Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening Subsidieverstrekking gemeente Dongen 2007

Geldend van 26-06-2009 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening Subsidieverstrekking gemeente Dongen 2007

HOOFDSTUK I BEGRIPSBEPALINGEN.

Artikel 1 Begripsbepalingen.

Gemeente: de gemeente Dongen;

Raad: de raad van de gemeente Dongen;

College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen;

De commissie: de tot het beleidsterrein behorende raadscommissie van de gemeente;

Instelling: een rechtspersoon naar burgerlijk recht, dan wel naar publiek recht, dan wel een erkend onderdeel daarvan, die zich ten doel stelt activiteiten op het brede welzijnsterrein te verrichten ten behoeve van de inwoners van de gemeente;

Subsidie: de aanspraak op financiële middelen door de gemeente verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van een instelling, anders dan als betaling voor aan de gemeente geleverde goederen of diensten;

Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een begrotingsjaar ten hoogste beschikbaar is voor het verstrekken van subsidies ter uitvoering van deze verordening, volgens de daarvoor geldende beleidsregels, zoals opgenomen in het jaarlijks op te stellen programma;

Subsidieprogramma: het door de raad telkens voor vier jaar vastgestelde programma,waarin het welzijnsbeleid wordt beschreven, de activiteiten die gedurende de programmaperiode in aanmerking komen voor subsidie, de subsidiegrondslag en de verplichtingen voor subsidieverlening;

Welzijnsterrein: het gemeentelijke beleidsterrein dat gericht is op het welbevinden en de ontplooiing van burgers met name op gebied van maatschappelijk welzijn;

Cluster: een specifiek deel van het gemeentelijk welzijnsterrein, zoals vermeld in subsidieprogramma;

Activiteiten: werkzaamheden door een instelling verricht waarvoor subsidie wordt verleend. De activiteiten moeten gericht zijn op de door de gemeente na te streven doelstellingen. De resultaten van die werkzaamheden en/of de werkzaamheden zelf moeten meetbaar zijn in termen van kwantiteit, kwaliteit, tijd en/of geld;

Beleidsgestuurde Contract Financiering (BCF)Contractvorm die de basis vormt voor de van welzijnsinstellingen met professionele krachten af te nemen diensten in relatie tot de daarvoor beschikbaar te stellen subsidie

Beroepskracht: degene die op grond van een arbeidsovereenkomst naar het burgerlijk recht of een overeenkomst tot het verrichten van diensten een functie uitoefent bij een instelling;

Vrijwilliger: degene die zelfstandig of in samenwerking met één of meer beroepskrachten activiteiten uitvoert zonder dat hij of zij een arbeidsovereenkomst met die instelling heeft aangegaan en dat tegenover zijn of haar werkzaamheden, behoudens een geringe onkostenvergoeding, geen geldelijke vergoeding staat;

Deelnemer: degene die gebruik maakt van de activiteiten van de instelling;

Lid: een natuurlijk persoon, die voldoet aan de vereisten van het lidmaatschap van de instelling, deelneemt aan de activiteiten of bestuurlijke of vrijwilligersactiviteiten verricht én contributie betaalt;

Jeugdlid: een lid als bovengenoemd, dat op de peildatum (1 januari van elk jaar) de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;

Subsidieperiode: vier kalenderjaren;

Subsidiejaar: een kalenderjaar;

Accountantsverklaring: een schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid, onderscheidenlijk een mededeling van de accountant, als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek II van het Burgerlijk Wetboek inhoudende dat van onjuistheden niets is gebleken in de aangereikte stukken;

Vermogen: het eigen vermogen zoals omschreven in artikel 373 van Boek II van het Burgerlijk Wetboek;

Voorziening: een voorziening zoals omschreven in artikel 374 van Boek II van het Burgerlijk Wetboek.

HOOFDSTUK II REIKWIJDTE VAN DE VERORDENING.

Artikel 2 Reikwijdte.

  • 1. Deze verordening is van toepassing op alle in het subsidieprogramma opgenomen instellingen.

  • 2. De raad kan, in aansluiting op het in deze verordening bepaalde, beleidsregels vaststellen met betrekking tot de subsidiëring van bepaalde beleidsvelden (clusters).

  • 3. Voor de activiteiten op welzijnsterrein die door de gemeente zelf worden verzorgd en als zodanig zijn opgenomen in het programma, zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De daartoe aangewezen vertegenwoordigers van de gemeente zien erop toe dat op de activiteiten die de gemeente subsidieert de bepalingen van de verordening zoveel mogelijk van toepassing zijn.

HOOFDSTUK III ALGEMENE SUBSIDIEVERPLICHTINGEN.

Artikel 3 Algemene verplichtingen.

  • 1. Het verlenen van subsidie vindt slechts plaats voor zover dit past binnen de door de gemeente geformuleerde beleidsdoelstellingen zoals aangegeven in het programma en/of de daaraan gerelateerde beleidsnota’s.

  • 2. Instellingen kunnen in beginsel alleen in aanmerking komen voor subsidie als ze statutair zijn gevestigd in de gemeente Dongen en/of waarvan de leden voor meer dan 70% uit inwoners van de gemeente Dongen komen. Wordt de 70%-norm niet gehaald, dan wordt de subsidie alleen vastgesteld op de Dongense (jeugd-)leden. De instelling moet de activiteiten specifiek richten op de inwoners van de gemeente Dongen.

  • 3. Regionale of landelijke instellingen, waarvan de activiteiten geen directe of indirecte binding hebben met de gemeente of haar inwoners en instellingen die gerelateerd zijn aan een bepaalde geloofs- of partijpolitieke overtuiging of ander specifiek belang komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 4 Rechtspersoonlijkheidseis.

Het college kan in bijzondere gevallen ook subsidie verlenen aan instellingen die geen rechtspersoonlijkheid bezitten.

Artikel 5 Specifieke verplichtingen.

Om voor subsidie in aanmerking te komen dient een instelling:

  • a)

    te voldoen aan de eisen van democratisch functioneren waarbij sprake is van minimaal drie bestuursleden, hetgeen dient te blijken uit statuten, reglementen, bestuursbesluiten en feitelijk handelen;

  • b)

    geen activiteiten te verrichten in strijd met de wet;

  • c)

    er zorg voor te dragen dat de uit te voeren werkzaamheden en activiteiten voldoen aan de kwaliteitswetgeving en beroepsnormen;

  • d)

    waar mogelijk de activiteiten af te stemmen op die van soortgelijke instellingen en met andere instellingen samen te werken indien burgemeester en wethouders daarvoor aanwijzingen geven.

HOOFDSTUK IV SUBSIDIEPLAFOND EN PROGRAMMA.

Artikel 6 Subsidieprogramma.

  • 1. Het subsidieprogramma wordt één maal in de vier jaar door de raad vastgesteld.

  • 2. De overige drie jaren worden jaarlijks geïndexeerd aan de hand van het percentage loon- en prijsindex gesubsidieerde instellingen, zoals dat jaarlijks in de begrotingsrichtlijnen van de gemeente wordt genoemd. Indien gemeentelijke financiën daartoe nopen, kan door de raad worden afgezien van indexering in enig jaar.

  • 3. In geval van regionaal werkende instellingen en gemeenschappelijke regelingen kan een afwijkende indexering mogelijk en/of noodzakelijk zijn.

Artikel 7 Vaststelling subsidieplafond.

  • 1. De raad stelt bij het vaststellen van de gemeentebegroting jaarlijks het subsidieplafond per cluster vast, zijnde het maximumbedrag waarmee in het daaropvolgende kalenderjaar de subsidiëring conform deze verordening kan plaatsvinden.

  • 2. Gedurende het jaar kan de raad door middel van een begrotingswijziging het plafond of een deelplafond wijzigen.

Artikel 8 Vaststelling jaarprogramma.

Het college stelt jaarlijks, ter uitwerking van de plafonds, bij besluit een jaarprogramma vast waarin worden opgenomen de al dan niet geïndexeerde subsidiebedragen voor de afzonderlijke instellingen.

HOOFDSTUK V SUBSIDIESOORTEN EN INDEXERING

Artikel 9 Subsidiesoorten.

Het subsidieprogramma kent de volgende soorten van subsidie:

1 Budgetsubsidie (Beleidsgestuurde Contract Financiering).

Deze subsidie wordt verleend op basis van vooraf met de professionele instelling in een overeenkomst als bedoeld in artikel 15, lid 2 afgesproken producten, waarvan de beoogde resultaten aantoonbaar moeten worden gemaakt in kwantitatieve en/of kwalitatieve zin, te besteden tijd en/of in te zetten middelen.

De looptijd van subsidies kan variëren, bij voorkeur en maximaal 4 jaar.

2. Instandhoudingssubsidie (resultaatgericht of activiteitgericht).

Met deze subsidie kunnen vrijwilligersinstellingen een deel van de uitvoering van hun activiteiten bekostigen. De subsidie wordt verleend in de vorm van een bedrag gekoppeld aan aantal leden en/of activiteiten c.q. resultaten.

3. Waarderingssubsidie.

Met deze subsidie wil het gemeentebestuur die activiteiten belonen, die in belangrijke mate bijdragen aan het culturele en maatschappelijke leven in de gemeente, zonder het voorzetten ervan afhankelijk te maken van subsidiëring.

De subsidie wordt verleend in de vorm van een vast bedrag.

4. Projectsubsidie.

Dit zijn subsidies die niet in het subsidieprogramma zijn opgenomen, maar waarvoor tijdens de vierjarige periode subsidie wordt gevraagd. De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd worden getoetst aan de uitgangspunten van het subsidieprogramma. Projectsubsidies worden uiterlijk na afloop van de subsidieperiode beëindigd of structureel opgenomen in het subsidieprogramma voor de nieuwe periode.

Artikel 10 Niet subsidiabele kosten.

Tenzij anders is bepaald door het college komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking: kosten voor:

  • a)

    verkoop artikelen, barexploitatie of andere activiteiten met doel inkomsten te verwerven;

  • b)

    consumpties;

  • c)

    maaltijden, excursies, kampen etc.;

  • d)

    geschenken en attenties, anders dan honoraria;

  • e)

    festiviteiten, jubilea etc.;

  • f)

    persoonlijke uitrusting, training etc.;

  • g)

    activiteiten die reeds door andere overheidssubsidie volledig worden gedekt;

Artikel 11 Subsidieperiode.

Subsidies worden, met uitzondering van projectsubsidies en waarderingssubsidies, schriftelijk aangevraagd voor de periode van vier jaar conform subsidieprogramma.

Artikel 12 Jaarlijkse indexering.

  • 1. In principe worden de bedragen van het subsidieprogramma jaarlijks geïndexeerd.Voor professionele instellingen met betaalde krachten in dienst geschiedt dat aan de hand van het loon- en prijspercentage, zoals dat jaarlijks in de begrotingsrichtlijnen van de gemeente wordt genoemd. Gedurende het begrotingsjaar vindt geen bijstellling van de indexpercentages plaats. Wel kan bij eventuele onder- of overcompensatie in het volgende jaar een correctie plaatsvinden.Als norm daarvoor gelden de afzonderlijke stijgingspercentages van de looncomponent binnen deCao’s welzijn, bibliotheekwerk en kunsteducatie.Voor vrijwilligersorganisaties gaat het alleen om indexering a.h.v. het prijspercentage, zoals dat jaarlijks in de begrotingsrichtlijnen van de gemeente wordt genoemd.

  • 2. Indien de gemeentelijke financiële situatie daar aanleiding toe geeft of er sprake is van gewijzigde maatschappelijke omstandigheden kunnen de in het subsidieprogramma opgenomen subsidiebedragen worden verlaagd. Het college bericht de instelling hieromtrent vóór 1 januari van het subsidiejaar.

HOOFDSTUK VI AANVRAGEN, VERLENEN EN WEIGEREN VAN SUBSIDIE.

Artikel 13 Regels voor aanvragen subsidie.

  • 1. De instelling die subsidie wil ontvangen en daarvoor wil worden opgenomen in het subsidieprogramma, dient voor 1 april voorafgaande aan het eerste jaar van het subsidieprogramma een aanvraag in te dienen bij het college.

  • 2. Het college kan aanwijzingen geven over de wijze waarop de aanvragen moeten worden ingediend en over de gegevens die bij de aanvraag moeten worden overgelegd.

  • 3. Aanvragen, uitgezonderd aanvragen voor een waarderingssubsidie, die niet zijn opgenomen in het subsidieprogramma kunnen gedurende de subsidieperiode alleen worden gehonoreerd als projectsubsidie. Bij het opstellen van het nieuwe subsidieprogramma kan worden nagegaan of de aanvraag past binnen het beleid en voor een structurele subsidie in aanmerking komt.

  • 4. Substantiële wijzigingen dienen door een instelling die al gesubsidieerd wordt apart gespecificeerd te worden en al vóór 1 april voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie zal worden verstrekt schriftelijk bij het college te worden aangekondigd.

Artikel 14 Tijdstip beschikking.

  • 1. Het college verzendt een subsidiebeschikking binnen zes weken na de datum waarop het subsidieprogramma voor het betreffende jaar door het college is vastgesteld.

  • 2. Het college beschikt op een subsidieaanvraag voor projectsubsidie binnen 8 weken nadat de aanvraag is ontvangen. Het college kan de termijn, waarbinnen de gemeente op een aanvraag voor projectsubsidie dient te beschikken, schriftelijk met vier weken verlengen.

  • 3. Voorzover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder voorwaarde dat er voldoende middelen ter beschikking worden gesteld.

Artikel 15 Inhoud beschikking.

  • 1. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt:

    • -

      de subsidiesoort

    • -

      de beoogde activiteiten en/of resultaten (subsidiegrondslag)

    • -

      het maximale subsidiebedrag

    • -

      tijdvak waarvoor de subsidie wordt verleend

    • -

      de eventuele verplichtingen die aan de subsidieverlening worden verbonden;

    • -

      welke gegevens de instelling moet verstrekken alsmede het tijdstip waarop de gegevens moeten worden verstrekt

    • -

      de wijze van bevoorschotting

  • 2. Het college kan aan de subsidieverlening de verplichting verbinden dat de subsidieontvanger meewerkt aan de totstandkoming van een overeenkomst als uitwerking op de beschikking tot subsidieverlening. In de overeenkomst wordt bepaald welke producten zullen worden geleverd, tegen welke kostprijs en met welke personele bezetting (Beleidsgestuurde Contract Financiering).

Artikel 16 Voorschotten.

  • 1. Het college kan een instelling één of meerdere voorschotten verlenen indien dat bij de subsidieverlening bepaald is.

  • 2. Voorschotten worden verrekend bij de vaststelling van de subsidie.

  • 3. Het college kan het verlenen van voorschotten opschorten indien:

    • -

      een instelling naar hun oordeel niet in voldoende mate de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen nakomt

    • -

      de beschikking tot subsidieverlening onjuist is

    • -

      veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate verzetten tegen een voorzetting van de subsidie

    • -

      de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet plaatsvinden of de resultaten niet worden gehaald of zullen worden gehaald

    • -

      de instelling onvoldoende of onjuiste gegevens verstrekt

    • -

      de instelling niet meewerkt aan het maken van contractafspraken (BCF-contract) of weigert inzicht te geven in de daarvoor benodigde documenten (productenoverzicht, de kosten per product, formatieoverzicht en functie-inschaling).

HOOFDSTUK VII VERPLICHTING VAN INSTELLINGEN BIJ EN NA DE SUBSIDIEVERLENING.

Artikel 17 Verplichtingen bij en na subsidieverlening.

  • 1. Het college kan een instelling verplichtingen opleggen met betrekking tot:

    • a.

      De wijze waarop de administratie en jaarstukken zijn ingericht;

    • b.

      De kwaliteit en de effectiviteit van de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend;

    • c.

      De kwaliteit van het personeel en van de ruimtelijke voorzieningen;

    • d.

      De omvang en de aard van de eigen inkomsten en van die van aan de instelling gelieerde instelling of instellingen;

    • e.

      De rapportage ten behoeve van de vaststelling;

  • 2. Het college kan omtrent de bestemming van reserves en voorzieningen verplichtingen stellen, indien de instelling in haar jaarstukken onvoldoende aannemelijk maakt dat de opgebouwde reserves of voorzieningen ingezet zijn of zullen worden voor activiteiten of resultaten, die in de beschikking tot subsidieverlening genoemd zijn: het college kan hiervoor beleidsregels vaststellen.

  • 3. De instelling dient zich deugdelijk verzekerd te hebben tegen risico’s.

  • 4. Het college kan één of meerdere toezichthouders aanwijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van in het kader van deze verordening aan instellingen opgelegde verplichtingen.

  • 5. De instelling verleent, op verzoek, aan het college of aan door of namens hem aangewezen personen te allen tijde inzage in de administratie en verstrekt de inlichtingen die voor de beoordeling van de besteding van de subsidie van belang kunnen zijn.

  • 6. Indien door of namens de rijksoverheid na overleg met het college of door of namens het college onderzoekingen op het terrein van het welzijn worden ingesteld, verleent een instelling op verzoek van het college daaraan de nodige medewerking.

  • 7. Het college kan aan een instelling waaraan budgetsubsidie is verleend de verplichting opleggen om bescheiden inzake de rapportage over de resultaten van de uit te voeren activiteiten te voorzien van een accountantsverklaring.

Artikel 18 Mededelen gewijzigde omstandigheden.

  • 1. Indien gedurende het jaar en/of de jaren waarvoor subsidie is verleend aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten doet de instelling onverwijld mededeling aan het college onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

  • 2. Een instelling waaraan een budgetsubsidie is verleend en die derhalve is vrijgesteld van hetgeen in het eerste lid van dit artikel is bepaald, dient het college zo spoedig mogelijk te informeren wanneer er zich tussentijds omstandigheden voordoen, waardoor de afspraken niet kunnen worden nagekomen.

Artikel 19 Handelingen waarvoor toestemming noodzakelijk is.

  • 1. Tenzij dit bij de subsidieverlening anders is bepaald, behoeft een instelling van het college de toestemming voor:

    • a.

      het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

    • b.

      het wijzigen van de statuten;

    • c.

      het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van subsidiegelden, dan wel de lasten daarvan mede worden bekostigd uit subsidiegelden;

    • d.

      het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

    • e.

      het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

    • f.

      het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidie-ontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

    • g.

      het vormen van fondsen en reserveringen;

    • h.

      het vaststellen of wijzigen van de tarieven voor door de subsidie-ontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

    • i.

      het ontbinden van de rechtspersoon;

    • j.

      het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.

    • k.

      wijzigingen in de gegevens op grond waarvan de besluitvorming tot subsidieverlening heeft plaatsgevonden;

  • 2. Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van een verzoek van de instelling over te geven toestemming. De beslissing kan eenmaal met ten hoogste vier weken worden verdaagd.

  • 3. Als over de toestemming niet tijdig is beslist wordt de toestemming geacht te zijn geweigerd.

Artikel 20 Regels vermogensvorming.

  • 1. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de omvang van het eigen vermogen en de voorzieningen aan de hand van een door de instelling ingediend plan bij de subsidieaanvraag.

  • 2. Behoudens goedkeuring van het college mag een instelling geen vermogensbestanddelen overhevelen naar steunstichtingen waaraan men gelieerd is.

  • 3. Het college kan aan een instelling die een vermogen vormt op basis van het niet of slechts in beperkte mate uitvoeren van de afgesproken activiteiten een vergoedingsplicht opleggen naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie hieraan heeft bijgedragen.

Artikel 21 Ongewenste vermogensvorming (artikel 4:41 Awb).

  • 1. Een instelling die met behulp van de verleende subsidie een vermogen vormt is daarvoor een vergoeding verschuldigd aan de gemeente als:

    • a)

      de instelling voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

    • b)

      de instelling een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van de voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

    • c)

      de instelling de activiteiten geheel of gedeeltelijk beëindigt;

    • d)

      de subsidieverlening of subsidievaststelling wordt gewijzigd of wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd;

    • e)

      de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

  • 2. De vergoeding wordt binnen een jaar door het college bepaald, uitgaande van het tijdstip dat zij op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, maar in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.

  • 3. Indien het roerende zaken betreft geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

Artikel 22 Ontbinden van een rechtspersoon.

  • 1. Een instelling brengt het voornemen tot ontbinding, het staken van de activiteiten en/of het niet meer functioneren overeenkomstig de doelstellingen, onverwijld schriftelijk ter kennis van het college.

  • 2. Bij liquidatie zijn de voorschriften omtrent rekening en verantwoording, alsmede de betreffende vaststelling van de subsidie en de verrekening van voorschotten van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het batig saldo van de liquidatierekening krijgt, voor zover daarin subsidie van de gemeente is begrepen, onder goedkeuring van het college een bestemming die zoveel mogelijk overeenkomt met het doel van de subsidieverlening en het doel en de werkzaamheden van de instelling. Bij onthouding van de goedkeuring vervalt het saldo aan de gemeente. De instelling neemt een bepaling van die strekking op in de statuten alsmede de voorziening van toewijzing van die bepaling tot 10 jaar na het beëindigen van de subsidiëring goedkeuring van het college behoeven.

  • 4. Hetzelfde geldt voor de vervreemding of de bestemmingswijziging van eigendommen en vermogen en voorzieningen, maar dan met de bepaling van veertig jaar na beëindiging van de subsidie.

HOOFDSTUK VIII SUBSIDIEVASTSTELLING.

Artikel 23 De vaststelling.

De beschikking tot subsidievaststelling stelt het definitieve bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag onder verrekening van betaalde voorschotten.

Artikel 24 Samenvallen verlening en vaststelling.

Indien geen aparte beschikking tot subsidieverlening is gegeven, vallen subsidieverlening en subsidievaststelling samen en bevat de beschikking tot subsidievaststelling een aanduiding van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend.

Artikel 25 Regels voor subsidievaststelling.

  • 1. Een instelling dient vóór 1 april van het jaar volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft bij het college rekening en verantwoording af te leggen over de gesubsidieerde activiteiten.

  • 2. Een instelling, waaraan voor meerdere jaren subsidie is verleend moet jaarlijks voldoen aan de verplichting die in het eerste lid van dit artikel zijn bedoeld.

  • 3. Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven stelt het college vóór 30 november van het jaar volgend op het jaar of de jaren waarvoor de subsidie is verleend, na ontvangst van de door de instelling overlegde bescheiden, het subsidiebedrag definitief vast, tenzij de vaststelling van de subsidie in de beschikking anders is geregeld.

Artikel 26 Verantwoording resultaten algemeen.

Een instelling waarmee in het kader van de subsidieverlening nadere afspraken zijn gemaakt over de resultaten die met de activiteiten moeten worden bereikt, dient afwijkingen van het gestelde doel met duidelijk omschreven reden te verantwoorden bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 27 Lager vaststellen van de subsidie.

  • 1. De subsidie kan door het college lager worden vastgesteld dan bij de subsidieverlening is bepaald indien:

    • a)

      de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of slechts gedeeltelijk hebben plaatsgevonden of de resultaten niet of slechts gedeeltelijk zijn bereikt;

    • b)

      een instelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c)

      een instelling onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens zou hebben geleid tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening;

    • d)

      de subsidieverlening anderzijds onjuist was en de instelling dit wist of behoorde te weten.

  • 2. Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, worden de kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie buiten de beoordeling gehouden.

HOOFDSTUK IX INTREKKING EN WIJZIGING.

Artikel 28 Intrekken of wijzigen van de subsidieverlening (artikel 4:48 Awb).

  • 1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het college besluiten de subsidieverlening in te trekken of ten nadele van de instellingen te wijzigen indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b.

      de instelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de instelling onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de instelling dit wist of behoorde te weten, of

    • e.

      met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid van de Algemene wet bestuursrecht, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 29 Intrekken of wijzigen van de subsidievaststelling (artikel 4:49 Awb).

  • 1. Het college kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de instelling wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten of omstandigheden waarvan hij bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • b.

      indien de subsidievaststelling onjuist was en de instelling dit wist of behoorde te weten, of

    • c.

      indien de instelling na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3. De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de instelling worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

Artikel 30 Intrekken of wijzigen van de subsidieverlening (artikel 4:50).

  • 1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het college de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de instelling wijzigen:

    • a.

      voor zover de subsidieverlening onjuist is;

    • b.

      voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, of

    • c.

      in andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

  • 2. Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid vergoedt het college de schade die de instelling lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.

Artikel 31 Weigering subsidie voor aansluitend tijdvak (artikel 4:51 Awb).

  • 1. Indien aan een instelling een subsidie is verleend voor drie of meer achtereenvolgende jaren voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt een gehele en/of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitende periode op grond van veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten slechts met inachtneming van een redelijke termijn.

  • 2. Het betreffende voornemen tot weigering van de subsidie als bedoeld in het eerste lid zal uiterlijk 1 januari van het jaar voorafgaand aan de periode waarop deze betrekking heeft door het college worden aangekondigd.

HOOFDSTUK X SUBSIDIEBETALING EN TERUGVORDERING.

Artikel 32 Subsidiebetaling.

  • 1. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling binnen 8 weken na bekendmaking door het college betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

  • 2. Het college kunnen bij de subsidieverlening of bij de subsidievaststelling een andere termijn bepalen waarbinnen het subsidiebedrag wordt betaald.

Artikel 33 Subsidieterugvordering.

Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel dat na de dag waarop de subsidie is vastgesteld nog geen vijf jaren zijn verstreken.

HOOFDSTUK XI SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN.

Artikel 34 Algemeen.

  • 1. Het college kan in bijzondere omstandigheden afwijken van het bepaalde in deze verordening. Het college treft in alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is de nodige voorzieningen of neemt de nodige beslissingen.

  • 2. Het college kan naast de bepalingen in deze verordening bijzondere verplichtingen aan de subsidie verbinden. Deze verplichtingen mogen slechts de belangen dienen die met de verordening worden beoogd en moeten worden vermeld in de beschikking tot verlening en/of vaststelling van de subsidie.

Artikel 35 Slotbepalingen.

Deze verordening zal worden aangehaald als “Subsidieverordening gemeente Dongen 2007”.

De verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op die van publicatie en is van toepassing op alle subsidies die vanaf de ingangsdatum worden aangevraagd.