Regeling vervallen per 30-06-2017

Beleidsregel plaatsen voorwerpen of stoffen op de weg, gemeente Dongen 2004

Geldend van 12-11-2004 t/m 29-06-2017

Intitulé

Beleidsregel plaatsen voorwerpen of stoffen op de weg, gemeente Dongen 2004

1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    Apv : Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Dongen;

  • b.

    vergunning : een vergunning als bedoeld in artikel 2.1.5.1 van de Apv;

  • c.

    weg : weg als omschreven in artikel 1.1 onder A van de Apv;

  • d.

    voorwerpen/stoffen: onder andere reclame-uitingen, uitstalrekken, speeltoestellen,

    fietsenrekken, verkoopuitstallingen, bloembakken, containers,

    bouwmaterialen en bouwhulpmiddelen;

  • e.

    plaatsen: plaatsen, aanbrengen, hebben van voorwerpen /stoffen op, aan of

    boven de weg;

  • f.

    voetgangersgebied: plaats op de weg aangegeven door het bord G7 of andere

    weggedeelten bestemd voor voetgangers zoals bijvoorbeeld het

    trottoir;

  • g.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen.

2. Inleiding

Artikel 2.1.5.1.van de Apv bepaalt dat het verboden is zonder vergunning van burgemeester en wethouders de weg of een weggedeelte te gebruiken anders dan overeenkomstig de bestemming daarvan. Onder het begrip weg vallen niet alleen verkeersgedeelten, maar ook bijvoorbeeld plantsoenen, gazons etc. (Zie artikel 1.1 A Apv).

Dit artikel geeft het college de mogelijkheid greep te houden op situaties die hinder of gevaar kunnen opleveren of ontsierend kunnen zijn. Voor de toepassing van dit artikel kan gedacht worden aan het plaatsen van reclame-uitingen, bloembakken, uitstalrekken, speeltoestellen, fietsenrekken, verkoopuitstallingen, containers, bouwmaterialen en bouwhulpmiddelen.

Aan artikel 2.1.5.1 liggen als motieven ten grondslag: de verkeersveiligheid en het gevaar of de hinder die de stoffen of voorwerpen voor personen of goederen kunnen opleveren. Het artikel beperkt zich niet tot het plaatsen, aanbrengen, of hebben van stoffen of voorwerpen op de weg, maar strekt zich tevens uit tot aan of boven de weg.

In deze beleidsregel wordt bepaald op welke wijze het college nadere invulling geeft aan artikel 2.1.5.1 van de Apv en volgt een toelichting op de vergunningprocedure zoals beschreven in de Apv.

3. Het vergunningvrij plaatsen van stoffen of voorwerpen in een voetgangersgebied

Het is naast de uitzonderingen genoemd in artikel 2.1.5.1., lid 2, van de Apv toegestaan om zonder vergunning van burgemeester en wethouders de volgende verplaatsbare voorwerpen of stoffen in een voetgangersgebied te plaatsen:

  • ·

    reclame-uitingen

  • ·

    uitstalrekken

  • ·

    bloembakken

  • ·

    door een winkelier geëxploiteerde speeltoestellen

  • ·

    verkoopuitstallingen

  • ·

    speeltoestellen

  • ·

    fietsenrekken

Deze stoffen of voorwerpen mogen zonder vergunning in een voetgangersgebied worden geplaatst indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    plaatsing dient zodanig te gebeuren dat in alle gevallen een vrije doorgang van minimaal 1,50 meter gewaarborgd blijft;

  • b.

    de verkeersveiligheid mag niet in het geding komen.

In alle overige gevallen is een vergunning vereist, tenzij deze stoffen of voorwerpen noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg worden gebracht in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is.

Een vergunning kan worden aangevraagd bij het college volgens de procedure zoals beschreven onder 4.

4. Vergunningprocedure

De vergunningprocedure is gebaseerd op de bepalingen in de Apv en wordt hieronder nader uitgewerkt.

Een vergunning kan worden aangevraagd door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier vergezeld van een situatietekening en dient uiterlijk 3 weken voorafgaand aan het plaatsen van de stoffen of voorwerpen op de weg te worden ingediend bij:

Het college van burgemeester en wethouders van Dongen

Dienst Beheer Openbare Ruimte

Postbus 10153

5100 GE DONGEN

Een vergunning kan door het college worden geweigerd:

  • a)

    indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, danwel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg (artikel 2.1.5.1 lid 5 onder a);

  • b)

    indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand (artikel 2.1.5.1 lid 5 onder b);

  • c)

    in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak (artikel 2.1.5.1 lid 5 onder c);

Een medewerker van de dienst Beheer Openbare Ruimte zal voorafgaand aan de beslissing op de aanvraag een bezoek brengen aan de locatie waar aanvrager voornemens is de stoffen of voorwerpen te plaatsen en de situatie door middel van foto’s vastleggen.

De medewerker zal ter plaatse beoordelen of een van de weigeringsgronden als omschreven in artikel 2.1.5.1 lid 5 van toepassing is of dat een andere locatie meer geschikt is om de stoffen of voorwerpen te plaatsen. Een vergunning kan bijvoorbeeld worden geweigerd indien er voldoende gelegenheid is om de stoffen of voorwerpen op eigen terrein te plaatsen, de verkeersveiligheid niet gewaarborgd kan worden of er onvoldoende ruimte is in verband met parkeerdruk. Tevens gaat de voorkeur uit naar het plaatsen van de voorwerpen of stoffen op een verharde ondergrond in plaats van op een onverharde ondergrond. Het plaatsen van stoffen of voorwerpen in gemeentelijke plantsoenen en op gemeentelijke gazons is onder geen enkel beding toegestaan.

Indien de aanvraag tot vergunningverlening wordt geweigerd ontvangt de aanvrager hierover schriftelijk bericht.

Indien de vergunning wordt verleend wordt deze aan de aanvrager toegestuurd.

In de vergunning wordt aangegeven:

  • a)

    de geldigheidsduur van de vergunning;

  • b)

    een afbakening van de exacte locatie waar de stoffen of voorwerpen geplaatst mogen worden;

  • c)

    de hoogte van de waarborgsom die dient te worden voldaan alvorens tot gebruik van de vergunning mag worden overgegaan;

  • d)

    of en welke nadere voorschriften/voorwaarden aan het gebruik van de vergunning worden verbonden. Deze voorschriften/voorwaarden kunnen onder andere betrekking hebben op het voorkomen van schade en vervuiling van de weg of de verkeersveiligheid;

  • e)

    de hoogte van de leges die verschuldigd zijn voor het in behandeling nemen van de vergunningaanvraag.

Wanneer de geldigheidsduur van de vergunning is verstreken zal een medewerker van de Dienst Beheer Openbare Ruimte ter plaatse een inspectie uitvoeren om te beoordelen of de weg gereinigd is en of er schade is ontstaan.

De vergunninghouder is verplicht het in gebruik genomen openbaar gebied en directe omgeving na afloop vrij van rommel en onbeschadigd achter te laten. Achtergebleven rommel en beschadigingen zullen van gemeentewege worden opgeruimd c.q. hersteld. De kosten hiervan zullen worden verrekend met de door aanvrager betaalde waarborgsom. Indien de kosten van het opruimen of herstel hoger zijn dan de betaalde waarborgsom ontvangt de vergunninghouder hiervoor een afzonderlijke rekening.

Indien de weg gereinigd is en er geen sprake is van schade zal de waarborgsom op de rekening van de vergunninghouder teruggestort worden.

5. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag volgend op die van publicatie.