Beleidsregels buitenplans afwijken van de regels van het bestemmingsplan gemeente Dongen, artikel 2.12, eerste lid onder a onder 2° Wabo 2016

Geldend van 22-07-2016 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels buitenplans afwijken van de regels van het bestemmingsplan gemeente Dongen, artikel 2.12, eerste lid onder a onder 2° Wabo 2016

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

BELEIDSREGELS BUITENPLANS AFWIJKEN VAN DE REGELS VAN HET BESTEMMINGSPLAN GEMEENTE DONGEN, ARTIKEL 2.12, EERSTE LID ONDER A ONDER 2º WABO 2016

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen,

  • -

    gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • -

    gelet op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • -

    gelet op het Besluit omgevingsrecht;

  • -

    oorspronkelijk vastgesteld op 3 maart 2015;

besluit:

gewijzigd vast te stellen de beleidsregels buitenplans afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor het verlenen van een omgevingsvergunning middels het buitenplans afwijken van de regels van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 2º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 1.

    Inleiding

    1.1Aanleiding voor het beleidskader

Per 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingrecht (hierna:Wabo) inwerking getreden. In de Wabo is in artikel 2.12 , eerste lid, onder a, onder 2º de mogelijkheid opgenomen om middels algemene maatregel van bestuur planologisch af te wijken van het bestemmingsplan. Van oudsher is dit buitenplans afwijken van het bestemmingsplan ook wel bekend als een ‘kruimelgeval’. Gelet op de huidige verruimde mogelijkheden kan niet langer over een kruimelgeval gesproken worden.

In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) is in artikel 4 aangegeven voor welke gebruiksactiviteiten of bouwwerken die strijdig zijn met het bestemmingsplan, vergunning kan worden verleend. Voor bouwwerken in het gebied buiten de bebouwde kom is in dit artikel opgenomen in welke gevallen door bevoegd gezag medewerking verleend kan worden. Voor gebieden binnen de bebouwde kom zijn de criteria om vergunning te verlenen erg ruim opgesteld waardoor de gemeente Dongen het wenselijk vindt om nadere bepalingen vast te stellen.

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 3 maart 2015 beleidsregels vastgesteld die in acht worden genomen bij het beoordelen van het buitenplans afwijken van de regels van het bestemmingsplan. Naar aanleiding van ervaringen in de praktijk bij de uitvoering van de beleidsregels, is er voor gekozen de beleidsregels te actualiseren.

1.2Doelstelling van het beleidskader

De doelstelling van het gemeentelijke beleidskader is een transparant en consistent beleid te hebben voor omgevingsvergunningen die in strijd zijn met het vigerende bestemmingsplan, maar waarbij de gemeente toch medewerking wil verlenen, zoals opgenomen is in artikel 2.12, eerste lid onder a, onder 2 van de Wabo.

1.3Wanneer een omgevingsvergunning verlenen?

In bijlage II van het Bor staan in artikel 4 categorieën gevallen waarvoor in afwijking van het bestemmingsplan medewerking verleend kan worden. Deze beleidsregels zijn de gemeentelijke uitwerking van de in bijlage II opgenomen categorieën. De gemeentelijke regeling bestaat uit een lijst met verschillende toelaatbare bouwwerken. Als een aanvraag aan de criteria voldoet kan medewerking verleend worden aan een afwijking van de bestemmingsplanregels. Medewerking blijft echter een bevoegdheid en geen verplichting.

1.4Opbouw van hetbeleidskader

Het tweede hoofdstuk geeft een beknopte toelichting van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 2 van de Wabo. In hoofdstuk drie zijn de aanvullende gemeentelijke beleidsregels opgenomen. In hoofdstuk vier zijn de inwerkingtreding en citeertitel vastgelegd. Omdat de gemeentelijke beleidsregels een uitwerking zijn van artikel 4 van bijlage IIvan het Bor is deze aan deze notitie toegevoegd.

2.Artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 2º van de Wabo

2.1Algemeen

Op grond van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 2º van de Wabo kan het college van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen door middel van bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen. Het gaat hierbij om gevallen die strijdig zijn met het vigerende bestemmingsplan, maar waaraan het college toch medewerking wil verlenen. De aanwijzing van deze gevallen is gebaseerd op artikel 2.7 van het Besluit omgevingsrecht en wordt nader uitgewerkt in artikel 4 van bijlage II van het Bor.

2.2Procedurele vereisten voor het buitenplans afwijken van de regels van het bestemmingsplan

Op grond van artikel 3.7 van de Wabo is de reguliere voorbereidingsprocedure van kracht voor het verlenen van een omgevingsvergunning middels het buitenplans afwijken van de regels van het bestemmingsplan.

In artikel 3.9 van de Wabo is geregeld dat het bevoegd gezag binnen 8 weken na de datum van ontvangst beslist op de aanvraag. Anders dan voorheen vindt dus tussentijds geen terinzagelegging plaats en kunnen dus geen zienswijzen meer worden ingediend, maar kan bezwaar gemaakt worden tegen de verleende omgevingsvergunning.

2.3Beoordeling toepassing voor het buitenplans afwijken van de regels van het bestemmingsplan

Zoals in paragraaf 2.1 is beschreven, kan met toepassing van artikel 2.12, lid 1 onder a onder 2º van de Wabo een omgevingsvergunning worden verleend voor de gevallen die staan vermeld in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Gelet op de formulering van artikel 4 bijlage II van het Bor kan door middel van dit buitenplans afwijken van de regels van het bestemmingsplan een tamelijk groot aantal initiatieven worden gehonoreerd. Om willekeur en precedentwerking te voorkomen is het goed een duidelijke beleidslijn te formuleren voor de toepassing van dit artikel.

Bij toepassing van dit buitenplans afwijken van de regels van het bestemmingsplan dienen alle in het geding zijnde belangen te worden afgewogen. Om hier enigszins richting aan te geven in geval van toepassing van deze bevoegdheid zijn in de aanvullende gemeentelijke regeling afwegingscriteria opgenomen. Deze afwegingscriteria zijn echter niet uitputtend, aangezien in voorkomende gevallen er altijd specifieke afwegingen nodig kunnen zijn, zoals in het kader van het burenrecht.

Om de toepassing van het buitenplans afwijken van de regels van het bestemmingsplan ook daadwerkelijk bekend te maken en eenduidig toe te passen, wordt deze door het college van burgemeester en wethouders als beleidsregel vastgesteld en na vaststelling via publicatie in de informatiekrant van de gemeente Dongen bekend gemaakt.

Het besluit tot vaststelling van de “Beleidsregels buitenplans afwijken van de regels van het bestemmingsplan gemeente Dongen" van 3 maart 2015 wordt ingetrokken en in plaats daarvan treedt onderliggende herziening "Beleidsregels buitenplans afwijken van de regels van het bestemmingsplan gemeente Dongen 2016" in werking.

  • 3

    Aanvullende gemeentelijke regeling ten behoeve van het buitenplans afwijken van de regels van het bestemmingsplan

3.1 Gemeentelijke beleidsregels

Voor zover burgemeester en wethouders op grond van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 2, juncto artikel 4 van bijlage II van het Bor buitenplans willen afwijken van een geldend bestemmingsplan nemen zij de volgende bepalingen in acht.

In de gemeentelijk beleidsregels wordt het begrip bebouwde kom gebruikt. Of een perceel al dan niet binnen de bebouwde kom ligt is van feitelijke aard, met andere woorden, de aard van de omgeving is daarvoor bepalend. Maakt het perceel onderdeel uit van een gebied met (nagenoeg) doorlopende bebouwing vanaf de kernen met een overwegende woonbestemming dan is er sprake van bebouwde kom.

  • 1.

    Een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan (artikel 4, lid 1 van bijlage II van het Bor):

    Gemeentelijke beleidsregels:

    a. binnen de bebouwde kom is de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte van het bijbehorende bouwwerk, zijnde een bijgebouw, dan wel uitbreiding van het hoofdgebouw, niet hoger dan het ter plaatse geldende bestemmingsplan maximaal toelaat, gemeten vanaf het aansluitend terrein;

    b. zowel binnen als buiten de bebouwde kom bedraagt de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer dan 40% van het achtererfgebied met een maximum van 200 m2;

    c. voor een mantelzorgwoning, binnen de bebouwde kom, geldt een maximaal aantal m2 van 80. Bovendien dient bij beëindiging van de zorgbehoefte de mantelzorgwoning ontmanteld te worden middels afbraak, dan wel door verwijdering van de aangebrachte woonvoorzieningen, zodat het bouwwerk kan worden gebruikt als bijbehorend bouwwerk;

    d. buiten de bebouwde kom, indien sprake is van een kas of een bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf heeft het bouwwerk een maximale goothoogte van 7 m en een maximale bouwhoogte van 11 m;

    e. voor een rookgelegenheid gelden de volgende eisen:

    • er dient te worden voldaan aan de brandveiligheidsvoorschriften;

    • een dergelijk bouwwerk kan slechts worden opgericht als een seizoensgebonden bouwwerk in de winterperiode (de maanden november tot en met maart);

    • niet hoger dan 3 meter.

    Voor genoemde afwijkingsmogelijkheden geldt dat deze alleen mogen worden toegepast indien belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.

  • 2.

    Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk (artikel 4, lid 3 van bijlage II van het Bor):

    Ten aanzien van deze bouwwerken geldt hetgeen in artikel 4, lid 3 van bijlage II van het Bor is bepaald: - het bouwwerk mag niet hoger zijn van 10 m; - de oppervlakte niet meer van 50 m2.

    Aanvullende gemeentelijke beleidsregels:

    • a.

      Voor een rookgelegenheid gelden de volgende eisen:

      • ·

        er dient te worden voldaan aan de brandveiligheidsvoorschriften;

      • ·

        een dergelijk bouwwerk kan slechts opgericht worden als een seizoensgebonden bouwwerk in de winterperiode (de maanden november tot en met maart);

      • ·

        niet hoger dan 3 m.

    • b.

      Voor het oprichten van een erf- of terreinafscheiding voor de voorgevelrooilijn waarvan de hoogte van de voet af gemeten niet hoger is dan 2 m.

    • c.

      Voor het oprichten van geluidsschermen dient de afstand tot woningen ten minste 10 m te bedragen;

    • d.

      Door het oprichten van dit soort bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of een gedeelte daarvan mag de verkeersveiligheid niet in gevaar komen;

    • e.

      Voor de genoemde afwijkingsmogelijkheden geldt dat deze alleen mogen worden toegepast indien belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.

  • 3.

    Een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw (artikel 4, lid 4 van bijlage II van het Bor):

    Gemeentelijke beleidsregels:

    a. Ten aanzien van de hoogte voor een derde bouwlaag, binnen de bestemming “Wonen”, geldt dat afwijking van de maximaal toegestane goot- of nokhoogte aan zowel de voor- als de achterzijde kan worden toegestaan om de minimaal vereiste hoogte te kunnen bereiken om ter plaatse een verblijfsruimte te creëren en er in dezelfde straat/rij reeds een derde bouwlaag op dezelfde wijze is gecreëerd;

    b. Indien het gemelde onder a. niet van toepassing is en er niet voldaan wordt aan de minimaal vereiste hoogte om een verblijfsruimte te kunnen creëren, is het mogelijk om aan de achterzijde van de woning (het hoofdgebouw) af te wijken van de maximaal toegestane goothoogte. De dakopbouw in het achterdakvlak van de woning dient te voldoen aan de volgende eisen:

    - de dakhelling (hellingshoek dakvlakken) dient overeen te komen met die van de woning;

    - de kozijnhoogte mag maximaal 100 cm bedragen;

    - de onderkant van het kozijn dient in de pannenlijn van het bestaande dak te liggen;

    - het dakvlak van de opbouw dient direct boven het kozijn van de dakopbouw aan te sluiten;

    - de borstweringshoogte onder het kozijn dient te liggen tussen de 85 cm en 110 cm (gemeten vanaf de bovenkant vloer tot onderkant kozijn);

    - de dakopbouw dient over de volledige breedtemaat uitgevoerd te worden voor een tussenwoning;

    - bij een woning met een eindgevel dient de dakopbouw 50 cm terug geplaatst te worden ten opzichte van de eindgevel;

    - de dakopbouw dient te zijn goed gekeurd door de Welstandscommissie.

    Voor genoemde afwijkingsmogelijkheden geldt dat deze alleen mogen worden toegepast indien belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.

  • 4.

    Een antenne-installatie (artikel 4, lid 5 van bijlage II van het Bor):

    Ten aanzien van deze bouwwerken geldt hetgeen in artikel 4, lid 5 van bijlage II van het Bor is bepaald: - mits niet hoger dan 40 m

    Aanvullende gemeentelijke beleidsregels:

    a. nieuwe masten ten behoeve van mobiele telecommunicatie dienen zoveel als mogelijk buiten de woonomgeving te worden geplaatst;

    b. site-sharing geniet de uitdrukkelijke voorkeur om het aantal masten ten behoeve van mobiele telecommunicatie te beperken.

  • 5.

    Het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met bouwactiviteiten en het aansluitend terrein (artikel 4, lid 9 van bijlage II van het Bor):

    Aanvullende gemeentelijke beleidsregels:

    a. en b. ingetrokken bij besluit van burgemeester en wethouders van Dongen d.d. 3 december 2019.

    c. met betrekking tot het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit binnen de bestemming "Wonen" kan afgeweken worden van de bestemmingsplanregels, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

    - de activiteit wordt uitgeoefend in een bijbehorend bouwwerk behorende bij de woning (het hoofdgebouw);

    - de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning en daarnaast is er tegelijkertijd niet meer dan 1 persoon werkzaam;

    - de vloeroppervlakte voor de activiteit niet meer bedraagt dan 50 m², gemeten vanaf de binnenzijde van de (scheidings)muren;

    - er buiten die ruimte geen opslag plaatsvindt ten behoeve van de betreffende activiteit;

    d. met betrekking tot het bestemmingsplan "Buitengebied Dongen" en de daarin opgenomen mogelijkheid ten aanzien van verblijfsrecreatieve eenheden in woningen kan worden afgeweken van de bestemmingsplanregels, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: - de activiteit plaatsvindt in een bijbehorend bouwwerk, behorende bij de woning (het hoofdgebouw) ;

    - het maximaal 2 kamers betreft met een maximale omvang van 100 m² binnen bestaande bebouwing;

    e. met betrekking tot detailhandel op bedrijventerreinen wordt het naast de regels uit het bestemmingsplan / de beheersverordening, die betrekking hebben op perifere detailhandel, mogelijk om buitenplans af te wijken voor:

    - de verkoop van ter plaatse vervaardigde producten, uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit;

    - de ruimte ten behoeve van deze verkoop mag maximaal 10% van het bruto vloeroppervlak bedragen, met een maximum van 150 m²;

    - voor zogenaamde magazijnleegverkopen kan maximaal 4 keer per jaar worden afgeweken;

    f. met betrekking tot internetafhaalpunten op bedrijventerreinen wordt het volgende mogelijk gemaakt:

    - indien het internetafhaalpunt een teveel aan verkeersbewegingen met zich meebrengt, waardoor vestiging in het centrum niet wenselijk is, dan kan vestiging op een bedrijventerrein een optie zijn. Dit dient uit onderzoek te blijken;

    - de ruimte ten behoeve van het afhalen van de via internet bestelde goederen mag niet groter zijn dan 10% van het bruto vloeroppervlak, met een maximum van 150 m².

3.2 Afwijken van de beleidsregels

Voor wat betreft de toepassing van deze regels zijn burgemeester en wethouders bevoegd om af te wijken van deze regeling, vooral wanneer deze voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. In het algemeen kan hierop een beroep worden gedaan indien:

a. er bijzondere omstandigheden worden aangevoerd die tot medewerking in afwijking van het beleid noodzaken en er geen alternatieven bestaan om hierin te voorzien, mits de ruimtelijke consequenties beperkt blijven en geen sprake is van (ongewenste) precedentwerking;

b. indien de aanvraag niet binnen het geldend beleid past maar als gevolg van het verzoek een beleidswijziging in de rede ligt.

3.2Burenakkoord

Voor wat betreft de toepassing van deze regels moeten burgemeester en wethouders een afweging maken tussen het belang van de aanvrager, de belangen van de buren/derde belanghebbenden en het algemeen belang. Als belanghebbenden geen problemen hebben met de aanvraag tot afwijken, kan dit ervoor zorgen dat eerder in het voordeel van de aanvrager wordt beslist. Hiermee komt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de omgeving deels bij de buurt te liggen. De buren/derde belanghebbenden geven op deze manier advies over de aanvraag. Als de buren/derde belanghebbenden akkoord zijn met de aanvraag neemt de kans op bezwaar en beroep aanzienlijk af. Bovendien worden aanvragen dan vooraf met de buren/derde belanghebbenden besproken. Een dergelijk burenakkoord dient op schrift bij de aanvraag overgelegd te worden, voorzien van de NAW-gegevens van de betrokken buren/ derde belanghebbenden en hun handtekening.

4 Inwerkingtreding

Deze notitie kan worden aangehaald als “Beleidsregels buitenplans afwijken van de regels van het bestemmingsplan gemeente Dongen 2016” en treedt in werking met ingang van de dag volgend op die van publicatie.

Dongen, 8 juli 2016

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DONGEN,

De secretaris, De burgemeester,

Mr. H.L.M. van Noort Drs. M.C. Starmans-Gelijns