Beleidsregels en Uitvoeringsvoorschriften Verhaal WWB

Geldend van 01-01-2005 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels en Uitvoeringsvoorschriften Verhaal WWB

ALGEMEEN

1. Verhaal van bijstand

Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot het verhalen van kosten van bijstand:

  • a.

    tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van de het Burgerlijk Wetboek: op degene die bij het ontbreken van gezinsverband zijn onderhoudsplicht jegens zijn echtgenoot, of minderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt en op het minderjarige kind dat zijn onderhoudsplicht jegens zijn ouders niet of niet behoorlijk nakomt;

  • b.

    tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van de het Burgerlijk Wetboek: op degene die zijn onderhoudsplicht na echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed niet of niet behoorlijk nakomt;

  • c.

    tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van de het Burgerlijk Wetboek: op degene die zijn onderhoudsplicht op grond van artikel 395a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek niet of niet behoorlijk nakomt jegens zijn meerderjarig kind aan wie bijzondere bijstand is verleend;

  • d.

    op degene aan wie de persoon die bijstand ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan voorzover bij het besluit op de bijstandsaanvraag met de geschonken middelen rekening zou zijn gehouden indien de schenking niet had plaatsgevonden, tenzij gelet op alle omstandigheden aannemelijk is dat de schenker ten tijde van de schenking de noodzaak van bijstandsverlening redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien

  • e.

    op de nalatenschap van de persoon indien:

    • 1.

      aan die persoon ten onrechte bijstand is verleend en voorzover voor het overlijden nog geen terugvordering heeft plaatsgevonden;

    • 2.

      bijstand is verleend in de vorm van geldlening of als gevolg van borgtocht.

Behoudens in de gevallen als bedoeld in onderdeel e, ten tweede, worden kosten van bijstand die meer dan vijf jaar vóór de datum van verzending van het besluit tot verhaal zijn gemaakt, niet verhaald.

BEPERKING

2. Buiten de gevallen aangegeven in artikel 1 vindt geen verhaal plaats.

GEHEEL OF GEDEELTELIJK AFZIEN VAN HET NEMEN VAN EEN VERHAALSBESLUIT

3. Afzien van het nemen van een verhaalsbesluit

Burgemeester en wethouders zien af van het nemen van een verhaalsbesluit indien:

a.het op te leggen verhaalsbedrag lager is dan € 45,00 per maand of

€ 544,00 per jaar.

b.daarvoor gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die de bijstand ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn.

KWIJTSCHELDING

4. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

In afwijking van artikel 1 kunnen burgemeester en wethouders, op verzoek van degene op wie verhaald wordt, besluiten gedeeltelijk af te zien van verhaal van kosten van bijstand voorzover het betreft verschuldigde verhaalsbedragen die op het moment van het besluit opeisbaar zijn, indien:

  • a.

    redelijkerwijs te voorzien is dat degene op wie wordt verhaald niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden

  • b.

    redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen en

  • c.

    de vordering van de gemeente wegens verhaal van bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

5. Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal treedt niet in werking voordat een schuldregeling als bedoeld in artikel 4 onder b. tot stand is gekomen.

6. Intrekking van het besluit tot afzien van verhaal wegens schuldenproblematiekHet besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

  • a.

    niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling is tot stand gekomen die voldoet aan de eisen bedoeld in de artikel 4 genoemde voorwaarden a, b en c;

  • b.

    de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

  • c.

    onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

BEOORDELING VAN MATE VAN ONDERHOUDSPLICHT

7. Beoordeling onderhoudsplicht

Bij de beoordeling van het bestaan van het verhaalsrecht als bedoeld in artikel 1 onder A, B en C en de omvang van het te verhalen bedrag wordt rekening gehouden met de maatstaven die gelden en de omstandigheden die van belang zijn in het geval dat de rechter dient te beslissen over de vraag of en, zo ja, tot welk bedrag een uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed zou moeten worden toegekend.

VERHALEN VAN RECHTERLIJKE UITSPRAAK BETREFFENDE LEVENSONDERHOUD

8. Verhaal op grond van rechterlijke uitspraak

  • a.

    Indien een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek die uitvoerbaar is, niet wordt nagekomen, wordt verhaald in overeenstemming met deze uitspraak;

  • b.

    Het besluit tot verhaal wordt in dat geval bij brief medegedeeld aan degene op wie wordt verhaald, met de aanmaning het verschuldigde binnen dertig dagen na verzending van de brief te voldoen;

  • c.

    Indien aan de aanmaning geen gevolg wordt gegeven vordert de gemeente het verschuldigde met uitsluiting van degene die de bijstand ontvangt;

  • d.

    Het besluit tot verhaal levert een executoriale titel op, die op kosten van de schuldenaar wordt betekend en met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tenuitvoergelegd.

WIJZIGING DOOR RECHTER VASTGESTELD BEDRAG LEVENSONDERHOUD

9. Wijziging door de rechter vastgestelde onderhoudsbijdrage

De gemeente verzoekt de rechter het verhaalsbedrag in afwijking van een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek vast te stellen, indien de rechter:

  • a.

    deze uitspraak zou kunnen wijzigen op de gronden genoemd in de artikelen 157 en 401 van dat boek;

  • b.

    geen rekening heeft kunnen houden met alle voor de betrokken beslissing in aanmerking komende gegevens en omstandigheden betreffende beide partijen.

 HET VERHAALSBESLUIT

10. Het verhaalsbesluit

  • a.

    Een besluit tot verhaal op grond van artikel 1 wordt door het college aan degene op wie verhaal wordt gezocht medegedeeld. Het besluit vermeldt het bedrag of de bedragen waarvan, evenals de termijn of termijnen waarbinnen, betaling wordt verlangd.

  • b.

    De verhaalsbijdrage wordt opgelegd met ingang van de eerste van de maand volgend op de datum van het verhaalsbesluit.

  • c.

    Bij verhaal op de nalatenschap kan de mededeling worden gericht tot de langstlevende echtgenoot of een der erfgenamen die geacht kan worden bij de afwikkeling van de nalatenschap te zijn betrokken.

VERHAAL IN RECHTE

11. Verhaal in rechte

Indien de belanghebbende niet uit eigen beweging bereid is de verlangde gelden aan de gemeente te betalen dan wel niet of niet tijdig tot betaling daarvan overgaat, besluiten burgemeester en wethouders tot verhaal in rechte. Burgemeester en wethouders zien af van verhaal in rechte indien het totaal te verhalen bedrag een bedrag van € 544,00 niet te boven gaat.

HERONDERZOEK

12. Onderzoek naar draagkracht

Conform het bepaalde opgenomen in het heronderzoeksplan verrichten burgemeester en wethouders een onderzoek naar de draagkracht van onderhoudsplichtige voor het voldoen van een verhaalsbijdrage. Indien gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geven, wordt als gevolg van dit onderzoek de betalingsverplichting gewijzigd vastgesteld. Er wordt niet overgegaan tot het gewijzigd vaststellen van een betalingsverplichting, indien de draagkracht niet meer blijkt te zijn vermeerderd ten opzichte van het vorige onderzoek dan met € 50,00 per maand of blijkt te zijn verminderd dan met een bedrag van € 25,00 per maand.

INVORDERING

13. Vereenvoudigd derdenbeslag

Indien de belanghebbende niet bereid blijkt de door de rechter vastgestelde bijdrage voor levensonderhoud of de op verzoek van de gemeente vastgestelde bijdrage te voldoen dan wordt die uitspraak tenuitvoergelegd door middel van executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

OVERIGE BEPALINGEN

14.Inwerkingtreding en werkingsduur

Deze beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften treden in werking met ingang van 1 januari 2005.

15. Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Beleidsregels en Uitvoeringsvoorschriften Verhaal WWB.