisafspraken zijn gemaakt en;

  • -

    hoe de continuïteit van de ondersteuning bij ziekte of andere uitval wordt gegarandeerd.

Op grond van artikel 2.3.9, eerste lid van de wet is het college bevoegd om besluiten te heroverwegen. Bij een heroverweging evalueren de medewerker van het Buurtplein en de cliënt samen de met het pgb behaalde resultaten en de daaraan verbonden voorwaarden. Ook de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen heeft voldaan komt hierbij aan bod.

10.2 Beheer pgb door vertegenwoordiger

Als de cliënt de aan een pgb verbonden taken uitvoert met hulp van een vertegenwoordiger, toetst het college deze persoon op dezelfde wettelijke voorwaarden als de cliënt. Daarnaast gelden nog enkele aanvullende voorwaarden ten aanzien van de vertegenwoordiger zoals bepaald in artikel 14 van de verordening.

In beginsel is het toegestaan dat de cliënt zich bij het beheer van zijn pgb laat vertegenwoordigen door een familielid in de eerste of tweede graad, dat tevens (een deel van) de ondersteuning levert, tenzij er naar het oordeel van het college sprake is van ongewenste belangenverstrengeling. Het belang van de cliënt moet centraal staan. Een factor die kan wijzen op ongewenste belangenverstrengeling is als de cliënt vanwege zijn beperkingen een lage mate van invloed heeft op het besluit om voor een pgb te kiezen. De dubbelrol van informele zorgverlener en pgb-beheerder mag daarnaast niet ten koste gaan van het bereiken van de gewenste resultaten. Ervaringen die er vanuit het verleden eventueel al met ondersteuning en het beheer van het pgb zijn, kunnen hierbij een rol spelen. Aangezien de combinatie van beheerder van het pgb en uitvoerder van ondersteuning kwetsbaar is, kan ervoor gekozen worden de indicatieduur te beperken of frequenter tussentijds te evalueren hoe de ondersteuning en het beheer van het pgb verloopt.

10.3 Uitgangspunten pgb in sociaal netwerk

Op grond van artikel 2.3.6, vierde lid van de wet kan een cliënt die in aanmerking komt voor een pgb dit inzetten om ondersteuning te betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk. Dit mag echter niet leiden tot vergoeding van ondersteuning die anders onbetaald geleverd zou worden. Uitgangspunt is dat ondersteuning uit de eigen omgeving reeds maximaal moet worden ingezet voordat een beroep gedaan wordt op het college. Voor ondersteuning die in redelijkheid verwacht mag worden van het eigen netwerk (taken die een ander onbetaald zou verrichten bij familie) ligt het niet voor de hand om een maatwerkvoorziening te verstrekken. Een beoordeling van de eigen kracht van de cliënt en het sociale netwerk is hierbij van belang. Daarbij kan de financiële situatie worden meegenomen waarbij wordt gekeken of er geen financiële problemen ontstaan als de hulp door het sociale netwerk wordt geboden wanneer er geen pgb wordt verstrekt.

Een aanvraag voor een pgb ter besteding aan een persoon uit het sociaal netwerk van de cliënt wordt in ieder geval niet toegekend als:

  • -

    de persoon uit het sociale netwerk op enige wijze druk heeft uitgeoefend op de cliënt in de keuze voor een pgb;

  • -

    de persoon uit het sociale netwerk (dreigend) overbelast is, of

  • -

    de persoon uit het sociale netwerk vanwege andere redenen niet in staat is om de gevraagde ondersteuning te bieden.

Bij de beoordeling van de aanvraag weegt de medewerker van het Buurtplein ook mee of:

  • -

    de continuïteit van zorg gewaarborgd is, voor zover dit noodzakelijk is voor het welbevinden van de cliënt. Is bijvoorbeeld een keer overslaan vanwege ziekte of vakantie mogelijk?

Zoals bepaald in artikel 15 van de verordening is het tarief voor een pgb dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk lager dan het tarief voor professionele ondersteuners.

10.4 Spelregels pgb

Salarisafspraken

Naast het ondersteunings- en budgetplan moet de cliënt ook de zorgovereenkomst van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) invullen. Hierin worden afspraken over het aantal te leveren uren en uurtarieven vastgelegd.

De budgetbeheerder is verantwoordelijk voor de rechtmatigheid van de bestedingen uit het budget. De gemeente vindt het belangrijk dat de budgetbeheerder hier voldoende inzicht in heeft. Daartoe hanteert de gemeente dat een betaling via facturatie plaatsvindt en is een betaling via een vast maandloon niet mogelijk. Betaling via facturatie ondersteunt de controle op rechtmatigheid voor zowel budgetbeheerder als de gemeente. Dit geeft meer mogelijkheden om onrechtmatig of ondoelmatig besteedde middelen vast te stellen. Eventuele wijzigingen in het volume of de inhoud van de geleverde ondersteuning moeten worden doorgeven aan de SVB.

Het ondersteunings- en budgetplan en de zorgovereenkomst moeten door de medewerker van het Buurtplein zijn goedgekeurd voordat de gemeente het pgb bij de SVB klaarzet. Bij de herbeoordeling van de indicatie wordt het ondersteunings- en budgetplan geëvalueerd. Ook kan de gemeente steekproefsgewijs controles uitvoeren. Indien de budgetbeheerder de besteding van het pgb niet adequaat kan verantwoorden, kan het college besluiten het pgb te beëindigen of (een deel van) het pgb terug te vorderen.

De cliënt aan wie een pgb is toegekend heeft de mogelijkheid om te kiezen voor een ondersteuner die een hoger tarief hanteert dan het tarief waarop het pgb is gebaseerd. Indien als gevolg hiervan sprake is van meerkosten, dan komen deze volledig voor rekening van de cliënt. Indien als gevolg hiervan de cliënt minder ondersteuning inkoopt dan is geïndiceerd, dan is dit in beginsel toegestaan. Wel zal bij een herindicatie worden onderzocht wat de invloed van de lagere inzet op het beoogde resultaat is geweest.

Ondersteuning in het buitenland

Als ondersteuning is ingekocht buiten Nederland mogen de reis- en verblijfkosten hiervan niet worden betaald met een pgb. Daarnaast geldt dat huishoudelijke hulp bedoeld is om in te zetten in en rond het hoofdverblijf van de cliënt. Huishoudelijke hulp kan daarom niet worden ingezet tijdens verblijf anders dan het hoofdverblijf, de cliënt kan hierbij rekening houden met de plaats van bestemming.

Voor het bieden van ondersteuning aan de cliënt in het buitenland geldt dat expliciet toestemming door de medewerker van het Buurtplein moet worden gegeven. De medewerker van het Buurtplein zal hierbij toetsen of de besteding van het pgb past binnen het ondersteuningsplan en de te behalen resultaatgebieden. Een pgb mag maximaal vier weken per jaar buiten Nederland worden besteed. Dit is gebaseerd op het aantal vakantiedagen waarop een werknemer over één jaar recht heeft, dit bedraagt vier maal de overeengekomen arbeidsduur per week (artikel 7:634 Burgerlijk Wetboek). Bij een vijfdaagse werkweek van acht uren per dag, 40 uren per week, is er dus minimaal recht op 20 volledige vakantiedagen per jaar (4 x 40 = 160 uren).

Overige spelregels

Het pgb kent geen vrij besteedbaar bedrag en geen eenmalige uitkering. Kosten die de ondersteuner bij een budgethouder in rekening brengt in verband met een opzegtermijn zijn niet te verhalen op de gemeente. Ook kosten die de ondersteuner de budgethouder in rekening brengt voor het niet nakomen van een afspraak kunnen niet worden verhaald op de gemeente.

Artikel 11 Onvolledig gebruik voorziening binnen afgesproken termijn

11.1 Algemene voorziening Schoonmaakhulp

Er kan maximaal 130 uur op jaarbasis tegen gereduceerd tarief worden ingezet. Het opsparen gedurende het kalenderjaar voor het doen van een ‘grote’ schoonmaak is mogelijk. Niet gebruikte uren kunnen niet worden meegenomen naar het volgende jaar.

11.2 Maatwerkvoorziening

Een maatwerkvoorziening wordt verstrekt met de bedoeling dat de cliënt gebruik gaat maken van de ondersteuning. Als binnen zes maanden na de beslissing tot het verstrekken van een voorziening nog geen voorziening is aangewend, kan het college de beslissing geheel of gedeeltelijk intrekken. Er zijn situaties denkbaar, zoals wachtlijsten of opname van de cliënt in het ziekenhuis waardoor de indicatie niet kan worden ingezet binnen de gehanteerde periode van zes maanden. De cliënt dient in een dergelijk geval uiterlijk vier weken voor het verlopen van de zes maanden contact op te nemen met ons college. De medewerker van het Buurtplein beoordeelt in overleg met de cliënt en eventueel zijn ondersteuner of een opschorting of aanpassing van de indicatie noodzakelijk is.

Artikel 12 Voorkoming en bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 26 van de verordening beschrijft de mogelijkheden die de gemeente heeft ter voorkoming en bestrijding van fraude.

Bij het voorkomen van fraude staat de voorlichting aan de ingezetene centraal. Deze moet vooraf weten wat zijn of haar rechten en plichten zijn en wat de consequenties zijn bij het overtreden van de regels. In de aanpak van fraudepreventie maakt gemeente Doetinchem gebruik van de principes van het hoogwaardig handhaven:

  • Vroegtijdig informeren: De medewerkers van het Buurtplein informeren ingezetenen vroegtijdig over hun rechten en plichten.

  • Vroegtijdig detecteren en afhandelen: de medewerkers van het Buurtplein zijn alert op fraudesignalen. Bij twijfels over de rechtmatigheid organiseren zij een huisbezoek. Intercollegiaal overleg over het bepalen van de te nemen stappen vindt zo nodig plaats.

  • Optimaliseren van de dienstverlening: bij de inrichting van de werkprocessen wordt ook gekeken naar het effect van de werkprocessen op de bereidheid van ingezetenen om de regels na te leven.

  • Daadwerkelijk sanctioneren: Gemeente Doetinchem gaat er van uit dat de voorzieningen op rechtmatige wijze worden ingezet en verantwoord worden. Zodra er signalen zijn over onrechtmatig gebruik, wordt de nodige expertise ingezet binnen de gemeente om nader onderzoek te doen. De gemeente hanteert een krachtig, consequent sanctiebeleid en een effectief opsporingsbeleid.

Van de ingezetene wordt verwacht dat zij mededeling doet van wijzigingen in hun omstandigheden waarvan redelijkerwijs is in te schatten dat deze consequenties heeft voor de verstrekte voorziening. Ook wordt verwacht dat de ingezetene meewerkt aan onderzoek in geval van (vermoedens van) onrechtmatigheden.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2020.

  • 2. Met het in werking treden van deze beleidsregels worden de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2019 ingetrokken.

  • 3. Deze beleidsregels worden aangehaald als:

  • Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2020

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem, d.d. 12 november 2019,

mr. G.A. Karssenberg

secretaris

mr. M. Boumans MBA MPM

burgemeester 

Bijlage 1 Voorbeelden algemeen gebruikelijke voorzieningen

Hieronder volgen enkele voorbeelden van voorzieningen die als algemeen gebruikelijk beschouwd kunnen worden (dit is geen uitputtende opsomming):

  • -

    eenhendelmengkranen;

  • -

    elektrische fiets voor personen van 16 jaar en ouder;

  • -

    glazenwasser;

  • -

    huishoudelijke hulp;

  • -

    keramische- of inductiekookplaat;

  • -

    losse douchestoel;

  • -

    maaltijdvoorziening;

  • -

    personenauto;

  • -

    Auto gerelateerd (automatische transmissie, stuur- en rembekrachtiging, verstelbare voorstoelen/buitenspiegels, elektrische raambediening, neerklapbare achterbank, derde/vijfde deur, interval op ruitenwissers, airconditioning, trekhaak- en aanhanger)

  • -

    Automatische deuropener garage

  • -

    renovatie of aanpassing van een badkamer of keuken waarvan de algemeen gebruikelijke levensduur is bereikt zoals bepaald in het Beleid huurverhoging na woningverbetering van de vereniging Overleg voorzitters huurcommissies (Rechtbank ’s-Gravenhage 07-03-2012, nr. 11/4293 AWB);

  • -

    rollator, wandelstok, krukken en looprek;

  • -

    sta-op stoel

  • -

    stallingplaats scootmobiel (in bijvoorbeeld parkeergarage);

  • -

    thermostatische kranen;

  • -

    tweede toilet of sanibroyeur;

  • -

    verhoogd toilet of toiletverhoger;

  • -

    wandbeugels;

  • -

    ZOOV Op Maat tegen openbaar vervoer tarief;

  • -

    50+ Ontmoetingspunt ’t Brewinc.

Bijlage 2 Ondersteuningsvormen

In deze bijlage worden de vormen van maatwerkondersteuning gedefinieerd die vanaf 2015 als nieuwe taak naar de gemeente zijn gegaan, aangevuld met de maatwerkvoorzieningen gericht op hulp bij het huishouden:

  • 1.

    Maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden;

  • 2.

    Ondersteuning individueel: begeleiding individueel gericht op ontwikkeling of stabilisatie;

  • 3.

    Ondersteuning groep: begeleiding groep gericht op ontwikkeling of stabilisatie;

  • 4.

    Vervoer, alleen in combinatie met begeleiding groep;

  • 5.

    Persoonlijke verzorging, wanneer deze niet onder voorliggende wetgeving valt, en

  • 6.

    Logeren.

  • 2.1

    Maatwerkvoorzieningen hulp bij het huishouden

De volgende twee vormen worden onderscheiden:

Ondersteuning thuis – schoon huis

Dit is het helpen bij, inslijten en/of (deels) overnemen van lichte en zware huishoudelijke taken. De cliënt heeft geen tot weinig mogelijkheden tot versterking van de zelfredzaamheid. De ondersteuning kan langdurig zijn of bij verbetering overgaan in een situatie waarbij de cliënt met minder ondersteuning of samen met zijn sociaal netwerk de beperkingen kan hanteren. De Ondersteuning moeten worden uitgevoerd op het hoofdverblijf van de cliënt én in diens aanwezigheid. In overleg met de cliënt kan van dit laatste worden afgeweken. De cliënt kan samen met de hulp bepalen hoe de tijd wordt besteed.

De te behalen resultaten zijn gericht op:

  • -

    Een schoon en leefbaar huis, waarbij cliënten gebruik moeten kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, een keuken, een douche/toilet en een gang/trap.

  • -

    Het voorkomen van ontregeling en vervuiling.

  • -

    Signaleren van veranderende omstandigheden en melden bij het aanspreekpunt van de cliënt.

Ondersteuning thuis – coachen gericht op het huishouden

Dit is het aanleren, oefenen en bestendigen van huishoudelijke vaardigheden en vaardigheden ten behoeven van het aanbrengen van structuur in het huishouden. Waar nodig het overnemen van lichte en zware huishoudelijke taken in de woonruimtes die in gebruik zijn om ontregeling van huishouden te voorkomen. Het bieden van lichte begeleiding bij de dagelijkse organisatie van het huishouden, zoals door het checken van producten op de houdbaarheidsdatum en het aanbrengen van structuur in de agenda. De Ondersteuning moeten worden uitgevoerd op het hoofdverblijf van de cliënt én in diens aanwezigheid. In overleg met de cliënt kan van dit laatste worden afgeweken. Ondersteuning thuis – Coachen gericht op het huishouden kan alleen aan de orde zijn als versterking van de zelfredzaamheid van de cliënt mogelijk is. De cliënt heeft begeleiding nodig om zichzelf te ontwikkelen om huishoudelijke vaardigheden onder de knie te krijgen. Het kan nodig zijn dat de begeleiding eerst taken overneemt en de cliënt coacht en begeleidt in het op termijn voorkomen daarvan. De ondersteuning is waar mogelijk eindig.

De te behalen resultaten zijn gericht op:

  • -

    Een schoon en leefbaar huis, waarbij inwoners gebruik moeten kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, een keuken, een douche/toilet en een gang/trap.

  • -

    Het voorkomen van ontregeling en vervuiling.

  • -

    Het aanleren van vaardigheden om zelfstandig een huishouden te kunnen voeren.

  • -

    Structuur aanbrengen in het huishouden.

Het sociaal netwerk van de cliënt wordt betrokken waar nodig.

  • 2.2

    Andere ondersteuningsvormen

Voor verdere omschrijving van ondersteuningsvormen wordt doorverwezen naar het inkoopdocument via https://www.sociaaldomeinachterhoek.nl/zorgaanbieders/inkoop/ onder ‘downloads’, vanaf perceel 1.

Bijlage 3 Toelichting op de stappen in het onderzoek

Een zorgvuldig onderzoek vereist het op enigerlei doorlopen van de volgende stappen 2 :

Stap 1 - inventariseer de hulpvraag

Uit artikel 3:2 van de Awb in samenhang met de artikelen 2.3.2 en 2.3.5 van de wet vloeit voort dat het college voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over maatschappelijke ondersteuning van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen. Dit brengt met zich dat wanneer bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning het college allereerst moet vaststellen wat de hulpvraag is.

Stap 2 - breng de onderliggende problematiek minutieus en onderbouwd in kaart

Vervolgens zal het college moeten vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving.

Stap 3 - stel de aard en de omvang van de noodzakelijke hulp vast

Als de problemen voldoende concreet in kaart zijn gebracht, kan worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de ondersteuningsvrager, onderscheidenlijk het zich kunnen handhaven in de samenleving.

Stap 4 - kijk wat de discrepantie tussen noodzaak en de eigen mogelijkheden zijn

Uit artikel 2.3.2, vierde lid, aanhef en onder b, c en f, van de wet in samenhang met het derde en vierde lid van artikel 2.3.5 van de wet vloeit voort dat het onderzoek er vervolgens op gericht moet zijn of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden.

Stap 5 - stel vast welke voorziening de geconstateerde discrepantie adequaat oplost

Slechts voor zover die eigen mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een maatwerkvoorziening te verlenen.


Noot
1

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/zorg-en-ondersteuning-thuis/documenten/publicaties/2019/08/26/10-punten-pgb-vaardigheden

Noot
2

Dit volgt uit onder andere de uitspraak van de CRvB van van 21 maart 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:819).