Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2016

Geldend van 23-12-2015 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2016

De raad der gemeente Dongeradeel;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 13 oktober 2015, no. 63/'15;

gelet op de artikelen 219 en 228 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende

VERORDENING OP DE HEFFING EN

INVORDERING VAN PRECARIOBELASTING 2016

Artikel 1 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam 'precariobelasting' wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening.

  • 2. Ter zake van het hebben van buizen, kabels, draden of leidingen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond is niet de onderhavige verordening maar de Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting ter zake van buizen, kabels, draden of leidingen 2016 van toepassing.

Artikel 2 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene:

  • a.

    die de openbare straat tijdelijk in gebruik heeft genomen;

  • b.

    die één of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 3 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 4 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    openbare straat : hetgeen in artikel 1.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening onder "weg" wordt verstaan;

  • b.

    horecaschip : een vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebezigd als hotel-, restaurant- of cafébedrijf;

  • c.

    jaar : kalenderjaar;

  • d.

    maand : een tijdvak, dat aanvangt op een datum van een kalendermaand en eindigt met de dag voorafgaande aan diezelfde datum van de volgende kalendermaand.

Artikel 5 Berekening van de belasting

  • 1. Behoudens hetgeen is bepaald in het tweede en derde lid worden, indien een in deze verordening genoemde belasting geheven wordt per eenheid van tijd en/of afmeting, gedeelten daarvan voor een geheel gerekend.

  • 2. Waar in deze verordening alleen een tarief per jaar is vastgesteld wordt, indien de belastingplicht in de loop van het jaar ontstaat, voor de eerste maal een aanslag opgelegd voor zoveel twaalfdelen van het voor een jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar nog maanden moeten verlopen, te rekenen van de aanvang van het gebruik of genot af; een gedeelte van een maand wordt daarbij voor een gehele maand gerekend.

  • 3. Indien de belasting voor het hebben van voorwerpen, onder, op of boven de grond vastgesteld is per m2, wordt de belasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen.

  • 4. Ruimte tussen op de grond geplaatste, neergelegde of opgetaste goederen, die aan de belastingplichtige toebehoren, worden voor de berekening van de belasting geacht door die goederen in gebruik te zijn genomen.

Artikel 6 Belastingtarieven

  • 1. De belasting bedraagt voor het in gebruik nemen van de openbare straat:

    • a.

      voor het hebben van voorwerpen, goederen en/of waren, materialen, emballage, afvalstoffen enz.:

      per m2 in gebruik genomen oppervlakte per week € 2,35 met een minimum van € 11,05

    • b.

      door middel van het afschutten van die openbare straat ten behoeve van bouw- en onderhoudswerkzaamheden: 

      per m2 afgeschutte oppervlakte per week € 1,60 met een minimum van € 5,45

    • c.

      voor het hebben van een stut, schoor of paal in de openbare straat t.b.v. bouw- of onderhoudswerken: 

      per stut, schoor of paal per week € 1,60

    • d.

      in afwijking van het bepaalde genoemd in lid 1 letter a bedraagt de belasting per jaar, of een gedeelte daarvan, voor het in gebruik nemen van de openbare straat voor een terras per m2€ 15,15

  • 2. De belasting bedoeld onder lid 1a, 1b en 1c van dit artikel wordt niet geheven, wanneer de openbare straat voor de daarin omschreven doeleinden niet langer dan 24 achtereenvolgende uren ten gebruike ingenomen is geweest.

  • 3. De belasting bedraagt voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond van:

    • a

      een installatie voor het leveren van benzine of andere motorbrandstoffen met inbegrip van de daarbij behorende tanks en leidingen per tot die installatie behorende pomp per jaar € 90,70

    • b.

      tanks, rioolputten, beerputten en septictanks:

      per tank, rioolput, beerput of septictank per jaar € 5,45

    • c.

      rails:

      per spoor per jaar € 11,05

    • d.

      een brug, perron of plankier:

      per brug, perron of plankier per jaar € 5,45

    • e.

      een balkon, erker, uitbouw, overbouw of luifel:

      per balkon, erker, uitbouw, overbouw of luifel per jaar € 45,60

    • f.

      per onverlichte reclame of onverlicht reclamebord

      per jaar € 90,70

    • g.

      per lichtreclame of verlicht reclamebord per jaar € 90,70

    • h.

      automatische verkooptoestellen:

      per verkooptoestel met een breedte van minder dan 0,50 meter per jaar € 20,95

      per verkooptoestel met een breedte van 0,50 meter of meer per jaar € 45,60

    • i.

      een horecaschip per jaar € 533,15

    • j.

      een woonschip per jaar € 263,95;

    • k.

      het tarief bedraagt voor voorwerpen waarvoor in dit lid geen afzonderlijk tarief is opgenomen:

      a. indien het voorwerp een oppervlakte heeft van minder dan 2 m2 per jaar € 45,60

      b. indien het voorwerp een oppervlakte heeft van 2 m2 of meer per jaar € 90,70

Artikel 7 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor:

  • a.

    het hebben van voorwerpen ten behoeve van percelen, waarvan de gemeente krachtens eigendom, bezit of beperkt recht de genothebbende is, met uitzondering van die percelen die aan derden zijn of worden verhuurd, of in gebruik gegeven, alsmede voor het hebben van leidingen enz. in gemeentegrond door openbare nutsbedrijven;

  • b.

    het hebben van wegwijzers en verkeersaanwijzingen;

  • c.

    het hebben van voorwerpen, welke noodzakelijk voor de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak, door het rijk, de provincie, de gemeente of waterschappen zijn aangebracht of geplaatst;

  • d.

    het op een wijze, als omschreven in artikel 5.2.3. van de Algemene Plaatselijke Verordening, met een voertuig goederen en/of waren te verkopen of te koop aanbieden;

  • e.

    de in artikel 6, lid 1 onder sub a, b en c genoemde belastingen:

    • 1.

      wanneer voor de bouw of onderhoudswerkzaamheden een subsidie krachtens de Monumentenwet wordt verleend;

    • 2.

      wanneer woningwetbouw in het kader van de stadsvernieuwing plaats vindt door de gemeente of een toegelaten instelling;

  • f.

    het hebben van leidingen in, en het hebben van behuizingen op gemeentegrond ten behoeve van de Centrale Antenne Inrichtingen Bedrijf Noordoost Friesland.

Artikel 8 Ontheffing

Indien een jaartarief van toepassing is en na het opleggen van een aanslag aannemelijk wordt gemaakt, dat het belastbare feit zich slechts gedurende een gedeelte van het voor de berekening van de belasting in aanmerking genomen heffingstijdvak voordoet of zal voordoen, wordt ontheffing verleend over de resterende maanden van dat tijdvak.

Artikel 9 Wijze van heffing

  • a. de belastingen, bedoeld in artikel 6 lid 1d en lid 3 worden bij wege van aanslag geheven;

  • b. de belastingen, bedoeld in artikel 6 lid 1a, b en c worden geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving (nota of ander schriftuur), waarin het verschuldigde bedrag wordt vermeld;

  • c. het college van burgemeester en wethouders stellen de modellen van de in het tweede lid bedoelde bescheiden vast.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1a. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de in artikel 9 onder a genoemde belastingen worden betaald in drie gelijke termijnbedragen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, de tweede twee maanden later en de derde en laatste weer twee maanden later.

  • 1b. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de in artikel 9 onder b genoemde belastingen worden betaald binnen veertien dagen na de dagtekening van de schriftelijke kennisgeving (nota of de andere schriftuur).

  • 2. In afwijking van het bepaalde genoemd in lid 1 letter a geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnbedragen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnbedragen telkens een maand later.

  • 3. In afwijking van lid 1a en lid 2 geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, € 5.000,00 of meer bedraagt of € 50,00 of minder, dat de aanslag moet worden betaald in één termijn en wel één maand na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4. In afwijking van het bepaalde onder lid 1 letter a is de belastingschuld direct invorderbaar, indien de belastingschuldige niet binnen de gestelde termijnen betaalt.

  • 5. In afwijking van lid 2, is de belastingschuld direct invorderbaar, indien de verschuldigde bedragen niet kunnen worden afgeschreven.

  • 6. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete zijn de leden 1a, 1b, 2, 3, 4 en 5 van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 7. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Inwerkingtreding, overgangsbepaling, datum ingang heffing en citeertitel

  • 1. De Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2015 van 30 oktober 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, de ingetrokken verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover terzake daarvan de heffing van precariobelasting in die periode plaatsvindt.

  • 4. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

  • 5. Deze verordening kan worden aangehaald als de "Verordening precariobelasting 2016".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de
raad der gemeente Dongeradeel van 5 november 2015
griffier A.J. Folbert
voorzitter M.C.M. Waanders