Regeling vervallen per 14-12-2022

Beleidsregel toepassing wet Bibob bij milieu- en bouwvergunningen, gemeente Dongen 2006

Geldend van 01-09-2006 t/m 13-12-2022

Intitulé

Beleidsregel toepassing wet Bibob bij milieu- en bouwvergunningen, gemeente Dongen 2006

Inleiding.

Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin van honderden miljoenen guldens en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door ondermeer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg. Criminaliteit, georganiseerde criminaliteit, speelt zich niet af op een eiland. Er bestaan vele raakvlakken tussen criminaliteit en wat wel genoemd wordt de “wettige omgeving”. Deze raakvlakken bieden het bestuur een goed aanknopingspunt om bij te dragen aan de preventie en bestrijding van criminaliteit. Het bestuur heeft daarbij eigen instrumenten: vergunning weigeren, vergunning intrekken, pand sluiten, een subsidie of de gunning van een opdracht weigeren. Het gebruik van deze instrumenten is vaak erg effectief. Soms effectiever dan opsporen en vervolgen.

Bestuursorganen hebben er op dit terrein sinds 1 juni 2003 een instrument bij gekregen: de Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen door het Openbaar Bestuur(Wet BIBOB).

De Wet BIBOB.

De Wet Bevordering Integriteitbeoordeling door het Openbaar Bestuur (hierna: ‘Wet BIBOB’) geeft bestuursorganen een instrument in handen om zich tegen het risico, dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteren, te beschermen. De Wet BIBOB geeft namelijk een aantal extra mogelijkheden om deze risico-inschatting op juiste wijze uit te kunnen voeren en biedt een extra weigering- en/of intrekkinggrond, op grond waarvan vergunningen of subsidies kunnen worden geweigerd of ingetrokken.

Wat geeft de Wet BIBOB extra:

o Het recht om in de aanvraagprocedure aanvullende informatie te vragen en te beoordelen;

o Een extra grond tot weigering c.q. intrekking:

Artikel 3 van de Wet BIBOB geeft aan wanneer het voor een bestuursorgaan mogelijk is over te gaan tot weigering, dan wel intrekking:

er moet sprake zijn van een ernstig gevaar dat de gevraagde beschikking mede zal worden gebruikt voor

a) het benutten van voordelen uit strafbare feiten, of

b) het plegen van strafbare feiten.

Daarnaast kan de gevraagde beschikking geweigerd, dan wel ingetrokken worden, indien er een redelijk vermoeden bestaat dat er een strafbaar feit is gepleegd teneinde de beschikking te verkrijgen (denk bijvoorbeeld aan: valsheid in geschrifte of omkoping).

o De mogelijkheid om extra voorwaarden te verbinden aan een te verlenen vergunning;

o De mogelijkheid om voor de beoordeling van de aanvraag het advies in te roepen van het landelijk bureau BIBOB.

In de Wet BIBOB is bepaald, dat aan dit bureau door bestuursorganen gevraagd kan worden advies uit te brengen over de mate van gevaar, bedoeld in art 3 eerste lid, of over de ernst van de feiten en omstandigheden, bedoeld in art 3 zesde lid Wet BIBOB. Zij stelt daartoe een aanvullend onderzoek in, waarbij ook z.g. “gesloten bronnen” door haar bevraagd kunnen worden.

Een toetsing aan de Wet BIBOB met behulp van z’n advies, geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Het bestuursorgaan kan immers ook zonder dit advies besluiten over te gaan tot weigering of intrekking. Wel kan het vragen van advies leiden tot een betere informatiepositie van het bestuursorgaan. Het Bureau BIBOB heeft namelijk inzage in een aantal gesloten bronnen (van o.a. de Belastingdienst, de politie, de Centrale Justitiële Documentatie Dienst, de Immigratie en Naturalisatie Dienst etc.) en kan hierdoor een diepgaander onderzoek verrichten dan het bestuursorgaan. Het vragen van een advies moet evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

De adviesaanvraag bij het landelijk Bureau BIBOB is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is het de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.

Toepassingsbereik van de wet BIBOB.

De onderzoeksgroep Fijnaut heeft destijds op verzoek van de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa onderzoek gedaan naar de dreiging van de georganiseerde misdaad in bepaalde economische sectoren. Deze commissie heeft een aantal criteria benoemd die kenmerkend zijn voor branches die kwetsbaar zijn voor criminaliteit. Te denken valt aan sectoren die een lage drempel van toetreding kennen (weinig diploma’s vereist) of waarvan de omzetcijfers onduidelijk zijn, en aan economische sectoren waar weinig is geregeld of de regels juist gecompliceerd zijn.

Bij het aanwijzen van de gevallen waarin het Bibob-instrumentarium zou moeten worden ingezet, heeft de wetgever aansluiting gezocht bij dit onderzoek. Om die reden vallen niet alle bestuurlijke besluiten binnen het bereik van de Wet Bibob. Onder het bereik van de wet zijn gebracht:

  • 1.

    vergunningen;

  • 2.

    subsidies;

  • 3.

    aan te besteden overheidsopdrachten.

Verder geldt dat slechts een beperkt aantal sectoren of branches binnen het toepassingsbereik van de wet gebracht zijn. Deze sectoren en branches zijn genoemd in de wet of in het bij de wet behorend Besluit Bibob.

Vergunningen

Waar het gaat om uitvoering van rijksregelgeving vallen vergunningen in het kader van de milieuwetgeving, de Drank-en Horecawet, de Wet op de kansspelen en de Woningwet (bouwvergunning) onder de Wet Bibob. In het Besluit Bibob worden lokale vergunningen als de exploitatievergunning voor horeca (droge en natte horeca), de vergunningen voor prostitutiebedrijven, seksinrichtingen en speelautomatenhallen onder de werking van de wet gebracht.

Subsidies

Voor de subsidies geldt dat in de regeling zelf moet zijn opgenomen dat op de aanvraag of intrekking de Wet Bibob van toepassing is. De Wet Bibob geeft hiervoor geen limitatieve opsomming.

Overheidsopdrachten

De branches waarbinnen overheidsopdrachten kunnen worden geweigerd op grond van de wet zijn beperkt tot de ICT-, de bouw- en de milieubranche. Bij de aanbestedingsprocedures wordt aangesloten bij de Europese richtlijnen en kan met behulp van het Bibob-instrumentarium nadere invulling worden gegeven aan de daarin vermelde weigeringsgronden.

Huidige gemeentelijke beleid.

Een aanvraag gemeentelijke milieuvergunning wordt beoordeeld op grond van de toetsingscriteria zoals aangegeven in de Wet Milieubeheer en het Milieubesluit. Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag wordt uitsluitend gekeken naar de belangen van de bescherming van het milieu. Er vindt derhalve uitsluitend een toetsing plaats op milieutechnische en/of –juridische aspecten.

Een aanvraag gemeentelijke bouwvergunning wordt beoordeeld op grond van de toetsingscriteria zoals opgenomen in het bestemmingsplan, de bouwverordening, het bouwbesluit, de monumentenwet en de welstandsverordening. Er vindt derhalve uitsluitend een toetsing plaats op bouwtechnische en/of –juridische aspecten.

Een beoordeling op het risico dat de gevraagde beschikking mede zal worden gebruikt voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten, of het plegen van strafbare feiten dan wel de aanwezigheid van een redelijk vermoeden dat er een strafbaar feit is gepleegd teneinde de beschikking te verkrijgen (denk bijvoorbeeld aan: valsheid in geschrifte of omkoping) vindt niet plaats.

Wet BIBOB en de aanvraag milieuvergunning.

De wet BIBOB is o.a. van toepassing verklaard op vergunningen in de zin van artikel 8.1 van de Wet Milieubeheer. De vergunningplicht geldt niet voor inrichtingen die bij AMvB krachtens artikel 8.40 zijn aangewezen; hiervoor geldt een meldingsplicht. De Wet BIBOB is dan ook niet van toepassing op inrichtingen die vallen onder deze z.g. artikel 8.40 AMvB’s. Op gemeentelijk niveau is er derhalve maar een beperkt toepassingsbereik van de Wet BIBOB.

Zoals aangegeven, moet het BIBOB-instrumentarium gezien worden als aanvullend middel. Wanneer gebleken is dat de bestaande weigering- en intrekkingsgronden van de Wet Milieubeheer niet toereikend zijn en daardoor het eventuele misbruik van de vergunning niet kan worden voorkomen, zal toepassing van de Wet BIBOB de logische volgende stap zijn.

Tot op heden zijn de enige gronden om een milieuvergunning te weigeren of in te trekken gebaseerd op het belang van de bescherming van het milieu. Daarbij komt dat de milieuvergunning in principe inrichtingsgebonden is en niet ziet op de integriteit van de aanvrager. In die zin zal de introduktie van de Wet BIBOB als extra instrument om een milieuvergunning te weigeren of in te trekken de nodige “cultuuromslag” vereisen van de behandelend ambtenaar. Het feit dat de Wet BIBOB betrekking heeft op de integriteit van de aanvrager is een nieuw aspect binnen de vergunningverlening in de milieubranche.

De afgelopen jaren is in ruime mate onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van criminaliteit binnen de milieubranche. Uit verschillende onderzoeken van bijvoorbeeld de voornoemde Parlementaire Enquête Commissie Van Traa, het onderzoek “Schijn bedriegt” en overige onderzoeken door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatie Centrum van het ministerie van justitie (WODC) en Politie, alsmede uit enkele grote strafzaken, blijkt dat het werkveld milieu wel degelijk gevoelig is voor criminele handelingen. Dit kan variëren van het overtreden van milieuregels, een combinatie van overtreding van milieuregels en commune delicten, tot het gebruiken van bedrijven als dekmantel voor criminele handelingen. Het is dus noodzakelijk dat ook de lokale overheid(gemeente) het BIBOB-instrument kan inzetten binnen het werkveld milieu.

Binnen dit werkveld is met name een deel van de afvalbranche meer gevoelig gebleken voor criminaliteit.

De redenen hiervoor zijn onder andere:

o de branche is moeilijk controleerbaar door produktdiversificatie en complexiteit;

o de grote tendens tot monopolies en aaneensluiting van bedrijven waardoor de overheid

buiten spel kan worden gezet en de overheidscontrole op illegale activiteiten kan

worden verhinderd;

o door het opleggen van aangescherpte milieunormen stijgen de kosten. Hoe hoger de

kosten des te aantrekkelijker is de illegale stort of verwerking;

o door de hoge mate van regeldichtheid en complexiteit van de milieuwetgeving bestaan

er veel mazen in de wet. Deze worden door malafide bedrijven uitgebuit;

o het behalen van hoge winstmarges door illegale verwerking of bewerking;

o de discrepanties op wetgevingsgebied, handhavingsambitie en handhavingscapaciteit,

waarvan malafide bedrijven gebruik maken.

Om voornoemde redenen zal de inzet van het BIBOB-instrumentarium vooralsnog in ieder geval worden ingezet binnen de afvalbranche.

Wet BIBOB en de aanvraag bouwvergunning.

Met de inwerkingtreding van de Wet BIBOB is de Woningwet gewijzigd om de bouwvergunning onder de werking van de Wet BIBOB te plaatsen; in art 44a Ww is de mogelijkheid gegeven een reguliere bouwvergunning(al dan niet in fasen aangevraagd) te weigeren. De wet BIBOB is dus van toepassing verklaard op vergunningen in de zin van artikel 40, eerste lid en 61a van de Woningwet(reguliere bouwvergunning).

In de wijzigingswet BIBOB van 10 juni 2004(in werking getreden op 14 september 2004) is in aanvulling daarop voorts in de Woningwet een wijziging aangebracht in de artikelen 44a en 59 van de Woningwet. Daardoor is de weigeringsgrond ex artikel 3 van de wet BIBOB ook van toepassing verklaard op de intrekking van de bouwvergunning en is de definitie van betrokkene verruimd. Voor de toepassing van art 3 Wet BIBOB wordt vanaf inwerkingtreding van de aanpassingswet onder “betrokkene” in de Ww mede verstaan degene die op grond van feiten en omstandigheden redelijkerwijs met de aanvrager van een bouwvergunning gelijk kan worden gesteld. Deze uitbreiding van het betrokkene-begrip heeft als doel om naast de daadwerkelijke vergunninghouder, ook de personen erachter – zoals de feitelijke beleidsbepalers- te kunnen toetsen. Ook kan bij de overdracht van bouwvergunningen onderzoek kan worden gedaan naar degene aan wie de vergunning is overgedragen.

Op grond van art. 3 Wet BIBOB kan een bestuursorgaan weigeren een aangevraagde bouwvergunning te verlenen dan wel een verleende bouwvergunning intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de bouwvergunning mede zal worden gebruikt om uit strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten(lid 1 onder a) of strafbare feiten te plegen(lid 1 onder b). Deze strafbare feiten hoeven niet per se in verband te staan met de effectuering van de bouwvergunning. Het gaat ook om strafbare feiten die gepleegd kunnen worden, omdat er middels de effectuering van de vergunning een bepaalde situatie in het leven wordt geroepen. Een voorbeeld van een rechtstreeks verband met de effectuering van de bouwvergunning betreft het financieren van een bouwwerk met uit misdrijf verkregen geld als ook het op grote schaal realiseren van een bouwwerk met arbeiders, al of niet vanuit onderaannemers, waarover geen afdracht sociale premies plaatsvindt (zwartwerkers). Een voorbeeld van een niet-rechtstreeks verband is de bouw van een bouwwerk, dat in hoofdzaak dient voor het daarbinnen laten plaatsvinden van strafbare handelingen zoals illegale kansspelen en/of prostitutie.

De bouwvergunning kan tevens geweigerd worden of ingetrokken worden, indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van aangevraagde dan wel verleende vergunning een strafbaar feit is gepleegd(lid 6).

Voor het onderzoek naar de mate van risico zoals aangeduid in de vorige alinea, kan het bestuursorgaan in eerste aanleg een onderzoek uitvoeren in de haar ter beschikking staande openbare bronnen. Als dit niet tot voldoende zekerheid leidt, kan zij bij dit onderzoek de informatie betrekken, die aan haar door de vergunningaanvrager in het aanvullende (bibob)vragenformulier is aangereikt. In het landelijke aanvraagformulier voor bouwvergunningen(art 2 lid 2 Besluit Indieningsvereisten Aanvraag Bouwvergunning) is daarvoor opgenomen dat desgevraagd de aanvrager van een bouwvergunning verplicht is BIBOB-gegevens aan te leveren(art 30 Wet BIBOB). Indien de betrokkene weigert de gegevens te verstrekken, kan op grond van art 4:5 Awb de aanvraag buiten behandeling worden gesteld. Op grond van art 4 Wet BIBOB wordt, indien een beslissing genomen wordt over intrekking, de weigering het formulier in te vullen aangemerkt als ernstig gevaar.

Het risico dat een bouwvergunning zal worden gehanteerd voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten of het plegen van strafbare feiten zoals hiervoor aangeduid, zal zeker niet in alle gevallen aanwezig zijn. Om die reden zal de toetsing van de vergunningaanvraag op de mate van risico als bedoeld in artikel 3 wet BIBOB slechts in een beperkt aantal gevallen plaatsvinden.(zie hierna)

Implementatie wet BIBOB bij milieu- en bouwvergunningen.

Bij de bestuursorganen ligt de beslissing al dan niet van de extra bevoegdheden van de Wet BIBOB gebruik te maken. Vanwege deze keuzevrijheid verdient het de voorkeur dat dit gebeurt op basis van te ontwikkelen beleid, waarin in algemene termen wordt aangegeven in welke gevallen een BIBOB-onderzoek zal plaatsvinden en in welke gevallen dit kan leiden tot een adviesaanvraag bij het Bureau BIBOB. Dit schept duidelijkheid naar de burgers en ondernemingen die potentieel aan een BIBOB-onderzoek kunnen worden onderworpen. Bovendien schept het een helder kader voor de toetsing door de democratische controle-organen van de door het bestuur in een concreet geval genomen beslissing. Met name de afweging om tot een BIBOB-adviesaanvraag over te gaan, dient – juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument - weloverwogen en met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.

Conform deze beleidslijn zal per 1 september 2006 de wet BIBOB onderdeel van beleid worden bij:

o de verlening c.q. intrekking van milieuvergunningen door het College van B&W voor

inrichtingen categorieën 12, 25 en 28 van het Inrichtingen- en Vergunningbesluit,

zijnde de AMvB bedoeld in artikel 1.1 lid 3 van de Wet Milieubeheer;

o de verlening c.q. intrekking van een reguliere bouwvergunning door het College van B&W in geval het betreft:

  • 1.

    Een aanvraag met als gebruiksfunctie woonfunctie:woning(en) waarbij sprake is van een bouwsom, hoger dan € 350.000,=;

  • 2.

    Een aanvraag met als gebruiksfunctie woonfunctie:kamerverhuur waarbij het pand 5 of meer verhuurbare kamers bevat;

  • 3.

    Een aanvraag met als gebruiksfunctie woonfunctie:woongebouw waarbij sprake is van een bouwsom > € 750.000,-;

  • 4.

    Een aanvraag met als gebruiksfunctie bijeenkomstfunctie: drank&horeca waarbij sprake is van een bouwsom > € 100.000,=;

  • 5.

    Een aanvraag met als gebruiksfunctie recreatie: vakantiewoningen(park) waarbij sprake is van 5 of meer vakantiewoningen;

  • 6.

    Een aanvraag met als gebruiksfunctie logiesfunctie: pension waarbij sprake is van 5 of meer daarvoor beschikbare kamers;

  • 7.

    Een aanvraag met als gebruiksfunctie sportfunctie waarbij sprake is van een particuliere sportschool;

  • 8.

    Een aanvraag, niet vallende onder de hiervoor omschreven gevallen, met een gebruiksfunctie niet zijnde woonfunctie in door het College van B&W nader aan te duiden geografische gebieden;

Naast de hiervoor genoemde generieke gevallen waarbij als regel een z.g. bibob-toetsing plaats zal vinden, kan de wet BIBOB (binnen de mogelijkheden van de wet) ook in bijzondere gevallen worden ingezet als instrument in het kader van de handhaving van (lokaal) beleid, b.v. bij een A.P.V.-regeling woon- en kleefklimaat. Om die reden zal, naast de hiervoor generiek aangeduide gevallen, ook een BIBOB-toetsing mogelijk zijn bij een specifieke aanvraag bouwvergunning, waarbij op basis van feiten en omstandigheden en mede gebaseerd op (aanvullend) lokaal beleid, gemotiveerd een risico-inschatting conform de Wet BIBOB in dat geval geboden is.

Uitzonderingen in nieuwe beleid.

De toepassing van de Wet BIBOB bij een aanvraag bouwvergunning in de hierboven genoemde gevallen zal niet worden toegepast ingeval de aanvraag voor de bouwvergunning afkomstig is van:

o Overheidsinstanties;

o Semi-overheidsinstanties

o Toegelaten woning(bouw)corporaties (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning).

o Aanvrager, die door een overheidsorgaan gesubsidieerd wordt;

o Door het College van B&W nader aan te duiden aanvragers.

Uitvoering van nieuwe beleid.

Het van toepassing verklaren van de wet BIBOB op de hierboven genoemde vergunningen betekent dat het bevoegd gezag zowel bij de verlening van de vergunning alsook bij het toezicht op de naleving ervan, in de aangegeven gevallen steeds zal onderzoeken of er sprake is van ernstig gevaar als genoemd in artikel 3 wet BIBOB i.c. dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:

o Uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten (witwassen) of,

o Strafbare feiten te plegen.

Op grond van artikel 3 wet BIBOB kan het bevoegd gezag in die situatie een vergunning weigeren of intrekken.

Het onderzoek naar de aanwezigheid van bovengenoemd gevaar en de daaruit voortkomende toepassingsmogelijkheden van de weigering- of intrekkingsgronden ex artikel 3 wet BIBOB gebeurt in een tweetal stappen:

1.De aanvrager voor een nieuwe vergunning inrichting categorie 12, 25 en 28 van hetInrichtingen- en Vergunningbesluit, zijnde de AMvB bedoeld in artikel 1.1 lid 3 van de Wet Milieubeheer, wordt verzocht bij de aanvraag aanvullende informatie te verstrekken middels een aanvullend (bibob)vragenformulier. Dit aanvullend (bibob)vragenformulier maakt dus onderdeel uit van het reguliere aanvraagformulier. De bezitter van een reeds verstrekte vergunning wordt (gefaseerd) eveneens verzocht aanvullende informatie te verstrekken conform het aanvullend bibob-vragenformulier. De aanvrager voor een vergunning ex artikel 40 Woningwet(reguliere bouwvergunning) voor een bouwwerk als hiervoor genoemd, wordt verzocht bij de aanvraag aanvullende informatie te verstrekken middels een aanvullend (bibob)vragenformulier. Dit aanvullend (bibob)vragenformulier maakt dus onderdeel uit van het reguliere aanvraagformulier.Indien op basis van toepassing van de definitie van het begrip “betrokkene” ook anderen met de feitelijke vergunningaanvrager in verband gebracht kunnen worden, zullen ook zij gevraagd worden dit aanvullende (bibob)vragenformulier in te vullen en maakt ook dit deel uit van de aanvraagprocedure reguliere bouwvergunning. Dit onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van;

  • -

    de door de aanvrager/houder van de vergunning beantwoorde BIBOB-vragen die

    zijn opgenomen in de bijlage van het standaard aanvraagformulier;

  • -

    de door hem/haar daarbij aangeleverde documenten;

  • -

    eventuele extra, op verzoek van het bevoegd gezag, door aanvrager/houder

    overlegde documenten of informatie;

  • -

    open bronnen onderzoek.

De BIBOB-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Het bevoegd gezag zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen.

Als het bevoegd gezag op basis van het eigen onderzoek genoeg aanwijzingen heeft dat een situatie als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB zich voordoet, zal het de vergunning weigeren of intrekken. Bij een “mindere mate van gevaar” dat de (aangevraagde) vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bevoegd gezag extra voorwaarden aan de vergunning verbinden.

Een weigering om de gevraagde extra informatie aan te leveren danwel onvolledig aan te leveren leidt tot het buiten behandeling stellen van de nieuwe aanvraag danwel de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning.

2. Aanvullend op deze extra verstrekte informatie zal een advies bij het landelijke bureau BIBOB worden gevraagd indien:

  • a.

    na het eigen onderzoek in geval van een aanvraag milieuvergunning vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de inrichting of de eigenaar van het bedrijfsterrein en/of bedrijfspand waarop c.q. waarin de inrichting is/wordt gevestigd of na het eigen onderzoek in geval van een aanvraag reguliere bouwvergunning vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van het betreffende bouwwerk en de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd,

  • b.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en),

  • c.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden (realisering van) inrichting en/of bouwwerk,

  • d.

    de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een BIBOB-advies aan te vragen.

Een toetsing aan de Wet BIBOB met behulp van een advies geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

De adviesaanvraag bij het landelijk Buro BIBOB is geen beschikking in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.

Invoeringsdatum.

Deze beleidsregel is vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders op 4 juli 2006 en zal worden ingevoerd per 1 september 2006.