Regeling vervallen per 27-04-2012

Verordening voorzieningen burgemeester en wethouders 2010

Geldend van 03-09-2010 t/m 26-04-2012

Intitulé

VERORDENING VOORZIENINGEN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS 2010

De raad van de gemeente Dongen

Gelet op de artikelen 44 en 95 tot en met 99 van de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Besluit vast te stellen de VERORDENING VOORZIENINGEN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS 2010

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243;

  • b.

    Reisbesluit binnenland: het Koninklijk Besluit van 1 maart 1993, Stb. 144;

  • c.

    Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56;

  • d.

    Verplaatsingskostenbesluit 1989: het Koninklijk Besluit van 6 oktober 1989, Stb. 424.

Hoofdstuk II Voorzieningen voor Burgemeester en wethouders

Artikel 2 Onkostenvergoeding

  • 1. Aan de Burgemeester en wethouder wordt een onkostenvergoeding toegekend voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 25, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit Burgemeester wethouders.

  • 2. Aan de Burgemeester en wethouder van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 25, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders.

  • 3. Indien de Burgemeester en wethouder op grond van artikel 10 van deze verordening een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking is gesteld bedraagt de onkostenvergoeding voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten, in afwijking van het eerste en tweede lid, 94% van het voor hem ingevolge het eerste of tweede lid geldende bedrag.

Artikel 3 Reiskosten woon-werkverkeer

Aan de Burgemeester en wethouder wordt voor het reizen tussen zijn woning en zijn plaats van tewerkstelling, indien de afstand daartussen meer dan tien kilometer bedraagt, een tegemoetkoming in de kosten van het reizen verleend overeenkomstig de bedragen die bij of krachtens artikel 12 van het Verplaatsingskostenbesluit 1989 zijn vastgesteld.

Artikel 4 Zakelijke reiskosten

Aan de Burgemeester en wethouder wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 3, vergoeding verleend voor gemaakte reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 3 bedoelde reizen ten behoeve van de gemeente. De vergoeding betreft:

bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten;

bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikel 2 van de Reisregeling binnenland.

Artikel 5 Verblijfkosten

De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfkosten ter zake van reizen, bedoeld in artikel 4 worden volledig aan de Burgemeester en wethouder vergoed.

Artikel 6 Buitenlandse dienstreis

  • 1. Indien de Burgemeester en wethouder in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt, worden de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2. Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van het college vereist.

Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1. De kosten van deelname van een wethouder aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente.

  • 2. De Burgemeester en wethouder die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de uitoefening van het ambt van wethouder.

Artikel 8 Computer en laptop

  • 1. Aan de Burgemeester, wethouder en secretaris wordt voor de uitoefening van zijn werkzaamheden op aanvraag een vergoeding uitgekeerd, voor het gebruik van een privé computer of laptop.

  • 2. De hoogte van de vergoeding wordt voor de bestuursperiode 2010-2014 vastgesteld op 20 Euro (bruto) per maand.

  • 3. De Burgemeester, wethouder en secretaris kan verzoeken een bedrag van maximaal 960 Euro (bruto), ten behoeve van aanschaf ven een PC, laptop en aanverwante apparatuur, ineens uit te keren. Hiervoor doen een wethouder en de secretaris schriftelijk een verzoek bij de burgemeester. De Burgemeester overlegt zijn verzoek aan de plaatsvervangend raadsvoorzitter. Bij dit verzoek dient een aankoopbewijs overlegd te worden.

  • 4. Indien de Burgemeester, wethouder en secretaris op basis van het derde lid van dit artikel vraagt om uitbetaling van de vergoeding ineens, vervalt de vergoeding zoals beschreven in lid twee van ditzelfde artikel.

  • 5. Als de Burgemeestersbenoeming, het wethouderschap of de dienstbetrekking van de secretaris tussentijds eindigt en de Burgemeester, wethouder of secretaris heeft de vergoeding als genoemd in artikel 8, lid 3 ontvangen, dan zal de vergoeding in evenredigheid naar het aantal resterende maanden van de bestuursperiode terug betalen.

Artikel 9 Internetaansluiting via ISDN, ADSL of kabel

De Burgemeester, wethouder en secretaris ontvangt op aanvraag maandelijks een vergoeding van 20 Euro (bruto) voor het gebruik van een eigen internetaansluiting.

Artikel 10 Mobiele telefoon

  • 1. Aan de Burgemeester, wethouder en secretaris wordt voor de uitoefening van zijn ambt op aanvraag een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2. De Burgemeester, wethouder en secretaris ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 3. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 4. Op de bezoldiging van de Burgemeester en wethouder die de mobiele telefoon voor meer dan 10% mede gebruikt voor privé-doeleinden wordt een bedrag ingehouden dat gelijk is aan het bedrag dat voor de loonbelasting tot het loon wordt of zou worden gerekend ingeval alle kosten van de mobiele telefoon voor rekening van de gemeente komen.

Artikel 11 Spaarloonregeling

De Burgemeester en wethouder van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling.

Hoofdstuk III De procedure van declaratie

Artikel 12 Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door

  • a.

    betaling uit eigen middelen; of

  • b.

    rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente; of

  • c.

    een gemeentelijke creditcard.

Artikel 13 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1. Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 4, 5 en 6 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.

  • 2. Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend en binnen 2 maanden ingediend bij de gemeentesecretaris, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.

Artikel 14 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

  • 1. De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 4, 5, 6 en 7 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door de wethouder voor akkoord ondertekende factuur aan de gemeente.

  • 2. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen. Het begeleidingsformulier en de factuur worden binnen 2 maanden ingediend bij de gemeentesecretaris

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking daags na publicatie.

Ondertekening

Dongen, Datum Raadsvergadering 15 juli 2010
DE RAAD VOORNOEMD,
voorzitter griffier
S.P.H.M. Dirven- van Aalst drs. W.N. Vulto

TOELICHTING

ALGEMEEN

Wettelijke regelingen

De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie niveaus plaats, te weten bij wet, AMvB en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe zijn totstandgekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Daarin zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, zijn in beide rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor de secundaire voorzieningen van raadsleden, zoals bijvoorbeeld een regeling beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet).

De verordening bevat bepalingen inzake:

  • -

    een vaste algemene onkostenvergoeding voor wethouders (artikel 2);

  • -

    reis- en verblijfkosten van wethouders, waarbij een onderscheid is gemaakt tussen woon-werkverkeer en zakelijke reizen (artikelen 3 en 6);

  • -

    beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur aan wethouders (artikelen 8 t/m 10) en faciliteiten in de vorm van deelname van wethouders aan cursussen, congressen e.d. (artikel 7);

  • -

    de mogelijkheid voor een aantal secundaire voorzieningen, zoals een zoals de spaarloonregeling (artikel 11)

  • -

    de procedure van declareren (artikelen 12 t/m 14)

De arbeidsverhouding van de wethouder

Wethouders zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WAO. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening van bijvoorbeeld het ABP. Eigen voorzieningen zijn er op die onderdelen getroffen in de wet (Appa), in de genoemde rechtspositiebesluiten en in onderhavige verordening.

Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen wethouders niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001.

De loon- en inkomstenbelasting

´Opting-in-regeling´

Wethouders kunnen opteren voor de loonbelasting. De wethouder kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ´opting-in-regeling´ genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en de wethouder aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Een model voor een verklaring is als bijlage opgenomen in de VNG-ledenbrief van 15 december 2000 (MARZ/CvA/2000005423).

Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. De inkomsten worden als loon belast in box 1. De wethouder hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten, de zakelijke beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur en zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert.

Ook kan betrokkene tegen een forfaitaire fiscale bijtelling in verband met privé-gebruik, een GSM ter beschikking worden gesteld die hij mede voor privé-doeleinden kan aanwenden, en kan hij deelnemen in de spaarloonregeling die er voor het gemeentelijk personeel is.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor de wethouder dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Zij kunnen niet deelnemen aan de spaarloonregeling.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven (niet naar de forfaitaire bedragen die gelden voor hen die van de ´opting-in-regeling´ gebruik maken).Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of de wethouder wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoor hieronder de toelichting op artikel 2).

Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor de wethouder ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingssystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren:

  • -

    welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurskosten);

  • -

    welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie;

  • -

    kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien is geopteerd voor de loonbelasting);

  • -

    voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) vergoeding worden verstrekt.

Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende.

Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering

  • -

    bruikleen van computer- en communicatieapparatuur;

  • -

    deelname aan cursussen en congressen e.d.

De zakelijke uitgaven hoeven niet te worden voorgeschoten door de wethouder maar worden direct door de gemeente voldaan en de voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven. Zij vallen derhalve buiten de vergoedingssfeer.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven de wethouder op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto) kostenvergoeding verstrekt. In de toelichting op artikel 2 is aangegeven om welke beroepskosten het gaat.

Voor hen die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfde systematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen - transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders.

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

In hoofdstuk III is in verband hiermee een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruit betaalde kosten. Daarnaast zijn er in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd. De gedragscode is opgenomen in de handreiking ´Integriteit van bestuurders bij gemeenten en provincies´ welke bij VNG/ledenbrief van 22 oktober 2001(kenmerk CvA/2001004348) aan de gemeenten is toegezonden. Daarbij gaat het onder meer om afspraken omtrent de bestuurlijke uitgaven die in aanmerking komen voor bespreking en zonodig besluitvorming in het college. In die gedragscode is ook het beleid rond buitenlandse reizen en de bekostiging van zakendiners met derden opgenomen. Verder zijn er aanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaraties en facturen en de daarbij te hanteren verdeling van verantwoordelijkheden en hoe bijvoorbeeld om te gaan met interpretatie- of meningsverschillen.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2 Vaste onkostenvergoeding

Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het ambt van wethouder verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten:

  • -

    representatie

  • -

    vakliteratuur

  • -

    contributies, lidmaatschappen

  • -

    telefoonkosten

  • -

    bureaukosten, porti

  • -

    zakelijke giften

  • -

    bijdrage aan fractiekosten

  • -

    ontvangsten thuis

  • -

    excursies.

Sedert 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen. Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen (zie de artikelen 7 t/m 9). De onkostenvergoeding is in verband met deze overheveling naar de gemeentelijke bedrijfsvoering vanaf die datum neerwaarts bijgesteld. De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het (neerwaarts bijgestelde) bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking op wethouders die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime.

Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering.

De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in de rechtspositiebesluiten voor wethouders het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de kostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van de kostenvergoeding is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt.

In de vaste kostenvergoeding zit ook een component telefoonkosten. Indien de gemeente voor zakelijk gebruik een mobiele telefoon aan een wethouder beschikbaar stelt moet er een korting worden toegepast op die vaste kostenvergoeding om te voorkomen dat voor dezelfde zakelijke telefoonkosten zowel in natura (mobiele telefoon in bruikleen) als in geld (via de vaste kostenvergoeding) een voorziening ten laste van de gemeente is getroffen. Dat is geregeld in artikel 2, derde lid. Voor alle wethouders aan wie de gemeente een mobiele telefoon beschikbaar heeft gesteld geldt dezelfde korting. Zie voor een specifieke toelichting op de ter beschikking stelling van een mobiele telefoon en de inhouding op de onkostenvergoeding de toelichting bij artikel 10.

Artikel 3 en 4 Reiskosten woon-werk en zakelijke reiskosten

Voor wethouders met een enkele reisafstand tussen woning en werk van meer dan 10 kilometer is in artikel 3 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld die aansluit bij die voor het rijkspersoneel.

Voor wethouders die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Ingevolge artikel 4 worden zakelijke reiskosten, indien gemaakt met het openbaar vervoer of met een (trein)taxi, volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met eigen middelen van vervoer volgens het belastingvrije tarief dat ook geldt voor het rijkspersoneel.

Artikel 6 Buitenlandse dienstreis

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer. In de eerder genoemde gedragscode zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden. Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) privé-reis.

Voor degenen die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium

Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald.

De in dit artikel bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor wethouders die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 8 en 9 Computer en laptop met ISDN of internetaansluiting

Op aangeven van de VNG heeft de minster aangegeven dat gemeenten niet langer PC’s hoeven aan te schaffen die in bruikleen wordt gegeven aan raadsleden en/of wethouders. De gemeente kan ook kiezen om raadsleden en wethouders te compenseren voor het gebruik van een eigen pc en internetverbinding.

Op basis van de verordening kan een raadslid kiezen voor ofwel een maandelijkse vergoeding ofwel voor een eenmalige uitkering van het totaalbedrag ten behoeve van de aanschaf van een laptop of pc.

De vergoeding voor de internetaansluiting wordt maandelijks uitgekeerd. Het is niet mogelijk om deze ineens te laten uitbetalen.

Artikel 2 en 10 Mobiele telefoon

Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de wethouder voor overwegend zakelijk gebruik (90% of meer) belastingvrij een mobiele telefoon als 2e telefoon om niet ter beschikking worden gesteld. De abonnementskosten en de (zakelijke) gesprekskosten komen dan voor rekening van de gemeente. De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die de wethouder met de gemeente sluit. Het model van die overeenkomst is door wethouder reeds vastgesteld. [Als gekozen wordt voor optie 2: De mobiele telefoon kan mede voor privé-doeleinden worden gebruikt. In dat geval komen ook de privé-gesprekskosten voor rekening van de gemeente. Als het privé-gebruik meer dan 10% is vindt er een fiscale bijtelling plaats. Daarvoor geldt een forfaitair bedrag van € 22,69 per maand (2002). Dit forfaitaire bedrag wordt ingehouden op de bezoldiging van de wethouder zodat er geen fiscale bijtelling hoeft plaats te vinden. De fiscale regeling geldt alleen als de waarde in het economisch verkeer van het privé-gebruik van de mobiele telefoon niet meer is dan € 454 op jaarbasis (2002).

Is dat wel het geval dan moet het werkelijke privé-voordeel tot het loon worden gerekend.] Voor wethouders die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de waarde in het economisch verkeer van de verstrekking (minus de eigen bijdrage voor privé-gebruik) bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moet worden verantwoord en dat de kosten van zakelijk gebruik binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

In de toelichting op artikel 2 is al ingegaan op de korting op de vaste kostenvergoeding bij beschikbaarstelling van een mobiele telefoon.

Artikelen 12 t/m 14 De procedure van declaratie

In artikel 12 zijn de drie wijzen van betaling aangegeven. In de artikelen 13 t/m 14 is vervolgens aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden.

Declaratie van vooruitbetaalde kosten

Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:

  • -

    zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders

  • -

    reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders

Rechtstreekse facturering bij de gemeente

Rekeningen kunnen rechtstreeks bij de gemeente in rekening worden gebracht in de volgende gevallen:

  • -

    deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door wethouders;

  • -

    zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;

  • -

    reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders.